36 333 Regels inzake een wettelijke taak van gemeenten om opvangvoorzieningen voor asielzoekers mogelijk te maken (Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen)

D BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 december 2023

Zoals door mij toegezegd in de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken I 2023/24, 36 333, C), zend ik u met deze brief ter kennisneming het ontwerpbesluit behorend bij het wetsvoorstel Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen (de Spreidingswet). Dit ontwerpbesluit is op vrijdag 8 december besproken in de ministerraad. Besloten is dat het ter (spoed)advisering wordt voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State. Ik hecht er aan te benadrukken dat het derhalve een voorlopige versie van het ontwerpbesluit betreft die u ter informatie wordt toegezonden.

Ter uitwerking van de Spreidingswet wordt in het besluit geregeld hoe de capaciteitsraming van de benodigde opvangplaatsen tot stand komt en hoe de indicatieve verdeling per gemeente en de provinciale opvangopgaven op basis van het inwoneraantal en de zogeheten SES-WOA-score (amendement Van Dijk c.s. TK 36 333, nr. 75) worden bepaald (artikel 2.1).

Voorts zijn aanvullende regels opgenomen voor opvangplaatsen van bijzondere aard, waarin onder andere de motie Piri (spreiding aanmeldvoorzieningen) is verwerkt (artikel 2.2). Daarnaast wordt – als uitwerking van artikel 2, derde lid van de Wet – geregeld dat voor reguliere duurzame opvangvoorzieningen die formeel beschikbaar zijn vóór 1 februari of in de daaropvolgende twaalf maanden beschikbaar komen, een minimale omvang geldt van 100 plaatsen (artikel 3.1). Tot slot biedt het ontwerpbesluit een basis voor een financiële stimulans voor het aanbieden van duurzame opvangplaatsen (artikel 3.2), wordt de exploitatie van een opvangvoorziening door of onder de verantwoordelijkheid van het college nader ingevuld (artikel 4.1) en wordt de onder de Spreidingswet aan de commissaris van de Koning toebedeelde taak in de ambtsinstructie geborgd (artikel 5.1).

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, E. van der Burg

Naar boven