De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Na artikel 3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 3a
In artikel 2.27, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016 wordt voor «oordeel» ingevoegd
«gemotiveerde» en wordt na «daarover» ingevoegd «naar het onverwijlde oordeel van
de Staten-Generaal deugdelijk».
Toelichting
Sinds het verantwoordingsonderzoek 2020 wordt door de Algemene Rekenkamer geconstateerd
dat het kabinet te vaak en onnodig gebruik maakt van de uitzondering in art. 2.27 CW.
Door uitgaven niet vooraf te laten toetsen door de Tweede en Eerste Kamer, wordt het
parlementaire budgetrecht verzwakt. Dit amendement beoogt, in lijn met de aangenomen
maar nog niet uitgevoerde motie Heinen c.s. (36 100, nr. 5), het gebruik van art. 2.27, tweede lid, CW meer te beperken tot daartoe noodzakelijke
situaties en de rol van de Staten-Generaal bij het afwijken van normale begrotingsprocedures
te versterken.
Dit amendement regelt dat de bewindspersoon gemotiveerd moet aangeven waarom uitstel
van uitvoering van voorgenomen beleid totdat een begrotingswet is goedgekeurd niet
in het belang van het Rijk is en regelt dat de Staten-Generaal moeten aangeven of
zij zich daarover deugdelijk geïnformeerd achten. De verantwoordelijk bewindspersoon
motiveert bij het informeren van de Staten-Generaal wat volgens de regering een redelijke
termijn is voor het oordeel van de Staten-Generaal. Vanwege de spoedeisendheid die
gepaard gaat met de toepassing van art. 2.27, tweede lid, CW dienen beide kamers der
Staten-Generaal daarover onverwijld een besluit te nemen. Met dit amendement is beoogd
dat de Staten-Generaal het oordeel of zij deugdelijk geïnformeerd zijn spoedig kenbaar
maken, binnen een termijn die niet strijdig is met het bereiken van het beoogde doel.
Als de Staten-Generaal zich niet deugdelijk geïnformeerd achten, kan de bewindspersoon
niet overgaan tot uitvoering van het voorgenomen beleid.
In lijn met de tussen Tweede Kamer en Minister van Financiën gemaakte informatieafspraken
(naar aanleiding van de motie Heinen c.s., 36 200, nr. 174), dient de bewindspersoon het belang van het Rijk, de spoedeisendheid en de noodzaak
tot afwijking van de reguliere suppletoire begrotingsprocedure te motiveren. Deze
aspecten betrekken de Staten-Generaal vervolgens bij hun oordeel over de vraag of
zij zich deugdelijk geïnformeerd achten.
Heinen