36 200 XIV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2023

Nr. 126 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR NATUUR EN STIKSTOF

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 juni 2023

Ik heb kennisgenomen van uw brief van 8 maart 2023 waarin u vraagt hoe ik uitvoering zal geven aan drie aangenomen moties, over extern salderen door Rijkswaterstaat1 en over voorlopers in de transitie van de landbouw2. Daarnaast heeft uw Kamer moties aangenomen over extern salderen door Schiphol3 en het inzetten van schaarse stikstofruimte voor de legalisering van PAS-meldingen en natuurherstel4. Omdat deze zaken voornamelijk zien op het verantwoord omgaan met extern salderen en schaarse stikstofruimte, voorzie ik die in deze brief gezamenlijk van een reactie. Tot slot heb ik in het debat van 23 februari jl. (Handelingen II 2022/23, nr. 57, item 13) aan het lid Ouwehand toegezegd om in gesprek te gaan met provincie Limburg over een varkenshouderij in Egchel en de Kamer over de uitkomst van dit gesprek te informeren. De ingediende motie daarover is aangehouden5. In deze brief zal ik ook ingaan op de uitkomst van het gesprek.

Motie met Kamerstuk 34 682, nr. 148

Deze motie verzoekt de regering om te onderzoeken hoe kan worden voorkomen dat voorlopers, zoals biologische en natuurinclusieve bedrijven, moeten worden beëindigd. Centraal in de gebiedsprocessen en programma’s staat de realisatie van de doelstellingen op het vlak van natuur, stikstof, water en klimaat en het bieden van een duurzaam toekomstperspectief voor de agrarische sector. Voorlopers zullen vaak al een bedrijfsvoering kennen die (beter) past bij de kaders die volgen uit de gebiedsprogramma’s en de gewenste richting voor een vitaal en duurzaam platteland. Daarmee kan ik geen garanties geven dat er geen aanvullende eisen aan voorlopers en natuurinclusieve bedrijven worden gegeven of dat bepaalde agrarische activiteiten niet beëindigd moeten worden, maar de kans daarop is bij voorlopers en koplopers kleiner en daarnaast zal worden getracht om deze vormen van bedrijfsvoering juist een plek te geven. Hiermee beschouw ik deze motie als afgedaan.

Moties met Kamerstuk 36 200 XII, nrs. 101 en 104 en Kamerstuk 34 682, nr. 146

In de moties lees ik de wens om de regie op extern salderen te versterken. Extern salderen is een van de weinige manieren waarop nieuwe ontwikkelingen mogelijk zijn. Rijkswaterstaat en Schiphol hebben hier, net als andere initiatiefnemers, gebruik van gemaakt. Interbestuurlijk zijn afspraken gemaakt over de voorwaarden voor extern salderen, die zijn vastgelegd in beleidsafspraken en beleidsregels. Hiermee zorgen we ervoor dat extern salderen verantwoord kan plaatsvinden. Alle initiatiefnemers zijn aan deze voorwaarden gehouden.

In motie met Kamerstuk 36 200, nr. 101, wordt de regering verzocht om te voorkomen dat de Schiphol Group nu boerderijen opkoopt voor stikstofruimte, in afwachting van de nadere uitwerking van de aangekondigde stikstofplannen. Ondernemers hebben op vrijwillige basis overeenkomsten gesloten met Schiphol, waarin is afgesproken dat zij hun activiteiten geheel of gedeeltelijk beëindigen. Voor Schiphol geldt dat het proces van het verwerven van stikstofruimte in beginsel is afgerond. In het kader van de Wet natuurbescherming is toegestaan om mitigerende maatregelen te nemen door extern te salderen. Private ondernemingen zijn vrij om met elkaar transacties aan te gaan. Zoals ik in mijn eerdere beantwoording van schriftelijke vragen6 heb aangegeven, is het belangrijk dat Schiphol voldoet aan de wet- en regelgeving en in het bezit komt van een natuurvergunning. Het handelen van Schiphol is in lijn met het uitgangspunt dat initiatiefnemers in het kader van een aanvraag voor een natuurvergunning zelf verantwoordelijk zijn om mogelijke effecten van stikstofdepositie te mitigeren, bijvoorbeeld door extern te salderen. Dit uitgangspunt heeft het kabinet ook richting initiatiefnemers, waaronder Schiphol, uitgedragen7.

In motie met Kamerstuk 34 682, nr. 146 wordt de regering verzocht om de door Rijkswaterstaat voor de A27 opgekochte stikstofruimte aan de provincies ter beschikking te stellen voor woningbouw, natuurherstel en het legaliseren van PAS-melders. Voor het project A27/A12 Ring Utrecht geldt dat de stikstofruimte die hiervoor is gecreëerd reeds is ingezet als mitigerende maatregel door vaststelling van het Tracébesluit voor A27/A12 Ring Utrecht. Dit besluit is op 13 juli 2022 vastgesteld en heeft van 4 augustus 2022 tot en met dinsdag 4 oktober 2022 ter inzage gelegen. Momenteel loopt de beroepsprocedure tegen het besluit bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Stikstofruimte die reeds is ingezet als mitigerende maatregel voor een project, kan niet voor andere projecten worden ingezet.

Via de moties van het lid Bisschop8 heeft uw Kamer mij verzocht prioriteit te geven aan de legalisatieopgave en stikstofruimte met prioriteit voor de PAS-melders in te zetten. Ik begrijp het verzoek om stikstofruimte ter beschikking te stellen aan de legalisatie van PAS- melders. Ik heb uw Kamer op 1 mei jl. geïnformeerd9 dat de prioritering van doelen in het stikstofregistratiesysteem worden aangepast. De PAS-melders krijgen daarbij meer prioriteit. Dat leidt in oktober tot meer stikstofruimte om PAS-meldingen mee te legaliseren. Daarmee beschouw ik deze moties als afgedaan. Voor een beschrijving van de voortgang van het legalisatieprogramma verwijs ik naar de voortgangsbrief stikstof die gelijktijdig met deze brief wordt verzonden.

Overigens herken ik het beeld dat er een «stikstofjacht op boeren» zou zijn ontstaan, zoals in motie 26 200, nr. 104 is opgenomen, niet. Uit de Tussenbalans extern salderen met veehouderijen, waarover ik u in de bijlage van de Kamerbrief van 25 november 202210 heb geïnformeerd, blijkt immers dat tussen november 2019 en april 2022 ca. 50 vergunningen zijn afgegeven op basis van extern salderen met een veehouderij en dat het grootste gedeelte (meer dan 70%) binnen de agrarische sector blijft.

Ook wil ik nogmaals herhalen dat stikstofruimte geen verhandelbaar recht is. Zie hiervoor de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 25 januari 202211. Er kan dus ook geen sprake zijn van handel in stikstofrechten en regulering daarvan, zoals in motie met Kamerstuk 34 682, nr. 147 wordt gevraagd. Bij extern salderen betaalt de saldonemer een vergoeding aan de saldogever voor het (gedeeltelijk) stoppen van de activiteit, niet voor «stikstofrechten». Zoals eerder in deze brief gesteld gelden er wel juridische eisen en beleidsmatige voorwaarden voor extern salderen. Op die manier kan extern salderen verantwoord plaatsvinden.

Motie met Kamerstuk 34 682, nr. 123

In het debat van 23 februari jl. heb ik aan het lid Ouwehand toegezegd om in gesprek te gaan met provincie Limburg over het afgeven van een vergunning voor de uitbreiding van een varkensbedrijf in Egchel en de Kamer hierover te informeren. Deze casus is in beginsel een zaak van de provincie en de gemeente als bevoegde gezagen. Uit een bestuurlijk overleg met provincie Limburg is gebleken dat in 2020 een vergunning is verleend op basis van intern salderen op basis van de toen geldende beleidsregels. Het besluit voor de verlening van deze vergunning is onherroepelijk. In januari 2021 bleek, naar aanleiding van een uitspraak van de Raad van State12 dat intern salderen vergunningvrij is sinds de Spoedwet aanpak stikstof.

Vervolg

In de Kamerbrief van 25 november 202213 heeft het kabinet een vergunningplicht voor intern salderen aangekondigd, zodat er in de toekomst weer voorwaarden kunnen worden gesteld aan intern salderen. In die Kamerbrief heeft het kabinet ook stappen aangekondigd om de voorwaarden voor extern salderen aan te passen, bijvoorbeeld om de ingebruikname van latente ruimte verder te beperken. In de voortgangsbrief stikstof ga ik in op de stand van zaken van het beleid voor extern salderen.

De Minister voor Natuur en Stikstof, C. van der Wal-Zeggelink


X Noot
1

Kamerstuk 34 682, nrs. 146 en 147

X Noot
2

Kamerstuk 34 682, nr. 148

X Noot
3

Kamerstuk 36 200 XII, nr. 101

X Noot
4

Kamerstuk 36 200 XII, nr. 104

X Noot
5

Kamerstuk 34 682, nr. 123

X Noot
6

Aanhangsel Handelingen II 2022/23, nr. 1561

X Noot
7

Kamerstuk 32 670, nr. 167

X Noot
8

Kamerstuk 33 576, nrs. 276 en 340

X Noot
9

Kamerstuk 35 334, nr. 251

X Noot
10

Bijlage Kamerstukken 34 682 en 35 334, nr. 108

X Noot
11

ECLI:NL:RVS:2022:234

X Noot
12

ECLI:NL:RVS:2021:71

X Noot
13

Kamerstukken 34 682 en 35 334, nr. 108

Naar boven