36 321 (R2181) Goedkeuring van het op 18 november 2015 tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Republiek Malta tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen; Valletta, 18 november 2015 (Trb. 2015, 196 en Trb. 2016, 124)

Nr. 4 ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE VAN HET KONINKRIJK EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk d.d. 9 november 2016 en het nader rapport d.d. 14 maart 2023, aangeboden aan de Koning door de minister van Buitenlandse Zaken. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk is cursief afgedrukt.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 5 oktober 2016, no. 2016001716, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk haar advies inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 9 november 2016, No. W02.16.0300/II/K, bied ik U hierbij aan.

De tekst van het advies treft u hieronder aan, voorzien van mijn reactie.

Bij Kabinetsmissive van 5 oktober 2016, nr. 2016001716, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 18 november 2015 te Valletta tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Republiek Malta tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen (Trb. 2015, 196 en Trb. 2016, 124), met toelichtende nota.

Dit verdrag geeft de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.

De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.

De Afdeling geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld verdrag wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal en aan de Staten van Curaçao. Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.

De vice-president van de Raad van State van het Koninkrijk,

P.H. Donner

Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk betreffende no. W02.16.0300/II

  • Voor de inwerkingtreding (artikel II van het voorstel) minimaal een termijn van een maand na de datum van uitgifte van het Staatsblad in Nederland aanhouden in verband met de bekendmaking op Curaçao (zie ook aanwijzing 172 van de Aanwijzingen voor de regelgeving en de toelichting daarop).

Aan de redactionele opmerking is geen gehoor gegeven. Het is goed gebruik dat een Rijkswet de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad in werking treedt. De passage in aanwijzing 172, waar de Afdeling naar verwijst, is in de huidige versie van de aanwijzing, namelijk aanwijzing 4.14, overigens niet meer opgenomen.

Daarnaast is van de gelegenheid gebruik gemaakt om de memorie van toelichting op enkele punten aan te vullen, namelijk:

  • in de inleiding is toegelicht op welke manier het verdrag zal voldoen aan de minimumstandaarden die voortvloeien uit het Base Erosion and Profit Shifting (BEPS)-project van de OESO; dit verdrag werd onderhandeld voordat de BEPS-actierapporten openbaar werden gemaakt. Niettemin zal het Verdrag voldoen aan de minimumstandaarden die voortvloeien uit het BEPS-project vanwege het feit dat zowel Curaçao als Malta sinds 2017 partij zijn bij het Multilateraal Verdrag ter implementatie van aan belastingverdragen gerelateerde maatregelen ter voorkoming van grondslaguitholling en winstverschuiving (hierna: het MLI). Het MLI is het middel waarmee de minimumstandaard in het verdragennetwerk wordt geïmplementeerd.

  • de toelichting op artikel 10 is aangepast. Oorspronkelijk zou Curaçao in het kader van het Nieuw Fiscaal Raamwerk een bronbelasting van tien procent op dividenden invoeren in verband met een beoogde wijziging in de Belastingregeling voor het Koninkrijk (BRK). Doordat deze wijziging van de BRK, een verlaging van de Nederlandse dividendbelasting naar nul procent, niet heeft plaatsgevonden, is de Landsverordening van Curaçao op de dividendbelasting uiteindelijk niet in werking getreden.

  • in de toelichting op artikel 11 is opgenomen dat de Spaartegoedenrichtlijn (Richtlijn nr. 2003/48/EG van de Raad van de Europese Unie van 3 juni 2003) buiten werking is getreden. Daarmee is het tweede lid van artikel 11 van het verdrag zinledig geworden.

  • in paragraaf I.3 is opgenomen welke artikelen van het verdrag naar het oordeel van de regering eenieder verbindende bepalingen bevatten in de zin van de artikelen 93 en 94 Grondwet.

Van de gelegenheid is tot slot gebruik gemaakt om enkele redactionele verbeteringen door te voeren.

Ik verzoek U het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van rijkswet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal en aan de Staten van Curaçao te zenden.

De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra


X Noot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven