36 333 Regels inzake een wettelijke taak van gemeenten om opvangvoorzieningen voor asielzoekers mogelijk te maken (Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen)

E TWEEDE VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR IMMIGRATIE & ASIEL / JBZ-RAAD1

Vastgesteld 22 december 2023

De nota naar aanleiding van het verslag heeft de commissie aanleiding gegeven tot het stellen van de volgende nadere vragen.

Inleiding

De leden van de fractie van de VVD hebben kennisgenomen van de antwoorden van de regering op de door hen gestelde vragen, zoals opgenomen in de nota naar aanleiding van het verslag van 6 december 2023. Deze leden hebben nog een aantal vervolgvragen. Het lid van de fractie van 50PLUS sluit zich bij de door de leden van de fractie van de VVD gestelde vragen aan.

De leden van de fractie van de PVV hebben kennisgenomen van de nota naar aanleiding van het verslag. Deze leden hebben naar aanleiding hiervan nog een aantal vragen.

De leden van de fractie van de SP danken de regering voor de nota naar aanleiding van het verslag en voor de aan deze leden verschafte duidelijkheid dat de toepassing van de sociaaleconomische statusscores (SES-WOA-scores) geen discretionaire bevoegdheid van de regering betreft en dat er van «ontwijken» van de SES-WOA scores bij het door de regering bepalen van de opgave per gemeente geen sprake kan zijn. Deze leden hebben nog een enkele vraag.

De leden van de fractie van de PvdD hebben kennisgenomen van de nota naar aanleiding van het verslag. Deze leden hebben naar aanleiding hiervan nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de fractie van FVD hebben kennisgenomen van de nota naar aanleiding van het verslag en wensen de regering nog een aantal vervolgvragen te stellen.

De leden van de fractie van JA21 hebben kennisgenomen van de antwoorden van de regering op de door hen gestelde vragen over het wetsvoorstel. Zij hebben nog een aantal vervolgvragen.

1. Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD, mede namens de fractie van 50PLUS

De leden van de fractie van de VVD zijn bezorgd over de eventuele aanzuigende werking van de voorgestelde wet, met name waar het kansarme asielzoekers betreft, en deze leden hebben in dit kader de volgende vragen:

  • kan de regering aangeven hoe de eventuele aanzuigende werking kan worden voorkomen bij kansarme asielzoekers?

  • is de regering bereid om deze kansarme asielzoekers, voor zolang deze in ons land moeten verblijven, te concentreren op andere plekken dan in de opvangcentra?

  • is de regering bereid om een versnelde procedure toe te passen voor deze groep kansarme asielzoekers?

  • ziet de regering mogelijkheden om deze kansarme asielzoekers sneller terug te sturen?

  • ziet de regering een mogelijkheid om het Rijksvastgoedbedrijf in te zetten om extra opvangplekken te creëren?

De leden van de fractie van de VVD constateren dat de groep asielzoekers die niet zouden kunnen blijven, voor een groot deel (vaak jonge) kinderen betreft die per definitie een status krijgen, waarmee een keten van gezinshereniging ─ nareis op nareis ─ in gang wordt gezet. Deze leden hebben hierover de volgende vragen aan de regering te stellen:

  • op welke wijze gaat de regering de hierboven geschetste situatie tegen?

  • welke bevoegdheid ontbreekt om aan deze grote misstanden een einde te maken?

  • de leden van de fractie van de VVD merkt op dat Nederland bij de nareis van kinderen, op grond van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), een ruime regeling hanteert waar mensen van tussen de 18 tot 25 jaar als kind kunnen nareizen. Ziet regering kans om deze regeling, in lijn met onze buurlanden, aan te passen?

De leden van de fractie van de VVD wensen een helder beeld te krijgen van het verschil tussen de huidige bevoegdheden en de bevoegdheden die voortkomen uit het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden hebben daartoe de volgende vragen voor de regering:

  • welke bevoegdheden hebben provincies om gemeenten te verplichten om statushouders in gemeenten te huisvesten?

  • bestaat er voor provincies een doorzettingsmacht ten aanzien van gemeenten? Zo ja, welke doorzettingsmacht is dit?

  • en als provincies bedoelde bevoegdheid hebben; waarom zetten zij deze niet in, zeker nu er zo’n 16.000 statushouders nog steeds in de asielzoekerscentra verblijven. Zijn er volgens de regering paralellen te trekken met het voorliggende wetsvoorstel?

De leden van de fractie van de VVD kijken met belangstelling naar de voortang in de onderhandelingen omtrent het Europese migratie- en asielpact. Deze leden hebben in dit licht de volgende vragen voor de regering:

  • kan de regering uitleggen hoe ver het staat met de Europese wetgeving omtrent instroombeperking?

  • wat is de inzet van de regering hierbij? Kan de regering daarbij ook aangeven wat de resultaten van deze onderhandelingen betekenen voor het Nederlandse beleid?

  • welke maatregelen verwacht de regering op Europees niveau ten aanzien van de beperking van de instroom en hoe effectief acht de regering dat deze maatregelen zullen zijn?

2. Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV

De leden van de fractie van de PVV hebben over de nota naar aanleiding van het verslag de volgende vragen te stellen.

  • 1. De leden van de fractie van de PVV verwijzen naar de volgende passages uit de nota naar aanleiding van het verslag:

    «Het wetsvoorstel werkt met een verdeelsleutel op basis van inwoneraantal om te komen tot de provinciale opgave en de indicatieve verdeling per gemeente. Het inpassen van een aantal aanmeldvoorzieningen past niet in die systematiek.»2en

    «In de AMvB zal uitwerking worden gegeven aan de motie van het lid Piri c.s. en zal spreiding van aanmeldvoorzieningen expliciet worden meegenomen.»3

    Kan de regering deze leden aangeven op welke wijze een en ander binnen de kaders van het wetsvoorstel kan worden uitgewerkt als het niet in de systematiek past?

  • 2. De leden van de fractie van de PVV merken op dat de regering in de nota naar aanleiding van het verslag ook refereert aan de grote achterstanden bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) waardoor het asielsysteem verstopt raakt.4 Kan de regering aangeven welke concrete maatregelen worden genomen om de achterstanden bij de IND aan te pakken? Kan de regering onderbouwd aangeven of het niet veel efficiënter is om de tekortkomingen bij de IND aan te pakken, in plaats van kost wat kost deze voorgestelde wet door te zetten, die slechts «in beperkte mate» bijdraagt aan het oplossen van dit probleem?

  • 3. De leden van de fractie van de PVV lezen in de nota naar aanleiding van het verslag het volgende:

    «Een nieuw kabinet zal fundamentele keuzes moeten maken, zodat er grip op migratie komt.»5

    Kan de regering aangeven waarom zij ondertussen wél vasthoudt aan het voorliggende wetsvoorstel, in plaats van deze óók aan een nieuwe regering te laten, om dit integraal af te kunnen wegen in hun fundamentele keuzes?

  • 4. Voorts lezen de leden van de fractie van de PVV in de nota naar aanleiding van het verslag het volgende:

    «Om deze reden worden de prognoses twee keer per jaar bijgesteld en worden de onzekerheden weergegeven in een drietal scenario’s: een minimum-, medio- en maximumscenario. Op basis van onder andere deze scenario’s en het capaciteitsbesluit van het COA wordt het verwachte aantal plekken bepaald.»6

    Kan de regering deze leden aangeven op welke wijze voor de bepaling van het verwachte aantal plekken de keus tussen de verschillende scenario’s voor het te volgen scenario wordt gemaakt?

  • 5. De leden van de fractie van de PVV wijzen op de volgende passage in de nota naar aanleiding van het verslag:

    «De regering gaat er dan ook vanuit dat het door deze leden bedoelde commitment er in de meeste gevallen zal zijn en dat eventuele juridische procedures – mochten die er komen – met vertrouwen tegemoet kunnen worden gezien.»7

    Kan de regering aangeven wat de consequenties voor de uitvoerbaarheid van dit wetsvoorstel zijn indien dergelijke juridische procedures er tóch komen en deze langdurig zijn?

  • 6. De leden van de fractie van de PVV merken op dat naast de bestuursrechtelijke procedures er tegenwoordig ook civiele procedures worden gevoerd om overheidsbesluiten aan te vechten of af te dwingen, zoals bijvoorbeeld in de Klimaatzaak van Urgenda tegen de Nederlandse Staat. Kan de regering aangeven in hoeverre er een kans bestaat dat in het kader van de aan de orde zijnde voorgestelde wet civiele procedures kunnen worden gevoerd om bepaalde zaken af te dwingen of aan te vechten? Kan de regering aangeven welke specifieke juridische aanknopingspunten hiervoor kunnen bestaan?

  • 7. De leden van de fractie van de PVV wijzen op de volgende passage in de nota naar aanleiding van het verslag:

    «Om richting te geven aan deze afweging – en de verdeelbesluiten van een draagkrachtige motivering te kunnen voorzien – worden de factoren die worden meegewogen momenteel uitgewerkt in een beleidskader».8

    Is de regering bereid om dit (concept) beleidskader aan de Kamer te doen toekomen vóór de plenaire behandeling van dit wetsvoorstel, zodat het betrokken kan worden in de beoordeling van de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel?

  • 8. De leden van de fractie van de PVV verwijzen naar de volgende passage uit de nota naar aanleiding van het verslag:

    «Een besluit tot indeplaatsstelling is als een handhavingsbesluit te beschouwen omdat dan de Minister op kosten van de gemeente asielopvangvoorzieningen voor het in het verdeelbesluit bepaalde aantal plaatsen binnen de gemeente organiseert.»9

    Kan de regering aangeven in hoeverre deze indeplaatsstelling een uitvoerbare maatregel is, als geschikte locaties volstrekt ontbreken in een gemeente en de regering deze dus ook niet kan realiseren? Wat zijn dan de consequenties?

  • 9. De leden van de fractie van de PVV verwijzen naar de volgende passage in de nota naar aanleiding van het verslag:

    «Asielzoekers met een kansarme asielaanvraag (hier valt herkomst uit een veilig land onder) en die overlast plegen worden door de IND versneld in behandeling genomen en op hun aanvragen wordt zo snel mogelijk beslist».10

    Kan de regering aangeven of hiervoor überhaupt wel voldoende capaciteit bij de IND aanwezig is om dit effectief uit te voeren? Kan de regering tevens aangeven hoe dit zich verhoudt tot de reeds langer bestaande problemen bij het detentie- en vertrekcentrum in Rotterdam?

  • 10. De leden van de fractie van de PVV wijzen voorts op de volgende passage uit de nota naar aanleiding van het verslag:

    «De doelgroepbeperkingen die nu in veel gemeenten worden gehanteerd».11

    Kan de regering aangeven of voor die doelgroepbeperkingen een formele grondslag bestaat en hoe hier in de praktijk mee wordt omgegaan? Gebeurt dit ten aanzien van alle gemeenten op een gelijkwaardige wijze?

  • 11. Verder wijzen de leden van de fractie van de PVV op het volgende gedeelte uit de nota naar aanleiding van het verslag:

    «Dit terwijl spreiding juist ook van belang is om overlast te beperken».12

    Kan de regering duiden op welke wijze bedoelde overlast dan beperkt wordt? Is er niet juist een verdere verspreiding van overlast naar andere gemeenten door een waterbedeffect?

  • 12. De leden van de fractie van de PVV wijzen vervolgens naar de volgende passage in de nota naar aanleiding van het verslag:

    «Dat de wetgever een eigen afweging maakt bij het opleggen van medebewind, betekent niet dat er niet wordt geluisterd naar de decentrale overheden zelf. Zo is dit wetsvoorstel nadrukkelijk in samenwerking met de VNG en het IPO tot stand gekomen.»13

    Kan de regering aangeven waarop zij haar stelling baseert dat de privaatrechtelijke organisaties van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal overleg (IPO) hetzelfde zouden zijn als «de decentrale overheden zelf»? In hoeverre is onderzocht of er draagvlak is onder volksvertegenwoordigers in raden en Staten, in plaats van alleen in deze bestuurlijke overlegkoepels, waar bestuurders bovendien op persoonlijke titel in participeren, en daardoor ook niet bestuurlijk aanspreekbaar zijn?

  • 13. De leden van de fractie van de PVV lezen in de nota naar aanleiding van het verslag voorts het volgende:

    «In reactie op de vraag van deze leden of de overheid de zorgplicht voor leerlingen wat betreft onderwijs nog wel kan waarmaken, antwoordt de regering dat het voldoen aan de zorgplicht voor leerlingen de blijvende aandacht heeft van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs.»14

    Kan de regering aangeven welke concrete maatregelen worden genomen in het kader van deze zogenaamde «blijvende aandacht»?

  • 14. De leden van de fractie van de PVV lezen dat de regering bij de beantwoording van de eerder door deze leden gestelde vraag 2 spreekt over «samenwerking met (inter)nationale experts».15

    Deze leden vragen de regering welke experts dit betreft en op basis van welke criteria zij worden geselecteerd. Is de regering bereid om de analyses van deze experts met de Kamer te delen?

  • 15. In antwoord op de eerder door de leden van de fractie van de PVV gestelde vraag 3 lezen deze leden het volgende:

    «Op dit moment lijkt het gezien de geopolitieke ontwikkelingen niet aannemelijk dat bij staand beleid de instroom zal gaan dalen.»16

    Kan de regering aangeven hoe dit zich verhoudt tot haar eigen ambitie om «grip op migratie» te krijgen?

  • 16. Bij de beantwoording door de regering van de eerder door deze leden gestelde vraag 5 wordt het volgende gesteld: «al dan niet nogmaals als duurzaam worden ingebracht.»17

    Kan de regering duidelijk aangeven of deze nu wel of niet meetellen? Wat immers als er nog geen verlengingsbesluit is genomen, kan er dan wel sprake zijn van de aanduiding van een «duurzame opvangplaats»?

  • 17. De regering gaat bij de beantwoording van de eerder door de leden van de fractie van de PVV gestelde vraag 9 in op het interbestuurlijk toezicht.18 Kan de regering bij indeplaatsstelling aangeven welk specifiek instrumentarium wordt ingezet ten aanzien van het wijzigen van bestemmingsplannen en beheersverordeningen? Gaat het Rijk dan een Rijksinpassingsplan vaststellen als de gemeenteraad blijft weigeren een bestemmingsplan of beheersverordening te wijzigen?

  • 18. Verder stelt de regering in antwoord op de eerder door de leden van de fractie van de PVV gestelde vraag 11 het volgende:

    «Indien asielzoekers om moverende redenen aangeven dat zij wensen dat het gezin niet gezamenlijk opgevangen wordt, wordt daar waar mogelijk rekening mee gehouden.»19

    Gelet op het aspect van «waar mogelijk»; wat als daar echt geen rekening mee kán worden gehouden, kan de regering deze leden aangeven in hoeverre een asielzoeker dit dan alsnog kan afdwingen?

  • 19. In antwoord op de eerder door deze leden gestelde vraag 12 stelt de regering het volgende:

    «Daarbij geldt wel dat steeds in het oog moet worden gehouden dat doelmatige exploitatie mogelijk moet zijn.»20

    Kan de regering aangeven door wie, op welke wijze en op basis van welke criteria bepaald wordt of van een doelmatige exploitatie sprake is?

  • 20. De leden van de fractie van de PVV wijzen op de volgende passage uit het antwoord op de eerder door deze leden eerder gestelde vraag 13 en 14:

    «Op welke aspecten specifiek getoetst zal worden, wat de indicatoren zijn en of er een nulmeting zal worden toegepast is onderdeel van het implementatietraject.»21

    Kan de regering aangeven hoe de Kamer de uitvoerbaarheid effectief kan beoordelen als deze essentiële informatie nog niet beschikbaar is? Kan de regering aangeven wanneer er duidelijkheid komt over dit implementatietraject en of dit, al dan niet in concept, nog vóór de plenaire behandeling aan de Kamer beschikbaar kan worden gesteld?

  • 21. De leden van de fractie van de PVV merken op dat de eerder door deze leden gestelde vraag 17 niet specifiek is beantwoord op het onderdeel: «Kan de regering nader duiden of dit ook op bepaalde artikelen of onderdelen is gericht?» Graag ontvangen deze leden alsnog een duidelijk antwoord van de regering op deze vraag.

  • 22. De leden van de fractie van de PVV wijzen op de beantwoording van de eerder door deze leden gestelde vraag 18:

    «De regering is van mening dat het voorliggende wetsvoorstel uitvoerbaar is.»22

    Graag ontvangen deze leden een nadere onderbouwing van dit standpunt met feitelijke gegevens van de regering, anders dan met een verwijzing naar andere organisaties.

  • 23. De leden van de fractie van de PVV lezen het volgende antwoord op de eerder door deze leden eerder gestelde vraag 20:

    «Een overzicht zoals gevraagd is niet beschikbaar.»23

    Is de regering wel in staat om deze leden enkele voorbeelden te geven van lidstaten van de Europese Unie met vergelijkbare wetgeving?

  • 24. De leden van de fractie van de PVV vragen de regering om in ieder geval een uitgewerkte vergelijking te maken met de Belgische «Opvangwet»24, welke ook het element van spreiding over gemeenten zou bevatten. Zijn er bij de regering ook gegevens over de effectiviteit van deze Belgische «Opvangwet»25 bekend?

  • 25. De leden van de fractie van de PVV constateren dat bij de beantwoording op de eerder door deze leden gestelde vraag 22 de regering haar antwoord ten aanzien van «subsidiariteit» niet nader heeft onderbouwd.26 Kan de regering alsnog een nadere duiding geven en ook nader onderbouwen waarom er haar inziens geen alternatieven denkbaar zijn?

  • 26. Kan de regering de leden van de fractie van de PVV ─ in reactie op het door haar gegeven antwoord op de door deze leden eerder gestelde vraag 2427 ─ aangeven hoe effectief op de uitvoerbaarheid kan worden gecontroleerd als deze informatie wordt geweigerd. Hoe kunnen gemeenten effectief de voorgestelde wet uitvoeren, mede gelet op de gemeenteraad gerichte medebewindstaken, als ook raadsleden niet over deze relevante informatie kunnen beschikken?

  • 27. De leden van de fractie van de PVV lezen in antwoord op de door hen eerder gestelde vraag 26 het volgende: «Dit overzicht is evenmin beschikbaar.»28

    Kan de regering aangeven hoe zij dan tot de conclusie komt dat gemeenten nu vaak onvoldoende meewerken aan asielopvang?

  • 28. De leden van de fractie van de PVV lezen het volgende in de nota naar aanleiding van het verslag bij de beantwoording van de eerder door hen gestelde vraag 31 en 32:

    «Een nieuw kabinet zal hierover fundamentele keuzes moeten maken.»29

    Deze leden vragen de regering of de fundamentele keuze over een systeemwet als het thans voorliggende wetsvoorstel dan ook niet aan een nieuw kabinet moet worden gelaten. Kan de regering deze vraag ook beantwoorden in relatie tot de bovengrens van het asielsysteem, wat ook onder het huidige demissionaire kabinet een factor is?

  • 29. De leden van de fractie van de PVV constateren dat de regering bij de beantwoording van de eerder door deze leden gestelde vraag 33 niet is ingegaan op de vraag welke aantallen op dit moment worden gerealiseerd ten aanzien van terugkeer naar landen van herkomst.30 Graag ontvangen deze leden hierop alsnog een antwoord van de regering.

  • 30. De leden van de fractie van de PVV lezen dat de eerder door deze leden gestelde vraag 36 «hoe dit vaststellen kan plaatsvinden zonder overleg en betrokkenheid of instemming van volksvertegenwoordigers?» door de regering enkel wordt beantwoord met een vermelding van de «bestuurlijke afspraken». Kan de regering alsnog aangeven hoe de betrokkenheid van volksvertegenwoordigers vorm krijgt?

  • 31. De leden van de fractie van de PVV lezen dat de regering in antwoord op de eerder door deze leden gestelde vraag 37 toezegt dat de verslagen van de Landelijke Regietafel Migratie (hierna: LRT) separaat worden toegezonden.31 Deze leden vragen de regering wanneer deze worden verstrekt. Kunnen deze verslagen nog tijdig voor het plenaire debat over het thans voorliggende wetsvoorstel aan de Kamer worden toegezonden?

  • 32. In het antwoord van de regering op de eerder door de leden van de fractie van de PVV gestelde vraag 40 lezen deze leden dat de aanwijzing van de middelgrote proceslocaties plaatsvindt «na overleg met gemeenten».32 Kan de regering aangeven in hoeverre dit verweven zit in de systematiek van dit wetsvoorstel en hoe de gemeenteraden hierbij betrokken worden?

  • 33. De leden van de fractie van de PVV wijzen op de volgende passage in de nota naar aanleiding van het verslag:

    «De regering is van mening dat de Spreidingswet bijdraagt aan het vergroten van draagvlak voor de opvang van asielzoekers vanwege de evenwichtige spreiding van asielopvang en de inzet op duurzame opvangvoorzieningen.»33

    Kan de regering aangeven in hoeverre dit draagvlak effectief is gemeten?

  • 34. De leden van de fractie van de PVV lezen in de beantwoording van de eerder door deze leden gestelde vraag 45 dat gesproken wordt over een «stevig maatregelenpakket» tegen overlast.34 Kan de regering met feiten en cijfers onderbouwd aangeven in hoeverre dit pakket daadwerkelijk effectief is?

  • 35. Kan de regering voor de leden van de fractie van de PVV duiden hoe ondanks voormeld «stevig maatregelenpakket» er nog steeds sprake is van ernstige overlast van asielzoekers, zoals recentelijk nog twee 14-jarige zusjes die volgens Omroep Gelderland lastig werden gevallen door asielzoekers bij het asielzoekerscentrum in Berg en Dal en waar de ouders aanvankelijk niet serieus werden genomen door de locatiemanager. In een artikel van 15 december 2023 van de Omroep Gelderland valt over dit incident het volgende te lezen:

    «Een meisje van 14 voelde zich onderweg naar school omsingeld door een groep van ongeveer vijftien jongens. Ze riepen dingen in een taal die ze niet verstond, maar concludeerde wel dat het overduidelijk over haar ging. Ze voelde zich zo bedreigd dat ze niet verder durfde te fietsen en rechtsomkeert naar huis is gegaan. Daar kwam ze huilend binnen. Diezelfde middag overkwam haar eveneens 14-jarige zus iets soortgelijks. Dat was voor de moeder van de meisjes reden om contact te zoeken met de manager van de locatie in de buurt waar jonge asielzoekers worden opgevangen. Ongeveer vijftig minderjarige jongens verblijven sinds afgelopen zomer tijdelijk in een hotel aan de Molenbosweg in Berg en Dal. Het antwoord «Hoe weet u dat die jongens bij ons vandaan komen?» viel niet goed bij zowel de moeder als de vader van de meisjes. Ze voelden zich afgepoeierd. Daarop heeft de vader een brief aan de locatiemanager geschreven. «Mijn conclusie hierbij is dat het lastigvallen van voorbijfietsende meiden toeneemt, zowel in frequentie als in heftigheid, en ook door een groep die in aantal toeneemt.» De vader maakt zich zorgen dat er meer meisjes worden lastiggevallen. «Ik kan het niet rijmen met de zalvende woorden die op informatieavonden worden gesproken als zouden alle klachten serieus genomen worden, er bewaking zou zijn die ingrijpt als er iets voorvalt en er geen overlast zou zijn omdat de bewoners overdag toch naar school gaan. Bij het voorval van vandaag is precies het tegenovergestelde gebeurd.»35

  • 36. Kan de regering aangeven hoe groot zij het risico acht dat er meer voorvallen ─ en het niet serieus nemen van zorgen en klachten zoals bij voormeld incident ─ zich voor kunnen gaan doen in gemeenten die door toepassing van het voorliggende wetsvoorstel een asielopvang krijgen toegewezen?

  • 37. De leden van de fractie van de PVV constateren dat de regering in haar beantwoording van de eerder door deze leden gestelde vraag 47 slechts ingaat op de rol van de gemeente.36 Deze leden merken echter op dat in het onderzoeksrapport «Onderzoek huisvesting en

    ondersteuning statushouder. gemeente Bernheze» naar aanleiding van de moord door een statushouder op een achttienjarige inwoner uit Heesch37 in aanbeveling 1 juist een oproep wordt gedaan om te komen tot een overleg op landelijk niveau. Kan de regering aangeven in hoeverre van regeringszijde iets is gedaan met deze aanbeveling en welke gevolgen zij hieraan heeft gegeven?

  • 38. In het antwoord van de regering op de eerder door de leden van de fractie van de PVV gestelde vraag 48 lezen deze leden het volgende:

    «In zijn algemeenheid kan ik zeggen dat asielzoekers die een misdrijf plegen, daar niet ongestraft mee weg mogen komen.»38

    Deze leden merken op dat in Budel onlangs twee jonge vrouwen zijn aangerand door een asielzoeker van het asielzoekerscentrum Cranendonck.39 Terzake wijzen deze leden op een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 3 november 202340 waarin een gevangenisstraf van slechts 6 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar is gewezen. De asielzoeker in deze zaak zou zich in een ander asielzoekerscentrum ook al schuldig hebben gemaakt aan een zedenmisdrijf. Kan de regering, gelet op dit voorbeeld, begrijpen dat met zulke lichte voorwaardelijke straffen de omwonenden van een asielzoekerscentrum het gevoel hebben dat asielzoekers die een misdrijf plegen er voor hun rechtsgevoel wel degelijk ongestraft mee weg komen? Kan de regering aangeven of bij zedenmisdrijven het recht op opvang in Nederland niet zou moeten vervallen en uitzetting zou moeten volgen, in plaats van via het voorliggende wetsvoorstel zulke «overlastgevers» in andere gemeenten opnieuw voor overlast te laten zorgen?

  • 39. De leden van de fractie van de PVV lezen in de nota naar aanleiding van het verslag bij het antwoord op de eerder door hen gestelde vraag 51 het volgende:

    «Nee, er wordt geen vergaande clustering voorgesteld, maar wel een verdeling van de asielopvangopgave die uitvoerbaar is, niet alleen voor gemeenten maar ook voor het COA en de andere (keten)partners.»41

    Kan de regering aangeven op basis van welke criteria deze verdeling uitvoerbaar wordt geacht?

  • 40. Verder verwijzen de leden van de fractie van de PVV naar de volgende passage uit de nota naar aanleiding van het verslag:

    «Dit betreft vaak aandachtsgroepen met een tijdelijke woonbehoefte. In de afspraken die afgelopen voorjaar zijn gemaakt over stabiele financiering is afgesproken dat afspraken worden gemaakt voor 3 of 6 maanden conform geldende huisvestingsafspraken. Verder gaat dit natuurlijk in nauw overleg met de betreffende gemeenten.»42

    Kan de regering uitsluiten dat deze «aandachtsgroepen» omwille van de huisvesting van asielzoekers op straat komen te staan en/of moeten vertrekken zonder (passende) huisvesting?

  • 41. In antwoord op de door de leden van de fractie van de PVV gestelde vraag 53 geeft de regering in de nota naar aanleiding van het verslag het volgende aan:

    «Nee, wel kan ik aangeven dat de spreidingswet een essentieel instrument is om uit de ontstane situatie te komen en een stabiel opvanglandschap te realiseren.»43

    Kan de regering aangeven wat dan wél de effectieve betekenis is van deze door hen uitgeroepen «nationale crisis»?

  • 42. De leden van de fractie van de PVV lezen dat de regering in antwoord op de door hen eerder gestelde vraag 54 in de nota naar aanleiding van het verslag het volgende aangeeft:

    «Er worden ook maatregelen getroffen worden die gericht zijn op het verkrijgen van grip op migratie.»44

    Kan de regering ─ zoals gevraagd ─ aangeven waarom er nog geen (tijdelijke) grenscontroles zijn ingesteld, zoals onder andere Duitsland dat binnen de mogelijkheden van de geldende Schengen-afspraken al wel heeft gedaan?

  • 43. De leden van de fractie van de PVV lezen het volgende bij de beantwoording van de eerder door deze leden gestelde vraag 55:

    «Inzet van genoemde wet in het kader van de asielopvang is niet aan de orde.»45

    Kan de regering ook de inzet van ander staatsnoodrecht uitsluiten om asielopvang af te dwingen?

  • 44. Onder verwijzing naar de beantwoording door de regering van de eerder door deze leden gestelde vraag 59 vragen de leden van de fractie van de PVV de regering of de toekomstige LRT-verslagen ook actief en stelselmatig beschikbaar kunnen worden gesteld.

  • 45. De leden van de fractie van de PVV verwijzen naar de volgende passage uit de nota naar aanleiding van het verslag waar de door deze leden eerder gestelde vragen 60 en 61 worden beantwoord:

    «Plaatsen waar sprake is van stikstofdeposities zijn veelal bekend in de provincie. Daar waar sprake is van eventuele benodigde vergunningen zullen gemeenten daar in provinciaal verband aan de PRT rekening mee houden bij het maken van afspraken in het kader van de asielopvangopgave. Daarmee is een keuze tussen welke verplichtingen dienen te prevaleren niet aan de orde.»46

    Kan de regering aangeven of dit niet tot gevolg kan hebben dat gemeenten met veel stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden eerder worden uitgezonderd van realisatie van locaties voor een asielzoekerscentrum, waardoor de druk op andere gemeenten hoger wordt en van effectieve spreiding nog steeds geen sprake is?

  • 46. De leden van de fractie van de PVV vragen de regering om voorbeelden te geven van locaties van asielzoekerscentra die door natuurbeschermingswetgeving niet gerealiseerd konden worden en/of vertraging in de realisatie hebben opgelopen.

  • 47. De leden van de fractie van de PVV merken op dat door de regering bij de beantwoording van de eerder door deze leden gestelde vraag 71 in de nota naar aanleiding van het verslag wordt ingegaan op de onderwijsvoorzieningen.47 Kan de regering aangeven welke afspraken er worden gemaakt rond onderwijs in Internationale Schakelklassen (ISK) en in hoeverre er geconcentreerde onderwijsvoorzieningen in ISK-klassen worden georganiseerd, waarmee omwonenden van zulke scholen ook dagelijks te maken hebben met (grote) groepen jongeren uit asielopvangvoorzieningen uit de hele regio? Wordt met dergelijke voorbeelden van concentratie van voorzieningen voor asielzoekers het effect van spreiding niet weer deels teniet gedaan?

  • 48. Verder wijzen de leden van de fractie van de PVV op de volgende zinsnede uit de beantwoording van de regering van de eerder door deze leden gestelde vraag 71 in de nota naar aanleiding van het verslag:

    «Voor de asielzoekerscentra en de opvang die onder de verantwoordelijkheid van het COA vallen geldt in de regel dat het Gezondheidszorg Asielzoekers (GZA) daar of in de nabijheid een huisartsenpraktijk heeft.»48

    Deze leden merken op dat de nabijheid van een huisartsenpraktijk nog niets zegt over de daar beschikbare capaciteit. Kan de regering ingaan op het aspect van capaciteit, gelet op het grote huisartsentekort op veel plaatsen in het land?

  • 49. De leden van de fractie van de PVV wijzen op de volgende passage uit de nota naar aanleiding van het verslag waar de regering de eerder door deze leden gestelde vraag 74 beantwoordt:

    «Het kabinet acht het onverstandig om correspondentie en individuele afspraken en contracten tussen partijen publiek te maken omdat in dat geval op voorhand duidelijk is onder welke (financiële) voorwaarden afspraken kunnen worden gemaakt over de opvang».49

    Deze leden vragen de regering of zij het wel verstandig acht dat volksvertegenwoordigers hier niet effectief op kunnen controleren. Kan de regering aangeven hoe hier dan wél effectief op gecontroleerd kan worden en hoe deze weigering zich verhoudt tot artikel 68 van de Grondwet?

  • 50. De leden van de fractie van de PVV verwijzen naar de volgende passage uit de nota naar aanleiding van het verslag waar de regering de eerder door deze leden gestelde vraag 78 beantwoordt. De regering heeft de volgende vragen niet beantwoord:

    «Kan de regering aangeven hoeveel hotels, vakantieparken en cruiseschepen op dit moment al worden ingezet en in welke gemeenten? Kan de regering daarbij tevens alle contracten, afspraken en facturen voor zulke accommodaties beschikbaar stellen?» is niet concreet beantwoord.

    Graag ontvangen deze leden alsnog een zo volledig mogelijke beantwoording van de regering.

  • 51. De leden van de fractie van de PVV lezen in de beantwoording van de eerder door hen gestelde vraag 81 het volgende:

    «De Rotterdamwet is een instrument bedoeld voor gemeenten. Het is dan ook aan gemeenten deze naar eigen inzicht toe te passen.»50

    Deze leden merken op dat de aanwijzing van een wijk in het kader van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek ─ ook wel bekend als de «Rotterdamwet» ─ echter niet plaatsvindt door de gemeente, maar gelet op artikel 5 van de Rotterdamwet vindt deze aanwijzing door de Minister plaats. De toepassing is dus niet naar eigen inzicht van een gemeente. Kan de regering ─ gelet op deze rol van de Minister ─ alsnog ingaan op de vraag of zij het wenselijk acht dat er asielzoekerscentra gevestigd worden in wijken waar op aanwijzing van de Minister de Rotterdamwet wordt toegepast? Kan de regering aangeven hoe dat zich verhoudt tot de doelstellingen van de Rotterdamwet en in hoeverre daar bij de uitvoering van de voorgestelde wet rekening mee wordt gehouden?

  • 52. De leden van de fractie van de PVV lezen in de nota naar aanleiding van het verslag in de beantwoording van de eerder door deze leden gestelde vraag 84 het volgende:

    «De regering is van mening dat met het creëren van een wettelijke taak voor gemeenten een belangrijke stap wordt gezet richting een duurzaam en stabiel opvanglandschap, solidariteit tussen gemeenten en eerlijke en evenwichtige spreiding over het land. Dit komt ook ten goede aan de situatie in Ter Apel.»51

    Kan de regering aangeven hoeveel asielzoekers er effectief minder gevestigd zullen worden in Ter Apel? Of blijft het aantal opvangplaatsen daar per saldo even hoog?

  • 53. De leden van de fractie van de PVV constateren dat van de eerder door hen gestelde vraag 85 het volgende onderdeel niet is beantwoord; «Hoe groot acht zij het risico dat Vluchtelingenwerk Nederland hierover gaat procederen?»52

    Graag ontvangen deze leden alsnog een antwoord op de door hen eerder gestelde vraag.

  • 54. Verder lezen de leden van de fractie van de PVV in het antwoord op de eerder door hen gestelde vraag 86 het volgende:

    «Het beeld dat veel uitgeprocedeerden opvangcapaciteit bezet houden is derhalve onjuist.»53

    Kan de regering aangeven in hoeverre dit voor procedurestapelaars (die dus formeel nog niet zijn uitgeprocedeerd) wel van toepassing is? Graag ontvangen deze leden in dit kader concrete aantallen.

  • 55. De leden van de fractie van de PVV constateren dat de regering bij de beantwoording van de eerder door hen gestelde vraag 87 over problemen met asielzoekers in Ter Apel slechts ingaat op het «ontbreken van voldoende opvangplaatsen», maar niet op de problemen rond overlast. Graag ontvangen deze leden van de regering nog een antwoord op juist dát aspect.

  • 56. De leden van de fractie van de PVV lezen in de beantwoording door de regering op de eerder door hen gestelde vraag 89 in de nota naar aanleiding van het verslag het volgende:

    «Op grond van die bepaling heeft de cdK de opdracht de samenwerking tussen de besturen van gemeenten en de in de provincie werkzame rijksambtenaren te bevorderen.»54

    Kan de regering aangeven op welke wijze hierover verantwoording zal worden afgelegd?

  • 57. Verder verwijzen de leden van de fractie van de PVV naar de beantwoording door de regering van de eerder door hen gestelde vraag 90 in de nota naar aanleiding van het verslag:

    «Het overgrote deel van de migratie van naar Nederland bestaat uit personen uit andere lidstaten van de EU en reguliere migranten van buiten de Europese Unie, die naar Nederland komen voor hun gezin, werk of studie.»55

    Kan de regering aangeven of zij een essentieel verschil met asielmigratie kan onderkennen, in die zin dat arbeids- en studiemigranten doorgaans veel korter in Nederland verblijven ten opzichte van asielmigranten, die veelal de rest van hun leven in Nederland zullen blijven waardor de druk van asielmigratie op de Nederlandse samenleving relatief groter is? Kan de regering tevens aangeven of zij meent dat er draagvlak in de Nederlandse samenleving is voor verdere ─ met name door migratie veroorzaakte ─ bevolkingsgroei?

  • 58. De regering gaat in haar beantwoording van de door de leden van de fractie van de PVV eerder gestelde vraag 91 ten aanzien van de aanzuigende werking in op de mate van het inwilligingspercentage.56 Kan de regering bevestigen dat het Nederlandse inwilligingspercentage hoger is dan de ons omringende landen en dat het derhalve veel efficiënter kan zijn dit te verlagen, in plaats van de opvangcapaciteit uit te breiden middels het voorliggende wetsvoorstel?

  • 59. Gelet op de beantwoording van de eerder door de leden van de fractie van de PVV gestelde vraag 9757 vragen deze leden de regering om aan te geven of het wetsvoorstel nu wel volledig in lijn is met de Financiële-verhoudingswet (Fvw).

  • 60. De leden van de fractie van de PVV lezen dat de regering in de nota naar aanleiding van het verslag melding maakt van het «Portefeuilleplan Vastgoed COA (scope 30 jaar)».58 Is de regering bereid om dit document aan de Kamer te doen toekomen?

  • 61. De leden van de fractie van de PVV merken op dat in de nota naar aanleiding van het verslag wordt gerefereerd aan de opvang en huisvesting van Oekraïense vluchtelingen.59 Kan de regering aangeven wat de consequenties zijn voor de verdeling door middel van toepassing van het voorliggende wetsvoorstel indien op een gegeven moment de «ontheemden»-status van Oekraïense vluchtelingen vervalt en zij ook terugvallen op de reguliere asielprocedure? In hoeverre tellen hun opvanglocaties dan mee in gerealiseerde opvang?

  • 62. De leden van de fractie van de PVV kunnen uit de tekst van de voorgestelde wet niet opmaken of deze wet ook van toepassing is op de BES-eilanden. Kan de regering aangeven of deze wet ook geldt voor de Nederlandse «bijzondere gemeenten» Bonaire, Saba en Sint Eustatius?

  • 63. De leden van de fractie van de PVV begrijpen dat het verdeelbesluit tweejaarlijks wordt vastgesteld. Kan de regering aangeven op welke wijze, met betrekking tot de verdeling, wordt omgegaan met tussentijdse gemeentelijke herindelingen en daarbij tevens specifiek de effecten te duiden van de splitsing van een gemeente en de overgang van een (deel van een) gemeente naar een andere provincie.

  • 64. De leden van de fractie van de PVV constateren dat de regering in de nota naar aanleiding van het verslag herhaaldelijk aangeeft ervan uit te gaan dat gemeenten er «in goed overleg» uit zullen komen aan de Provinciale regietafels en derhalve de kans op juridische bezwaarprocedures niet groot te achten. Op dit moment vindt vanuit de regering echter geen overleg plaats met gemeenten, zo constateren de leden. Het Algemeen Dagblad schreef in haar artikel van 17 december 2023 het volgende over de gemeente Berg en Dal die niet eens werd ingelicht over opvang van asielzoekers/statushouders in een hotel:

    «Met taxi's werden vrijdagavond twintig statushouders (asielzoekers met een verblijfsvergunning) afgezet bij Fletcher hotel Val Monte in Berg en Dal. De gemeente was niet van te voren ingelicht en dat noemt burgemeester Mark Slinkman «verbijsterend». Om die reden heeft Berg en Dal bij het COA bezwaar gemaakt tegen de opvang.“Het standpunt van het college is daarbij verwoord: onmiddellijke beëindiging van deze opvang.» Volgens Slinkman was het aanvankelijk de bedoeling dat de statushouders uiterlijk tot juni in het hotel konden verblijven, maar hij wil dat ze maandag vertrekken.»60

    Kan de regering aangeven waarom er geen overleg met de gemeente plaatsvindt vanuit COA en/of de regering en wat deze methoden zeggen over de te verwachten houding van de regering en het COA bij de uitvoering van het voorliggende wetsvoorstel, hetgeen haaks staat op «goed overleg»?

  • 65. De leden van de fractie van de PVV lezen in artikel 2.2 lid 2 van het ontwerpbesluit behorend bij het wetsvoorstel Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen61 (hierna: het besluit) over een aanmeldvoorziening. Kan de regering de leden van de fractie van de PVV aangeven op welke wijze en in welke mate wordt bepaald in hoeverre rekening wordt gehouden met de omvang van de provinciale opvangopgaven?

  • 66. Kan de regering tevens aangeven op welke wijze op dit moment een aanmeldvoorziening kan worden gerealiseerd? Kan hiertoe een bestaande locatie van een asielzoekerscentrum worden aangewezen? Kan de regering schetsen hoe deze aanwijzingen voor Ter Apel en Budel hebben plaatsgevonden? Klopt het dat de voorgestelde wet formeel niet noodzakelijk is om een aanmeldvoorziening te kunnen realiseren?

  • 67. De leden van de fractie van de PVV wijzen op artikel 2.2 lid 3 van het besluit dat spreekt over een regeling van Onze Minister om nadere regels te kunnen stellen over de verdeling van opvangplaatsen van bijzondere aard. Kan de regering aangeven welke criteria hierbij zijn voorzien?

  • 68. In artikel 4.1 lid 1 van het besluit wordt gesproken over het voorzien in de materiële en immateriële opvang van asielzoekers. Kan de regering aangeven op welke aspecten deze bepaling specifiek ziet?

  • 69. De leden van de fractie van de PVV begrijpen dat op grond van artikel 5.1 van het besluit de commissaris van de Koning de overleggen bijeen. Kan de regering aangeven of de commissaris van de Koning daarmee ook bestuurlijk verantwoordelijk is voor de inhoud van die overleggen?

  • 70. Kan de regering de leden van de fractie van de PVV aangeven of er naast dit besluit nog andere algemene maatregelen van bestuur en/of ministeriële regelingen zijn voorzien ter uitvoering van het thans voorliggende wetsvoorstel?

  • 71. De leden van de fractie van de PVV merken op dat de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO) en het Veiligheidsberaad op 14 december jongstleden een brief aan de Tweede Kamer hebben gezonden over de «Motie Spreidingswet»62. Deze leden merken op dat het Veiligheidsberaad een onder de verantwoordelijkheid van de rijksoverheid vallend orgaan is. Kan de regering duiden of een dergelijke politiek beladen brief namens het Veiligheidsberaad daarmee ook onder verantwoordelijkheid van de regering aan de Tweede Kamer wordt gestuurd?

  • 72. De leden van de fractie van de PVV merken op dat de Tweede Kamer in voormelde brief wordt opgeroepen om de behandeling van het voorliggende wetsvoorstel «in de Eerste Kamer aan de senatoren te laten».

    Kan de regering bevestigen dat gelet op artikel 86 van de Grondwet de regering een wetsvoorstel nog kan intrekken zolang deze in de Staten-Generaal in behandeling is, dus ook nog tot aan de stemming in de Eerste Kamer en een dergelijke motie vanuit de Tweede Kamer dus niet in strijd is met het staatsrecht?

  • 73. De leden van de fractie van de PVV wijzen erop dat in de aangenomen gewijzigde motie Yeşilgöz-Zegerius c.s.63 in het dictum de wens wordt uitgesproken dat voor de duur van de formatie een pas op de plaats wordt gemaakt met de behandeling van het thans voorliggende wetsvoorstel. Kan de regering aangeven of zij ─ gelet op artikel 86 van de Grondwet ─ bereid is om dit wetsvoorstel in te trekken, wetende dat ─ mede gelet op deze aangenomen motie ─ voor de verdere effectuering en daarmee uitvoerbaarheid van deze wet het draagvlak ontbreekt in de nieuwe Tweede Kamer?

  • 74. Indien de Kamer onverhoopt de voorgestelde wet toch aanneemt, kan de regering de leden van de fractie van de PVV dan aangeven welk gevolg zij geeft aan deze aangenomen motie? Kan het demissionaire kabinet dan bijvoorbeeld voor de duur van de formatie afzien van het tekenen van het contraseign, geen koninklijk besluit als bedoeld in artikel 14 van de wet slaan ter inwerkingtreding of de datum van de inwerkingtreding in het koninklijk besluit niet eerder bepalen dan nadat de formatie is afgerond?

  • 75. Mocht de Kamer het voorliggende wetsvoorstel onverhoopt toch aannemen en indien de regering de wet vervolgens toch in werking laat treden; is het demissionaire kabinet dan ─ gelet op de aangenomen motie ─ bereid om voor de duur van de formatie af te zien van de in artikel 2 van de wet bedoelde capaciteitsraming per 1 februari 2024 en het in artikel 5 van de wet bedoelde verdeelbesluit?

3. Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de fractie van de SP hebben vernomen dat de formule zoals die gebruikt werd om de opgave door middel van de SES-WOA score te bepalen voor verbetering vatbaar is, om een meer consequente toepassing van de SES-WOA score te bewerkstelligen. Is het juist dat de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) een verbeterde formule heeft aangereikt die in samenspraak met het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) nog verder is verfijnd? Gaat de regering deze verbeterde formule voor toepassing van de SES-WOA score gebruiken om daarmee de voorspelbaarheid van de uitvoering te vergroten en daarmee tevens recht te doen aan de bedoeling van het nader gewijzigd amendement van het lid Jasper van Dijk over een verdeling op basis van inwoneraantal en sociaaleconomische status van de gemeente?64

De leden van de fractie van de SP constateren dat de regering inmiddels het ontwerpbesluit gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen65 heeft gepubliceerd met daarin de «oude» formule. Moeten deze leden dit ontwerpbesluit zo lezen dat er nog aanpassingen mogelijk zijn en dat er niets aan in de weg staat om de verbeterde formule van het COA en de VNG voor toepassing van de SES-WOA score toe te gaan passen?

4. Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van FVD

De leden van de fractie van FVD hebben naar aanleiding van de nota naar aanleiding van het verslag de volgende vragen te stellen aan de regering.

  • 1. Is er een impactanalyse gemaakt naar de effecten van het aannemen van het voorliggende wetsvoorstel voor alle groepen woningzoekers?

  • 2. De leden van de fractie van FVD zijn van mening dat de huisvesting van asielzoekers niet ten koste mag gaan van huisvesting van andere woningzoekers. Is de regering dit met deze leden eens?

  • 3. De leden van de fractie van FVD vragen de regering hoe het mogelijk is dat het aan de orde zijnde wetsvoorstel gemeenten dwingt om nieuwkomers op te vangen en daarvoor vergoedingen en zelfs bonussen uitkeert, terwijl veel gemeenten hun eigen bevolking vaak niet eens kunnen huisvesten. Is dit niet in strijd met artikel 1 van de Grondwet waarin discriminatie van inwoners op grond van afkomst enzovoorts niet is toegestaan?

  • 4. De leden van de fractie van FVD vragen de regering op welke wijze wordt voorkomen dat de voorgestelde wet een aanzuigende werking heeft op de instroom van asielzoekers.

  • 5. De leden van de fractie van FVD vragen de regering op welke wijze de instroom van asielzoekers kan worden beperkt en waarom de regering hiertoe geen maatregelen treft.

  • 6. Hoe verhoudt het voorliggende wetsvoorstel zich tot artikel 124 van de Grondwet en het beginsel dat bestuurslagen niet hiërarchisch ondergeschikt zijn aan elkaar?

  • 7. Deze leden vragen de regering het eerste en tweede lid van artikel 124 van de Grondwet zich tot elkaar verhouden wanneer wetgeving wordt ingedeeld op basis hiervan. En hoe zou die verhouding er volgens de regering idealiter moeten zijn?

  • 8. Is de regering zich ervan bewust dat zij met dit wetsvoorstel indirect het verdienmodel van mensenhandelaren faciliteert?

  • 9. De leden van de fractie van FVD vragen de regering in hoeverre er door het voorliggende wetsvoorstel sprake is van uitholling van de bevoegdheden van de gemeenteraad ─ nota bene het hoogste bestuurlijke orgaan op gemeentelijk niveau ─ nu deze gemeenteraad steeds minder zeggenschap lijkt te hebben over wat er gebeurt binnen de gemeentelijke grenzen.

  • 10. Op welke wijze verhoudt het aan de orde zijnde wetsvoorstel zich tot de lokale democratie; gemeente en provincie?

  • 11. De leden van de fractie van FVD vragen de regering in hoeverre gemeenteraadsleden en provinciale staten buiten spel worden gezet als gevolg van de voorgestelde wet?

  • 12. Wordt de kloof tussen burger en politiek niet steeds groter wanneer er keer op keer in de directe leefomgeving van burgers ineens een asielzoekerscentrum (AZC) verschijnt waar burgers vrij weinig tot niets tegen in kunnen brengen?

  • 13. Erkent de regering het belang van een fundamentele discussie over de staatskundige verhoudingen tussen bestuurslagen in Nederland in het licht van artikel 124 van de Grondwet? En zo ja, hoe ziet de regering een dergelijke discussie voor zich?

  • 14. Welke gevolgen heeft het huidige immigratiebeleid en het voorliggende wetsvoorstel op de korte en langere termijn voor de samenstelling van de Nederlandse bevolking?

  • 15. In hoeverre zal de criminaliteit die zich rond het aanmeldcentrum in Ter Apel en AZC’s voordoet zich nu in hoog tempo over heel Nederland verspreiden?

  • 16. In hoeverre kan de Joodse gemeenschap in Nederland, die nu al de negatieve effecten voelen van het conflict in het Midden-Oosten, maar ook vrouwen en kinderen zich nog veilig voelen in Nederland nu deze wet de opvang van asielzoekers met veelal een islamitische achtergrond op industriële wijze zal gaan organiseren?

5. Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdD

De leden van de fractie van de PvdD hebben de volgende vragen voor de regering naar aanleiding van de nota naar aanleiding van het verslag.

  • 1. De leden van de fractie van de PvdD stellen voorop dat in artikel 2.1 lid 3 van het ontwerpbesluit behorend bij het voorliggende wetsvoorstel66 de formule is opgenomen die wordt gehanteerd voor de indicatieve verdeling.

    • 1.a. Waarom is niet bepaald dat gemeenten met een negatieve score voor sociaaleconomische status (SES-WOA-score) niet in aanmerking komen voor het realiseren van opvangplekken?

    • 1.b. Deze leden merken op dat blijkens de formule wordt volstaan met een vermenigvuldiging met de SES-WOA score (+1). Is het juist dat artikel 3 lid 1 van het voorliggende wetsvoorstel ook toelaat dat een systeem wordt gevolgd waarin gemeenten met een hogere score een veel groter aandeel krijgen toegewezen dan bij toepassing van de nu vastgestelde formule?

  • 2. De leden van de fractie van de PvdD wijzen op artikel 5 lid 2 van de voorgestelde wet waarin nader is aangegeven dat de Minister rekening houdt met het verslag, bedoeld in artikel 4 van het wetsvoorstel, met de eis van evenwichtige verdeling en met de SES-WOA-score.

    In de beantwoording van de eerder door de leden van de fractie van de PVV gestelde vraag 64 geeft de regering in de nota naar aanleiding van het verslag aan dat er een beleidskader tot stand wordt gebracht.67

    • 2.a. Begrijpen de leden van de fractie van de PvdD het goed dat artikel 5 van het wetsvoorstel een bevoegdheid toekent waarvoor beleidsvrijheid geldt en waarin alle relevante belangen dienen te worden meegewogen, zij het met inachtneming van het bepaalde in artikel 5 lid 2van het wetsvoorstel?

