Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
d.d. 29 juni 2022 en het nader rapport d.d. 26 september 2022, aangeboden aan de Koning
door de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën.
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 13 juni 2022, no. 2022001248,
machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake
het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd
29 juni 2022, nr. W06.22.0090/III, bied ik U hierbij aan.
De tekst van het advies treft u hieronder aan, voorzien van mijn reactie.
Bij Kabinetsmissive van 13 juni 2022, no. 2022001248, heeft Uwe Majesteit, op voordracht
van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën
– Fiscaliteit en Belastingdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State
ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden
en de Republiek Colombia tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot
belastingen naar het inkomen en het voorkomen van het ontduiken en ontwijken van belasting,
met Protocol; ‘s-Gravenhage, 16 februari 2022 (Trb. 2022, 18), met toelichtende nota.
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen inhoudelijke opmerkingen over
het verdrag.
De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.
De Afdeling adviseert het verdrag over te leggen aan de beide Kamers der Staten-Generaal.
De vice-president van de Raad van State,
Th. C. de Graaf
Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
betreffende no. W06.22.0090/III
-
– Ter verduidelijking in de toelichtende nota in onderdeel I.9. Toetsschema Standaardcriteria
Fiscaal Verdragsbeleid 2020 in de tekst expliciet maken dat Colombia op grond van
de gehanteerde OESO lijst voor verdragsdoeleinden geen ontwikkelingsland is, als genoemd
in 5.2 van het schema, en dat Colombia geen niet-coöperatieve of laagbelastende staat
is, als genoemd in 5.3 van het schema.
-
– In de toelichtende nota in onderdeel II.3. Algemene begripsbepalingen (artikel 3 van
het Verdrag) de in artikel 3, eerste lid, onderdeel m, van het Verdrag opgenomen,
ten opzichte van het OESO-modelverdrag en het VN-modelverdrag aanvullende, begripsbepaling
toelichten. Voorts ook in deze paragraaf een toelichting op artikel 3, tweede lid,
van het Verdrag en het daarvoor relevante artikel III van het Protocol opnemen.
Het verdrag geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot
het maken van inhoudelijke opmerkingen.
Aan de opmerkingen in de redactionele bijlage bij het advies is gevolg gegeven.
-
– In reactie op de eerste opmerking is in onderdeel I.9 van de toelichtende nota middels
voetnoten expliciet gemaakt dat Colombia op grond van de gehanteerde OESO-lijst voor
verdragsdoeleinden geen ontwikkelingsland is, als genoemd in 5.2 van het schema, en
dat Colombia geen niet-coöperatieve of laagbelastende staat is, als genoemd in 5.3
van het schema.
-
– In reactie op de tweede opmerking is in onderdeel II.3 van de toelichtende nota de
in artikel 3, eerste lid, onderdeel m, van het Verdrag opgenomen begripsbepaling nader
toegelicht en is daarin tevens een toelichting op artikel 3, tweede lid, van het Verdrag
en het daarvoor relevante artikel III van het Protocol opgenomen.
Van de gelegenheid is verder gebruikgemaakt om in de toelichtende nota enkele aanvullende
redactionele wijzigingen aan te brengen.
Ik verzoek U, mede namens de Staatsecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst,
mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld van de gewijzigde
toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan
de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra