36 410 XIV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2024

F NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG)

De leden van de PvdD-fractie vragen hoe de regering ervoor gaat zorgen dat het NPLG de doelen op het gebied van natuur, stikstof, water en klimaat haalt. Het recente PBL-rapport is hierover zeer kritisch. Met andere woorden: hoe bewerkstelligt de regering de doeltreffendheid, doelmatigheid en handhaafbaarheid van het NPLG-beleid?

Antwoord

De bevindingen van het PBL zijn herkenbaar en waardevol voor de stappen die we samen met de provincies aan het zetten zijn naar een toekomstbestendig en gezond landelijk gebied, zoals de verdere ontwikkeling van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) en de gebiedsprogramma’s. Het PBL is heel duidelijk: met wat er nu ligt, gaan we de doelen waarschijnlijk niet op tijd halen. Er is meer inspanning nodig en we moeten scherpere keuzes maken.

Het bereiken van de doelen en de benodigde transitie daarvoor is een opgave van ongekende omvang. En de enige manier om aan zo’n opgave te werken, is door het stap voor stap te doen en continue te monitoren, te evalueren en bij te stellen. Dat sluit aan bij hoe we al werken in het NPLG en de gebiedsgerichte aanpak. Het is een adaptieve en lerende aanpak, waarbij we samenwerken met de provincies, gemeenten, waterschappen en belanghebbenden om stap voor stap vooruit te komen. Zo nodig scherpen we onze aanpak aan, zodat plannen steeds effectiever en doelmatiger worden.

We kunnen ons dan ook vinden in de conclusie van PBL dat we niet moeten wachten op perfecte plannen die op elk detail zijn uitgewerkt. Mijn inzet is om de gebiedsgerichte aanpak met alle betrokkenen verder op gang te helpen, zodat we in de goede richting blijven bewegen. Om volgende stappen te zetten werken we met de provincies aan de financiering en uitvoering van de eerste maatregelpakketten. Dit is in lijn met het advies van het PBL om stapsgewijs te werken en te starten met onderdelen die vrijwel zeker effectief zijn. Het PBL wijst ook op het belang van de inzet van het instrumentarium binnen de Omgevingswet. Daarmee kunnen keuzes en maatregelen in het kader van de gebiedsgerichte aanpak NPLG (ruimtelijk) worden geborgd. Waarmee ook een belangrijke basis wordt gelegd voor de betreffende bevoegde gezagen om te kunnen handhaven. Tot slot wordt momenteel onderzocht wat aanvullend mogelijk is om, in lijn met de suggesties van het PBL, de aanpak te verbeteren.

De leden van de PvdD-fractie maken zich zorgen over het feit dat een intensief participatief, co-design proces wordt opgetuigd met provincies en stakeholders dat, zoals het er nu naar uit ziet, de doelen bij voorbaat niet gaat bewerkstelligen. Welke instrumenten heeft de regering tot haar beschikking om doelbereik te bewerkstelligen?

Welke wettelijk verplichte maatregelen heeft de regering in handen om doelbereik te bewerkstelligen? Zijn deze maatregelen, volgens de regering, voldoende om doelbereik te realiseren, of is aanvullende wet- en regelgeving noodzakelijk, zo vragen de leden van de PvdD-fractie.

Antwoord

Het NPLG legt de basis voor een transitie in het landelijk gebied. Via deze aanpak met geregionaliseerde doelen en structurerende keuzes zorgen we dat er gebiedsgericht keuzes kunnen worden gemaakt en dat er passende maatregelen worden getroffen. De evaluatie van de eerste generatie provinciale gebiedsprogramma’s laat zien dat er nog forse stappen moeten worden gezet. In sommige gebieden lijken keuzes ten aanzien van het landgebruik onvermijdelijk. En naast vrijwillige maatregelen kunnen ook gebiedsgerichte regels op basis van de Omgevingswet daar een bijdrage aan leveren. De medeoverheden hebben die mogelijkheid ook in hun gereedschapskist. De evaluatie laat verder zien dat de onderliggende gebiedsprocessen zijn gebaat bij heldere kaders van de provincie. Zonder die kaders is het lastig om stappen te zetten. Ik ben hierover met provincies in gesprek.

De conclusies van de kennisinstellingen geven aan dat er meer inspanningen nodig zijn. Dat geldt ook voor het Rijk. Het gaat om de juiste mengverhouding tussen rijksmaatregelen en de gebiedsgerichte aanpak. Recent heb ik de Tweede Kamer laten weten welke aanvullende rijksmaatregelen denkbaar zijn. Het gaat bijvoorbeeld om normerende, beprijzende en stimulerende maatregelen (Kamerstuk 33 576, nr. 365).

De leden van de PvdD-fractie vragen wat de regering gaat doen om een gezonde leefomgeving (via het klimaat, natuur en waterbeleid) te garanderen.

Antwoord

Een gezonde leefomgeving is belangrijk voor een duurzame toekomst van het landelijk gebied waar je prettig kunt wonen, werken en verblijven. Belangrijke onderdelen van een gezonde leefomgeving zijn een veerkrachtige natuur, schone lucht en een goede waterkwaliteit en -kwantiteit. Het NPLG draagt hier aan bij middels een gebiedsgerichte en samenhangende aanpak, waarbij opgaves integraal worden aangepakt met oog voor maatwerk per gebied. Zo heeft het NPLG onder andere doelen opgenomen voor het terugdringen van broeikasgasemissies, een goede chemische en kwantitatieve toestand van grond- en oppervlakte water op grond van de KRW, en breed natuurherstel en -behoud voor VHR soorten en habitattypen. Door op een effectieve en doelmatige manier te werken aan de opgaves op gebied van natuur, water en klimaat en ruimte te laten voor het gebiedsproces, draagt het NPLG bij aan een gezonde leefomgeving. Zoals in het voorgaande antwoord aangegeven zijn aanvullende maatregelen mogelijk om toe te werken naar deze doelen.

Zij waarderen de plannen voor het cyclisch monitoren en evalueren van het doelbereik van het NLPG. Bereidt de regering aanvullende maatregelen voor, voor het geval dat doelbereik achterblijft? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet, ook gezien het recente PBL-rapport dat kritisch is over doelbereik?

Antwoord

We danken de leden van de PvdD-fractie voor hun waardering. Voor deze langjarige transitie is het belangrijk om voortdurend de (verwachte) resultaten en de voortgang te monitoren. Het is ook belangrijk om duidelijkheid te scheppen over hoe er de komende jaren aan de transitie verder gewerkt wordt. Enerzijds gebeurt dat via een concretisering van de gebiedsprogramma’s met concrete maatregelpakketten. Anderzijds gebeurt dat door aanvullende rijksmaatregelen voor te bereiden. Zoals op uw eerdere vraag aangegeven heb ik recent aan de Tweede Kamer gecommuniceerd welke type maatregelen van Rijkszijde aanvullend mogelijk zijn om bij te dragen aan het behalen van de doelen (Kamerstuk 33 576, nr. 365).

Hoe voorziet de regering erin dat beleid op andere beleidsterreinen, zoals beleid ten aanzien van economie, handel en landbouw, de doelen van het NPLG niet tegenwerken, zo vragen deze leden.

Antwoord

Het NPLG is een samenhangend programma gericht op water, natuur, klimaat en de landbouw en het landgebruik. Dit programma bestaat echter niet in isolatie, er worden relaties gelegd met andere beleidsterreinen. We werken als Rijk en medeoverheden aan een heel aantal transities in Nederland. Het gesprek over wat dit betekent voor de ruimte komt samen in programma NOVEX en straks in de Nieuwe Nota Ruimte. We brengen daarin de inhoud van verschillende programma’s samen, verbinden ze waar mogelijk en identificeren ook de dilemma’s die om keuzes vragen.

Dat geldt zeker ook voor het landbouwbeleid. De landbouw zal in Nederland een grote transitie moeten doormaken om te kunnen voldoen aan de eisen die worden gesteld op het gebied van natuur, water en klimaat, zoals vastgesteld in het NPLG. Dat is een langer proces en gaat niet van de een op de andere dag. We zijn hier ook op Europees niveau mee bezig. Binnen de EU Zetten we in op het verduurzamen van de economie, handel en landbouw.

Het NPLG is daarbij een programma zoals bedoeld in de Omgevingswet. Een programma is zelfbindend voor het bestuursorgaan dat deze vaststelt, in dit geval het Rijk. Het kabinet zorgt voor consistentie in het rijksbeleid.

De leden van de PvdD-fractie vragen hoe de regering werkt aan de onderliggende oorzaken van de slechte staat van natuur, klimaat en water. Zij verwijzen daarbij naar de politieke economie, internationaal handelsbeleid, het gebrek aan beleid op het gebied van brede welvaart, huidige productie- en consumptiepatronen en heersende paradigma’s over de mens-natuur relatie en mens-dier relaties en de noodzaak van economische groei.

Antwoord

Dit staat onder meer beschreven in de LNV-visie Waardevol en verbonden, die sinds 2018 leidraad is voor het beleid voor de agrosector en het landelijk gebied. De LNV-visie ligt ten grondslag aan de uitwerking van het beleid op het gebied van de opgaven die in de vraag worden genoemd en die voor een belangrijk deel via een gebiedsgerichte aanpak gerealiseerd (moeten) worden. Het kabinet erkent het belang van een gezonde natuur, een goede waterkwaliteit en het realiseren van de klimaatopgave. Met het NPLG en de PPLG’s werken we gezamenlijk als overheden aan deze opgaven en zetten we de transitie van het landelijk gebied in werking. Met het NPLG willen we bovendien inzetten op een landelijk gebied waar het fijn wonen, werken en leven is. De transitie van het landelijk gebied gaat ook over brede welvaart van het landelijk gebied.

Brede welvaart is belangrijk voor het kabinet. Zo wordt de factsheet brede welvaart van het CBS bij de begroting gepubliceerd. Brede welvaart kijkt verder dan economische groei en materiële welvaart. Brede welvaart gaat over de kwaliteit van het leven hier en nu, rekening houdend met de mate waarin die invloed heeft op de kwaliteit van leven van toekomstige generaties en mensen ergens anders in de wereld. Brede welvaart gaat over breder kijken dan economische doelen; andere sociale en ecologische doelen moeten een gelijkwaardige rol spelen. Daarin zet het kabinet ook stappen. Ook in het beleid van LNV. Zo zetten we in op de eiwittransitie, wat raakt aan een verandering van consumptiepatronen waar u naar vraagt. En zetten we met de agenda natuurinclusief in op natuurinclusieve ontwikkeling, wat sterk raakt aan de paradigmaverandering waar u op doelt.

Het voedselsysteem – zowel de productie als de consumptie van voedsel – treedt nu buiten de grenzen van wat de aarde dragen kan. Maar de omslag naar een systeem dat past binnen die grenzen is weerbarstig: het stellen van grenzen en doelen en het treffen van maatregelen (op het gebied van waterkwaliteit, klimaat, biodiversiteit, etc.) is één, maar het moet ook economisch mogelijk zijn dat ondernemers kunnen produceren op een manier die de duurzame beschikbaarheid van bodem, water en biodiversiteit zeker stelt en de impact op klimaatverandering voldoende reduceert. Dit vereist blijvende inzet van ketenpartijen, overheden en ook van de consument, die de komende jaren de LNV-agenda zullen blijven bepalen. Het belang van voedselzekerheid is hierbij ook een aandachtspunt.

Kortom: het kabinet onderschrijft het belang van een goede relatie tussen mens en natuur en wil met de bril van de brede-welvaartbenadering kijken naar de toekomstige ontwikkeling van het landelijk gebied, de landbouw en het voedselsysteem.

Hoe zorgt de regering ervoor dat aanhoudende protesten door één groep van stakeholders, het bereiken van de duurzaamheidsdoelen niet tegenwerken, vooral omdat alle inwoners van Nederland, inclusief boeren die al duurzamer en diervriendelijker werken, gebaat zijn bij een snel en ambitieus duurzaamheidsbeleid?

Antwoord

Door continu in gesprek te zijn met een breed scala aan stakeholders zorgt de regering ervoor dat alle partijen betrokken blijven. Ook met de agrarische sector voeren we gesprekken over nieuw beleid en de consequenties daarvan. Tegelijkertijd blijft de regering zich inspannen om toe te werken naar de duurzaamheidsdoelen. Dat doen we onder andere door de financiering van de koplopersprojecten van de provincies (1,28 miljard euro). Ook hebben we binnen de piekbelastersaanpak speciaal aandacht voor biologische boeren.

Zij vragen hoe de regering erin voorziet dat het NLPG-beleid andere beleidsdoelen, zoals op het gebied van dierenwelzijn en de eiwittransitie, ondersteunt en niet tegenwerkt.

Antwoord

Het NPLG is gericht op samenhang. Allereerst tussen de opgaven op het gebied van water, natuur en klimaat die centraal staan in het NPLG, maar ook met aanpalende beleidsterreinen. Dat geldt ook voor dierenwelzijn en de eiwittransitie. In het algemeen zal de aanpak van het NPLG ondersteunend werken aan de ambities die we daarmee hebben.

Via de handreiking gebiedsprogramma’s worden de provincies gevraagd om opgaven zoals dierenwelzijn en de eiwittransitie mee te laten wegen in de aanpak van het NPLG. Het gaat dan om meekoppelopgaven die de provincies kunnen betrekken in het gebiedsprogramma. De uitwerking daarvan ligt bij de gebiedsprogramma’s en de gebiedsprocessen. Dat is waar deze opgaven bij elkaar komen en of en hoe die koppeling eruit ziet zal ook verschillen per gebied. Bij de toetsing van de gebiedsprogramma’s en maatregelpakketten wordt vanuit meerdere oogpunten gekeken.

Stikstof

De leden van de PvdD-fractie vragen of het klopt dat 1,28 miljard euro uit het Transitiefonds middels een nota van wijziging is overgeheveld naar de begroting van LNV voor de financiering van de door de provincies ingediende maatregelen in het kader van de provinciale Programma's Landelijk Gebied. Is dit bedrag al verwerkt in de huidige LNV-begroting voor 2024?

Antwoord

Ja, het klopt dat er met een nota van wijziging op het wetsvoorstel voor de begroting 2024 van LNV 1,28 miljard euro is overgeheveld van de reservering voor het Transitiefonds op de aanvullende post naar de LNV-begroting. De Tweede Kamer heeft met het wetsvoorstel ingestemd. Dit bedrag is daarmee onderdeel van het wetsvoorstel dat nu bij uw Kamer ligt ter behandeling.

Op 1 juli 2021 is de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) ingegaan. Volgens het meest recente syntheserapport van het PBL, het RIVM en de WUR zijn de maatregelen die daaruit volgen vanuit het Programma Stikstofreductie onvoldoende om de wettelijke doelen te behalen. Uit het rapport blijkt dat het areaal stikstofgevoelige natuur onder de kritische depositiewaarde toeneemt van ca. 28% in 2021 tot ca. 31% in 2030, waar het doel is 50% in 2030. De daling is voor circa een kwart toe te schrijven aan het Programma Stikstofreductie en Natuurverbetering en de recente Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties met piekbelasting (Lbv-plus).

De fractieleden van de PvdD vragen hoeveel veehouderijlocaties zich in 2023 hebben aangemeld voor de Lbv-plus. Hoeveel geld is er op de begroting gereserveerd om deze veehouderijlocaties te compenseren voor het sluiten van hun bedrijf?

Antwoord

Inmiddels hebben 1293 ondernemers een aanvraag gedaan voor de Lbv of de Lbv-plus (stand 5 maart 2024). Het gaat om 558 veehouders die een aanvraag hebben gedaan in het kader van de Lbv-plus. Voor 227 aanvragen geldt dat zij geen keuze hebben gemaakt tussen de regelingen. RVO beoordeelt momenteel of deze onder de Lbv of de Lbv-plus vallen. Voor de Lbv-plus was initieel een bedrag van € 975 miljoen gereserveerd. Dit bedrag is niet toereikend om alle aanvragen te honoreren. Om te voorkomen dat ondernemers die voldoen aan de voorwaarden van de Lbv-plus om budgettaire redenen worden afgewezen is in de voorliggende begroting € 850 miljoen extra gereserveerd.

Is het resultaat van de afzonderlijke maatregelen uit het Programma Stikstofreductie bekend? Zo ja, welke maatregelen hebben relatief het meest bijgedragen aan stikstofreductie en welke het minst, zo vragen deze leden.

Antwoord

De relatieve bijdragen aan de huidige stikstofreductie van de afzonderlijke maatregelen uit het Programma Stikstofreductie zijn bekend voor de subsidiestop ISDE, beëindigingsregeling Srv en verlaging maximumsnelheid. Andere maatregelen zijn nog in ontwikkeling of zijn pas kort geleden gestart en niet afgerond. Het PBL, WUR en RIVM hebben in het achtergrondrapport «Voortgang stikstofbronmaatregelen en verwachte effecten in 2030« wel de verwachte opbrengsten in absolute zin (in molen) voor 2030 per afzonderlijke maatregelen doorgerekend.

Volgens berekengingen van het CBS bedroeg de uitscheiding van stikstof in dierlijke mest 471 miljoen kilo. Daarmee blijft de stikstofuitscheiding 4 procent onder het voor 2023 geldende stikstofplafond. In 2025 wordt het stikstofplafond aangescherpt tot 440 miljoen kilogram stikstof. Wanneer de uitstoot van stikstof hetzelfde blijft, wordt het doel voor volgend jaar dus niet behaald.

De leden van de PvdD-fractie vragen of de regering voornemens is om de hoeveelheid eiwit in krachtvoer van koeien omlaag te brengen om zo de stikstofuitstoot te verlagen.

Antwoord

Europese diervoederwetgeving bepaalt uitputtend waaraan diervoeders moeten voldoen. Als diervoeders voldoen, mogen ze zonder meer worden verhandeld en gebruikt. Deze EU wetgeving biedt lidstaten niet de ruimte om hieraan toe te voegen dat handel of gebruik alleen mag wanneer diervoeders voldoen aan bepaalde nationale duurzaamheidseisen betreffende de samenstelling van het diervoeder (zoals bijvoorbeeld het maximale ruw eiwitgehalte van het voer). Wel stimuleert de regering verlaging van het ruw eiwit gehalte in het rantsoen door sectorale afspraken over het ruw eiwit gehalte in het rantsoen en de pilot Koe&Eiwit waar ervaring wordt opgedaan met het verder verlagen van het ruw eiwitgehalte van het rantsoen. Hieruit ontstaat veel kennis die ook beschikbaar is voor melkveehouders die op dit moment nog niet deelnemen aan de pilot.

Is de regering bekend met het feit dat bij de pilot Koe & Eiwit de gevolgen van de verlaging van het eiwitgehalte in het krachtvoer voor de gezondheid van de koeien nog niet bekend zijn (d.d. 30 oktober, 35 600 AG)?.

Antwoord

De samenstelling van het rantsoen moet voorzien in de nutritionele behoeftes van het dier. Bovendien zijn deelnemers aan de pilot Koe en Eiwit gebonden aan dezelfde wettelijke eisen met betrekking tot diergezondheid als alle andere veehouders in Nederland. Wanneer er reden is om aan te nemen dat de diergezondheid lijdt onder het aangepaste rantsoen, ligt het voor de hand dat men ingrijpt. In mijn brief van 30 oktober liet ik u al weten dat er zowel in de pilot Koe & Eiwit als in andere onderzoeken zoals die op de Dairy Campus, aandacht besteed wordt aan de gevolgen van verschillende ruw eiwitgehaltes in het rantsoen op de diergezondheid. De resultaten van het onderzoek aan de Dairy Campus zijn nog niet bekend. Vooralsnog zijn er binnen Koe en Eiwit geen aanwijzingen voor nadelige gevolgen voor de diergezondheid. Op deze manier wordt ervoor gezorgd dat de nutritionele behoeftes van het dier gewaarborgd zijn, zowel binnen de pilot Koe & Eiwit als in de sectorale afspraken.

Is de regering het met de leden van de PvdD-fractie eens dat het welzijn van de koeien voorop dient te staan?

Antwoord

Ja. Onbeperkte toegang tot ruwvoer van goede kwaliteit, passend bij de leeftijd en het lactatiestadium van de koe is van belang voor het welzijn van koeien. De samenstelling van het rantsoen moet voorzien in de nutritionele behoeftes van het dier. In mijn brief van 30 oktober liet ik u al weten dat er zowel in de pilot Koe & Eiwit als in andere onderzoeken zoals die op de Dairy Campus, aandacht besteed wordt aan dierenwelzijn en aan de gevolgen van verschillende ruw eiwit gehaltes in het rantsoen op de diergezondheid. Op deze manier wordt ervoor gezorgd dat de nutritionele behoeftes van het dier gewaarborgd zijn, zowel binnen de pilot Koe & Eiwit als in de sectorale afspraken.

De leden van de PvdD-fractie vragen hoeveel mol stikstof per hectare is er sinds de PAS-uitspraak in 2019 afgenomen in Nederland. En hoeveel mol moet er in 2030 afgenomen zijn?

Antwoord

In 2020 bedroeg de gemiddelde depositie 1.461 mol stikstof per hectare. In 2021, het jaar waarover de meest recente gegevens beschikbaar zijn, bedroeg de gemiddelde depositie 1.443 mol stikstof per hectare (bron: Monitor stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden 2023, RIVM-rapport 2023–0239). De exacte afname in mol per hectare om in 2030 de wettelijke doelstelling uit de Wet stikstofreductie en natuurverbetering te realiseren hangt sterk af van de wijze waarop (gebiedsgericht) invulling wordt gegeven aan de emissiereductie van stikstof. Zoals toegezegd in mijn brief van 31 augustus jl. aan de Tweede Kamer (33 576, nr. 354) vraag ik het RIVM om het potentiële effect van het bestaande beleid dat nog niet in de prognoses zit (zoals NPLG) opnieuw te berekenen.

De wolf

De leden van de PvdD-fractie vragen of de regering bekend is met het bericht https://www.nu.nl/wolf/6298032/schapen-die-door-wolf-worden-aangevallen-staan-vrijwel-nooit-goed-beschermd.html.

Antwoord

Ja.

Is het waar dat artikel 1.6, derde lid 3, van het Besluit houders van dieren, dat verplicht om buiten gehouden dieren te beschermen tegen roofdieren, op dit moment al geruime tijd niet gehandhaafd wordt? Zo ja, hoe lang wil de regering deze situatie blijven gedogen? Zo nee, sinds wanneer wordt er gehandhaafd?

Antwoord

Houders van dieren moeten volgens het Besluit houders van dieren zorgen voor de veiligheid van hun dieren. Echter zitten we op dit moment nog in een transitie-fase met betrekking tot de wolf. Een belangrijk vraagstuk daarin is wat als voldoende bescherming tegen de wolf kan worden beschouwd. Daarom achten we veehouders thans nog niet in overtreding. Op dit moment onderzoekt de NVWA samen met het Ministerie van LNV hoe wet- en regelgeving geïnterpreteerd moet worden. Het gaat hierbij om Europese regelgeving die is vertaald naar Nederlandse regelgeving (artikel 1.6 van het Besluit houders van dieren).

De fractieleden van de PvdD vragen of de regering aan kan geven hoeveel aanvallen van wolven op schapen hebben plaatsgevonden in 2023 in weilanden met een deugdelijk wolfwerend raster?

Antwoord

Na analyse van bijna 1.000 schadegevallen (verspreid over Nederland) is gebleken dat er bij 3% van de gevallen een raster volgens adviesnorm aanwezig was. In 0,6% van deze gevallen zijn er geen gebreken aan het raster geconstateerd. De informatie is te vinden op de website van BIJ12.

Welk percentage schapenhouders had in 2023 adequate wolfwerende hekken?

Antwoord

Deze informatie is niet bij mij bekend.

De leden van de PvdD-fractie vragen hoeveel procent van de beschikbare subsidie voor wolfwerende hekken is gebruikt?

Antwoord

In gebieden waar wolven leven worden schapenhouders aangespoord wolfwerende hekken te plaatsen. Informatie hierover is beschikbaar op de website van BIJ12. Er wordt niet bijgehouden hoeveel wolfwerende hekken er daadwerkelijk geplaatst worden. Deze informatie is bij mij daarom niet bekend. Op de website van BIJ12 wordt wel aangegeven in welke gevallen van een wolvenaanval er sprake was van wolfwerende hekken die voldeden aan de voorwaarden zoals beschreven in het Interprovinciaal wolvenplan.

Zij vragen of er onderzoek is gedaan naar de receptwerking op het gedrag van wolven wanneer een groot deel van de schapen niet deugdelijk is afgeschermd en dus een gemakkelijke prooi vormt. Is het denkbaar dat de gemakkelijke keuze voor schapen als prooidieren ook wordt doorgegeven aan de welpen?

Antwoord

Provincies waar wolven leven, kunnen suibsidies ter beschikking stellen voor het aanschaffen en plaatsen van wolfwerende hekken. Het toekennen van subisdies is een provinciale aangelegenheid. Het daadwerkelijke percentage van de beschikbare subsidie per provincie dat wordt gebruikt, wordt niet centraal bijgehouden. Deze informatie is daarom niet bij mij bekend. Ik vind het van groot belang dat vee goed beschermd wordt tegen aanvallen van wolven. Goede voorlichting over wolfwerende maatregelen en subsidiemogelijkheden is hiervoor nodig. In mijn onderzoek naar de mogelijkheden voor een Landelijk Informatiepunt Wolf wordt ook gekeken hoe aanvullende voorlichting over deze onderwerpen ingevuld kan worden.

Deelt de regering de mening van de leden van de PvdD-fractie dat het overtreden van de bepalingen uit het Besluit houders van dieren niet beloond zou mogen worden, maar bestraft zou moeten worden. Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Uiteraard moeten de bepalingen van het Besluit houders van dieren worden nageleefd. Voor de handhaving van deze regels hebben de handhavende instanties een interventiestrategie. De wet biedt diverse instrumenten om bij overtredingen te handhaven: herstelsancties (lastonder bestuursdwang of dwangsom), bestuurlijke boetes, en strafrechtelijke handhaving.

Is het waar dat houders van onbeschermde schapen bij een wolvenaanval een hoger bedrag als compensatie krijgen dan de handelswaarde van het schaap, zo vragen deze leden. Zo ja, is de regering het met de leden van de PvdD-fractie eens dat dit een perverse prikkel vormt die vermeden zou moeten worden?

Antwoord

Het toekennen van compensatie is een provinciale bevoegdheid. Zowel de hoogte als de voorwaarde die daaraan verbonden zijn worden door de provincies bepaald.

Zij vragen de regering of het waar is dat wolven in Vlaanderen vorig jaar minder schapen en ander vee hebben doodgebeten en in Nederland meer? Is er een verklaring voor deze ontwikkeling in Vlaanderen, Nederland en andere nabije landen zoals Duitsland?

Antwoord

Ik ben bekend met de berichtgeving dat in Vlaanderen vorig haar het aantal door wolven doodgebeten schapen en ander vee is afgenomen. Net als in Nederland is het beleid in Vlaanderen erop gericht om veehouders te helpen om wolfwerende hekken te plaatsen en krijgen veehouders vergoeding bij schade door wolvenaanvallen.

In Vlaanderen is bij de ontwikkeling van het Wolvenplan in 2018 veel geïnvesteerd in contact en draagvlak bij een breed scala aan partijen, waaronder ook veehouders en jachtpartijen. Er wordt gewerkt met een zogenaamd Wolf Fencing Team, dat boeren kan adviseren over het plaatsen van hekken, maar ook daadwerkelijk kan helpen met de plaatsing ervan. Het Team is verbonden aan WWF en Natuurpunt, en staat in die zin dus op afstand van de overheid. Het Team wordt daardoor beter vertrouwd. Daarnaast wordt er in dit stadium ruimhartig gesubsidieerd. Dit beleid wordt consistent toegepast in alle vijf de Vlaamse provincies.

Om te kunnen leren van het beleid in omringende landen (waaronder België en Duitsland) zet ik actief in op samenwerking met hen om het Nederlands beleid verder te ontwikkelen.

De leden van de PvdD-fractie vragen of de regering bereid is beleid te ontwikkelen om recidiverende veehouders die weigeren hun schapen de wettelijk verplichte bescherming te bieden, te beboeten en uit te sluiten van schadevergoeding? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Om toezicht te kunnen uitvoeren en waar nodig tot handhaving over te kunnen gaan, is het nu eerst van belang dat de norm van artikel 1.6, derde lid, van het Besluit houders van dieren wordt ingevuld. Daaraan werk ik samen met de NVWA. Daarna is het aan de toezichthouder om, onder meer aan de hand van een interventiestrategie, haar toezicht in te richten.

De leden van de PvdD-fractie vragen of de regering bekend is met het bericht https://www.gld.nl/video/8091677/cursus-jacht-op-wolf-in-de-maak?

Antwoord

Ja.

Is de regering het met deze leden eens dat bejaging van de wolf in Nederland als een ernstig misdrijf geldt waarop lange gevangenisstraffen staan?

Antwoord

De wolf is een strikt beschermde soort en mag in Nederland niet gedood of verstoord worden (artikel 16 van de Habitatrichtlijn). Op grond van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder g, van de Omgevingswet geldt een verbod om zonder vergunning een flora- en fauna-activiteit te verrichten te verrichten. Hieronder valt ook het doden van een wolf.

Als sprake is van ernstige schade aan vee of de veiligheid van mensen in gevaar is, kan een vergunning voor het doden van een wolf uitsluitend worden verleend als er geen andere bevredigende oplossing bestaat en op voorwaarde dat het doden geen afbreuk doet aan het streven de populaties van de betrokken soort in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan.

Daarbij wordt door provincies als uitgangspunt gehanteerd dat sprake is van een probleemwolf indien een dier meermaals goed beschermd vee heeft aangevallen. Ook kan er sprake zijn van een probleemwolf indien een wolf agressief reageert op mensen of wanneer een wolf actief en bewust meermaals mensen binnen 30 meter benadert en het afleren hiervan niet werkt of praktisch niet uitvoerbaar is. Richtlijnen ter verdere uitwerking van het omgaan met probleemwolven zullen worden opgenomen in het geactualiseerde Interprovinciaal Wolvenplan dat naar verwachting van de provincies eind 2024 gereed zal zijn.

Uit het bovenstaande volgt dat het doden van een wolf niet snel aan de orde kan zijn.

Bij opzettelijk doden van een wolf in strijd met bovengenoemde regels is sprake van een misdrijf, met de mogelijkheid van een gevangenisstraf. Overtredingen zijn een economisch delict.

Is de regering het met deze leden eens dat preluderen op een wetswijziging die strafbaar handelen teniet zou doen gezien kan worden als een vorm van uitlokking of het aanzetten tot een strafbaar feit en om die reden vervolgd zou moeten worden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Zoals ik in het voorgaande antwoord heb toegelicht is het doden van een probleemwolf, onder strenge voorwaarden, mogelijk.

De leden van de PvdD-fractie vragen of er publieke middelen zijn ingezet voor de ontwikkeling en/of organisatie en/of promotie van deze cursus? Zo ja, zijn dit middelen uit provinciaal of uit landelijk budget? Zo nee, is de regering daar zeker van?

Antwoord

Vanuit de Rijksoverheid zijn geen middelen ingezet voor deze cursus. Ook de provincie Gelderland heeft hier niet aan bijgedragen. Mij is niet bekend of er vanuit andere provincies is bijgedragen.

Is de regering het met deze leden eens dat schieten vanuit een voertuig op weerloze dieren totaal verboden zou moeten zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze wil de regering u hier invulling aan geven?

Antwoord

Alleen onder de eerder genoemde strikte voorwaarden mag een beschermde soort, zoals de wolf, gedood worden. Het doden van dieren is een gevoelige kwestie. Om die reden zijn er in de wet duidelijke kaders opgenomen om dit te reguleren, zoals het verbod op onnodig lijden bij het vangen of doden (artikel 11.28 van het Besluit Activiteiten Leefomgeving (Bal)) en het verbod op het gebruik van bepaalde middelen voor het vangen of doden van dieren (artikel 11.72 van het Bal).

Artikel 11.66 lid 1 sub d van het Bal verbiedt de uitoefening van de jacht vanuit een voertuig. Ook is het verboden om het geweer te gebruiken vanuit een rijdend voertuig (artikel 11.83 lid 1 sub e van het Bal). Het is wel toegestaan om populatiebeheer en schadebestrijding vanuit een stilstaand voertuig uit te voeren. In sommige gevallen is het vanuit praktisch oogpunt nodig om vanuit een voertuig populatiebeheer en schadebestrijding uit te voeren omdat andere methoden daarvoor minder geschikt zijn. Wanneer aan alle wettelijke vereisten wordt voldaan, kan ook vanuit een voertuig het geweer worden gebruikt. Ik zie geen reden om dit te verbieden

De leden van de PvdD-fractie vragen of de regering bekend is met het bericht

Onderzoek naar «echtheid» van wolven in Gelderland eind april af – EdeStad.nl Nieuws uit de regio Ede.

Antwoord

Ja.

Zij vragen of het waar is dat Nederlandse onderzoekers op basis van DNA-onderzoek al tot de conclusie gekomen zijn dat Nederlandse wolven niet gezien kunnen worden als «hybride» en dat de gedeputeerde Zoet (BBB) van de provincie Gelderland vervolgens een soortgelijk onderzoek uitgezet heeft bij een Sloveense universiteit? Zo ja, is hier publiek geld aan besteed? Was dit geld van de landelijke of de provinciale overheid?

Antwoord

Dit klopt. Dit betreft provinciaal budget vanuit de provincie Gelderland.

De leden van de PvdD-fractie vragen of het waar is dat hybride wolven niet minder beschermwaardig zijn dan raszuivere wolven volgens Europese en Nederlandse regels? Zo nee, waar blijkt dat uit?

Antwoord

In de juridische analyse1 die tegelijkertijd met de factfinding study over de wolf is gepubliceerd, wordt ingegaan op de juridische status van hybride wolven. De Habitatrichtlijn, maar ook het Verdrag van Bern, gaan niet in op de vraag of ook hybriden onder het beschermingsregime vallen. Ook in de Omgevingswet wordt – anders dan onder de Flora- en faunawet (Ffw) – geen aandacht besteed aan de status van hybriden. Op andere plaatsen in de EU-regelgeving wordt wel ingegaan op deze status. In EU-verordening 2017/160 (CITES) wordt aangegeven dat hybriden van soorten van bijlagen A en B (waaronder de wolf) tot in de vierde generatie terugkruising dezelfde beschermingsstatus genieten als de oudersoort2. In de Guidance on the strict protection of animal species of Community interest3 wordt lidstaten geadviseerd een keuze te maken: «De beheersinstanties moeten ervoor zorgen dat hybriden duidelijk en ondubbelzinnig onder hun nationale wetgeving vallen, hetzij als wilde dieren, hetzij als huisdieren.» Er wordt wel gewezen op de kans dat er groot risico is dat hybriden en wolven worden verwisseld en ten onrechte geschoten, of gestroopt. In de Draft Guidance wordt geadviseerd hybriden te beschermen als wolven. In de Nederlandse wetgeving is dit niet nader geregeld.

Deze leden vragen of de regering bekend is met het voornemen van de gedeputeerde Zoet (BBB) van de provincie Gelderland om wolven vanaf mei a.s. bejaagbaar te maken: https://www.nieuweoogst.nl/nieuws/2024/02/29/gelderland-wil-nog-dit-voorjaar-probleemwolf-kunnen-afschieten.

Antwoord

Ik ben bekend met dit voornemen van gedeputeerde Zoet om afschot van probleemwolven, wolven die in de provincies meermaals goed beschermd vee aanvallen, onder voorwaarden mogelijk te maken.

Is de regering het met de leden van de PvdD-fractie eens dat het zeer onwaarschijnlijk is dat in mei een wettelijk kader zou kunnen bestaan om dergelijke afschotplannen legaal te kunnen maken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, is de regering voornemens in te grijpen om onwettig afschot te voorkomen?

Antwoord

Zoals toegelicht in het antwoord op uw eerdere vraag is het onder het huidige wettelijke kader, onder strenge voorwaarden, toegestaan om probleemwolven te doden.

De leden van de PvdD-fractie vragen of de regering bekend is met de uitspraak van de gedeputeerde Zoet: «Er is geen DNA-onderzoek nodig om vast te stellen welke wolf aanviel». Volgens Zoet zal een en ander «uiterst zorgvuldig» worden uitgevoerd. Eerst DNA-onderzoek doen duurt volgens hem te lang. Deelt de regering de mening van de leden van de PvdD-fractie dat deze opvatting in strijd is met de vigerende wetgeving en om die reden als een vorm van opruiing moet worden gezien? Zo nee, waarom niet? Zo ja, is de regering bereid in te grijpen om wetsovertreding te voorkomen?

Antwoord

Ik heb kennis genomen van de uitspraak. Ik deel de mening dat het besluit om over te gaan tot het doden van een probleemwolf uiterst zorgvuldig moet worden genomen. Provincies werken aan richtlijnen ter verdere uitwerking van het omgaan met probleemwolven. Deze zullen worden opgenomen in het geactualiseerde Interprovinciaal Wolvenplan dat naar verwachting van de provincies eind 2024 gereed zal zijn. Vooruitlopend daarop heeft de provincie Gelderland in haar wolvenbeleid «Grenzen aan de wolf in Gelderland» al een aanpak aangekondigd voor probleemsituaties met wolven die meermaals goed beschermd vee aanvallen. Deze is gebaseerd op de Duitse aanpak die zich ook kenmerkt door het niet eerst bepalen van het individu voordat wordt ingegrepen.

Het is aan de rechter om te constateren of er sprake is van een wetsovertreding en hiernaar te handelen.

Kent de regering de opvatting van de gedeputeerde dat «eerst de trekker moet worden overgehaald, excuses maken kan altijd nog»?

Antwoord

Ik ben bekend met de in deze column opgeschreven teksten over naar het aanziet een debat in de Gelderse Staten. Of deze uitspraken zijn gedaan en zo ja op welk moment is mij niet bekend.

Deelt de regering de mening van de leden van de PvdD-fractie dat bestuurders niet op een dergelijke laatdunkende wijze met wet- en regelgeving zouden mogen omgaan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke middelen staan de regering ter beschikking om de gedeputeerde op dergelijke uitspraken aan te spreken en is de regering van plan die toe te passen?

Antwoord

Ik vind vrijheid van meningsuiting een groot goed. Het staat een ieder vrij om zijn mening te geven. Ik kan niet beoordelen in welke context deze uitspraak is gedaan. Ik heb er in het algemeen veel vertrouwen in dat gedeputeerden op zorgvuldige wijze omgaan met de wet- en regelgeving.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

De Minister voor Natuur en Stikstof, Ch. van der Wal-Zeggelink

Naar boven