36 405 Mededeling van de commissie aan het Europees parlement, de Europese Raad, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's Tussentijdse herziening van het meerjarig financieel kader 2021–2027

D VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 20 oktober 2023

De leden van de vaste commissies voor Europese Zaken1 en Financiën2 hebben in hun vergadering van 12 september jl. kennisgenomen van de BNC-fiches van 25 augustus jl. over de tussentijdse herziening van het Meerjarig Financieel Kader (MFK)3. De leden van de fracties van de BBB en JA21 gezamenlijk, de VVD, ChristenUnie, PvdD en OPNL hebben naar aanleiding hiervan een aantal vragen en opmerkingen. De leden van de fracties van BBB, JA21, SGP en 50PLUS sluiten zich bij de vragen en opmerkingen van de VVD-fractie aan. De leden van de fracties van SGP en 50PLUS sluiten zich bij de vragen en opmerkingen van de fracties van BBB en JA21 aan.

Naar aanleiding hiervan is op 9 oktober 2023 een brief gestuurd aan de Minister van Buitenlandse Zaken.

De Minister heeft op 20 oktober 2023 gereageerd.

De commissies brengen bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier voor dit verslag, Van der Bijl

BRIEF VAN DE VOORZITTERS VAN DE VASTE COMMISSIES VOOR EUROPESE ZAKEN EN FINANCIËN

Aan de Minister van Buitenlandse Zaken

Den Haag, 9 oktober 2023

De leden van de vaste commissies voor Europese Zaken en Financiën hebben in hun vergadering van 12 september jl. met belangstelling kennisgenomen van de BNC-fiches van 25 augustus jl. over de tussentijdse herziening van het Meerjarig Financieel Kader (MFK)4. De leden van de fracties van de BBB en JA21 gezamenlijk, de VVD, ChristenUnie, PvdD en OPNL hebben naar aanleiding hiervan een aantal vragen en opmerkingen. De leden van de fracties van BBB, JA21, SGP en 50PLUS sluiten zich bij de vragen en opmerkingen van de VVD-fractie aan. De leden van de fracties van SGP en 50PLUS sluiten zich bij de vragen en opmerkingen van de fracties van BBB en JA21 aan.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van BBB en JA21 gezamenlijk

Met betrekking tot het MFK vragen de leden van de fracties van BBB en JA21 welke reële inschatting u maakt van de verhoogde rentekosten nu feitelijke en verwachte beleidsrente reeds boven het renteniveau ligt van de afgegeven raming. Deze leden vragen voorts welke maatregelen u en/of de Europese Commissie voorstelt in geval van verder oplopende rente gedurende de MFK-periode.

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De aanpassing van het MFK voor de jaren 2024–2027 komt neer op 33 mld. aan extra leningen en 66 mld. aan extra uitgaven. De leden van de VVD-fractie beschouwen de gruwelijke oorlog in Oekraïne als een bijzondere, onvoorziene gebeurtenis en zijn van mening dat de 33 mld. aan leningen en de 17 mld. aan subsidies dienen te worden verstrekt. Het restant aan extra uitgaven, dat is 49 mld., zijn in de visie van deze leden uitgaven die of achterwege kunnen blijven of waarvoor elders binnen de bestaande afspraken compensatie kan en moet worden gevonden.

Dit kan volgens de leden van de VVD-fractie worden gerealiseerd op twee manieren, namelijk het aanpassen van bestaande programma’s en de daaraan verbonden uitgaven of de inzet van de onderuitputting bij vastleggingen respectievelijk de betalingskredieten. Deze leden vragen u of alle beschikbare middelen over de jaren 2021–2023 (dat is ongeveer 500 mld.) vastgelegd en besteed zijn of er sprake is van onderuitputting. Zij vragen of hiervan een overzicht gegeven kan worden. Voor de jaren 2024–2027 resteert een bedrag van 700 mld. Een aanpassing van het beleid voor het vrijmaken van 17 mld. (ongeveer 2%) zou geen onoverkomelijke opgave moeten zijn, aldus de leden van de VVD-fractie. Deze leden vragen of u suggesties heeft aangedragen hoe dit gerealiseerd kan worden, en zo ja welke. Zij vragen u voorts welke bedragen over de jaren 2024–2027 nog niet zijn gealloceerd.

Voor de bestrijding van de gevolgen van de coronacrisis is additioneel een bedrag van 750 mld. uitgetrokken. Ook hierbij vragen de leden van de VVD-fractie u of het gehele bedrag is gealloceerd en hoe het uitgavenpatroon verloopt. Voorts vragen deze leden of in deze categorie van bijzondere uitgaven nog ruimte is voor de benodigde compensatie.

Mochten de voorstellen ongewijzigd worden geaccordeerd, hetgeen gezien het unanimiteitsvereiste volgens de leden van de VVD-fractie moeilijk voorstelbaar is, betekent dit een extra afdracht van Nederland aan de Unie van 800 mln. op jaarbasis (3,2 mld. in totaal). Zij vragen hoe u dit denkt te voorkomen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

De tussentijdse herziening van het MFK betekent voor Nederland een extra bijdrage van € 3,2 miljard voor de periode 2024 -2027. Dit betekent een verzwaring van de uitgaven van € 800 miljoen per jaar. In 2024 stevent Nederland af op een begrotingstekort van – 2,9%. De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat dit dicht tegen de Europese norm van 3% is. Zij vragen u derhalve waar hierin ruimte zit voor nog hogere uitgaven.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

De leden van de PvdD-fractie leiden hun eerste vraag over migratie in met het voorbeeld van de misstanden bij de Europese grensbewaking Frontex. Frontex is beschuldigd van het schenden van internationale verdragen en het internationale zeerecht, door migranten met (extreem) geweld tegen te houden en door mee te werken aan zogeheten «pushbacks». Deze leden vinden dit een zeer zorgelijke situatie.

Zij vragen hoe u erop toeziet dat de (extra) middelen die worden toegekend op het terrein van de EU-interne en de EU-externe dimensie van migratie – bijvoorbeeld op de gebieden van capaciteitsopbouw voor screening – en grensprocedures, opvangcapaciteiten, relocatie, terugkeer en versterking van het Europees Asielagentschap, op humanitaire wijze en volgens internationale verdragen zoals het Vluchtelingenverdrag en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens worden besteed.

Ten aanzien van het voorstel voor de strategische technologieën voor Europa (STEP) vernemen de leden van de PvdD-fractie graag welke technologieën en welke toepassingen van technologieën door middel van STEP worden ondersteund. Worden de middelen gebruikt om te investeren in kernenergie, biomassa, of mestvergisting? Zo ja, hoeveel? Wordt er geïnvesteerd in genetische manipulatie van dieren en/of planten? Zo ja, hoeveel, en van welke soorten en voor welke doeleinden? Wordt er geïnvesteerd in alternatieven voor dierproeven? Worden dierproeven vermeden? En wat is uw standpunt en de inzet van de regering ten aanzien van deze keuzes?

Deze leden vragen of bij STEP-investeringen sociale, ecologische en dierenwelzijnsrandvoorwaarden in worden acht genomen. Zo ja, welke en zo nee, waarom niet? Hoe worden eventuele negatieve gevolgen van het STEP-beleid voor niet-EU landen (bv. bij het winnen van kritieke grondstoffen) voorkomen? En wat is de inzet van de regering hierbij?

Zij vragen u hoe STEP past in een breder transitiebeleid naar een duurzame Europese economie, waarin uitfasering van verouderde, niet-duurzame en dieronvriendelijke technologieën en praktijken, en verminderen van consumptie (door overheden, bedrijfsleven en consumenten) belangrijke rollen spelen. Hoe zet de regering zich in EU-verband in voor de balans tussen deze drie aspecten (innovatie, uitfaseren en consuminderen) van duurzame en rechtvaardige transities?

Tenslotte vragen de leden van de PvdD-fractie zich, samen met u, af waarom, en in welke mate, deze wijziging in het MFK noodzakelijk is – met andere woorden, had er niet binnen het MFK kunnen worden geschoven. Volgens deze leden is er voldoende ruimte, bijvoorbeeld in de niet-duurzame of diervriendelijke delen van de landbouwbegroting, om deze aanpassingen te financieren. Deze leden vragen wat ten aanzien hiervan uw inzet is.

Vragen en opmerkingen van het lid van de OPNL-fractie

Het lid van de OPNL-fractie heeft kennisgenomen van de op 3 oktober jl. gehouden technische briefing5 en de BNC-fiches over de herziening van het MFK. Bij de herziening in de structuurfondsen die grondslag liggen aan het platform voor strategische technologieën voor Europa (STEP) komt er bij dit lid een punt van aandacht naar voren.

In de BNC-fiche over STEP6 wordt aangegeven dat hiervoor meerdere subsidiestromen worden geherstructureerd tot STEP, zoals Horizon Europe maar ook het Cohesiebeleid. Wat het lid van de OPNL-fractie hierin opvalt is het voorstel «om bestaande programma’s binnen de fondsen onder het cohesiebeleid te herprioriteren» en «het EU-cofinancieringspercentage te verhogen naar 100%».

Hierbij constateert dit lid dat STEP zich richt (zoals Horizon Europe) op innovatie en/met commercieel belang, terwijl Cohesie ook en vooral open staat voor decentrale overheden en NGO’s en daarmee dichterbij de regionale samenlevingen staat. Cohesie heeft tot doel om de zwakkere regio’s in Europa te versterken en heeft daarmee naar inziens van het lid van de OPNL-fractie een overduidelijk sociaaleconomisch karakter.

Bent u het met dit lid eens dat STEP zich vooral richt op innovatie en technologie en dat dit zich doorgaans clustert in de sterkste regio’s van Europa? Hoe verhoudt zich dat ten opzichte van de lijn in de kabinetsreactie van 12 juli 2023 op het adviesrapport «Elke regio telt!»7, dat onze minder economisch sterke regio’s ook kunnen profiteren van de STEP-gelden?

Bent u het met de OPNL-fractie eens dat doordat de EU-cofinancieringspercentage wordt verhoogd van 30–40% naar 100% het moeilijker wordt voor niet-commerciële aanvragers om nog aanspraak te doen op de gelden die bedoeld waren voor de ideologische doelstellingen die ze nastreven? Hoe wil de regering bijdragen aan – dan wel verzoeken bij de Europese Commissie – dat structuurfondsen met een sociaaleconomisch karakter bereikbaar blijven?

