36 410 XV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2024

E VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 15 november 2023

De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 hebben kennisgenomen van de eerste voortgangsrapportage van de aanpak geldzorgen, armoede en schulden.2 De leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, PvdD en OPNL hebben naar aanleiding hiervan een aantal vragen. De leden van de fracties van BBB, VOLT en 50PLUS sluiten zich bij deze vragen aan.

Naar aanleiding hiervan is op 10 juli 2023 een brief gestuurd aan de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen.

De Minister heeft op 13 november 2023 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Van der Bijl

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen

Den Haag, 10 juli 2023

De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben met belangstelling kennisgenomen van de eerste voortgangsrapportage van de aanpak geldzorgen, armoede en schulden.3 De leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, PvdD en OPNL hebben naar aanleiding hiervan de volgende vragen. De leden van de fracties van BBB, VOLT en 50PLUS sluiten zich bij deze vragen aan.

  • 1. Naar het zich laat aanzien, neemt de armoede komend jaar niet (verder) af, maar eerder toe. Ook in de voortgangsrapportage wordt door u gesteld dat «zonder verdere maatregelen het dan ook onwaarschijnlijk lijkt dat de armoede doelstellingen worden gehaald en dat het kabinet kijkt naar gerichte maatregelen voor volgend jaar om kwetsbare huishoudens te ondersteunen, waarbij de inzet blijft om het aantal mensen dat in armoede leeft te verminderen. Deze mogelijkheden worden nu verkend. In augustus volgt hierover een besluit.»4 Zijn deze voorziene maatregelen tijdelijk/incidenteel of structureel van aard en in hoeverre verwacht de regering dat het tij met deze maatregelen structureel wordt gekeerd?

  • 2. Deelt de regering de conclusie van deze leden dat als armoede toeneemt, de kinderarmoede nog extra toeneemt?

  • 3. Veel van de maatregelen die de regering heeft genomen om (kinder)armoede tegen te gaan zijn incidenteel dan wel tijdelijk van aard. Hierbij moet gedacht worden aan de koopkrachtmaatregelen zoals het prijsplafond op energie, de tijdelijke verhoging van de energietoeslag en de incidentele verhoging van de zorgtoeslag. Verwacht de regering dat de daling van het percentage Nederlanders dat in armoede leeft blijft dalen als deze maatregelen aflopen? Waarop baseert de regering haar oordeel?

  • 4. Een aantal succesvolle maatregelen die het de regering nam, wordt weer afgeschaft. Wat is de logica daarachter? Zou succesvol beleid juist niet moeten worden doorgezet?

  • 5. Een van de succesvolle maatregelen is structurele verhoging van het minimumloon. De regering wil hier echter niet mee verder gaan, waardoor vermindering van de armoede problematisch wordt. Ook in het recente rapport «Een zeker bestaan» van de Commissie sociaal minimum wordt geconcludeerd dat «de noodzakelijke kosten van het bestaan voor veel huishoudens hoger liggen dan het inkomen op het sociaal minimum. Het is hard nodig om op korte termijn het besteedbaar inkomen van huishoudens op het sociaal minimum te verhogen, vooral als het gaat om gezinnen met kinderen.»5 Is de regering bereid alsnog over verdere verhoging van het minimumloon na te denken en daarbij specifiek aandacht te hebben voor de positie van huishoudens met kinderen, ook omdat in het rapport «Een zeker bestaan» wordt gesteld dat de positie van kinderen binnen het stelsel van het sociaal minimum kwetsbaar is?

  • 6. Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen (APB) in de Eerste Kamer in 2022 is door Minister-President Rutte toegezegd dat de regering extra maatregelen zou treffen als de doelstellingen van het halveren van kinderarmoede niet gehaald zouden worden. Deelt de regering onze opvatting dat de afspraken inzake het terugbrengen van kinderarmoede bindend zijn, vanwege afspraken met het parlement hierover?

  • 7. De motie-Kox c.s.6, aanleiding voor deze voortgangsrapportage, was gericht op het terugdringen van kinderarmoede. In de voortgangsrapportage wordt veel gesproken over het terugdringen van armoede in het algemeen. Bent u het met de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, PvdD en OPNL eens dat kinderarmoede en «algemene» armoede twee verschillende domeinen zijn? Kunt u voorbeelden geven van maatregelen die overwogen zijn en/of genomen zijn die specifiek verband houden met kinderarmoede en/of het opvoeden van kinderen?

  • 8. Het regeringsbeleid om armoede terug te dringen is vooral gericht op het verhogen/aanpassen van toeslagen, ondanks de wens om van het toeslagensysteem af te stappen. Op wat voor manier denkt de regering deze maatregelen door te kunnen zetten in een toeslagenvrij Nederland?

  • 9. Een niet te onderschatten aantal Nederlanders leeft in armoede, terwijl men toch een volwaardige baan heeft. In de voortgangsrapportage wordt gesteld dat er specifieke problemen ontstaan bij mensen met een laag en onregelmatig inkomen en is er aandacht voor mensen met een inkomen op of net boven de armoedegrens. Kan de regering in de volgende voortgangsrapportage nader ingaan op wat er specifiek en structureel gedaan wordt om armoede bij een volwaardige baan («werkende armen») aan te pakken, en hoe deze maatregelen zich verhouden tot de aanpak geldzorgen, armoede en schulden?

  • 10. We hebben kennisgenomen van de armoedebestrijding in Caribisch Nederland. Wanneer verwacht u het advies van de commissie die daarvoor is ingesteld en kunt u in de volgende voortgangsrapportage terugkoppeling geven over de concrete maatregelen die in voorbereiding zijn?

  • 11. In de voortgangsrapportage wordt gesteld dat het noodzakelijk is de toegang tot regelingen te vereenvoudigen. De aan het woord zijnde leden hebben kennisgenomen van de voorgenomen interventies ten aanzien van niet-gebruik en zien dat er sprake is van een te complex en gefragmenteerd systeem van (inkomens)voorzieningen. In dat kader onderschrijven deze leden dat het essentieel is om te komen tot een sterk verbeterde toegankelijkheid van (inkomens)voorzieningen. De middelen die nu zijn gereserveerd voor de aanpak van armoede, geldzorgen en schulden zijn o.a. gericht op monitoring, versterking van de dienstverlening, professionalisering en preventie. Op welke wijze worden deze middelen ook ingezet op het specifiek vereenvoudigen van de toegang en het terugdringen van de fragmentatie en de complexiteit van (inkomen)voorzieningen? In hoeverre is er wijziging van wetgeving noodzakelijk om deze toegang (inkomensvoorzieningen) te vereenvoudigen en daarmee te vergroten?

De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid zien uw beantwoording met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag binnen vier weken.

Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, M.L. Vos

BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN PENSIOENEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 november 2023

Hierbij zend ik u de antwoorden op de Kamervragen van de leden van de fracties van de SP, GL-PVDA, PvdD en OPNL over de eerste voortgangsrapportage van de aanpak geldzorgen, armoede en schulden.

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten

Antwoorden op vragen SP, GL-PvdA, PvdD, OPNL bij de eerste voortgangsrapportage aanpak geldzorgen, armoede en schulden7

Vraag 1

Naar het zich laat aanzien, neemt de armoede komend jaar niet (verder) af, maar eerder toe. Ook in de voortgangsrapportage wordt door u gesteld dat «zonder verdere maatregelen het dan ook onwaarschijnlijk lijkt dat de armoededoelstellingen worden gehaald en dat het kabinet kijkt naar gerichte maatregelen voor volgend jaar om kwetsbare huishoudens te ondersteunen, waarbij de inzet blijft om het aantal mensen dat in armoede leeft te verminderen. Deze mogelijkheden worden nu verkend. In augustus volgt hierover een besluit.»8 Zijn deze voorziene maatregelen tijdelijk/incidenteel of structureel van aard en in hoeverre verwacht de regering dat het tij met deze maatregelen structureel wordt gekeerd?

Antwoord 1

Ondanks de demissionaire status van het kabinet hechten we er belang aan om armoede te blijven bestrijden, in lijn met de moties Marijnissen/Van der Plas en Van Apeldoorn.9 Om te voorkomen dat de armoede volgend jaar oploopt en om de evenwichtigheid van de koopkracht te bevorderen heeft het kabinet besloten een gericht en structureel koopkrachtpakket van € 2 miljard voor 2024 te treffen. We ondersteunen gezinnen door de verhoging van het kindgebonden budget met € 750 voor het eerste kind naar maximaal € 2.436, met € 883 voor het tweede kind en verder naar maximaal € 2.436 en verhogen het bedrag voor oudere kinderen met € 400 naar € 694 voor kinderen van 12 tot en met 15 jaar en naar € 924 voor kinderen van 16/17 jaar. Daarnaast verhogen we de huurtoeslag met € 416 en blijft de dubbele algemene heffingskorting in de bijstand volgend jaar gelijk.

Met dit koopkrachtpakket leveren we een structurele bijdrage aan het verlagen van de kinderarmoede en voorkomen we dat de armoede onder personen volgend jaar oploopt. Door de maatregelen blijft het aantal personen in armoede in 2024 gelijk op 4,8% en daalt de kinderarmoede van 6,2% in 2023 naar 5,1% in 2024 (–1,1%-punt). We zetten daarmee een verdere stap richting de halvering van de kinderarmoede in 2025 ten opzichte van 2015 (naar 4,55%). Figuur 1 laat de daling van de armoedecijfers in de afgelopen jaren zien.

De Commissie sociaal minimum heeft gekeken naar het stelsel van inkomensondersteuning en heeft 28 september haar eindrapport gepresenteerd. Met het koopkrachtpakket heeft dit kabinet de eerste stap gezet om opvolging te geven aan het advies, dit rapport kan het volgende kabinet helpen om vervolgstappen te zetten.

Tegelijkertijd heeft niet alleen inkomensbeleid een effect op de armoede. Ook de economische ontwikkeling doet ertoe. Zo kan het krijgen van een baan mensen helpen om uit de armoede te komen.

Figuur 1: Armoedecijfers onder personen en kinderen in procenten op basis van het niet-veel-maar-toereikend criterium.

Figuur 1: Armoedecijfers onder personen en kinderen in procenten op basis van het niet-veel-maar-toereikend criterium.

Vraag 2

Deelt de regering de conclusie van deze leden dat als armoede toeneemt, de kinderarmoede nog extra toeneemt?

Antwoord 2

Het kabinet is niet bekend met deze conclusie over de verhouding tussen armoede en kinderarmoede. In de afgelopen jaren hebben de cijfers voor armoede en kinderarmoede zich in veel gevallen niet gelijk bewogen (zie figuur 1). De ontwikkeling van armoedecijfers is ook sterk afhankelijk van economische ontwikkelingen, zoals de werkloosheid. Door deze verscheidenheid aan oorzaken voor de ontwikkelingen van armoedecijfers kan ik de conclusie dat kinderarmoede versterkt toeneemt als armoede toeneemt niet bevestigen noch ontkrachten.

De Prinsjesdagraming van het CPB laat wel zien dat het koopkrachtpakket van dit kabinet ervoor zorgt dat kinderarmoede in 2024 afneemt en armoede gelijk niet stijgt ten opzichte van 2023.

Vraag 3

Veel van de maatregelen die de regering heeft genomen om (kinder)armoede tegen te gaan zijn incidenteel dan wel tijdelijk van aard. Hierbij moet gedacht worden aan de koopkrachtmaatregelen zoals het prijsplafond op energie, de tijdelijke verhoging van de energietoeslag en de incidentele verhoging van de zorgtoeslag. Verwacht de regering dat de daling van het percentage Nederlanders dat in armoede leeft blijft dalen als deze maatregelen aflopen? Waarop baseert de regering haar oordeel?

Antwoord 3

Door het vervallen van de tijdelijke maatregelen raamde het CPB in de cMEV een stijging van de armoedecijfers wanneer het kabinet geen maatregelen voor volgend jaar zou treffen. Om te voorkomen dat meer huishoudens in de knel komen, brengen we een structureel koopkrachtpakket tot stand. Met deze structurele maatregelen ondersteunen we blijvend lage middeninkomens en gezinnen. De koopkrachtmaatregelen dragen bij aan de daling van de kinderarmoede volgend jaar van 6,2% in 2023 naar 5,1% in 2024. De armoede onder personen blijft in 2024 gelijk op 4,8%. Deze cijfers worden doorgerekend op basis van de CPB-ramingen en worden gebaseerd op het niet-veel-maar-toereikend criterium van het SCP.

Vraag 4

Een aantal succesvolle maatregelen die het de regering nam, wordt weer afgeschaft. Wat is de logica daarachter? Zou succesvol beleid juist niet moeten worden doorgezet?

