Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 december 2022
Tijdens het debat over de Najaarsnota 2022 (Handelingen II 2022/23, nr. 35, Debat over de najaarsnota) heeft D66 in een gewijzigde motie de regering verzocht
om verschillende instrumenten te onderzoeken om het gat tussen de maximum uurprijs
en de gemiddelde daadwerkelijke prijs te beperken, en daarbij zowel naar fiscale instrumenten
als nadere marktregulering te kijken (Kamerstuk 36 250, nr. 22). Middels deze brief reageer ik op deze motie.
In de Kamerbrief van 15 december (Kamerstuk 36 250, nr. 21) heb ik u laten weten de maximum uurprijzen volgend jaar extra te verhogen met 0,94%,
om ouders tegemoet te komen voor de hogere inflatie over 2022. Daarnaast wordt de
indexatie die betrekking heeft op de loon- en prijsontwikkeling in 2023, die normaalgesproken
in 2024 zou plaatsvinden, een jaar naar voren gehaald. Hierdoor zullen de maximum
uurprijzen voor 2023 in totaal met 1,74% extra stijgen voor alle vormen van kinderopvang.
De maximum uurprijzen voor de dagopvang en de buitenschoolse opvang worden in totaal
geïndexeerd met 7,32% (deze worden € 9,12 en € 7,85) en de maximum uurprijs voor de
gastouderopvang met 5,06% (wordt € 6,85). Deze verhoging voor 2023 zal met terugwerkende
kracht tot 1 januari 2023 worden aangepast. Samen met de dienst Toeslagen verken ik
op welke termijn het mogelijk is om deze wijziging voor 2023, met terugwerkende kracht,
door te voeren.
Op dit moment laat ik twee onderzoeken uitvoeren. Het eerste onderzoek brengt de marktwerking
in de kinderopvangsector beter in beeld. Hier wordt onder andere gekeken naar hoeveel
winst de sector uitstroomt. Het tweede onderzoek beschrijft de effecten en voor- en
nadelen van verschillende potentiële maatregelen die zouden kunnen worden genomen
om de markt te reguleren. Het onderzoek zal ook een eerste beeld geven van wat het
effect zou zijn van tariefregulering in de kinderopvangsector.
De planning is om de onderzoeken in het eerste kwartaal van 2023 af te ronden. Die
planning is zeer ambitieus. Vervolgens zal ik de onderzoeken voorzien van een kabinetsreactie
en ze uw Kamer doen toekomen. Daarin zullen we ingaan op eventuele vervolgstappen.
De suggesties van uw Kamer zullen wij betrekken bij eventuele vervolgstappen.
Ik laat deze motie oordeel Kamer.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip