36 399 Mededeling van de Europese Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, Het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over de Europese waterstofbank

C VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 27 oktober 2023

De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving1 hadden kennisgenomen van de op 16 maart 2023 gepubliceerde mededeling van de Europese Commissie COM(2023)156 over de Europese waterstofbank.2 De leden van de fractie van de BBB legden naar aanleiding van deze mededeling een aantal vragen en opmerkingen aan de regering voor. De leden van de fractie van de PVV wensten de regering eveneens een aantal vragen voor te leggen naar aanleiding van deze mededeling.

Naar aanleiding hiervan is op 11 juli 2023 een brief gestuurd aan de Minister voor Klimaat en Energie.

De Minister heeft op 26 oktober 2023 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, Dragstra

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR INFRASTRUCTUUR, WATERSTAAT EN OMGEVING

Aan de Minister voor Klimaat en Energie

Den Haag, 11 juli 2023

De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving hebben met belangstelling kennisgenomen van de op 16 maart 2023 gepubliceerde mededeling van de Europese Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Europees Comité van de Regio’s COM(2023)156 over de Europese waterstofbank.3 De leden van de fractie van de BBB leggen naar aanleiding van deze mededeling graag de volgende vragen en opmerkingen aan de regering voor. De leden van de fractie van de PVV wensen de regering eveneens een aantal vragen voor te leggen naar aanleiding van deze mededeling. Deze vragen hebben de leden van de fractie van de PVV ook voorgelegd aan de Europese Commissie.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de BBB

De leden van de fractie van de BBB wensen de regering de volgende vragen voor te leggen:

  • 1. Vanwege het grote energieverlies bij de productie van waterstof vragen deze leden de regering of en wanneer waterstof een belangrijke rol gaat spelen in de energietransitie. Kan de regering deze leden nader informeren over de haalbaarheid van de voorgestelde plannen?

  • 2. Welke rol ziet de regering voor Nederland binnen de Europese waterstofbank?

  • 3. In het kader van de verdeling van de brede welvaart over de verschillende regio’s en de mogelijke inzet van de regering om de huidige verschillen te verkleinen, vragen deze leden de regering of zij voor Limburg of Groningen een rol ziet als logistieke import hub voor de Europese waterstofbank. Deze leden vragen de regering haar antwoord toe te lichten.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV

De leden van de fractie van de PVV wijzen ter inleiding graag op de volgende passage uit het aan de orde zijnde mededeling:

«De voorgestelde Europese waterstofbank vormt een aanvulling op het regelgevings- en ondersteunende kader van de EU voor totstandbrenging van een volledige waterstofwaardeketen in Europa en ondersteunt de verordening voor een nettonulindustrie. Zij zal proactief steun verlenen aan industriële belanghebbenden die zich meer op de uitrol van schone technologie willen gaan richten of zich hierop willen concentreren, en de weg bereiden voor de benodigde investeringen in menselijk kapitaal. Zij zal niet alleen de ontwikkeling van de fabricage van elektrolyse-installaties ondersteunen, maar ook industriële actoren verderop in de keten helpen om te investeren in nieuwe schone industriële processen of vervoerstechnologieën die werken op hernieuwbare waterstof in plaats van fossiele brandstoffen.

De Commissie is voornemens om op basis van deze mededeling alle vier de pijlers van de Europese waterstofbank tegen het einde van het jaar operationeel te maken. In deze periode zal zij het ontwerp, de activiteiten en de institutionele opzet van de Europese waterstofbank verder verfijnen, in voortdurend overleg met de lidstaten en belanghebbenden.»4

Vervolgens wijzen de leden van de fractie van de PVV op de volgende passage uit de mededeling:

«Al met al wordt de totale investeringsbehoefte voor de productie, het vervoer en het verbruik van 10 miljoen ton hernieuwbare waterstof geraamd op 335 tot 471 miljard EUR, waarvan 200 tot 300 miljard EUR nodig is voor extra productie van hernieuwbare elektriciteit. De investeringen in belangrijke categorieën van de waterstofinfrastructuur tegen 2030 worden geraamd op 50 tot 75 miljard EUR voor elektrolyse-installaties, 28 tot 38 miljard EUR voor pijpleidingen binnen de EU en 6 tot 11 miljard EUR voor opslag. De opschaling van de capaciteit voor de fabricage van elektrolyse-installaties vergt investeringen die op maximaal 1,2 miljard EUR worden geraamd. Er zal nog eens 500 miljard EUR aan investeringen in internationale waardeketens nodig zijn om de import van 10 miljoen ton hernieuwbare waterstof mogelijk te maken, onder meer in de vorm van derivaten.»5

De leden van de fractie van de PVV wensen de regering naar aanleiding van bovenstaande passages de volgende vragen te stellen:

  • 1. Kan de regering aangeven of de voorgestelde «waterstofroute» ― waar de Europese waterstofbank onderdeel van wordt ― op welke manier dan ook belemmerend zou kunnen werken met betrekking tot een mogelijk toekomstige uitrol van een «kernenergieroute»? Is daar ook uitgebreid onderzoek naar gedaan? Graag ontvangen deze leden een gemotiveerd antwoord.

  • 2. Kan de regering aangeven, in aanmerking nemende alle genoemde bedragen, wat een Nederlands huishouden gemiddeld ongeveer gaat bijdragen aan de ontwikkeling van deze «waterstofroute»? Graag ontvangen deze leden een gemotiveerd antwoord.

  • 3. Kan de regering een inschatting maken over hoe kernenergie zou scoren ten opzichte van de voorgestelde «waterstofroute» inzake onder andere de kosten, de energiezekerheid en de klimaatdoelstellingen? Is daar ook uitgebreid onderzoek naar gedaan? Graag ontvangen deze leden een gemotiveerd antwoord.

De leden van de fractie van de PVV wijzen voorts op de volgende passage uit de mededeling:

«De EU zal partnerlanden blijven ondersteunen bij het versnellen van hun transitie naar groene energie, onder meer door technische bijstand en ondersteuning te verlenen voor totstandbrenging van een gunstig bestuurs-, wetgevings- en ondernemingsklimaat, en door investeringen te mobiliseren die nodig zijn in hernieuwbare energie en energie-efficiëntie.»6

  • 4. Kan de regering aangeven wat precies wordt bedoeld met «ondersteuning te verlenen voor totstandbrenging van een gunstig bestuurs- en wetgevingsklimaat»? Graag ontvangen deze leden een gemotiveerd antwoord.

Verder wijzen de leden van de fractie van de PVV op de navolgende passage uit de mededeling:

«De Europese Commissie heeft namens de EU memoranda van overeenstemming en/of partnerschappen ondertekend met Egypte, Japan, Kazachstan, Marokko, Namibië en Oekraïne.»7

  • 5. Kan de regering aangeven op welke data deze memoranda van overeenstemming en/of partnerschappen ondertekend zijn, alsmede (per genoemd land) welke argumenten de doorslag hebben gegeven om met deze landen in zee te gaan en welke investeringen (op welke manier dan ook en indien van toepassing) al naar deze landen zijn gegaan? Graag ontvangen deze leden een gemotiveerd antwoord met zoveel mogelijk details.

De leden van de fractie van de PVV verwijzen voorts naar de volgende passage uit de mededeling en wensen naar aanleiding hiervan de regering een vraag te stellen:

«Uit de feedback van belanghebbenden is echter gebleken dat er behoefte is aan aanvullende maatregelen ter vermindering van de zeer hoge kosten in verband met de risico’s die niet voldoende door de financiële instrumenten van de EU worden aangepakt. Een betere coördinatie van de financiële instrumenten van de EU en de EU-lidstaten en vermindering van de onzekerheid over het aanbod en de afname van waterstof kunnen de economische haalbaarheid en de financierbaarheid van investeringen van zowel de afnemer in de EU als de producent in een derde land effectief vergroten. Dit is met name van belang voor investerings- en energie-intensieve sectoren met krappe marges bij de marktinkomsten.»8

  • 6. Deze leden vragen de regering of er, gelet op de grote onzekerheden en risico’s van de voorgestelde «waterstofroute» ― waar de Europese waterstofbank onderdeel van wordt ―, rekening wordt gehouden (op welke manier dan ook) met een soort van «exit strategie», wanneer er grote tegenslagen te betreuren zijn. Of wordt koste wat kost aan deze route vastgehouden? De leden van de fractie van de PVV ontvangen graag een gemotiveerd antwoord.

De leden van de fractie van de PVV verwijzen tot slot naar de volgende passage uit de mededeling:

«In de energiesector is de EU-financiering in niet-EU-landen gericht op het ondersteunen van de energietransitie in partnerlanden, onder meer door de uitrol van hernieuwbare energie te bevorderen, publieke en particuliere investeringen aan te trekken en zakelijke kansen en hoogwaardige banen te creëren.»9

  • 7. Kan de regering zo gedetailleerd mogelijk aangeven wat de Nederlandse economie (Rijk, regionaal, lokaal) en een gemiddeld Nederlands huishouden hiermee gaan opschieten? Graag ontvangen deze leden een gemotiveerd antwoord.

De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving zien uw reactie met belangstelling tegemoet en wensen deze voor het einde van het zomerreces van de Kamer te ontvangen.

De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, E. Kemperman

BRIEF VAN DE MINISTER VOOR KLIMAAT EN ENERGIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 oktober 2023

Hierbij zend ik u, met excuses voor de vertraging, mijn antwoorden op de vragen van de Eerste Kamerleden van de fractie van de BBB en de PVV naar aanleiding van de mededeling van de Europese Commissie over de Europese Waterstofbank COM, 2023, 156) zoals gesteld in uw brief van 13 juli 2023.

De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten

1

Vanwege het grote energieverlies bij de productie van waterstof vragen deze leden de regering of en wanneer waterstof een belangrijke rol gaat spelen in de energietransitie. Kan de regering deze leden nader informeren over de haalbaarheid van de voorgestelde plannen?

Antwoord

Hernieuwbare en koolstofarme waterstof gaat richting een CO2-vrije economie in toenemende mate een rol spelen als grondstof en energiedrager in met name de industrie en transport. Ook neemt de systeemrol van waterstof toe als flexibel opslag- en transportmedium voor het variabele aanbod van elektriciteit. Via waterstof kan de interactie tussen elektriciteit en gasvormige energie binnen het (Noordwest-Europese) energiesysteem verbeterd worden en kan meer wind-op-zee potentieel ontsloten worden.

De beide Kamers der Staten-Generaal zijn eerder geïnformeerd over de beleidsagenda en de voortgang van de voorgestelde plannen voor waterstof. Zie daarvoor onder andere de Kamerstukken: Voortgang beleidsagenda kabinetsvisie waterstof (Kamerstuk 32 813, nr. 653), Nationaal Waterstof Programma 2022–2025 (Kamerstuk 32 813, nr. AB), Voortgang waterstofbeleid (Kamerstuk 32 813, nr. 1143). Over de lange-termijnrol van waterstof in een energie neutrale energiehuishouding zie de Kamerbrief concept-Nationaal plan energiesysteem 2050 van 3 juli 2023 (Kamerstuk 32 813, nr. 1280).

2

Welke rol ziet de regering voor Nederland binnen de Europese waterstofbank?

3

In het kader van de verdeling van de brede welvaart over de verschillende regio’s en de mogelijke inzet van de regering om de huidige verschillen te verkleinen, vragen deze leden de regering of zij voor Limburg of Groningen een rol ziet als logistieke import hub voor de Europese waterstofbank. Deze leden vragen de regering haar antwoord toe te lichten.

Antwoord 2 en 3

Nederland kan baat hebben bij de beoogde activiteiten van de Europese waterstofbank. De veiling van productiesubsidies kan ook hernieuwbare waterstofproductie in Nederland ondersteunen. Als logistieke importhub heeft Nederland een goede uitgangspositie voor de import van hernieuwbare waterstofproductie uit derde landen. En in algehele zin zal de waterstofmarkt profiteren van het beter beschikbaar komen van informatie en data over waterstofprojecten, transacties, prijzen, infrastructuurontwikkelingen en (verwachte) handelsstromen.

In de opzet van de Europese waterstofbank wordt geen actieve rol voor lidstaten voorzien. De term «bank» is door de Europese Commissie gebruikt om duiding te geven aan een set eigen (financiële) beleidsinstrumenten onder bestaande EU-fondsen die de Europese Commissie wil inzetten om Europese hernieuwbare waterstofproductie aan te jagen en om import van hernieuwbare waterstof van buiten de EU ten behoeve van eindafnemers binnen de EU aan te jagen.

«De voorgestelde Europese waterstofbank vormt een aanvulling op het regelgevings- en ondersteunende kader van de EU voor totstandbrenging van een volledige waterstofwaardeketen in Europa en ondersteunt de verordening voor een nettonulindustrie. Zij zal proactief steun verlenen aan industriele belanghebbenden die zich meer op de uitrol van schone technologie willen gaan richten of zich hierop willen concentreren, en de weg bereiden voor de benodigde investeringen in menselijk kapitaal. Zij zal niet alleen de ontwikkeling van de fabricage van elektrolyse-installaties ondersteunen, maar ook industriële actoren verderop in de keten helpen om te investeren in nieuwe schone industriële processen of vervoerstechnologieën die werken op hernieuwbare waterstof in plaats van fossiele brandstoffen. De Commissie is voornemens om op basis van deze mededeling alle vier de pijlers van de Europese waterstofbank tegen het einde van het jaar operationeel te maken. In deze periode zal zij het ontwerp, de activiteiten en de institutionele opzet van de Europese waterstofbank verder verfijnen, in voortdurend overleg met de lidstaten en belanghebbenden.»2 Vervolgens wijzen de leden van de fractie van de PVV op de volgende passage uit de mededeling: «Al met al wordt de totale investeringsbehoefte voor de productie, het vervoer en het verbruik van 10 miljoen ton hernieuwbare waterstof geraamd op 335 tot 471 miljard EUR, waarvan 200 tot 300 miljard EUR nodig is voor extra productie van hernieuwbare elektriciteit. De investeringen in belangrijke categorieën van de waterstofinfrastructuur tegen 2030 worden geraamd op 50 tot 75 miljard EUR voor elektrolyse-installaties, 28 tot 38 miljard EUR voor pijpleidingen binnen de EU en 6 tot 11 miljard EUR voor opslag. De opschaling van de capaciteit voor de fabricage van elektrolyse-installaties vergt investeringen die op maximaal 1,2 miljard EUR worden geraamd. Er zal nog eens 500 miljard EUR aan investeringen in internationale waardeketens nodig zijn om de import van 10 miljoen ton hernieuwbare waterstof mogelijk te maken, onder meer in de vorm van derivaten.»3 De leden van de fractie van de PVV wensen de regering naar aanleiding van bovenstaande passages de volgende vragen te stellen:

1

Kan de regering aangeven of de voorgestelde «waterstofroute» ― waar de Europese waterstofbank onderdeel van wordt ― op welke manier dan ook belemmerend zou kunnen werken met betrekking tot een mogelijk toekomstige uitrol van een «kernenergieroute»? Is daar ook uitgebreid onderzoek naar gedaan? Graag ontvangen deze leden een gemotiveerd antwoord.

Antwoord

Waterstof en kernenergie kunnen elkaar aanvullen en sluiten elkaar niet per definitie uit. Waterstof is een molecuul en kan in hernieuwbare en/of koolstofarme vorm een bijdrage leveren aan het klimaatneutraal maken van de samenleving. (zie ook vraag 1 BBB). Via elektrolyse kan hernieuwbare en/of koolstofarme elektriciteit (elektronen) worden omgezet in moleculen. Ook kan de elektriciteitssector worden gekoppeld aan sectoren waar moleculen worden gebruikt als brandstof of grondstof. Kerncentrales en Small Modular Reactors (SMR’s) gekoppeld aan elektrolysers, kunnen op die momenten dat er weinig vraag is naar elektriciteit hun productiecapaciteit inzetten om koolstofarme waterstof te produceren.

2

Kan de regering aangeven, in aanmerking nemende alle genoemde bedragen, wat een Nederlands huishouden gemiddeld ongeveer gaat bijdragen aan de ontwikkeling van deze «waterstofroute»? Graag ontvangen deze leden een gemotiveerd antwoord.

Antwoord

Aangezien de waterstofmarkt nog in de ontwikkelfase is, zal de ontwikkeling gepaard gaan met overheidsondersteuning. In de EZK-begroting en in de voorstellen van het Klimaatfonds is aangegeven wat hiervoor de komende jaren aan budget gereserveerd is. Aangezien dit begrotingsmiddelen betreft, kan er geen directe doorrekening worden gemaakt voor een gemiddeld huishouden. De ondersteuning verloopt niet via een opslag op de energierekening van huishoudens.

3

Kan de regering een inschatting maken over hoe kernenergie zou scoren ten opzichte van de voorgestelde «waterstofroute» inzake onder andere de kosten, de energiezekerheid en de klimaatdoelstellingen? Is daar ook uitgebreid onderzoek naar gedaan? Graag ontvangen deze leden een gemotiveerd antwoord.

Antwoord

Over de lange-termijnrol van waterstof in een energieneutrale energiehuishouding verwijs ik naar mijn Kamerbrief aan de Tweede Kamer «concept-Nationaal plan energiesysteem 2050» van 3 juli 2023 (Kamerstuk 32 813, nr. 1280).

In die brief licht ik toe dat naast elektronen (bijv. afkomstig uit kernenergie) in de toekomst ook hernieuwbare en koolstofarme moleculen nodig zijn. Waterstof kan daarbij een belangrijke rol spelen. Waterstof kan worden opgeslagen, kan worden geïmporteerd uit verschillende continenten (zie daarvoor ook mijn brief aan Tweede Kamer: Energiediplomatie en import van waterstof, Kamerstuk 29 023, nr. 431) en kan worden ingezet als grond- en brandstof. Waterstof en kernenergie staan daarom niet tegenover elkaar, maar kunnen elkaar juist aanvullen. Bij de ontwikkeling van de waterstofmarkt komen mogelijk ook nieuwe afnemers van koolstofarme waterstof geproduceerd met nucleaire energie in beeld.

4Kan de regering aangeven wat precies wordt bedoeld met «ondersteuning te verlenen voor totstandbrenging van een gunstig bestuurs- en wetgevingsklimaat»? Graag ontvangen deze leden een gemotiveerd antwoord

Antwoord

De samenwerking ter versterking van het regelgevings- en investeringskader is gericht op het bevorderen van de duurzaamheid van de lokale productie van waterstof en van het lokale verbruik van hernieuwbare elektriciteit, evenals op sociaaleconomische aspecten en bredere milieuaspecten, zoals een verantwoord gebruik van water. Nederland wacht de verdere concretisering van deze elementen in het kader van de waterstofbank af.

«De Europese Commissie heeft namens de EU memoranda van overeenstemming en/of partnerschappen ondertekend met Egypte, Japan, Kazachstan, Marokko, Namibië en Oekraïne.»

5

Kan de regering aangeven op welke data deze memoranda van overeenstemming en/of partnerschappen ondertekend zijn, alsmede (per genoemd land) welke argumenten de doorslag hebben gegeven om met deze landen in zee te gaan en welke investeringen (op welke manier dan ook en indien van toepassing) al naar deze landen zijn gegaan? Graag ontvangen deze leden een gemotiveerd antwoord met zoveel mogelijk details.

Antwoord

Het partnerschap met Egypte is op 16 november 2022 getekend, met Japan op 2 december 2022, met Kazachstan op 7 november 2022, met Marokko op 18 oktober 2022, met Namibië op 8 november 2022 en met Oekraïne op 3 februari 2023. Na publicatie van de Communicatie over de Europese waterstofbank zijn hiernaast nog memoranda van overeenstemming getekend met Noorwegen, Argentinië en Uruguay.

Al deze memoranda en partnerschappen beogen de samenwerking van de EU te versterken in het adresseren van klimaatverandering en om de afbouw van fossiele brandstoffen te realiseren. Het potentieel in deze landen voor het produceren van hernieuwbare waterstof, het verder ontwikkelen van handelsrelaties op waterstof met deze landen en het uitwisselen van kennis zijn daarbij leidend geweest.

Een meer gedetailleerde toelichting van specifieke overwegingen voor de samenwerking en de prioriteiten per samenwerkingsverband kunnen worden teruggevonden in de individuele memoranda en partnerschappen die te vinden zijn op de website van de Europese Commissie.10

De specifieke steun voor waterstof projecten vindt plaats onder de EU financieringsinstrumenten voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI) en het Europees Fonds voor Duurzame Ontwikkeling (EFSD+).

