36 200 XII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) voor het jaar 2023

D VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 6 oktober 2023

De vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving1 had kennisgenomen van de reactie van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat op het gebruikelijke halfjaarlijkse toezeggingenrappel van de Eerste Kamer.2 Op één na behoren alle toezeggingen tot de portefeuille van de Staatssecretaris. De reactie op het rappel was voor de commissie aanleiding om op een aantal punten om nadere informatie te vragen.

Naar aanleiding hiervan is op 11 juli 2023 een brief gestuurd aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat.

De Staatssecretaris heeft op 5 oktober 2023 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, Dragstra

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR INFRASTRUCTUUR, WATERSTAAT EN OMGEVING

Aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat

Den Haag, 11 juli 2023

De vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving heeft kennisgenomen van de reactie van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat en van uzelf op het gebruikelijke halfjaarlijkse toezeggingenrappel van de Eerste Kamer.3 Op één na behoren alle toezeggingen tot uw portefeuille. De reactie op het rappel is voor de commissie aanleiding om op een aantal punten om nadere informatie te vragen.

Toezegging T02871 houdt in dat gemeenten eraan herinnerd worden en dat het opstellen van milieueffectrapporten (MER’en) tot hun takenpakket hoort. De commissie verneemt met betrekking tot deze toezegging graag of u gemeenten hierover al benaderd hebt.

Naar aanleiding van toezegging T02877 merkt de commissie op dat de Eerste Kamer inderdaad is geïnformeerd over de voortgang van de uitvoeringsagenda VTH. Ten aanzien van de financiering bestaat echter nog onduidelijkheid. De commissie ontvangt daarom graag een overzicht van de aanbevelingen van de adviescommissie Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (ook bekend als de commissie-Van Aartsen) met daarbij een overzicht van de stand van zaken, in het bijzonder ten aanzien van de financiële aspecten.

Met betrekking tot toezegging T02873 merkt de commissie op dat in de reactie niet wordt ingegaan op de kern van de toezegging, te weten «bij de doorlichting van het milieurecht te bezien waar de bewijslast betreffende best beschikbare technieken (BBT) ligt bij het aanpassen van vergunningen». Het gaat hierbij in de praktijk om de situatie dat een bevoegd gezag ambtshalve een vergunning wenst aan te passen en BBT verplichtend oplegt. Is het vervolgens aan het bevoegd gezag om toepasbaarheid bij het bedrijf van de opgelegde BBT aan te tonen of is het aan het bedrijf om aan te tonen dat de opgelegde BBT mogelijk niet toepasbaar is. Daar is nog geen duidelijkheid over.4 De commissie verzoekt u op dit specifieke punt aan te geven wat is ondernomen ter uitvoering van de toezegging.

Met betrekking tot de toezeggingen T02884, T02892 en T02898 wordt in uw reactie slechts opgemerkt dat deze zijn afgedaan met brieven aan de Tweede Kamer uit 2021. Zoals ook is aangegeven in de brief van de Voorzitter van de Eerste Kamer van 16 maart 20235, is de Kamer erbij gebaat als brieven die samenhangen met toezeggingen aan de Eerste Kamer rechtstreeks aan deze Kamer worden gezonden, onder vermelding van het toezeggingenregistratienummer. De commissie verzoekt u derhalve met betrekking tot de drie genoemde toezeggingen concreet aan te geven op welke wijze de toezeggingen volgens u zijn afgedaan.

De vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving ziet met belangstelling uit naar uw reactie en ontvangt deze graag voor het einde van het zomerreces van de Kamer.

De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, E. Kemperman

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 oktober 2023

Met deze brief ga ik in op een aantal toezeggingen waarmee ik de vragen in uw brief van 11 juli 20236 beantwoord.

Toezegging T15122: rijkspartijen in het VTH-stelsel

Als onderdeel van de kwaliteitsborging binnen het VTH-stelsel vindt iedere twee jaar op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) een onderzoek plaats naar de kwaliteit van de uitvoering van de VTH-taken. Dit jaar is ter uitvoering van toezegging T15122 ook gekeken naar de rol van de rijkspartijen in het VTH-stelsel. Met dank aan alle partijen voor hun inzet, bied ik u het eindrapport «Omgevingsdiensten in Beeld 2023» aan (bijlagen 1en 2).

Dit jaar bestond het tweejaarlijks onderzoek uit een kwantitatief deel waarin de cijfers van het onderzoek «Omgevingsdiensten in Beeld» uit 2021 zijn geactualiseerd en een kwalitatief deel dat voortborduurt op de kwalitatieve onderzoeken uit 2017 en 2019. Hierbij is extra aandacht besteed aan een aantal actuele onderwerpen binnen het VTH-stelsel. Daarnaast dient het onderzoek als nulmeting voor het interbestuurlijk programma versterking VTH-stelsel (IBT VTH).

Ik ben blij dat de onderzoekers constateren dat er positieve ontwikkelingen in gang gezet zijn in het VTH-stelsel. Kwantitatief vertaalt dit zich naar een zichtbare groei van personeel en budget bij de omgevingsdiensten. Tegelijkertijd doet het rapport meerdere constateringen die aandacht behoeven, zoals het achterblijven van actualisatie van vergunningen, het voldoen aan wettelijke verplichtingen actualisering en verbetering van beleid en wetgeving om hun taken effectief en efficiënt te kunnen uitvoeren. Ik ga met alle partijen in het VTH-stelsel in gesprek om hier vervolg aan te geven.

Zoals toegezegd aan Uw Kamer (T15122) is in het tweejaarlijks onderzoek voor het eerst gekeken naar de rol van tenminste de rijkspartijen Rijkswaterstaat (RWS) en de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) binnen het VTH-stelsel. U treft de onderzoeksresultaten aan in onderdeel D van het hoofrapport.

Een scherpe afbakening van de rijkstaken in het VTH-stelsel bleek lastig. De onderzoekers bevelen aan om in toekomstige onderzoeken een scherpe afbakening vast te stellen welke aspecten in het VTH-stelsel onderzocht moeten worden. Hierbij kijk ik ook naar de acties van het IBP VTH om te komen tot een toekomstige Staat van VTH.

De onderzoekers constateren dat de datakwaliteit binnen het VTH-stelsel zorgelijk is. Het gebrek aan uniforme registratie van gegevens door omgevingsdiensten maakt dat de onderzoekers en de omgevingsdiensten veel inspanningen moesten leveren om tot de benodigde data te komen. Ook hebben de onderzoekers de keuze gemaakt om onbetrouwbare data niet weer te geven in het rapport. De onderzoekers doen de aanbeveling om de datakwaliteit te verbeteren. Samen met alle partijen in het VTH-stelsel pak ik deze aanbeveling op.

Toezegging T02877: voortgang interbestuurlijk programma versterking VTH-stelsel (IBP VTH)

De Minister voor Milieu en Wonen heeft Uw Kamer, naar aanleiding van een vraag van de leden Nooren (PvdA), Kluit (GroenLinks), Janssen (SP), Klip-Martin (VVD) en Rietkerk (CDA), toegezegd de uitvoeringsagenda VTH aan de Kamer aan te bieden vóór de zomer van 2020. Inmiddels is het traject van de uitvoeringsagenda VTH opgegaan in het IBP VTH. In augustus 2022 is het IBP VTH van start gegaan. Binnen het programma wordt door alle partijen hard gewerkt aan de opvolging van de aanbevelingen van de commissie Van Aartsen7 en de Algemene Rekenkamer.8

In reactie op toezegging T02877 kan ik u melden dat twee keer per jaar een voortgangsrapportage van het IBP VTH wordt opgesteld en aan de Tweede Kamer wordt toegestuurd. Dit is gebeurd bij de Kamerbrieven van 18 januari 2023 en 4 juli 2023.9 De volgende voortgangsrapportage wordt in december a.s. verwacht.

Voor de uitvoering van het IBP VTH zijn de middelen uit het coalitieakkoord beschikbaar gesteld. Een overzicht van de beschikbare middelen heb ik opgenomen in mijn brieven van 8 juli 2022 en 21 oktober 202210 aan de Tweede Kamer. In de bijlage van mijn brief van 21 maart jl. aan de Tweede Kamer zijn de beschikbare middelen nader onderverdeeld per pijler.11

Toezegging T02871: taak gemeenten bij opstellen milieueffectrapportages

Ik heb u naar aanleiding van een vraag van het lid Kluit (GroenLinks) toegezegd om gemeenten eraan te herinneren dat het opstellen van milieueffectrapporten (MER’en) tot hun takenpakket hoort. Uw Kamer verneemt graag of de gemeenten hierover al benaderd zijn.

Ik kan u melden dat ik op drie manieren gemeenten heb benaderd over hun taak in het opstellen van milieueffectrapporten. Voor het daadwerkelijk benaderen van de gemeenten is ervoor gekozen om aan te sluiten bij de kennisdagen per provincie die de Commissie m.e.r. organiseert onder de naam «De Commissie komt naar...».12 Dit is een op maat gemaakte programma voor de bestuurders en medewerkers van gemeenten en provincie. In 2022 waren er kennismiddagen in Flevoland, Friesland en Overijssel. In 2023 zijn inmiddels Groningen, Zuid-Holland en Limburg aan de beurt geweest en volgt nog een kennismiddag met Noord-Brabant. In 2024 volgen Utrecht en Gelderland. Vanuit mijn ministerie is er ondersteuning geboden aan de Commissie m.e.r. om die kennis weer verder te verspreiden.

Daarnaast is afgelopen jaar het onderwerp milieueffectrapportage geagendeerd bij het Bestuurlijk Omgevingsberaad en bij het Bestuurlijk Overleg Leefomgeving. Het staat ook geagendeerd voor het Bestuurlijk Overleg Mobiliteit. Bij deze overleggen zitten vertegenwoordigers van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) aan tafel en hen wordt gevraagd om de kennis actief te delen met hun eigen leden.13

Tot slot is veel aandacht besteed aan het beschikbaar maken van de kennis. Voor onder andere de gemeenten is voor informatie en kennis over milieueffectrapportage het kenniscentrum van het Rijk beschikbaar, maar ook de onafhankelijke Commissie m.e.r. en de commerciële adviessector.14

Toezegging T02873: aantonen toepasbaarheid best beschikbare technieken

Uw Kamer merkt op dat in mijn reactie niet wordt ingegaan op de kern van de toezegging, te weten «bij de doorlichting van het milieurecht te bezien waar de bewijslast betreffende best beschikbare technieken (BBT) ligt bij het aanpassen van vergunningen». Uw vraag ziet meer specifiek op de situatie dat een bevoegd gezag ambtshalve een vergunning wenst aan te passen en BBT verplichtend oplegt. Is het vervolgens aan het bevoegd gezag om toepasbaarheid bij het bedrijf van de opgelegde BBT aan te tonen of is het aan het bedrijf om aan te tonen dat de opgelegde BBT mogelijk niet toepasbaar is? U verzoekt mij om op dit specifieke punt aan te geven wat is ondernomen ter uitvoering van de toezegging. Ik ga hier in het navolgende op in.

Als het bevoegd gezag de vergunning ambtshalve wil aanpassen, ligt het initiatief bij het bevoegd gezag en moet de vergunninghouder informatie verschaffen om BBT vast te stellen. Als het bevoegd gezag het initiatief neemt, kan dat op basis van twee actualisatieverplichtingen: er is een nieuwe BBT conclusie (art 5.10 lid 1 Besluit Omgevingsrecht) of er blijkt uit beoordeling van de vergunningssituatie dat actualisatie noodzakelijk is (art 2.30 Wabo en artikel 5.10 lid 2 Besluit Omgevingsrecht).

Het bevoegd gezag verbindt voor zover nodig aan de omgevingsvergunning voorschriften die leiden tot de toepassing van andere technieken dan die uit de oorspronkelijke vergunningaanvraag. Dit staat in artikel 2.31a lid 1 van de Wabo. Dit biedt het bevoegd gezag ruimte om, voor zover nodig, af te wijken van de grondslag van de aanvraag. In dat geval moet het bedrijf informatie verstrekken aan het bevoegd gezag over de maatregelen die getroffen kunnen worden. Het is aan het bevoegd gezag om te bepalen of deze informatie afdoende is en hoe ver BBT kan worden voorgeschreven. Van het toepassen van de bevoegdheid tot ambtshalve wijziging maakt het bevoegd gezag natuurlijk geen gebruik als het bedrijf uit eigen initiatief wil overstappen op een nieuwe technologie. Indien het bedrijf het hier niet mee eens is, is bezwaar en beroep op de revisievergunning mogelijk zoals ECLI:NL:RBNHO:2023:4579. Concluderend kan gesteld worden dat het bedrijf voldoende gegevens moet aanleveren aan het bevoegd gezag of aan BBT wordt voldaan. Het bevoegd gezag bepaalt of de kwaliteit en omvang van de informatie afdoende is voor de beoordeling.

Toezegging T02892: effecten van piekgeluiden overdag op de gezondheid

De Minister voor Milieu en Wonen heeft Uw Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Moonen (D66), toegezegd om te kijken of in de brief over het rapport over de WHO-richtlijnen ter uitvoering van de motie-Schonis ook nader kan worden ingegaan op de pieknormen in relatie tot slaapverstoring, met specifiek aandacht voor mensen die overdag slapen. De Minister heeft destijds aangegeven dat piekgeluiden overdag over het algemeen niet tot slaapverstoring leiden, maar dat goed zou zijn om te na te gaan of er reden is hier nader naar te kijken. In de WHO-richtlijnen en het hierover opgestelde rapport ter uitvoering van de motie-Schonis (en de bijbehorende brief), is geen aandacht besteed aan slaapverstoring buiten de nachtperiode. Er is op basis van de WHO-richtlijnen en het rapport dan ook geen aanleiding om standaard iets in de regelgeving op te nemen voor de bescherming tegen slaapverstoring overdag. In het Besluit Kwaliteit Leefomgeving is bepaald dat het geluid van activiteiten aanvaardbaar moet zijn. Gemeenten kunnen op een bijzondere locatie maatwerkvoorschriften opstellen om de aanvaardbaarheid van geluid voor specifieke groepen te waarborgen.

Toezegging T02898: handhaving brommers en andere lawaai makende mobiliteit

De Minister voor Milieu en Wonen heeft Uw Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Crone (PvdA), toegezegd het punt van handhaving van geluidproductie van brommers en andere lawaai makende mobiliteit in gesprekken met de VNG onder de aandacht te brengen. Handhaving door het lokaal bevoegd gezag is een belangrijke oplossing bij overlast door piekgeluid van voertuigen waarvan het geluid de emissienormen overschrijdt, hetzij door illegale aanpassingen aan het voertuig, hetzij door het gedrag van de bestuurder. Het Ministerie van IenW werkt nu samen met een aantal grote gemeenten en de RDW aan het ondersteunen van decentrale overheden bij de aanpak.15 Dit gebeurt binnen het kader van het Gemeentelijk Netwerk voor Mobiliteit en Infrastructuur (GNMI), een netwerk dat vraagstukken vanuit gemeenten onder de aandacht brengt van de VNG.

Met deze brief heb ik diverse toezeggingen beantwoord. Over de toezegging T02884 bericht ik u in een aparte brief.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen


X Noot
1

Samenstelling:

Van Wijk (BBB), Kemperman (BBB) (voorzitter), Van Langen (BBB), Jaspers (BBB), Thijssen (GroenLinks-PvdA), Kluit (GroenLinks-PvdA), Crone (GroenLinks-PvdA), Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA), Martens (GroenLinks-PvdA), Klip-Martin (VVD), Meijer (VVD), Kaljouw (VVD), Rietkerk (CDA) (ondervoorzitter), Prins (CDA), Van Meenen (D66), Aerdts (D66), Bezaan (PVV), Nicolaï (PvdD), Nanninga (Ja21), Janssen (SP), Holterhues (CU), Dessing (FVD), Van Dijk (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL).

X Noot
2

Kamerstukken I 2022/23, 36 200 XII, C.

X Noot
3

Kamerstukken I 2022/23, 36 200 XII, C.

X Noot
4

Zie voor een nadere duiding van de toezegging door het lid Janssen (SP) het verslag van de commissievergadering van 4 juli 2023 (Verslag van de vergadering van de commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) op 4 juli 2023 – Eerste Kamer der Staten-Generaal).

X Noot
5

Kamerstukken I 2022/23, 36 200 XII, C, p. 2.

X Noot
6

kenmerk 172886.22U.

X Noot
7

Kamerstukken 22 343 en 28 663, nr. 295.

X Noot
8

Kamerstukken 22 343, nrs. 294 en 297.

X Noot
9

Kamerstukken 22 343, nrs. 351 en 360.

X Noot
10

Kamerstukken 22 343, nrs. 336 en 348.

X Noot
11

Kamerstuk 22 343, nr. 352.

X Noot
12

Zie ook Kamerstukken I 2022/23, 34 287, X, blz. 6.

X Noot
13

Zie ook Kamerstukken I 2021/22, 34 287, R, waarin is toegezegd om milieueffectrapportage ook bestuurlijk onder de aandacht te brengen.

X Noot
14

Zie ook Kamerstukken I 2021/22, 34 287, T (antwoord op vraag hoe de regering de kennis en kunde ten aanzien van de MER’en en mer-beoordelingen in ambtelijke organisaties wil laten groeien) en Kamerstukken I 2021/22, 34 287, Q, waarin is aangegeven hoe via het Informatiepunt Leefomgeving (inclusief de helpdesk) en het programma Aan de Slag met de Omgevingswet met webcolleges en (live) webinars zowel ambtenaren en bestuurders maar ook initiatiefnemers en burgers laagdrempelig de benodigde informatie kunnen krijgen over de werking en de verplichtingen van mer.

X Noot
15

Zie ook Kamerstukken II 2022/23, 29 383, nr.404.

Naar boven