Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 oktober 2023
Bij de behandeling van het wetsvoorstel Gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen
(«Spreidingswet») op 26 en 27 september jl. (Handelingen II 2023/24, nrs. 4 en 5,
debat over de Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen) heeft
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een motie van het lid Ceder ontraden
waarmee een koppeling werd gemaakt tussen de Spreidingswet en de zogeheten Meedoenbalies
(Kamerstuk 36 333, nr. 39). Daarbij zegde hij toe op verzoek van het lid Ceder uw Kamer samen met mij over
dit punt te informeren. Omdat dit een onderwerp betreft waar ik voor verantwoordelijk
ben, informeer ik u via deze brief.
In de Voorjaarsnota 2023 (Kamerstuk 36 350, nr. 1) is € 4 miljoen aan extra structurele middelen voor de Meedoenbalies en NT2-taallessen
beschikbaar gesteld. Ik heb u hierover in de Kamerbrief «Uitwerking plan van aanpak
Statushouders aan het werk» van 11 juli jl. geïnformeerd. Met deze middelen kunnen
de meedoenbalies, die al aanwezig waren in 38 verschillende opvangcentra, worden voortgezet.
Voor de uitbreiding van het aantal Meedoenbalies is op dit moment geen financiële
ruimte. Ik ben net als u een groot voorstander van de Meedoenbalies. Ik vind het belangrijk
dat statushouders door deelname aan activiteiten in een vroeg stadium kunnen participeren.
Daarom ben ik met het COA en NOV in gesprek om de huidige middelen zo efficiënt mogelijk
in te zetten en binnen de financiële kaders te bezien wat mogelijk is. Uitbreiding
van Meedoenbalies naar alle reguliere AZC’s zou, zoals ik in het Commissiedebat Inburgering
en Integratie van 27 september jl. heb toegelicht aan het lid Kathmann, onder voorbehoud,
jaarlijks ongeveer 10 miljoen euro extra kosten. Voor uitbreiding naar alle reguliere
locaties én noodopvanglocaties is jaarlijks ongeveer 18 miljoen euro extra nodig.
Ik informeer u in de uitvoeringsbrief Inburgering van december over de stand van zaken.
Hopende u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd,
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip