36 350 X Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2023 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 27 juni 2023

De vaste commissie voor Defensie, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 1 juni 2023 voorgelegd aan de Minister van Defensie. Bij brief van 21 juni 2023 zijn ze door de Minister van Defensie beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, De Roon

De adjunct-griffier van de commissie, Goorden

Vragen en antwoorden

1.

Kunt u de Kamer informeren over de ontwikkeling van het percentage Defensie-uitgaven ten opzichte van het bbp (NAVO-norm) voor de jaren 2023–2027 als gevolg van de mutaties in de 1e suppletoire begroting?

In onderstaande tabel zijn de NAVO-percentages voor de jaren 2023–2027 opgenomen. Het betreft de stand op basis van de ontwerpbegroting 2023 en de stand op basis van de eerste suppletoire begroting. Het NAVO-percentage wijzigt als gevolg van de mutaties bij de eerste suppletoire begroting en vanwege een nieuwe raming van het Nederlands bbp (noemereffect).

NAVO-percentage

(in procenten van het bbp)

Omschrijving

2023

2024

2025

2026

2027

Ontwerpbegroting 2023

1,66%

2,01%

2,02%

1,89%

1,81%

Eerste suppletoire begroting 2023

1,63%

1,97%

1,99%

1,94%

1,88%

2.

Worden de hogere kosten voor brandstof en energie niet gedekt door loon- en prijsbijstellingen? Waarom wordt hier budget bedoeld voor personele uitgaven voor gebruikt?

Aan het begin van dit jaar was de inschatting dat de kosten voor brandstof en energie dermate zouden stijgen dat de prijsbijstelling de kostenstijging niet volledig zou afdekken. Daarom is er voor gekozen om onder andere meevallers op het formatiebudget, voortkomend uit de ondervulling van de organisatie, naast de prijsbijstelling ook hiervoor in te zetten.

3.

Zijn er naast de hogere kosten voor brandstof en energie nog andere onderdelen uit Defensiebrede problematiek waar het budget voor personele uitgaven voor gebruikt wordt? Zo ja, welke?

Gedurende het uitvoeringsjaar ontstaan op de begroting altijd afwijkingen (zowel positief als negatief) vanwege onvoorziene omstandigheden. Deze verwachte afwijkingen zijn met eerste suppletoire begroting verwerkt. De positieve afwijkingen zijn tijdelijk geparkeerd op artikel 12 Nog Onverdeeld en zijn als compensatie voor de negatieve afwijkingen/tegenvallers vervolgens overgeheveld naar het betreffende begrotingsartikel waar de tegenvaller zich voordoet. De afwijkingen die met de eerste suppletoire begroting zijn verwerkt komen voornamelijk voort uit de ondervulling van de organisatie, waardoor de formatiebudgetten niet volledig worden gerealiseerd. De vrijgekomen middelen op formatiebudgetten wordt ingezet voor personele uitgaven, waaronder hogere lasten voor pensioenen en uitkeringen (als gevolg van een hoger minimumloon), het militair invaliditeitspensioen, externe inhuur en inzet van reservisten. Daarnaast wordt een deel van de middelen ingezet voor de gestegen prijzen van energie en water.

4.

Ten koste van welke onderdelen / reserveringen gaan de herallocaties van 50,5 miljoen in artikel 12 van de Defensiebegroting?

Zie het antwoord op vraag 3.

5.

Welk deel van de reservering van 2,5 miljard voor ondersteuning van Oekraïne is nog beschikbaar op de aanvullende post? Kan Defensie nog aanspraak maken op deze middelen?

Het Ministerie van Financiën heeft € 1,8 miljard overgeheveld van de aanvullende post naar de Defensiebegroting. Andere ministeries hebben eveneens middelen overgeheveld gekregen naar hun begroting, daardoor resteert € 165 miljoen euro op de aanvullende post voor Oekraïne.1 In de Voorjaarsnota heeft het kabinet daarnaast de mogelijkheid tot aanvullende middelen gesteld voor de steun aan Oekraïne, waarmee Defensie, net als de andere departementen, in staat wordt gesteld de steun aan Oekraïne voort te zetten ongeacht welk bedrag er nog op de aanvullende post resteert.2


X Noot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2022–2023, 36 350, nr. 1, zie pagina 174.

X Noot
2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2022–2023, 36 350, nr. 1, zie pagina 37.

Naar boven