Antwoord 4

Vanwege de historisch hoge inflatie heeft het kabinet per 1 januari 2023 een fors koopkrachtpakket ingesteld. Structureel heeft het kabinet bijvoorbeeld het minimumloon en daaraan gekoppelde uitkeringen verhoogd en de lasten op arbeid verlaagd. Een deel van de maatregelen is tijdelijk omdat de compensatie is bedoeld voor de uitzonderlijke omstandigheden, bijvoorbeeld het tijdelijke prijsplafond voor energie en de energietoeslag. Het prijsplafond is een krachtig instrument, maar ook een ongerichte ondersteuning die veel vergt van de uitvoering. De huidige Europese crisiskaders die het prijsplafond voor 2023 mogelijk maken, lopen eind dit jaar af. Daarnaast zijn de energieprijzen nu een stuk lager dan vorig jaar en kunnen er weer langere energiecontracten afgesloten worden met prijzen onder het prijsplafond. De energietoeslag heeft een harde inkomensgrens, waardoor sommige huishoudens hem volledig missen omdat ze net een te hoog inkomen hebben. Verlenging van de energietoeslag legt nog meer druk bij gemeenten. De VNG heeft formeel, namens gemeenten, aangegeven geen energietoeslag meer uit te kunnen en willen voeren. Door de lagere energieprijzen zal de onderbouwing van de energietoeslag als bijzondere bijstand onvoldoende zijn, de Raad van State was al dit jaar al zeer kritisch op herhaling.

Het kabinet heeft gekozen voor maatregelen die gericht en structureel de armoede tegengaan en gezinnen ondersteunen en sluit hiermee ook aan op de adviezen van de Commissie Sociaal Minimum. Daarnaast stellen we opnieuw een bijdrage aan het Tijdelijk Noodfonds Energie beschikbaar, waar mensen met een laag inkomen en een hoge energierekening kunnen aankloppen voor ondersteuning op de energierekening.

Vraag 5

Een van de succesvolle maatregelen is structurele verhoging van het minimumloon. De regering wil hier echter niet mee verder gaan, waardoor vermindering van de armoede problematisch wordt. Ook in het recente rapport «Een zeker bestaan» van de Commissie sociaal minimum wordt geconcludeerd dat «de noodzakelijke kosten van het bestaan voor veel huishoudens hoger liggen dan het inkomen op het sociaal minimum. Het is hard nodig om op korte termijn het besteedbaar inkomen van huishoudens op het sociaal minimum te verhogen, vooral als het gaat om gezinnen met kinderen.»10 Is de regering bereid alsnog over verdere verhoging van het minimumloon na te denken en daarbij specifiek aandacht te hebben voor de positie van huishoudens met kinderen, ook omdat in het rapport «Een zeker bestaan» wordt gesteld dat de positie van kinderen binnen het stelsel van het sociaal minimum kwetsbaar is?

Antwoord 5

ttelijk minimumloon met ruim 10% per 1 januari 2023 is structureel, waardoor deze blijvend bijdraagt aan een daling van het armoedecijfer. Het kabinet heeft als onderdeel van de augustusbesluitvorming voor 2024 ook een verhoging van het minimumloon verkend, maar hier niet voor gekozen vanwege de demissionaire status. De Tweede Kamer heeft via het amendement Van der Lee c.s.11 wel gekozen voor een stijging van het wettelijk minimumloon in juli 2024 met 1,2% bovenop de reguliere indexatie.

Vraag 6

Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen (APB) in de Eerste Kamer in 2022 is door Minister-President Rutte toegezegd dat de regering extra maatregelen zou treffen als de doelstellingen van het halveren van kinderarmoede niet gehaald zouden worden. Deelt de regering onze opvatting dat de afspraken inzake het terugbrengen van kinderarmoede bindend zijn, vanwege afspraken met het parlement hierover?

Antwoord 6

Kinderarmoede is zeer zorgelijk en het is belangrijk om te zorgen voor bestaanszekerheid en gelijke kansen voor iedereen. Daarom hebben wij aan de start van de kabinetsperiode in het coalitieakkoord en in de Aanpak geldzorgen, armoede en schulden de ambitie opgenomen om het aantal kinderen dat in armoede opgroeit in 2025 te halveren ten opzichte van 2015. Door het koopkrachtpakket daalt het kinderarmoedecijfer volgend jaar naar 5,1% en zetten we een verdere stap richting de halvering van de kinderarmoede in 2025 ten opzichte van 2015 (naar 4,55%).

Naast maatregelen gericht op het terugdringen van kinderarmoede zetten we vanuit de Aanpak geldzorgen, armoede en schulden ook specifiek in op het versterken van participatie en de ontwikkeling van kinderen. Opgroeien in armoede is namelijk meer dan opgroeien in een gezin met een financieel tekort en heeft invloed op de kansen voor de toekomst. We ondersteunen bijvoorbeeld de partners van SAM& en het Jeugdeducatiefonds bij het vergroten en bestendigen van hun bereik van kinderen met kindvoorzieningen en bij hun inzet gericht op ontwikkeling van kinderen. Daarnaast verlengen we het programma Schoolmaaltijden in 2024 om te zorgen dat kinderen die dat het hardste nodig hebben dagelijks een schoolmaaltijd ontvangen. Het kabinet stelt hiervoor incidenteel € 166 miljoen beschikbaar. De maatregel draagt bij aan het verbeteren van kansengelijkheid, het bestrijden van (kinder-)armoede en het bevorderen van gezondheid.

Vraag 7

De motie-Kox c.s.12, aanleiding voor deze voortgangsrapportage, was gericht op het terugdringen van kinderarmoede. In de voortgangsrapportage wordt veel gesproken over het terugdringen van armoede in het algemeen. Bent u het met de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, PvdD en OPNL eens dat kinderarmoede en «algemene» armoede twee verschillende domeinen zijn? Kunt u voorbeelden geven van maatregelen die overwogen zijn en/of genomen zijn die specifiek verband houden met kinderarmoede en/of het opvoeden van kinderen?

Antwoord 7

Ik ben het er mee eens dat kinderarmoede specifieke aandacht verdient. Het kabinet hecht sterk aan het verminderen van kinderarmoede. Daarom is voor het terugdringen ervan een aparte doelstelling geformuleerd. Maar opgroeien in armoede is meer dan opgroeien in een gezin met een financieel tekort. Daarom werken we voor komende voortgangsrapportages aan de ontwikkeling van een bredere set indicatoren om de ontwikkelingen rond kinderarmoede te volgen.

Op vrijwel alle levensdomeinen hebben kinderen en jongeren die opgroeien in een gezin met een laag inkomen te maken met materiële en immateriële tekorten, waardoor zij belemmerd worden in hun ontwikkeling en beperkt in hun kansen voor de toekomst. Een aanpak op diverse levensdomeinen is dan ook nodig om intergenerationele armoede te kunnen doorbreken. Naast financiële verbeteringen dragen bijvoorbeeld ook investeringen in onderwijs, gezondheid en huisvesting bij aan een succesvolle aanpak van kinderarmoede. Binnen de aanpak geldzorgen, armoede en schulden werken we breder aan het tegengaan van kinderarmoede door, naast in te zetten op het versterken van bestaanszekerheid van gezinnen, ook in te zetten op het vergroten van participatie en kansengelijkheid van kinderen. Gemeenten krijgen bijvoorbeeld structureel geld voor de aanpak van kinderarmoede om kinderen te bereiken met voorzieningen. Ook de partners van SAM& en het Jeugdeducatiefonds ondersteunen we bij het vergroten en bestendigen van hun bereik van kinderen en gezinnen met voorzieningen en het uitbreiden van ondersteuning naar bijvoorbeeld trainingen, cursussen, stages en traineeships. Zo zorgen we er voor dat kinderen mee kunnen blijven doen met hun leeftijdsgenoten en zich kansrijk kunnen ontwikkelen.

Vraag 8

Het regeringsbeleid om armoede terug te dringen is vooral gericht op het verhogen/aanpassen van toeslagen, ondanks de wens om van het toeslagensysteem af te stappen. Op wat voor manier denkt de regering deze maatregelen door te kunnen zetten in een toeslagenvrij Nederland?

Antwoord 8

Vóór de val van het kabinet is de tussenrapportage Toekomst toeslagenstelsel naar de Tweede Kamer gestuurd. In de tussenrapportage wordt ingegaan op de uit te werken (combinatie van) opties om de toeslagen op termijn af te schaffen of fundamenteel te herzien.

Hierin wordt ook aangegeven dat fundamentele aanpassingen in het stelsel lastig zijn om op korte termijn te realiseren. Een volgend kabinet is in de gelegenheid om hier beslissingen en afwegingen in te maken.