De leden van de vaste commissies voor Europese Zaken en Financiën zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze, met het oog op de Europese Raad van 26-27 oktober 2023, graag uiterlijk 19 oktober 2023.

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, E.B. van Apeldoorn

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, W.T. van Ballekom

BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 oktober 2023

Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Financiën, de antwoorden aan op vragen over de BNC-fiches Tussentijdse herziening Meerjarig Financieel Kader (MFK).

De Minister van Buitenlandse Zaken, H.G.J. Bruins Slot

VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

BNC-fiches tussentijdse herziening Meerjarig Financieel Kader (MFK)

Vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van BBB en JA21 gezamenlijk

Met betrekking tot het MFK vragen de leden van de fracties van BBB en JA21 welke reële inschatting u maakt van de verhoogde rentekosten nu feitelijke en verwachte beleidsrente reeds boven het renteniveau ligt van de afgegeven raming?

1. Antwoord van het kabinet

In het huidige MFK is voor de periode 2021–2027 in totaal 14,9 miljard euro gereserveerd voor de financieringskosten van Next Generation EU (hierna: NGEU). Dit zijn met name rentekosten. Door de rentestijgingen sinds 2022 zijn de financieringskosten sterk gestegen. De Europese Commissie (hierna: Commissie) verwacht dat het gehele gereserveerde bedrag op korte termijn volledig is uitgeput. Daarom is volgens de Commissie 18,9 miljard euro extra nodig in de periode 2024–2027. Deze inschatting is indicatief; de Commissie houdt een bandbreedte aan van 17–29 miljard euro. Hierbij gaat de Commissie uit van een rentepercentage van 2,4% in 2024 tot 2,7% in 2027.

Het Ministerie van Financiën heeft na de publicatie van het Commissievoorstel in juni een eigen inschatting gemaakt van de rentekosten. Volgens deze inschatting zou bij een rentepercentage van 2,7% circa 23,2 miljard euro extra nodig zijn ten opzichte van de reeds begrote bedragen voor de periode 2024–2027. Hierbij zijn aannames gedaan over de gemiddelde looptijd van leningen zoals die tot nu toe zijn uitgegeven en is uitgegaan van totale benutting van de leencapaciteit. De werkelijke kosten per jaar zijn afhankelijk van de daadwerkelijke uitgifte van leningen en met name de renteontwikkeling. Omdat nog steeds leningen uitgegeven worden, kan dit dus veranderen. De berekening van het Ministerie van Financiën laat eenzelfde beeld zien als de inschatting van de Commissie.

Deze leden vragen voorts welke maatregelen u en/of de Europese Commissie voorstelt in geval van verder oplopende rente gedurende de MFK-periode?

2. Antwoord van het kabinet

De Commissie stelt een nieuw speciaal instrument voor buiten het MFK-plafond waarmee de extra rentekosten voor NGEU gedekt kunnen worden (dat wil zeggen: de kosten boven de verwachte rentekosten bij de vaststelling van het MFK 2021–2027). Het instrument kan tijdens de procedure voor de Europese jaarbegroting ingezet worden op basis van een raming van de Commissie. In het voorstel is geen maximum opgenomen voor dit nieuwe speciale instrument, vanwege de onzekerheid over de toekomstige rentelasten. Het nieuwe instrument wordt in het Commissievoorstel gefinancierd via de EU-afdrachten van de lidstaten.

Het kabinet is van mening dat hoger dan verwachte rentekosten gedekt moeten worden binnen de bestaande plafonds van het MFK. Dit kan volgens het kabinet onder andere door herprioritering, herschikking en optimale benutting van flexibele ruimte in het MFK. Het is hierbij van belang om te benoemen dat indien de rente niet gedekt kan worden uit de EU-begroting, ook in de huidige situatie een juridische verplichting bestaat voor de lidstaten om de rentelasten te betalen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De aanpassing van het MFK voor de jaren 2024–2027 komt neer op 33 mld. aan extra leningen en 66 mld. aan extra uitgaven. De leden van de VVD-fractie beschouwen de gruwelijke oorlog in Oekraïne als een bijzondere, onvoorziene gebeurtenis en zijn van mening dat de 33 mld. aan leningen en de 17 mld. aan subsidies dienen te worden verstrekt. Het restant aan extra uitgaven, dat is 49 mld., zijn in de visie van deze leden uitgaven die of achterwege kunnen blijven of waarvoor elders binnen de bestaande afspraken compensatie kan en moet worden gevonden.

Dit kan volgens de leden van de VVD-fractie worden gerealiseerd op twee manieren, namelijk het aanpassen van bestaande programma’s en de daaraan verbonden uitgaven of de inzet van de onderuitputting bij vastleggingen respectievelijk de betalingskredieten. Deze leden vragen u of alle beschikbare middelen over de jaren 2021–2023 (dat is ongeveer 500 mld.) vastgelegd en besteed zijn of er sprake is van onderuitputting? Zij vragen of hiervan een overzicht gegeven kan worden.

