Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 36350-VII nr. F |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 36350-VII nr. F |
Ontvangen 17 november 2023
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de nota naar aanleiding van het verslag en wensen nog enkele vervolgvragen te stellen.
De nota naar aanleiding van het verslag stelt op pagina 1: «Het gaat hier om Oekraïense ontheemden. Aangenomen mag worden dat van alle ontheemden die in Nederland hun toevlucht hebben gezocht een deel niet terug zal keren naar Oekraïne.».1
De leden van de PVV-fractie stellen de volgende vragen hierover:
2a. Kan de regering aangeven welke procedure van toepassing is op het deel Oekraïners dat niet terugkeert, betreft dit de reguliere asielprocedure? Wordt daarbij ook de Dublin-verordening toegepast?
Het antwoord hierop is als volgt:
In beginsel is in Nederland de bestaande reguliere asielprocedure van toepassing als de bescherming van ontheemden uit Oekraïne onder de Richtlijn Tijdelijke bescherming eindigt. De Dublinprocedure zal niet meer kunnen worden toegepast op ontheemden uit Oekraïne, omdat de termijnen voor het leggen van een claim inmiddels zijn verlopen. Ook kunnen ontheemden uit Oekraïne een regulier verblijfsrecht aanvragen voor werk, studie, of verblijf bij familielid als zij aan de hiervoor geldende voorwaarden voldoen.
Op pagina 2 van de nota stelt de regering: «Gelet op de problematiek in de asielketen hebben het kabinet, de VNG, IPO en het Veiligheidsberaad afspraken gemaakt over de opvang van asielzoekers en huisvesting en integratie van statushouders.».2
De leden van de PVV-fractie stellen de volgende vragen hierover:
3a. Kan de regering aangeven welke afspraken dit specifiek betreffen en waar deze te vinden zijn?
Het antwoord hierop is als volgt:
De primaire uitvoering van ondersteuning in de vorm van crisisnoodopvang lag ten tijde van de bestuurlijke afspraken bij gemeenten. De (voorzitters van de) veiligheidsregio’s hadden hierbij vooral een coördinerende en faciliterende rol. Het Veiligheidsberaad fungeerde daarbij als overleg van de voorzitters van de veiligheidsregio’s, waarin zij zowel onderling als gezamenlijk met de betrokken bewindspersonen afstemming pleegden. Vanuit dat perspectief is afgestemd met het Veiligheidsberaad (in casu de voorzitters van de veiligheidsregio’s gezamenlijk) over de rol en inspanningen van de (voorzitters van de) veiligheidsregio» s in het kader van de crisisnoodopvang.
3b. Kan de regering tevens aangeven wat hierbij de specifieke rol is van de privaatrechtelijke organisaties VNG en IPO en in hoeverre deze afspraken zijn afgestemd met hun achterban in gemeenteraden en provinciale staten?
Het antwoord hierop is als volgt:
VNG en IPO zijn als koepelorganisaties de gesprekspartners voor het kabinet voor bestuurlijke afspraken die het beleid en de uitvoering van taken door gemeenten en provincies raken. De VNG is de vertegenwoordigende organisatie van alle 342 gemeenten in Nederland, IPO voor de 12 provincies. De afstemming met hun achterban is een verantwoordelijkheid van VNG en IPO.
3c. Kan de regering daarnaast aangeven wat de rol van het Veiligheidsberaad is in dit kader en vanuit welk mandaat zij hierover afspraken kunnen maken?
Het antwoord hierop is als volgt:
De primaire uitvoering van ondersteuning in de vorm van crisisnoodopvang lag ten tijde van de bestuurlijke afspraken bij gemeenten. De (voorzitters van de) veiligheidsregio’s hadden hierbij vooral een coördinerende en faciliterende rol. Het Veiligheidsberaad fungeerde daarbij als overleg van de voorzitters van de veiligheidsregio’s, waarin zij zowel onderling als gezamenlijk met de betrokken bewindspersonen afstemming pleegden. Vanuit dat perspectief is afgestemd met het Veiligheidsberaad (in casu de voorzitters van de veiligheidsregio’s gezamenlijk) over de rol en inspanningen van de (voorzitters van de) veiligheidsregio» s in het kader van de crisisnoodopvang.
De nota stelt op pagina 8: «Het ondersteuningsprogramma van de VNG ondersteunt gemeenten bij de uitvoering van alle maatregelen zoals opgenomen in het rapport van Roemer.».3
De leden van de PVV-fractie stellen de volgende vraag hierover:
3d. Kan de regering aangeven of de uitvoering van het rapport Roemer alleen aan gemeenten wordt overgelaten? In hoeverre doet de Rijksoverheid zelf ook iets met dit rapport?
Het antwoord hierop is als volgt:
Onder leiding van het Ministerie van SZW werken de ministeries samen in een interdepartementale samenwerking. Deze interdepartementale samenwerking is verantwoordelijk voor de uitvoering van de maatregelen van het rapport Roemer. BZK is onder andere verantwoordelijk voor de maatregelen die onder huisvesting vallen. Met regelmaat is er overleg met medeoverheden en externe partners zoals de FNV over de uitvoering van de maatregelen. Over de voortgang van de maatregelen door het Rijk, de sociale partners, de gemeenten en de provincies wordt jaarlijks gerapporteerd aan de Tweede Kamer. In december wordt de jaarrapportage 2023 naar de TK gestuurd.
Pagina 8 stelt ook: «De VNG is vanuit hun centrale positie in relatie tot gemeenten de aangewezen partner voor het organiseren van de ondersteuning; door kennis te ontwikkelen, bundelen en aan te bieden, voorlichting te geven en effectieve instrumenten beschikbaar te stellen.».4
De leden van de PVV-fractie stellen de volgende vragen hierover:
3e. Kan de regering aangeven waarom de privaatrechtelijke organisatie VNG hier de «aangewezen partner» is?
Het antwoord hierop is als volgt:
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is de koepelorganisatie van alle 342 gemeenten in Nederland. Met een aantal belangrijke aanbevelingen uit de rapporten moeten gemeenten aan de slag. De VNG ondersteunt gemeenten hierin met het ondersteuningsprogramma arbeidsmigranten.
3f. Waarom wordt deze ondersteuning aan gemeenten niet door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zelf verzorgd?
Het antwoord hierop is als volgt:
Het Ministerie van BZK heeft over de huisvesting van arbeidsmigranten op incidentele basis contact met gemeenten. De VNG is als koepelorganisatie de vertegenwoordigende organisatie van alle 342 gemeenten in Nederland. Zij verzorgen vanuit hun rol als vanzelfsprekend ondersteuning door bijvoorbeeld het delen van kennis, het opzetten van regionale samenwerking, het leggen van contacten met netwerkpartners, en het publiceren van modelverordeningen en handreikingen.
Pagina 2 van de nota stelt: «Gemeenten dienen bij gebruikmaking van de tweede stimuleringsregeling flex- en transformatiewoningen ten minste 30% te reserveren voor ontheemden of statushouders.».5
De leden van de PVV-fractie stellen de volgende vraag hierover:
4a. Kan de regering aangeven of er een formele grondslag is voor dit verplicht te reserveren percentage en waar dit op gebaseerd is?
Het antwoord hierop is als volgt:
De formele grondslag is gegeven in artikel 7, vijfde lid van de Meerjarige stimuleringsregeling flex- en transformatiewoningen. Dit percentage is van dezelfde omvang als een zelfde verplichting uit de eerdere Stimuleringsregeling flex- en transformatiewoningen.
Pagina 4 van de nota stelt: «Gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor het beschikbaar maken van locaties binnen hun eigen gemeentegrenzen en hebben hier het beste zicht op welke locaties er binnen hun gemeenten beschikbaar zijn of komen.».6
De leden van de PVV-fractie stellen de volgende vraag hierover:
4b. Deze beantwoording zegt niets over de gestelde vraag in hoeverre de percelen ook daadwerkelijk beschikbaar zijn.7 Graag ontvangen de leden alsnog een volledig antwoord.
Het antwoord hierop is als volgt:
De leden van de PVV vragen of de regering kan aangeven in hoeverre er daadwerkelijk op geschikte percelen beschikbaar zijn voor de plaatsing van flexwoningen. Die locaties zijn er. De Uitvoeringsorganisatie Versnellen Tijdelijke Huisvesting (UVTH) biedt momenteel ondersteuning aan ruim 200 flex- en transformatiewoningprojecten voor ruim 18.000 woningen na 2023, op basis van aanmelding door gemeenten of andere woningbouwpartijen op www.volkshuisvestingnederland.nl. De meeste daarvan gaan over projecten waarbij er al een locatiekeuze gemaakt is. De beschikbaarheid van locaties voor flex- en transformatiewoningen is ook onderwerp in diverse gesloten woondeals of de nadere uitwerking daarvan. Daaruit blijkt dat er diverse locaties beschikbaar zijn voor flex- en transformatiewoningen. Het is aan gemeenten om verder geschikte locaties te vinden.
Voorts stelt pagina 4 van de nota: «Door ook tijdelijke locaties te gebruiken kunnen we de woningbouw vergroten en versnellen. Niet altijd is een vervolglocatie van tevoren in zicht.».8 Dit antwoord zegt niets over de vraag of die tijdelijke locaties ook daadwerkelijk beschikbaar zijn9.
De leden van de PVV-fractie stellen de volgende vraag hierover:
4c. Dit antwoord zegt niets over de vraag of die tijdelijke locaties ook daadwerkelijk beschikbaar zijn10. Heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties daar een inventarisatie van?
Het antwoord hierop is als volgt:
De UVTH biedt momenteel ondersteuning aan ruim 200 flex- en transformatiewoningprojecten voor ruim 18.000 woningen na 2023, op basis van aanmelding door gemeenten of andere woningbouwpartijen op www.volkshuisvestingnederland.nl. De meeste daarvan gaan over projecten waarbij er al een locatiekeuze gemaakt is. Daaruit blijkt dat er diverse locaties beschikbaar zijn voor flex- en transformatiewoningen. De beschikbaarheid van locaties voor flex- en transformatiewoningen is ook onderwerp in diverse gesloten woondeals of de nadere uitwerking daarvan, echter zijn gemeenten zelf verantwoordelijk voor het beschikbaar maken van locaties binnen hun eigen gemeentegrenzen en hebben hier het beste zicht op welke locaties er binnen hun gemeenten beschikbaar zijn of komen. Het ministerie heeft hier geen integraal overzicht van. Gemeenten worden opgeroepen om tijdelijke locaties zoveel mogelijk te benutten voor flex- of transformatiewoningbouw, zodat ze aanvullend op de andere woningbouwplannen kunnen maken die leiden tot een grotere woningvoorraad.
De leden van de PVV-fractie stellen de volgende vraag hierover:
4d. Kan de regering aangeven welk bestuursorgaan verantwoordelijk is en op welke wijze, voor het aanstellen en functioneren van die «marktmeester»?
Het antwoord hierop is als volgt:
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal de rol van de marktmeester invullen en heeft de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland gevraagd de rol en taak op zich te nemen als onderdeel van de uitvoering van de financiële herplaatsingsgarantie.
De Minister stelt op pagina 5: «De woningnood is zo groot dat we naast permanente ook tijdelijke locaties benutten voor woningbouw. Hierbij valt te denken aan locaties die anders nog jaren leeg staan of waar over een paar jaar niet meer gebouwd mag worden vanwege de aanleg van een weg of de stijging van het waterpeil. Ook valt te denken aan locaties waar later groen ontwikkeld wordt maar vanwege de nood nu tijdelijk woningen mogen staan. Of locaties waarvan je nu nog niet zeker weet of de bevolkingsgroei zich wel doorzet. Een andere optie is placemaking, waarbij woningen tijdelijk worden neergezet zodat een gebied al gaat leven vooruitlopend op reguliere gebiedsontwikkeling.».11
De leden van de PVV-fractie stellen de volgende vragen hierover:
4e. Kan de regering aangeven of deze locaties ook al daadwerkelijk geïnventariseerd zijn? Zo ja, kan de regering dit overzicht verstrekken?
Het antwoord hierop is als volgt:
Zie voor het antwoord op deze vraag het antwoord op vraag 4c. Gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor het beschikbaar maken van locaties binnen hun eigen gemeentegrenzen en hebben hier het beste zicht op welke locaties er binnen hun gemeenten beschikbaar zijn of komen. Het ministerie heeft hier geen integraal overzicht van.
De regering stelt op pagina 4 van de nota: «Tegen een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning die voorzien in de realisatie van flexwoningen kunnen verder zienswijzen c.q. bezwaren naar voren worden gebracht bij het gemeentebestuur. Daarna kunnen omwonenden, voor zover ze belanghebbend zijn, beroep worden instellen bij de bestuursrechter.».12
De leden van de PVV-fractie stellen de volgende vragen hierover:
5a. Bij het plaatsen van tijdelijke flexwoningen is meestal juist geen sprake van een wijziging van het bestemmingsplan. Kan de regering de eerder gestelde vraag over rechtszekerheid vanuit dat perspectief beantwoorden?13
Het antwoord hierop is als volgt:
Ook het oprichten van flexwoningen moet passen binnen het geldend planologisch regime. Veelal wordt – als de woningen niet passen binnen het geldende bestemmingsplan – inderdaad niet gekozen voor het wijzigen van het bestemmingsplan, maar voor een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan. Voor een omgevingsvergunning gelden uit oogpunt van rechtszekerheid en waarborgen voor omwonenden vergelijkbare mogelijkheden als bij een bestemmingsplan. Tegen een omgevingsvergunning kan een bezwaar worden gemaakt en c.q. bezwaren naar voren worden gebracht bij het gemeentebestuur. En daarna kunnen omwonenden, voor zover ze belanghebbend zijn, een beroep instellen bij de rechtbank en in hoger beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Dit is niet anders dan als bij «permanente» woningen.
Op pagina 7 van de nota stelt de regering: «De overheid stelt niet vast wie nazaten zijn en wie niet. Juist daarom spreken we over nazaten en andere betrokkenen.».14
De leden van de PVV-fractie stellen de volgende vraag hierover:
6a. Kan de regering aangeven wie in aanmerking komt om «betrokkene» te zijn, kan dat iedere zelfverklaarde Black Lives Matter (BLM)-activist zijn?
Het antwoord hierop is als volgt:
In deze fase van het programma halen we breed ideeën en visies op en geven wij de ruimte aan eenieder die geïnteresseerd is om met ons in gesprek te gaan over kennis en bewustwording, erkennen en herdenken en doorwerking en verwerking van het slavernijverleden.
Mede namens de Staatssecretaris van Koninkrijksrelaties en Digitalisering,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36350-VII-F.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.