Vraag 9

Een niet te onderschatten aantal Nederlanders leeft in armoede, terwijl men toch een volwaardige baan heeft. In de voortgangsrapportage wordt gesteld dat er specifieke problemen ontstaan bij mensen met een laag en onregelmatig inkomen en is er aandacht voor mensen met een inkomen op of net boven de armoedegrens. Kan de regering in de volgende voortgangsrapportage nader ingaan op wat er specifiek en structureel gedaan wordt om armoede bij een volwaardige baan («werkende armen») aan te pakken, en hoe deze maatregelen zich verhouden tot de aanpak geldzorgen, armoede en schulden?

Antwoord 9

Het CPB raamde in het Centraal Economisch Plan dat in 2023 circa 180.000 werkenden een inkomen hebben onder het «niet veel maar toereikend»-criterium. Ook werd verwacht dat dat de armoede onder werkenden nagenoeg constant blijft tussen 2021 en 2024.13

De samenstelling van de groep werkenden in armoede is divers. Het risico op armoede hangt sterk samen met de kenmerken van de baan, de samenstelling van het huishouden en individuele kenmerken. Het risico op armoede dat werkenden met een voltijdsbaan lopen is daarentegen bovengemiddeld laag; 0,5 procent van de werknemers met een voltijdscontract maakte in 2019 deel uit van een huishouden met een inkomen onder de lage-inkomensgrens. Dit gold eveneens voor 0,9 procent van de in voltijd werkende zelfstandigen (met en zonder personeel).14

Het kabinet heeft volgend jaar een groot koopkrachtpakket ingesteld naast het arbeidsmarktpakket dat dit jaar gepresenteerd is dat ook deze groep ondersteunt. In het koopkrachtpakket wordt deze groep ondersteund met de verhoging van de huurtoeslag en kindgebonden budget, daarnaast stijgt het wettelijk minimumloon met 1,2% bovenop de reguliere indexatie in juli 2024 als gevolg van het amendement Van der Lee c.s. Het arbeidsmarktpakket bevat onder andere een aantal maatregelen om de zekerheid van werkenden te vergroten, zoals het omvormen van nulurencontracten naar basiscontracten, waardoor doorgaans kwetsbare werkenden meer zekerheid krijgen over hun inkomen. Uitzendwerknemers krijgen meer zekerheid, bijvoorbeeld omdat ze eerder recht krijgen op een vast contract en tenminste gelijkwaardige arbeidsvoorwaarden krijgen als de collega’s die rechtstreeks in dienst zijn bij de werkgever. Ook zullen de verduidelijking van de definitie van werknemerschap en het rechtsvermoeden van werknemerschap naar verwachting helpen schijnzelfstandigheid tegen te gaan. De maatregelen uit het arbeidsmarktpakket worden nu in wetgeving uitgewerkt.

Verder zijn diverse werkgevers actief bezig met de aanpak van geldzorgen bij hun werknemers. In samenwerking met SchuldenlabNL en VNO-NCW is hiervoor de Nationale Coalitie Financiële Gezondheid opgericht. Daar zijn inmiddels ruim veertig werkgevers bij aangesloten. Daarnaast zijn diverse werkgevers aangesloten bij de Nederlandse Schuldhulproute/Geldfit, zodat hun werknemers via die weg hulp kunnen krijgen bij geldzorgen, of maken ze gebruik van andere manieren om hun werknemers te ondersteunen. In de volgende voortgangsrapportage zal ik u verder informeren over de Nationale Coalitie Financiële Gezondheid.

Vraag 10

We hebben kennisgenomen van de armoedebestrijding in Caribisch Nederland. Wanneer verwacht u het advies van de commissie die daarvoor is ingesteld en kunt u in de volgende voortgangsrapportage terugkoppeling geven over de concrete maatregelen die in voorbereiding zijn?

Antwoord 10

De Commissie sociaal minimum Caribisch Nederland heeft op 6 oktober haar rapport aan het kabinet aangeboden.15 Hierin geeft zij een advies over de hoogte van en de systematiek voor een sociaal minimum voor Caribisch Nederland. Uw Kamer ontvangt eind dit jaar een inhoudelijke reactie op het rapport.

