36 360 XVI Jaarverslag en slotwet Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2022

Nr. 18 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR LANGDURIGE ZORG EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 juni 2023

Met uw brief van 25 mei 2023 vraagt u de Minister van VWS en de Minister voor VRO om beantwoording van de vragen die lokale journalisten tijdens het Evenement V-100, dat de commissie voor de Rijksuitgaven in de Tweede Kamer op 22 mei organiseerde, te beantwoorden. Omdat het thema «uitdagingen bij wonen en zorg» waarover de vragen zijn gesteld vooral op mijn beleidsterrein liggen en deels op dat van de Staatssecretaris van VWS en van de Minister voor VRO, beantwoord ik deze vragen mede namens de staatsecretaris van VWS en de Minister voor VRO.

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder

Vragen en antwoorden

1.

Kunt u een overzicht schetsen van de ontwikkeling van de afgelopen vijf jaar van het gebruik van het Volledig Pakket Thuis en Extramurale zorg, en wat is de verwachte ontwikkeling (p. 193 Jaarverslag VWS)?

Antwoord vraag 1

Op pagina 206 van het jaarverslag is een overzicht opgenomen van de ontwikkeling van 2019 t/m 2022. Deze zijn overgenomen in onderstaande tabel, waarbij de cijfers voor het jaar 2018 zijn overgenomen uit het jaarverslag van VWS 2021.

(bedragen in € miljoen)

2018

2019

2020

2021

2022

Volledig Pakket Thuis

661

512

527

550

n.b.

Extramurale zorg

565

646

668

690

n.b.

Tot en met het jaar 2021 werden de uitgaven van de leveringsvormen volledig pakket thuis, extramurale zorg en overige uitgaven binnen de contracteerruimte afzonderlijk gepresenteerd. De verdeling van deze uitgaven over de afzonderlijke sectoren was echter niet duidelijk. Omdat er veel behoefte bestond aan meer inzicht in de besteding van middelen voor ouderenzorg, gehandicaptenzorg en de langdurig ggz zijn de budgetten met ingang van 2022 voor zorg in natura en pgb uitgesplitst in deze onderdelen. Daarmee is de presentatie van de leveringsvormen volledig pakket thuis, extramurale zorg en overige uitgaven komen te vervallen. De verwachting is dat extramurale zorg en het volledig pakket thuis mede door het geleidelijk scheiden van wonen en zorg in de ouderenzorg in de toekomst verder gaan toenemen. Over het scheiden van wonen en zorg wordt uw Kamer geïnformeerd via de voortgangsrapportages WOZO.

2.

Kunt u een toelichting geven wat de ontwikkeling is in het aantal deelnemende gemeenten aan het actieprogramma Eén tegen eenzaamheid en waarom dat getal niet 100 procent is (p.55 Jaarverslag VWS)?

Hoe kan het dat in 2016 55 procent van de ouderen boven de 75 zich eenzaam voelt en in 2020 56 procent, terwijl als doel was om die eenzaamheidscijfers om te buigen en wat kunt u vervolgens zeggen over de effectiviteit van het actieprogramma Eén tegen eenzaamheid? Kunt u in dit licht ook reageren op de meest recente CBS-cijfers over eenzaamheid onder ouderen (p. 289 Jaarverslag VWS)?

Antwoord vraag 2

Het aantal gemeenten dat aangesloten is bij Eén tegen eenzaamheid is sinds de start in 2018 jaarlijks gestegen. Momenteel is 75% van alle gemeenten aangesloten. Het is onze ambitie dat uiterlijk in 2025 alle gemeenten werken met een lokale aanpak op eenzaamheid. Vanuit het actieprogramma wordt ondersteuning aangeboden. Ondersteuning bestaat uit gratis advies-uren van een Eén tegen eenzaamheid-adviseur, een online toolkit met kennis en kunde en financiële middelen die van de begroting van het Ministerie van VWS beschikbaar zijn gesteld via de Brede Specifieke Uitkering voor sport en bewegen, gezondheidsbevordering, cultuurparticipatie en sociale basis 2023–2026. Hiermee wil het actieprogramma bereiken dat 100% van de gemeenten zich bij Eén tegen eenzaamheid aansluit. Deelname blijft echter vrijwillig en afhankelijk van het commitment van gemeenten zelf.

Volgens de ex-durante beleidsevaluatie van HHM (2019–2021) heeft de aanpak van het actieprogramma Eén tegen eenzaamheid (Ete) een sterke bijdrage geleverd aan het verminderen van gevoelens van eenzaamheid onder ouderen. Met het programma is het gelukt om een veelzijdige beweging in gang te zetten. Driekwart van de gemeenten en de meer dan 180 organisaties, bedrijven, burgerinitiatieven en instellingen in de Nationale Coalitie tegen Eenzaamheid zetten zich in samenwerking met het Ministerie van VWS in om de eenzaamheid in Nederland terug te dringen. De publiekscampagne heeft voor meer bewustwording over het onderwerp gezorgd.

Een belangrijk doel van het actieprogramma is de verspreiding van de beschikbare wetenschappelijke kennis over een effectieve aanpak van eenzaamheid onder iedereen die in het actieprogramma actief is, waaronder via de eerder genoemde Eén tegen eenzaamheid-adviseurs. Verder heeft het actieprogramma via het ZonMw programma «Versterking aanpak eenzaamheid» geïnvesteerd in 133 projecten tegen eenzaamheid. Ze ontvangen financiering en ondersteuning bij hun aanpak van eenzaamheid. Daarnaast wordt ook geïnvesteerd om meer kennis op te halen door een aantal veelbelovende initiatieven te begeleiden richting de databank «Effectieve sociale interventies» van Movisie. Ook is onlangs het onderzoeksprogramma Eenzaamheid binnen de Nationale Wetenschapsagenda gestart. In dat programma wordt verder gewerkt aan de ontwikkeling van effectieve interventies tegen eenzaamheid in een aantal risicogroepen, waaronder jongeren waarvoor een bewezen effectieve aanpak tot nu toe ontbreekt.

CBS-onderzoek van september 2022 laat zien dat eenzaamheid in de periode 2019–2021 in alle leeftijdsgroepen en vooral onder jongeren is toegenomen. In de leeftijdsgroep van 75 jaar en ouder is de toename van eenzaamheid relatief gering geweest. Opvallend is dat de prevalentie van sterke emotionele eenzaamheid onder 75-plussers zelfs is afgenomen, terwijl die vooral onder jongeren van 15 tot 25 jaar sterk is gestegen. De coronapandemie met lockdowns hebben bijgedragen aan eenzaamheidsgevoelens onder alle leeftijden, met grootste prevalentie onder jongeren (bron: https://www.rivm.nl/gedragsonderzoek/maatregelen-welbevinden/welbevinden-en-leefstijl). Deze kabinetsperiode heeft het actieprogramma zich dan ook verbreed naar eenzaamheid op alle leeftijden.

3.

Kunt u toelichten wat er in 2022 concreet is gedaan met het geld voor het regiobudget scheiden voor wonen en zorg en het regionaal stimuleringsbudget zorgkantoren en wat de concrete resultaten in de verschillende regio’s zijn?

Antwoord vraag 3

In 2022 en 2023 is het volledige budget van € 40 mln. per jaar ter beschikking gesteld aan de zorgkantoren. De zorgkantoren hebben het budget gebruikt om regionale plannen van zorgaanbieders op het gebied van scheiden van wonen en zorg te honoreren. Op dit moment heb ik nog geen zicht op de exacte besteding van het Regiobudget scheiden wonen en zorg over 2022 en 2023. Dit volgt uit de nacalculatie over 2022 die medio 2023 plaatsvindt.

4.

Hoe zorgt u dat de gemeenten daadwerkelijk de sociale basis en informele netwerken erkennen en waarderen, zoals verwoord in uw brief van 30 september 2022 (Kamerstuk 36 360 XVI, nr. 1 )? (Zie ook pagina 56 van het jaarverslag VWS.) Hoe gaat u dit monitoren? Welke middelen zijn er om te zorgen dat gemeenten dit voornemen in hun beleid opnemen?

Antwoord vraag 4

Op 3 februari 2023 heb ik samen met de Staatssecretaris van VWS, de VNG, ZN en GGD GHOR het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) ondertekend (Kamerstuk 32 793, nr. 653). In het GALA is opgenomen dat gemeenten in 2024 een beleidsvisie gaan opstellen over de sociale basis op basis van de extra middelen (circa € 35 miljoen per jaar in de periode 2023–2026) die gemeenten hiervoor hebben aangevraagd op basis van de brede SPUK. Uw Kamer wordt voor het zomerreces geïnformeerd door de Staatssecretaris van VWS en mij over de aanpak sociale basis en mantelzorg, inclusief de wijze waarop met gemeenten wordt samengewerkt bij het versterken van de sociale basis. Op dit moment wordt nagedacht om gemeenten te ondersteunen bij de doorontwikkeling hiervan, de wijze waarop veranderingen kunnen worden bewerkstelligd in het denken en handelen en het volgen van een groep van gemeenten bij de uitvoering van de plannen van aanpak die zij moeten indienen.

5.

Hoe duidt u de daling in uitgaven voor de wijkverpleging in relatie tot de groeiende groep ouderen die langer thuis blijven wonen en van dit type zorg afhankelijk is? Kunt u aangeven wat u specifiek heeft gedaan om deze problemen aan te pakken in relatie tot de krapte op de arbeidsmarkt? Hoe voorkomt u dat de wal het schip keert (p. 206 Jaarverslag VWS)?

Antwoord vraag 5:

Bij het vaststellen van het financieel kader wijkverpleging wordt rekening gehouden met demografische factoren zoals de vergrijzing van de bevolking en het langer thuis wonen van ouderen. In het hoofdlijnenakkoord wijkverpleging 2018–2022 (Kamerstuk 29 689, nr. 911) zijn met het oog daarop extra middelen beschikbaar gesteld voor de wijkverpleging met een jaarlijkse groei. De uitgaven aan wijkverpleging nemen echter af (zie Vektis factsheet wijkverpleging 2022).

Naar de oorzaken van de onderschrijdingen in de wijkverpleging is een onderzoek door Equalis uitgevoerd, waarvan ik het resultaat aan uw Kamer heb gestuurd (Kamerstuk 23 235, nr. 210). Het onderzoek laat zien dat met name het zorginkoopbeleid van de zorgverzekeraars en de toenemende arbeidsmarktproblematiek de belangrijkste verklaringen vormen voor de onderschrijding op het financieel kader wijkverpleging. In het Integraal Zorgakkoord (Kamerstuk 31 765, nr. 6545) is o.a. met zorgverzekeraars afgesproken om te investeren in de wijkverpleging. Zorgverzekeraars verwachten dat zij daardoor in 2023 € 250 miljoen (bijna 8% meer ten opzichte van 2022) aan extra omzet in de wijkverpleging zullen realiseren.

Ten aanzien van de toenemende krapte op de arbeidsmarkt, is net als op andere plekken in de zorg het vinden van voldoende gekwalificeerde zorgmedewerkers in de wijkverpleging een grote uitdaging. Met name het thema leren en ontwikkelen vraagt om aandacht in de wijkverpleging. Met ActiZ, ZorgthuisNL, V&VN en ZN heb ik het Investeringsakkoord Opleiden Wijkverpleging ondertekend waarmee de komende 3 jaar geïnvesteerd zal worden in het meer en anders opleiden van helpenden (naar verzorgenden), verzorgenden IG, verpleegkundigen en verpleegkundige specialisten voor de wijkverpleging (TK 2022/2023, 29 282, nr. 509). Concrete afspraken in het akkoord moeten leiden tot het inrichten van een regionaal – en waar passend landelijk – opleidingsaanbod waarin op innovatieve, toekomstbestendige en efficiënte wijze vorm en inhoud wordt gegeven aan opleiden in de wijkverpleging. Ook worden hierin afspraken gemaakt over de structurele bestendiging van deze vernieuwde opleidingsstructuur.

6.

Hoeveel ouderenwoningen zijn er in 2022 gerealiseerd, ligt u daarmee op schema van de ambitie die staat beschreven op pagina 18 van het jaarverslag BZK? Welk deel van die voorraad woningen is multifunctioneel?

Antwoord vraag 6

Bij de registratie van het aantal nieuwe toegevoegde woningen door het CBS wordt er geen onderscheid gemaakt naar bewoning. Zo kan er geen nadere splitsing worden gegeven naar ouderenwoningen.

We zijn momenteel met verschillende partijen in gesprek om de monitoring van het programma wonen en zorg vorm te geven om zo zicht te krijgen op de doelstellingen binnen het programma.

7.

Welke subsidies zijn er verstrekt aan de zogenoemde koploperregio's voor woonopgaven (pagina 60 jaarverslag BZK), en in hoeverre raken die ouderenhuisvesting? Welke ervaringen zijn er nu bekend en welke lessen zijn daar uit te trekken?

Antwoord vraag 7

Er zijn zes koploperregio’s die elk uit de begroting van BZK € 50.000,– hebben ontvangen als eenmalige bijdrage voor het aantrekken van een projectleider. Daarnaast krijgen de koploperregio’s van Platform31 en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (Expertteam Huisvesting Aandachtsgroepen) gerichte ondersteuning van deskundigen en experts. De woonopgave voor ouderen wordt meegenomen. De ervaringen zijn dat het opstellen van een regionaal afgestemde woonzorgvisie voor aandachtsgroepen een complexe opgave is die tijd en veel onderlinge afstemming tussen gemeenten, provincie, woningcorporaties, huurders-, cliënt-, zorg- en welzijnsorganisaties vergt. De lessen over onderwerpen als het aangaan van regionale samenwerking, het maken van analyses het maken van afspraken over evenwichtige verdeling van de huisvestingsopgave voor alle aandachtsgroepen worden gebundeld in handreikingen en toegepast in praktijklabs waardoor de overige regio’s van de ervaringen gebruik kunnen maken. Voor de ouderenhuisvesting is de inzet om nog dit jaar de opgave uit te werken in de woondealregio’s.

8.

Is er onderzoek gedaan naar de woonwensen en zorgbehoeften van ouderen? Hoe zorgt u ervoor dat het landelijk beleid (pagina 16 jaarverslag BZK) aansluit bij de specifieke lokale situatie in de verschillende regio's? In welke mate worden ouderen hierbij betrokken? Hebben alle gemeenten hun woonzorgvisies op orde?

Antwoord vraag 8

Met provincies, woondealregio’s en gemeenten zijn wij in overleg over de bouwopgave voor ouderen. Hierbij moedigen wij deze regio’s aan om regionaal en lokaal relevante zorgpartijen en vertegenwoordigers van ouderen aan te haken bij het bepalen van de bouwopgave voor ouderen, zodat deze zo goed mogelijk aansluit op de lokale situatie. Hierbij worden ook onderzoeken naar de woonwensen en zorgbehoeften die zijn uitgevoerd als input gebruikt. Er zitten verschillen tussen de regio’s en gemeenten in het stadium en mate van detail van de woonzorgvisies. In het wetsvoorstel regie volkshuisvesting is voorzien dat in 2026 de woonzorgvisies opgaan in de lokale volkshuisvestingsprogramma’s.

9.

Wat betreft de onderuitputting bij de stimuleringsregeling voor ontmoetingsruimten in ouderenhuisvesting (pagina 63 jaarverslag BZK): kunt u de Kamer informeren over de effectiviteit en doelmatigheid van deze regeling?

Antwoord vraag 9

Steeds meer ouderen willen geclusterd wonen: in elkaars nabijheid omdat mobiliteit afneemt en met een mogelijkheid om elkaar te ontmoeten. Een ontmoetingsruimte in of nabij het complex draagt daar in grote mate aan bij. De realisatie van een ontmoetingsruimte levert echter vaak financiële problemen op. Zeker bij woonvormen voor ouderen met een laag of middeninkomen is het moeilijk de investerings- en exploitatiekosten voldoende in de huur- of in de koopprijs te verdisconteren. Vanuit de Stimuleringsregeling Ontmoetingsruimten in Ouderenhuisvesting worden de bouwkosten van een ontmoetingsruimte vergoed. In 2022 is het gehele beschikbare budget van € 28 mln. beschikt. Het gaat om 171 aanvragen, bijna evenredig verdeeld tussen kleine, middelgrote en grote complexen. Als uitgegaan wordt van een gemiddelde van 50 woningen per complex, levert dit ruim 8500 woningen op met een ontmoetingsruimte. Daarmee draagt de regeling in belangrijke mate bij aan de realisatie van geschikte woningen voor ouderen. Doordat aanvragers drie jaar de tijd hebben om een voorschot aan te vragen, is in 2022 niet het gehele bedrag uitgegeven.

10.

De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening heeft in november 2021 toegezegd de samenwerking tussen VWS en BZK te verbeteren en intensiveren, op het vlak van ouderenhuisvesting. Kunt u aangeven welke stappen u hiervoor heeft gezet en kunt u volgend jaar een geïntegreerd jaarverslag hierover leveren? Zit er spanning tussen de beleidsdoelen van beide ministeries op dit thema, en zo ja, hoe kunt u die spanning wegnemen?

Antwoord vraag 10

De opgave om te komen tot voldoende geschikte woningen voor ouderen is niet eenvoudig en vraagt een intensief samenspel tussen de verschillende betrokken overheden en sectoren. Hierin trekken wij, de Minister voor VRO en de Minister voor LZS intensief samen op. Een sprekend voorbeeld hiervan is de totstandkoming van het gezamenlijke BZK/VWS programma «Wonen en zorg voor ouderen» dat in 2022 aan de TK aangeboden (Kamerstuk 29 389, nr. 112). Omdat wonen voor ouderen sterk verbonden is met de organisatie van ouderenzorg in den brede, is dit programma ook ondergebracht in het programma WOZO (Wonen, ondersteuning en zorg voor ouderen) dat op 4 juli 2022 aan TK is aangeboden (Kamerstuk 29 389, nr. 111). Er bestaat geen voornemen hier een geïntegreerd jaarverslag over op te stellen maar beide jaarverslagen en ook de voortgangsrapportages worden op dit thema wel sterk in samenhang en verbondenheid bezien.

Naar boven