Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 36206 nr. D |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 36206 nr. D |
Ontvangen 2 december 2022
Het kabinet heeft met interesse kennisgenomen van de verdiepende vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van GroenLinks en PvdA.
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fracties vragen waarom er niet meteen gekozen is voor een duidelijk hoger tarief voor de minimum CO2-prijs. Zijn er niet al voldoende tariefstudies gedaan om direct met een hoger voorstel te komen, zoals de tariefstudie van het PBL van juni 2022? De hoogte van de huidige minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking en industrie is gebaseerd op een studie uitgevoerd door Frontier Economics in 2018.1 Sindsdien hebben er geen nieuwe onderzoeken plaatsgevonden naar de hoogte van de minimum CO2-prijs. Dit terwijl de prijs van EU Emissierechten sinds 2018 wel snel gestegen is. Daarom heeft de regering al eerder aan de Eerste Kamer toegezegd om de hoogte van de minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking te evalueren.2 Voor de minimum CO2-prijs industrie wordt bij deze evaluatie aangesloten. De tariefstudie van het PBL van juni 2022 heeft betrekking op het (marge)tarief van de CO2-heffing industrie en niet op de minimum CO2-prijs industrie.
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fracties vragen of het geheel aan maatregelen voor emissiereductie van de industrie, inclusief de minimum CO2-prijs industrie, is doorgerekend op het gecombineerde effect. Ook vragen zij hoe het onderhavige voorstel concreet bijdraagt aan de emissiereductie van de Nederlandse industrie. Het PBL heeft het uitgewerkte beleid van de regering doorgerekend en gepubliceerd in de meest recente Klimaat- en Energieverkenning. Ook de minimum CO2-prijs industrie is hierin meegenomen. Zoals eerder gesteld is de minimum CO2-prijs industrie in deze beleidsmix er met name op gericht om zekerheid te bieden over de minimale CO2-prijs die volgt uit het EU ETS. Bij investeringsbeslissingen hoeven dan geen scenario’s mee te worden genomen waar de CO2-prijs onder dit minimum zakt. Bij een voldoende hoog niveau zal dit voor veel bedrijven belangrijk zijn bij het nemen van investeringsbeslissingen.
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fracties vragen of er onderzoek gedaan is in hoeverre een vlakke CO2-heffing een prikkel vormt voor de industrie om zich te verplaatsen naar andere landen. Bij het ontwerp van de CO2-heffing industrie zijn verschillende onderzoeken gedaan naar het risico dat industriële bedrijven zich verplaatsen naar het buitenland.3 Hieruit blijkt dat er wel degelijk een risico op verplaatsing van industriële activiteit is wanneer CO2-beprijzing te sterk afwijkt met name van de ons omringende landen zonder flankerend beleid.
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fracties vragen of het invoeren van een EU-brede minimum CO2-prijs kan helpen om het verplaatsen van uitstoot te verminderen. Ook vragen zij of de regering zich hiervoor wil inzetten op Europees niveau. Het heeft de voorkeur van de regering om klimaatbeleid gericht op de industrie zoveel als mogelijk op Europees niveau te organiseren. Hiermee wordt het risico op het verplaatsen van industriële activiteit aanzienlijk verminderd. De regering is dan ook positief over de werking van het EU ETS en de mogelijke aanscherping hiervan door het Fit-for-55 programma. De regering zou ook graag zien dat het initiatief voor een minimum CO2-prijs breder wordt omarmd binnen de Europese Unie. Beleidsmakers uit andere landen tonen belangstelling voor dit initiatief. Vooralsnog is Nederland echter het enige land binnen de Europese Unie met een wetsvoorstel voor de introductie van een minimum CO2-prijs.
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fracties vragen hoe de regering aankijkt tegen het versneld afbouwen van dispensatierechten. Is dat overwogen als alternatieve prikkel die leidt tot minder extra complexiteit en uitvoeringslasten? In het coalitieakkoord staat de ambitie om de emissiereductiedoelstelling voor de industrie voor 2030 met 5–6 megaton koolstofdioxide-equivalent (Mton) te verhogen. Ook is in het coalitieakkoord afgesproken om een reductie van 4 Mton te borgen via de bestaande CO2-heffing industrie. Daarom bevat het Belastingplan het voorstel om vanaf 2023 het aantal dispensatierechten versneld te verminderen. De introductie van de minimum CO2-prijs komt hier bovenop.
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fracties vragen of het de intentie van de regering is om ook na de voorgenomen evaluatie de minimumprijzen voor elektriciteitsopwekking en industrie gekoppeld te houden. Het is voor de regering geen gegeven om de twee minimumprijzen gekoppeld te houden. In de evaluatie worden de effecten van dezelfde minimumprijspaden op zowel elektriciteitsopwekking als industrie onderzocht. De effecten daarvan zullen naar verwachting op beide sectoren verschillend zijn. Aan de hand van de resultaten zal de regering voor beide sectoren afzonderlijk bezien welke tarifering het beste past.
De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst, M.L.A. van Rij
Frontier Economics, Research on the effects of the minimum CO2 price, Rapport in opdracht van het Ministerie van EZK, 9 juli 2018.
Zie bijvoorbeeld: CPB, CO2-heffing en verplaatsing, CPB Achtergronddocument, november 2020.
CPB / PBL, Economische effecten van CO2-beprijzing: varianten vergeleken, CPB / PBL Policy Brief, juni 2019.
DNB, The price of transition, Occosional Studies Volume 16 -8, 2018. Strategy&, Effecten aanscherping fiscaal klimaatbeleid industrie, Speelveldtoets 2022, 11 september 2022.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36206-D.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.