In de Voortgangsrapportage ijkpunt sociaal minimum Caribisch Nederland 2023 van 12 juli jl. ging ik al in op de diverse stappen die in Caribisch Nederland zijn gezet.16 Het rapport van de Commissie sociaal minimum Caribisch Nederland maakt duidelijk dat er meer nodig is. Het kabinet heeft met Prinsjesdag daarom al structureel 32 miljoen euro vrijgemaakt voor de eilanden. Hiermee kan tegemoet worden gekomen aan de korte termijn adviezen van de Commissie. Zo worden per 1 januari 2024 de minimumlonen, de Algemene Ouderdomsverzekering (AOV), Onderstand (bijstand) en algemene weduwe-en wezen wet (AWW) verhoogd. Ook blijft in 2024 de energietoelage van $ 1.300 per jaar voor lage inkomens, net als de verlaging van het vaste elektratarief. Het tarief van het drinkwater en voor internet worden verder verlaagd en het kabinet maakt ook in 2024 gratis schoolmaaltijden mogelijk en stelt ook in 2024 € 1 mln. beschikbaar ter ondersteuning van het lokale armoedebeleid in CN. Er komt structureel € 700.000 voor openbaar vervoer op de eilanden beschikbaar.

De Commissie wijst erop dat vooral gezinnen geld tekortkomen om de dagelijkse kosten van levensonderhoud te betalen. Per 1 januari 2024 verhoogt het kabinet daarom ook de kinderbijslag. De kinderbijslag gaat met circa 90 dollar per kind per maand omhoog naar 220 dollar per kind per maand. Inwoners met een minimumloon of uitkering gaan er vanaf 1 januari 2024 flink op vooruit. Op Bonaire stijgt het minimumloon bij een 40-urige werkweek voor een 21-jarige naar 1.570 dollar per maand, op Sint Eustatius naar 1.555 dollar en op Saba naar 1.654 dollar per maand. De onderstand voor een alleenstaande die zelfstandig woont en de AOV en AWW stijgen per 1 januari naar 1.335 dollar per maand op Bonaire, 1.322 dollar op Sint Eustatius en 1.406 dollar per maand op Saba.

Vanaf 1 juli 2024 zal het minimumloon in Caribisch Nederland verder stijgen naar 1.750 dollar per maand. En de onderstandsuitkering voor een alleenstaande die zelfstandig woont, de AOV en AWW stijgen naar 1.488 dollar per maand. De bedragen gelden voor alle drie de eilanden. Dit is mogelijk gemaakt door het bij de begrotingsbehandeling van SZW aangenomen amendement van de leden Ceder en Wuite. Door het amendement zijn per 1 juli 2024 financiële middelen beschikbaar voor de verhoging van de minimumlonen en uitkeringen in Caribisch Nederland. Zij doen dit in lijn met het advies van de Commissie sociaal minimum Caribisch Nederland. Met dit amendement maakten zij daarnaast geld vrij voor het kabinet om de lasten voor werkgevers te verlagen, zodat zij in staat zijn de verhoging van de minimumlonen te dragen. De lasten voor werkgevers zullen al per 1 januari 2024 verlaagd worden.

Vraag 11

In de voortgangsrapportage wordt gesteld dat het noodzakelijk is de toegang tot regelingen te vereenvoudigen. De aan het woord zijnde leden hebben kennisgenomen van de voorgenomen interventies ten aanzien van niet-gebruik en zien dat er sprake is van een te complex en gefragmenteerd systeem van (inkomens)voorzieningen. In dat kader onderschrijven deze leden dat het essentieel is om te komen tot een sterk verbeterde toegankelijkheid van (inkomens)voorzieningen. De middelen die nu zijn gereserveerd voor de aanpak van armoede, geldzorgen en schulden zijn o.a. gericht op monitoring, versterking van de dienstverlening, professionalisering en preventie. Op welke wijze worden deze middelen ook ingezet op het specifiek vereenvoudigen van de toegang en het terugdringen van de fragmentatie en de complexiteit van (inkomen)voorzieningen? In hoeverre is er wijziging van wetgeving noodzakelijk om deze toegang (inkomensvoorzieningen) te vereenvoudigen en daarmee te vergroten?