«Uit de feedback van belanghebbenden is echter gebleken dat er behoefte is aan aanvullende maatregelen ter vermindering van de zeer hoge kosten in verband met de risico’s die niet voldoende door de financiële instrumenten van de EU worden aangepakt. Een betere coördinatie van de financiële instrumenten van de EU en de EU-lidstaten en vermindering van de onzekerheid over het aanbod en de afname van waterstof kunnen de economische haalbaarheid en de financierbaarheid van investeringen van zowel de afnemer in de EU als de producent in een derde land effectief vergroten. Dit is met name van belang voor investerings- en energie-intensieve sectoren met krappe marges bij de marktinkomsten.»

6

Deze leden vragen de regering of er, gelet op de grote onzekerheden en risico’s van de voorgestelde «waterstofroute» – waar de Europese waterstofbank onderdeel van wordt –, rekening wordt gehouden (op welke manier dan ook) met een soort van «exit strategie», wanneer er grote tegenslagen te betreuren zijn. Of wordt koste wat kost aan deze route vastgehouden? De leden van de fractie van de PVV ontvangen graag een gemotiveerd antwoord.

Antwoord

Over de lange-termijnrol van waterstof in het Nederlandse energiesysteem in bredere zin verwijs ik naar mijn beantwoording van vraag 1 en 3 van de BBB. Zoals de Europese Commissie in haar communicatie over de waterstofbank beschrijft, zijn de financieringsinstrumenten die onder dit initiatief worden voorgesteld, ondersteunend van aard en gericht op totstandbrenging van een volwassen markt waarbij het uiteindelijke initiatief voor investeringen bij private partijen komt te liggen. Ten slotte, zoals aangegeven in mijn beantwoording van vraag 2 en 3 van de BBB, beoogt de Europese Commissie met de Europese Waterstofbank geen nieuwe fysieke entiteit in te richten.

De leden van de fractie van de PVV verwijzen tot slot naar de volgende passage uit de mededeling: «In de energiesector is de EU-financiering in niet-EU-landen gericht op het ondersteunen van de energietransitie in partnerlanden, onder meer door de uitrol van hernieuwbare energie te bevorderen, publieke en particuliere investeringen aan te trekken en zakelijke kansen en hoogwaardige banen te creëren.»

7

Kan de regering zo gedetailleerd mogelijk aangeven wat de Nederlandse economie (Rijk, regionaal, lokaal) en een gemiddeld Nederlands huishouden hiermee gaan opschieten? Graag ontvangen deze leden een gemotiveerd antwoord.

Antwoord

De uitstoot van broeikasgassen en de opwarming van de aarde stoppen niet bij de landsgrenzen of de Europese Unie. Een effectief klimaatbeleid stimuleert daarom ook de energietransitie in niet-EU-landen en kan ook helpen bij diplomatieke samenwerking inzake de bescherming van de buitengrenzen van de EU. De ontwikkeling van goedkope hernieuwbare energie buiten de EU in combinatie met importketens kan voor Nederland goedkopere importroutes bewerkstelligen.


X Noot
1

Samenstelling:

Van Wijk (BBB), Kemperman (BBB) (voorzitter), Van Langen (BBB), Jaspers (BBB), Thijssen (GroenLinks-PvdA), Kluit (GroenLinks-PvdA), Crone (GroenLinks-PvdA), Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA), Martens (GroenLinks-PvdA), Klip-Martin (VVD), Meijer (VVD), Kaljouw (VVD), Rietkerk (CDA) (ondervoorzitter), Prins (CDA), Van Meenen (D66), Aerdts (D66), Bezaan (PVV), Nicolaï (PvdD), Nanninga (JA21), Janssen (SP), Holterhues (CU), Dessing (FVD), Van Dijk (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL).

X Noot
4

COM(2023)156, p. 18.

X Noot
5

COM(2023)156, p. 4.

X Noot
6

COM(2023)156, p. 13.

X Noot
7

COM(2023)156, p. 14.

X Noot
8

COM(2023)156, p. 17.

X Noot
9

COM(2023)156, p. 17.

Naar boven