3. Antwoord van het kabinet

De onderuitputting is het verschil tussen de in het MFK-akkoord afgesproken vastleggingen- en betalingenplafonds en de daadwerkelijke uitgaven in vastleggingen en betalingen. In het MFK is afgesproken dat deze middelen via het Enkelvoudig Marge Instrument (Single Margin Instrument SMI) mogen worden meegenomen naar toekomstige jaren, waarvoor de plafonds in die jaren worden verhoogd. De onderuitputting leidt voor de lidstaten dus in het jaar waarin deze optreedt tot een lagere afdracht, maar tot een hogere afdracht in toekomstige jaren (per saldo nul). De jaarbegrotingen voor 2021 en 2022 zijn afgesloten. Onderuitputting uit deze jaren is toegevoegd aan de begrotingen voor 2022, 2023 en 2024 via het SMI. Voor 2023 is nog niet zeker hoeveel onderuitputting er zal zijn. De verwachting is dat de betalingen in 2023 en 2024 lager zullen zijn dan eerder geraamd, met name door vertraging in de cohesieprogramma’s. Hier zal dus waarschijnlijk onderuitputting ontstaan. Echter, deze vastleggingen leiden in latere jaren naar verwachting alsnog tot betalingen.

De onderstaande tabel geeft een overzicht van de onderuitputting in het MFK in 2021 en 2022.

Bedragen in miljoenen euro’s in lopende prijzen

Onderuitputting ten opzichte van MFK-plafonds

2021

2022

Totaal

Onderuitputting vastleggingen

629

705

1.334

Onderuitputting betalingen

2.644

4.024

6.668

Voor de jaren 2024–2027 resteert een bedrag van 700 mld. Een aanpassing van het beleid voor het vrijmaken van 17 mld. (ongeveer 2%) zou geen onoverkomelijke opgave moeten zijn, aldus de leden van de VVD-fractie. Deze leden vragen of u suggesties heeft aangedragen hoe dit gerealiseerd kan worden, en zo ja welke. Zij vragen u voorts welke bedragen over de jaren 2024–2027 nog niet zijn gealloceerd.

4. Antwoord van het kabinet

Het klopt dat er ruwweg 700 miljard euro resteert in het MFK voor de jaren 2024–2027. Daarbij is het wel van belang om op te merken dat 60% van deze middelen onderdeel is van vooraf vastgestelde landenenveloppen. Bezuinigen op deze uitgaven is technisch gezien mogelijk, maar ingewikkeld omdat dit betekent dat alle onderliggende verordeningen en nationale/regionale programmeringen aangepast dienen te worden. Daarnaast is bezuinigen op de landenenveloppen in het verleden politiek gezien niet haalbaar gebleken.

Ongeveer 40% van alle programma-uitgaven uit het MFK betreft programma’s die uitgevoerd worden door de Commissie. Deze programma’s kennen geen pre-allocatie in landenenveloppen, in tegenstelling tot de programma’s in gedeeld beheer. De bulk van deze middelen is geconcentreerd in een aantal grote programma’s, zoals Horizon Europe, het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI), pre-accessie assistentie (IPA), de Connecting Europe Facility (CEF), Erasmus+ en humanitaire hulp.8 In totaal gaat dit voor de periode 2024–2027 om circa 250 miljard euro. Deze middelen zijn gereserveerd voor een bepaald doel of programma, maar nog niet juridisch vastgelegd of verdeeld in landenenveloppen.

Daarnaast kent het MFK flexibiliteit in de vorm van marges, buffers en speciale instrumenten. De totale vastleggingenmarge in het MFK bedroeg bij vaststelling 5,5 miljard euro. Van deze marge resteert nog slechts een klein deel. Met name in de jaren 2025–2027 is de resterende marge zeer beperkt (81 miljoen euro). Naast de marges binnen de MFK-plafonds kent het MFK verschillende speciale instrumenten. Deze vallen buiten de MFK-plafonds, maar zijn wel onderdeel van de MFK-verordening. Daarnaast zijn er enkele programma’s met ongealloceerde buffers. Dit is met name het geval bij migratie en fondsen voor extern beleid (NDICI). Onderstaande tabel geeft een inschatting van de middelen die binnen het MFK voor de jaren 2024–2027 nog niet gealloceerd zijn. De tabel laat ook zien dat de middelen voor een groot deel wel voor een bepaald doel gereserveerd zijn.

EUR mld., lopende prijzen

Totaal 2024–2027

Total ongealloceerd

18.1

Flexibiliteitsinstrument

4.2

Single Margin instrument

1.4

NDICI cushion

1.9

AMIF, BMVI en ISF (migratie)

1.9

Solidariteits- en noodhulpreserve (SEAR)

6.5

Europees Globaliseringsfonds (EGF)

1.1

Brexit aanpassingsreserve (BAR)

1.1

Nederland zet samen met andere lidstaten onder andere in op het verkleinen van het herzieningsvoorstel van de Commissie. Zo stelt Nederland bijvoorbeeld voor om de rente voor 2024 in ieder geval te dekken binnen de jaarbegroting voor 2024, in plaats van via het voorgestelde nieuwe rente-instrument. Dit verkleint het voorstel reeds met 2 miljard euro.

Voor de bestrijding van de gevolgen van de coronacrisis is additioneel een bedrag van 750 mld. uitgetrokken. Ook hierbij vragen de leden van de VVD-fractie u of het gehele bedrag is gealloceerd en hoe het uitgavenpatroon verloopt. Voorts vragen deze leden of in deze categorie van bijzondere uitgaven nog ruimte is voor de benodigde compensatie.

5. Antwoord van het kabinet

Het volledige bedrag van 750 miljard euro (806,9 miljard euro in lopende prijzen9) in het kader van NGEU is initieel gealloceerd en verdeeld in verschillende categorieën, zoals aangegeven in de onderstaande tabel.