    • 2.b. Kan de regering een opsomming geven van de belangen die volgens artikel 5 van het wetsvoorstel in ieder geval zullen moeten worden meegewogen?

    • 2.c. Op welke wijze wordt het beleidskader vastgesteld en bekendgemaakt? Worden de Staten-Generaal daar nog bij betrokken?

  • 3. Deelt de regering de opvatting van de leden van de fractie van de PvdD dat artikel 5 lid 2 van de voorgestelde wet zo moet worden uitgelegd dat de SES-WOA-score een overwegende factor kan vormen in het kader van een evenwichtige verdeling?

6. Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van JA21

De leden van de fractie van JA21 wensen de regering naar aanleiding van de nota naar aanleiding van het verslag nog de volgende vragen te stellen.

  • 1. De leden van de fractie van JA21 verzoeken de regering om te reflecteren op de voorbereidingstijd die gemeenten krijgen om te voldoen aan de voorgestelde wet. Is het niet zo dat gemeenten negen maanden voorbereidingstijd krijgen en dat de voorgestelde wet daarmee, als die zou ingaan op 1 februari 2024, pas aan het eind van 2024 de veronderstelde knelpunten in de opvang van asielzoekers zou beginnen op te lossen? Ligt het in de lijn der verwachtingen dat ─ zelfs als het wetsvoorstel wordt aangenomen ─ in 2024 alsnog grotendeels dezelfde problemen rond opvang zal kennen vanwege de extreem hoge instroomcijfers?

  • 2. De leden van de fractie van JA21 merken op dat er in Nederland ongeveer 40.000 dak- en thuislozen zijn. Deze leden vragen de regering of de opvangfaciliteiten voor asielzoekers aangewend kunnen worden om deze mensen op te vangen als de instroom wordt verlaagd?

  • 3. Kan de regering garanderen dat het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) zich houdt aan de geldende wet- en regelgeving? De leden van de fractie van JA21 denken daarbij bijvoorbeeld aan locaties waar het COA bouwt, zónder dat de benodigde vergunningen vooraf zijn afgegeven. Kan de regering garanderen dat de wet gehandhaafd wordt en dat deze ook geldt voor het COA?

  • 4. De leden van de fractie van JA21 vragen de regering om te reflecteren op de uitsprak van de rechtbank Oost-Brabant van 8 december 202368 inzake het voorgenomen asielzoekerscentrum (AZC) in Uden?

  • 5. Kan de regering reflecteren op de recente verkiezingsuitslag en de overduidelijke aftekening van een gebrek aan draagvlak onder de Nederlandse bevolking voor deze extreem hoge asielinstroom?

  • 6. De leden van de fractie van JA21 vragen de regering op welke wijze zij de veiligheid rondom asielzoekerscentra borgt. Deze leden zien bij het aanmeldcentrum in Ter Apel iedere week dat de lokale autoriteiten niet in staat zijn om de openbare orde en de veiligheid van de inwoners te garanderen. Zo rijdt in Emmen inmiddels een aparte bus voor asielzoekers, omdat zij de normale busritten dermate verstoren en zich zo slecht gedragen, dat de veiligheid van de buschauffeurs in het gedrang komt. En dit is slechts één van de vele maatregelen die daar noodgedwongen zijn genomen. De leden van de fractie van JA21 vragen de regering of al deze mogelijk extra kosten ook zijn meegenomen in het wetsvoorstel? Zo ja, waar denkt de regering de benodigde extra mankracht vandaan te halen gezien de krapte op de arbeidsmarkt? Wil hij het leger inzetten? Of extra handhavers?

De leden van de vaste commissie voor Immigratie & Asiel / JBZ-Raad zien de reactie van de regering met belangstelling tegemoet en ontvangen de nota naar aanleiding van het tweede verslag graag uiterlijk dinsdag 9 januari 2024, 12:00 uur. Onder voorbehoud van de tijdige ontvangst van deze nota acht de commissie het wetsvoorstel gereed voor plenaire behandeling op (mogelijk 15 en) 16 januari 2024.

De voorzitter van de vaste commissie voor Immigratie & Asiel / JBZ-Raad, Van Hattem

De waarnemend griffier van de vaste commissie voor Immigratie & Asiel / JBZ-Raad, Van Dooren


X Noot
1

Samenstelling:

Croll (BBB), Marquart Scholtz (BBB), Griffioen (BBB), Karimi (GroenLinks-PvdA), Veldhoen (GroenLinks-PvdA), Ramsodit (GroenLinks-PvdA), Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA), Recourt (GroenLinks-PvdA), Kaljouw (VVD), Meijer (VVD), Van Toorenburg (CDA), Bakker-Klein (CDA), Dittrich (D66), Aerdts (D66) (ondervoorzitter), Van Hattem (PVV) (voorzitter), Koffeman (PvdD), Nanninga (JA21), Kox (SP), Huizinga (CU), Van den Oetelaar (FVD), Schalk (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)

X Noot
2

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C. p. 3.

X Noot
3

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C. p. 3.

X Noot
4

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C. p. 10 en 12.

X Noot
5

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C. p. 4.

X Noot
6

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C. p. 4.

X Noot
7

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C. p. 5.

X Noot
8

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C. p. 7.

X Noot
9

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C. p. 7.

X Noot
10

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C. p. 8.

X Noot
11

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C. p. 8.

X Noot
12

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C. p. 8.

X Noot
13

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C. p. 11.

X Noot
14

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C. p. 15.

X Noot
15

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C. p. 20.

X Noot
16

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C. p. 21.

X Noot
17

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C. p. 21.

X Noot
18

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C. p. 22.

X Noot
19

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C. p. 22.

X Noot
20

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C. p. 23.

X Noot
21

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C. p. 23.

X Noot
22

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C. p. 24.

X Noot
23

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C. p. 24.

X Noot
26

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C. p. 25.

X Noot
27

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C. p. 25.

X Noot
28

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C. p. 25.

X Noot
29

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C. p. 27.

X Noot
30

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C. p. 27.

X Noot
31

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C. p. 28.

X Noot
32

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C. p. 28.

X Noot
33

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C. p. 29.

X Noot
34

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C. p. 29.

X Noot
36

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C. p. 30.

X Noot
38

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C. p. 30.

X Noot
40

De uitspraak is niet gepubliceerd.

X Noot
41

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C. p. 31.

X Noot
42

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C. p. 31.

X Noot
43

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C. p. 32.

X Noot
44

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C. p. 32.

X Noot
45

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C. p. 32.

X Noot
46

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C. p. 33.

X Noot
47

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C. p. 36.

X Noot
48

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C. p. 36.

X Noot
49

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C. p. 36.

X Noot
50

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C. p. 39.

X Noot
51

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C. p. 39.

X Noot
52

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C. p. 40.

X Noot
53

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C. p. 40.

X Noot
54

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C. p. 41.

X Noot
55

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C. p. 41.

X Noot
56

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C. p. 41.

X Noot
57

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C. p. 42.

X Noot
58

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C. p. 45.

X Noot
59

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C. p. 53.

X Noot
61

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, D, bijlage.

X Noot
63

Kamerstukken II, 2023/24, 36 471, nr. 16.

X Noot
64

Kamerstukken II 2023/24, 36 333, nr. 75.

X Noot
65

Kamerstukken I, 2023/24, 36 333, D.

X Noot
66

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, D, bijlage.

X Noot
67

Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C, p. 34.

X Noot
68

Rb. Oost-Brabant 8 december 2023, ECLI:NL:RBOBR:2023:5758.

Naar boven