Antwoord 11

Op 9 juni jl. is de kabinetsreactie op het interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) Vereenvoudiging sociale zekerheid naar de Tweede Kamer gestuurd.17 Hieruit blijkt dat we voor een grote opgave staan om de sociale zekerheid eenvoudiger voor mensen te maken. Het kabinet, uitvoerders en andere betrokkenen treffen hiervoor maatregelen. Het gaat zowel om het vereenvoudigen van wet- en regelgeving (o.a. Participatiewet in balans) als om het verbeteren van de overheidsdienstverlening, waarbij gegevens op een goede manier worden uitgewisseld. Om dit te realiseren is het aanpassen van wet- en regelgeving vereist.

In de eerste voortgangsrapportage heb ik u geïnformeerd dat we werken aan een betere dienstverlening voor mensen. De vereenvoudiging van de toegang tot inkomensondersteuning is hier een belangrijk onderdeel van. Zo onderzoeken we met partners de haalbaarheid van één digitaal loket voor burgers en professionals zodat er een sneller en beter gepersonaliseerd inzicht komt voor de voorzieningen waar iemand recht op heeft. Ook loopt het programma Inrichting overheidsbrede loketten. Daarnaast onderzoeken we hoe de fysieke financiële dienstverlening aan burgers verbeterd kan worden en gemakkelijker vindbaar. Bij de volgende voortgangsrapportage zullen we, zoals toegezegd, u verder informeren over de exacte planning van de ambitie om de toegang te vereenvoudigen.

Naast een verbeterde dienstverlening is vereenvoudiging van wet- en regelgeving nodig. Voor het vereenvoudigen van het stelsel en domeinoverstijgende knelpunten is het overheidsbrede programma Vereenvoudiging Inkomensondersteuning voor mensen (VIM) ingericht. Binnen dit programma worden op de korte termijn domeinoverstijgende knelpunten aangepakt en worden voor de langere termijn scenario’s uitgewerkt voor een eenvoudigere en toegankelijke inkomensondersteuning. Uw Kamer ontvangt eind 2023 een brief met een toelichting op het programma en een toelichting van de knelpunten die we op korte termijn willen aanpakken.


X Noot
1

Samenstelling:

Heijnen (BBB), Griffioen (BBB), Van Gasteren (BBB), Vos (GroenLinks-PvdA (voorzitter), Ramsodit (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Fiers (GroenLinks-PvdA), Roovers (GroenLinks-PvdA), Petersen (VVD), Van de Sanden (VVD), Van Ballekom (VVD), Bakker-Klein (CDA), Bovens (CDA), Moonen (D66) (ondervoorzitter), Belhirch (D66), Van Strien (PVV), Koffeman (PvdD), Nanninga (JA21), Kox (SP), Huizinga (CU), Van den Oetelaar (FVD), Schalk (SGP), Perin-Gopie (Volt), VanRooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)

X Noot
2

Kamerstukken I 2022–2023, 36 200 XV, R.

X Noot
3

Kamerstukken I 2022–2023, 36 200 XV, R.

X Noot
4

Kamerstukken I 2022–2023, 36 200 XV, R, p. 34.

X Noot
6

Kamerstukken I 2017–2018, 34 775, D.

X Noot
7

Kamerstukken I 2022–2023, 36 200 XV, R.

X Noot
8

Kamerstukken I 2022–2023, 36 200 XV, R, p. 34.

X Noot
9

De motie Marijnissen/Van der Plas (Kamerstukken II 2022/23, 36 392, nr. 3) verzoekt het demissionaire kabinet om te voorkomen dat de armoede toeneemt door de val van het kabinet. De motie Van Apeldoorn (Kamerstukken I 2022/23, 36 350 IX, I) spreekt uit dat het demissionaire kabinet vasthoudt aan het doel om kinderarmoede te halveren per 2025 en in de Miljoenennota maatregelen neemt om kinderarmoede te laten dalen.

X Noot
11

Kamerstukken 2023–2024, 36 410 XV, nr. 57.

X Noot
12

Kamerstukken I 2017–2018, 34 775, D

X Noot
13

CBS, Verdieping Centraal Economisch Plan 2023, maart 2023. Deze uitsplitsing is niet opnieuw gemaakt bij de cMEV-raming.

X Noot
14

CBS, Armoede en & sociale uitsluiting 2021, december 2021.

X Noot
15

Kamerstukken II, 2023–2024 36 410 IV, nr. 7

X Noot
16

Kamerstukken I, 2022/2023, 36 200 IV, nr. X

X Noot
17

Kamerstukken II, 2022/2023, 29 362, nr. 328

Naar boven