Totale allocatie

Bedrag mld. euro (lopende prijzen)

Leningen RRF

385,8

Subsidies RRF

338

Programma’s EU-begroting

React EU

50,6

Horizon

5,4

Invest EU

6,1

Rural Development

8,1

Just Transition Fund

10,9

RescEU

2

De RRF-subsidies zijn volledig toegewezen in landenenveloppes op grond van een afgesproken verdeelsleutel uit de RRF verordening*. Het leningendeel van het RRF, dat wordt verdeeld op basis van aanvraag, wordt naar verwachting niet volledig benut. Van het beschikbare leningenbedrag is circa 90 miljard euro niet aangevraagd door lidstaten. Zowel de leningen als subsidies van de RRF zijn echter niet bruikbaar om andere uitgaven in de EU-begroting te dekken, omdat deze op grond van artikel 5 van het Eigenmiddelenbesluit specifiek zijn geoormerkt voor het aanpakken van de gevolgen van de COVID-19-crisis. Het resterende deel van de NGEU uitgaven is geoormerkt voor specifieke uitgavenprogramma’s in de reguliere EU-begroting (zie bovenstaande tabel).

Mochten de voorstellen ongewijzigd worden geaccordeerd, hetgeen gezien het unanimiteitsvereiste volgens de leden van de VVD-fractie moeilijk voorstelbaar is, betekent dit een extra afdracht van Nederland aan de Unie van 800 mln. op jaarbasis (3,2 mld. in totaal). Zij vragen hoe u dit denkt te voorkomen.

6. Antwoord van het kabinet

Het uitgangspunt voor het kabinet is dat uitdagingen en verplichtingen, met uitzondering van de voorgestelde steun aan Oekraïne, in principe opgevangen dienen te worden binnen de bestaande kaders van het MFK en de daarbij overeengekomen speciale instrumenten, door optimaal gebruik van bestaande middelen en waar nodig herprioritering en flexibilisering. Deze inzet draagt het kabinet actief uit in nauwe samenwerking met gelijkgezinde lidstaten.

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

De tussentijdse herziening van het MFK betekent voor Nederland een extra bijdrage van € 3,2 miljard voor de periode 2024 -2027. Dit betekent een verzwaring van de uitgaven van € 800 miljoen per jaar. In 2024 stevent Nederland af op een begrotingstekort van – 2,9%. De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat dit dicht tegen de Europese norm van 3% is. Zij vragen u derhalve waar hierin ruimte zit voor nog hogere uitgaven.

7. Antwoord van het kabinet

Zoals aangegeven in het BNC-fiche11 van 25 augustus jl. bedraagt de geraamde extra Nederlandse EU-afdracht in 2024 circa 607 miljoen euro als het volledige Commissievoorstel zou worden geïmplementeerd. Daarvan zou 278 miljoen euro geoormerkt zijn voor de extra rentekosten van het NGEU in 2024. In het voorliggende voorstel voor de EU- begroting 2024 is de verwachte hogere rente reeds ingepast, waardoor de overblijvende mogelijke stijging van de afdracht voor 2024 uitkomt op circa 329 miljoen euro. Het uitgangspunt voor het kabinet is dat uitdagingen en verplichtingen, met uitzondering van de voorgestelde steun aan Oekraïne, in principe opgevangen dienen te worden binnen de bestaande kaders van het MFK en de daarbij overeengekomen speciale instrumenten, door optimaal gebruik van bestaande middelen en waar nodig herprioritering en flexibilisering. Voor de Oekraïne-faciliteit alleen zou het effect op de Nederlandse EU-afdracht voor 2024 circa 250 miljoen euro bedragen. Indien het gehele Commissievoorstel ceteris paribus zou worden geïmplementeerd (dus zonder wijzigingen en zonder dat hiervoor zou worden bezuinigd) zou dit in 2024 leiden tot een verslechtering van het begrotingstekort van ca. 0,1%. Een nieuw kabinet stelt echter nieuwe budgettaire kaders vast en kan er voor kiezen dit daarbinnen in te passen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

De leden van de PvdD-fractie leiden hun eerste vraag over migratie in met het voorbeeld van de misstanden bij de Europese grensbewaking Frontex. Frontex is beschuldigd van het schenden van internationale verdragen en het internationale zeerecht, door migranten met (extreem) geweld tegen te houden en door mee te werken aan zogeheten «pushbacks». Deze leden vinden dit een zeer zorgelijke situatie. Zij vragen hoe u erop toeziet dat de (extra) middelen die worden toegekend op het terrein van de EU-interne en de EU-externe dimensie van migratie – bijvoorbeeld op de gebieden van capaciteitsopbouw voor screening – en grensprocedures, opvangcapaciteiten, relocatie, terugkeer en versterking van het Europees Asielagentschap, op humanitaire wijze en volgens internationale verdragen zoals het Vluchtelingenverdrag en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens worden besteed.

8. Antwoord van het kabinet

Ten aanzien van de rapporten over misstanden bij Frontex wordt uw Kamer verwezen naar eerdere communicatie daarover12. Waar het besteding door lidstaten betreft, zullen de middelen waar de leden in de vraag naar verwijzen – indien toegekend – grotendeels via het Asiel- en Migratiefonds (AMIF) en het Fonds voor geïntegreerd grensbeheer (BMVI) worden besteed. In de verordeningen voor de oprichting van beide fondsen is vastgelegd dat gefinancierde activiteiten dienen te worden uitgevoerd met volledige inachtneming van de rechten en beginselen die zijn verankerd in het EU-recht. Hieronder valt ook het Handvest, en de internationale verplichtingen van de EU met betrekking tot de grondrechten (in het bijzonder de naleving van de beginselen van non-discriminatie en non-refoulement). Daar komt bovenop dat de lidstaat die aanspraak maakt op betalingen uit deze fondsen ook in algemene zin moet voldoen aan de toepassing van onder andere het EU-handvest (via zogenaamde «horizontale voorwaarden»). Middelen voor migratiesamenwerking met derde landen (de EU-externe dimensie) worden – indien toegekend – besteed via het Instrument voor Nabuurschap, Ontwikkeling en Internationale Samenwerking (NDICI). In de NDICI-verordening is opgenomen dat migratie gerelateerde activiteiten volledig in lijn moeten zijn met internationaal recht. Het is aan de Europese Commissie om daarop toe te zien.

Ten aanzien van het voorstel voor de strategische technologieën voor Europa (STEP) vernemen de leden van de PvdD-fractie graag welke technologieën en welke toepassingen van technologieën door middel van STEP worden ondersteund. Worden de middelen gebruikt om te investeren in kernenergie, biomassa, of mestvergisting? Zo ja, hoeveel? Wordt er geïnvesteerd in genetische manipulatie van dieren en/of planten? Zo ja, hoeveel, en van welke soorten en voor welke doeleinden? Wordt er geïnvesteerd in alternatieven voor dierproeven? Worden dierproeven vermeden? En wat is uw standpunt en de inzet van de regering ten aanzien van deze keuzes?

9. Antwoord van het kabinet

Het voorstel voor een Strategic Technologies for Europe Platform (STEP) richt zich op de volgende technologieën: kennis- en kapitaalintensieve technologie, digitale technologie, schone technologie en biotechnologie. Hieronder vallen de eindproducten, sleutelelementen, specifieke machines en kritieke grondstoffen van deze technologieën. Er is geen uitputtende lijst met welke technologieën wel en welke niet onder de reikwijdte van het voorstel vallen. Technologieën moeten in ieder geval innovatief, opkomend en/of vooruitstrevend zijn en daarnaast economisch bijdragen aan de EU interne markt. Het STEP-voorstel bevat geen verwijzingen naar genetische manipulatie van dieren en/of planten, dierproeven, kernenergie, biomassa of mestvergisting.

Het kabinet onderschrijft het doel van de Commissie om de Europese positie in strategische technologieën te versterken, maar is terughoudend ten aanzien wat het Commissie voorstel. Het uitgangspunt is dat eerst gekeken moet worden naar herprioritering binnen de MFK-plafonds en de bestaande speciale instrumenten. Het kabinet acht de afbakening van STEP tot kennis- en kapitaalintensieve, digitale, schone, en biotechnologie passend. Daarbij is volgens het kabinet een duidelijke definiëring van deze technologieën van belang om het instrument zo goed mogelijk te kunnen richten op cruciale en strategische technologieën.

Deze leden vragen of bij STEP-investeringen sociale, ecologische en dierenwelzijnsrandvoorwaarden in worden acht genomen. Zo ja, welke en zo nee, waarom niet?

10. Antwoord van het kabinet

In het STEP-voorstel is opgenomen dat bij de implementatie van nieuwe STEP-doelstellingen bij de fondsen onder cohesiebeleid beheersautoriteiten worden aangemoedigd om sociale criteria toe te passen of positieve sociale resultaten te bevorderen. Daarbij moet gedacht worden aan het creëren van leer-werktrajecten en banen voor kansarme jongeren, in het bijzonder jongeren die geen werk hebben en geen onderwijs of opleiding volgen, het toepassen van de sociale gunningscriteria in de richtlijnen inzake overheidsopdrachten en het betalen van toepasselijke lonen zoals via collectieve onderhandelingen tot stand gekomen.

Het voorstel bevat geen specifieke ecologische en dierenwelzijnsvoorwaarden. Wel past STEP volgens de Europese Commissie nadrukkelijk in het streven om als EU een wereldwijd leidende positie te behouden in de realisatie van een klimaatneutrale industrie en economie.

Hoe worden eventuele negatieve gevolgen van het STEP-beleid voor niet-EU landen (bv. bij het winnen van kritieke grondstoffen) voorkomen? En wat is de inzet van de regering hierbij?

11. Antwoord kabinet

STEP heeft twee doelen: 1) het waarborgen van de Europese leiderschapspositie op kritieke en opkomende technologieën voor de groene en digitale transitie, 2) het mobiliseren van privaat kapitaal om Europese bedrijven op strategische technologieën internationaal concurrerend te maken. De Europese Commissie stelt in het voorstel dat de oprichting van STEP in overeenstemming is met de ambities van de Europese partners. Daarbij noemt de Commissie in het bijzonder de Amerikaanse Inflation Reduction Act, groene transformatieplannen van Japan, het Production Linked Incentive Scheme van India en de investeringsplannen voor schone technologieën van het Verenigd Koninkrijk en Canada. Het is volgens de Commissie belangrijk dat alle partijen (de EU en internationale partners) ervoor zorgen dat de financiering van industriële projecten zo min mogelijk verstorend werkt. Versterking van de transparantie en het overleg over industriële subsidies op internationaal niveau is net zo belangrijk voor het behoud en de verbetering van het bestaande – zij het onvolledige – gelijke speelveld waarop de welvaart van de EU en de wereld is gebouwd. Het kabinet onderschrijft de doelen van STEP. In potentie kan STEP bijdragen aan het versterken van de positie van de EU in strategische waardeketens van de toekomst en het lang termijn concurrentievermogen van de EU. De Commissie doet voorstellen om de mondiale positie van de EU te versterken, zonder dat het samenwerking met andere landen uitsluit. Het kabinet onderschrijft daarbij het belang van transparantie en overleg over industriële subsidies op internationaal niveau.

Zij vragen u hoe STEP past in een breder transitiebeleid naar een duurzame Europese economie, waarin uitfasering van verouderde, niet-duurzame en dieronvriendelijke technologieën en praktijken, en verminderen van consumptie (door overheden, bedrijfsleven en consumenten) belangrijke rollen spelen.

12. Antwoord kabinet

Het STEP-voorstel is onder andere gericht op de ontwikkeling en de ondersteuning van kritische en opkomende schone technologieën. Schone technologieën zijn bijvoorbeeld warmtepompen, windenergie en elektrolysers. De doorontwikkeling van deze technologieën kan bijdragen aan het maken van de volgende generatie schone technologie in Europa. Hierbij spelen aspecten zoals circulariteit een steeds grotere rol. Daarnaast kan door in te zetten op innovatie worden bijgedragen aan de ontwikkeling van nieuwe technologieën. Als dit binnen de EU gebeurt kan dit zowel de concurrentiepositie van het continent ondersteunen als bijdragen aan de groene transitie.

Hoe zet de regering zich in EU-verband in voor de balans tussen deze drie aspecten (innovatie, uitfaseren en consuminderen) van duurzame en rechtvaardige transities?

13. Antwoord kabinet

Het kabinet vindt het bij het vormgeven van transities van belang dat rekening wordt gehouden met bijkomende brede maatschappelijke gevolgen, zodat iedereen in staat wordt gesteld om de duurzame omslag te maken. Het kabinet onderschrijft daarvoor het belang van een regelgevend en kaderstellend Europa, bijvoorbeeld middels een goed en voorspelbaar systeem van normen en CO2-heffingen op EU-niveau. In aanvulling op substantiële private investeringen en nationale publieke uitgaven kunnen ook Europese uitgaven – mits effectief en efficiënt ingezet – een belangrijke rol spelen ten behoeve van duurzame en rechtvaardige transities. Daarom heeft Nederland zich er tijdens de onderhandelingen voor het EU Meerjarig Financieel Kader 2021–2027 onder meer voor ingezet om onderzoek en innovatie en klimaat sterker te verankeren in het MFK. Ook heeft Nederland zich sterk gemaakt voor een zo goed mogelijk Just Transition Fund met daarin uitsluitingen voor fossiele brandstoffen en een voorwaardelijkheid bij deelname (slechts wanneer landen de Parijs-doelen onderschrijven ontvangen zij hun gehele enveloppe aan JTF-middelen).

Vragen en opmerkingen van het lid van de OPNL-fractie

Bent u het met dit lid eens dat STEP zich vooral richt op innovatie en technologie en dat dit zich doorgaans clustert in de sterkste regio’s van Europa? Hoe verhoudt zich dat ten opzichte van de lijn in de kabinetsreactie van 12 juli 2023 op het adviesrapport «Elke regio telt!»[1], dat onze minder economisch sterke regio’s ook kunnen profiteren van de STEP-gelden?

14. Antwoord kabinet

Het STEP-voorstel richt zich zowel op onderzoek en innovatie als op flexibilisering van cohesiemiddelen. De Commissie moedigt lidstaten onder STEP aan om bestaande programma's binnen de fondsen onder het cohesiebeleid te herprioriteren richting STEP-doelen. Deze fondsen onder cohesiebeleid (EFRO, ESF+, cohesiefonds, JTF) worden verdeeld volgens criteria die voorzien in een verdeling op basis van bbp per hoofd van de bevolking, waarbij voor de regio's met lagere bbp's per hoofd van de bevolking meer middelen worden toegewezen. Op deze manier worden in het voorstel alle regio’s van de EU in drie categorieën ingedeeld: meer ontwikkelde regio’s (BBP per hoofd van de bevolking van meer dan 100% van het EU gemiddelde BBP per hoofd), transitieregio’s (BBP per hoofd van de bevolking tussen de 75% en 100% van het EU gemiddelde BBP per hoofd) en minder ontwikkelde regio’s (BBP per hoofd van de bevolking van minder dan 75% van het EU gemiddelde BBP per hoofd). Met deze rekenmethode, heeft Nederland in de periode 2021–2027 drie transitieregio’s: de provincies Friesland, Flevoland en Drenthe. Deze regio’s krijgen binnen Nederland dan ook extra middelen uit het Europees Fonds voor de Regionale Ontwikkeling (EFRO) toebedeeld. Voor wat betreft de middelen uit het Just Transition Fund (JTF), die met dit voorstel ook aan de STEP-doelen kunnen worden besteed, geldt dat deze zijn toebedeeld aan die regio’s die de meeste sociaaleconomische nadelen ondervinden van de energie- en klimaattransitie. Voor Nederland is daaruit de volgende verdeling13 gekomen:

Provincie (NUTS2)

COROP (NUTS3)

Bedrag mln. euro

Groningen

Overig Groningen

€ 110

Oost-Groningen

€ 110

Delfszijl en Omgeving

€ 110

Noord-Holland

IJmond

€ 58,5

Zuid-Holland

Groot-Rijnmond

€ 58,5

Noord-Brabant

West Noord-Brabant

€ 58,5

Zeeland

Zeeuws-Vlaanderen

€ 58,5

Limburg

Zuid-Limburg

€ 58,5

Totaal

€ 623

In het STEP-voorstel van de Commissie is dus ook aandacht voor economisch minder sterke regio's in Europa, maar wat de precieze implicaties van het STEP voorstel voor de Nederlandse provincies zal zijn valt nog te bezien.

Bent u het met de OPNL-fractie eens dat doordat de EU-cofinancieringspercentage wordt verhoogd van 30–40% naar 100% het moeilijker wordt voor niet-commerciële aanvragers om nog aanspraak te doen op de gelden die bedoeld waren voor de ideologische doelstellingen die ze nastreven? Hoe wil de regering bijdragen aan – dan wel verzoeken bij de Europese Commissie – dat structuurfondsen met een sociaaleconomisch karakter bereikbaar blijven?

15. Antwoord kabinet

Zoals in het antwoord op vraag 15 aangegeven, wordt in STEP flexibiliteit in bestaande programma's binnen de fondsen onder cohesiebeleid voorgesteld. Onderdeel daarvan is een verhoging van het cofinancieringspercentage naar 100% voor cohesiemiddelen. Zoals in het BNC-fiche is aangegeven zal het kabinet zich in de onderhandelingen inzetten tegen de voorgestelde mogelijkheid tot 100% cofinanciering bij cohesiemiddelen, om zo het eigenaarschap niet te verkleinen en het totaal investeringsbudget hoog te houden. De cohesie-enveloppen blijven verdeeld volgens vastgestelde criteria waarbij de minst ontwikkelde regio’s van de EU de hoogste bijdragen ontvangen. Op die manier is de bereikbaarheid van de fondsen voor alle regio’s in de EU geborgd.


X Noot
1

Samenstelling:

Oplaat (BBB), Walenkamp (BBB), Panman (BBB), Karimi (GroenLinks-PvdA), Rosenmöller (GroenLinks-PvdA), Veldhoen (GroenLinks-PvdA), Martens (GroenLinks-PvdA), Ramsodit (GroenLinks-PvdA), Van Ballekom (VVD), Van den Berg (VVD), Vogels (VVD), van Toorenburg (CDA), Bovens (CDA), Aerdts (D66), Dittrich (D66), Faber-Van de Klashorst (PVV), Visseren-Hamakers (PvdD), Nanninga (Ja21), Van Apeldoorn(SP) (voorzitter), Huizinga (CU), Dessing (FVD) (ondervoorzitter), Van Dijk (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL).

X Noot
2

Samenstelling:

Kroon (BBB) (ondervoorzitter), Van Wijk (BBB), Heijnen (BBB), Griffioen (BBB), Martens (GroenLinks-PvdA), Crone (GroenLinks-PvdA), Karimi (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Rosenmöller (GroenLinks-PvdA), Van Ballekom (VVD) (voorzitter), Van de Sanden (VVD), Vogels (VVD), Bovens (CDA), Bakker-Klein (CDA), Aerdts (D66), Moonen (D66), Van Strien (PVV), Visseren-Hamakers (PvdD), Baumgarten (Ja21), Van Apeldoorn (SP), Holterhues (CU), Van den Oetelaar (FVD), Schalk (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL).

X Noot
3

Kamerstukken I, 2022–2023, 36 405, A, B, C.

X Noot
4

Kamerstukken I, 2022–2023, 36 405, A, B, C.

X Noot
5

Videoverslag te raadplegen via de website van de Eerste Kamer: https://www.eerstekamer.nl/vod_debat_gemist?id=vm4pbjd221pc.

X Noot
6

Kamerstukken I, 2022–2023, 36 405, B.

X Noot
7

Kamerstukken I, 2022–2023, 29 697, nr. 114.

X Noot
8

De precieze verdeling van het MFK in programma’s is te vinden op de website van de Europese Commissie: https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=CELEX%3A32021R0241.https://commission.europa.eu/publications/multiannual-financial-framework-2021-2027-commitments_en

X Noot
9

Het bedrag van 750 miljard is uitgedrukt in het prijsniveau van 2018. Bedragen in lopende prijzen worden omgerekend met de vaste deflator van 2% uit de MFK-verordening.

XNoot
*
X Noot
11

Kamerstukken I, 2022–2023, 36 405, A.

X Noot
12

Nederlandse inzet in Frontex activiteiten 2022, Tweede Kamer, vergaderjaar 2021–2022, 32 317, nr. 766, Antwoorden op vragen commissie, gesteld tijdens CD van 19 oktober 2022, Tweede Kamer, vergaderjaar 2021–2022, 30 573,nr. 1930.

X Noot
13

Tweede Kamerbrief 21 501-08, nr. 817.

Naar boven