Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 34287 nr. T |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 34287 nr. T |
Vastgesteld 25 februari 2022
De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving2 hebben kennisgenomen van de brief3 van 14 december 2021 met antwoorden op in het mondeling overleg op 12 oktober 2021 over het instrument milieueffectrapportage (mer) en milieueffectrapporten (MER’en) gestelde vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie wensen naar aanleiding hiervan enkele vragen te stellen.
Naar aanleiding hiervan is op 24 januari 2022 een brief gestuurd aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat heeft op 24 februari 2022 gereageerd.
De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.
De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, Dragstra
BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR INFRASTRUCTUUR, WATERSTAAT EN OMGEVING
Aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat
Den Haag, 24 januari 2022
De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief4 van uw voorganger van 14 december 2021 met antwoorden op in het mondeling overleg op 12 oktober 2021 over het instrument milieueffectrapportage (mer) en milieueffectrapporten (MER’en) gestelde vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie wensen naar aanleiding hiervan enkele vragen te stellen.
De leden van de fractie van GroenLinks zijn de Minister zeer erkentelijk voor de brief en voor het schetsen van de route die de regering wil bewandelen. De leden van de GroenLinks-fractie zijn tevens zeer verheugd dat de Minister voortvarend aan de slag gaat met de tweede meting en daarbij ook de MER’en over de (decentrale) omgevingsplannen en omgevingsvisies expliciet zal meenemen. Ook het hernieuwde elan bij het willen verbeteren van de kwaliteit van de MER’en spreekt deze leden zeer aan. De leden van de fractie van GroenLinks willen de Minister hiervoor expliciet bedanken.
De leden van de fractie van GroenLinks hebben nog de volgende aanvullende vragen:
• Kan de regering preciezer beschrijven hoe zij de kennis en kunde ten aanzien van de MER’en en mer-beoordelingen in ambtelijke organisaties wil laten groeien? Ziet de regering daar een rol voor de Commissie voor de m.e.r. als kenniscentrum? De brief lijkt daar wel op te hinten maar biedt geen volledige helderheid, vandaar de vraag van deze leden. Het lijkt de fractieleden van GroenLinks in elk geval belangrijk om, mocht de regering de functie van kenniscentrum elders willen beleggen, in ieder geval ervoor te zorgen dat er een goede link is tussen de Commissie voor de m.e.r. en de kennisontwikkeling in het veld. Zeker daar de Commissie voor de m.e.r. bij uitstek kennis bezit over de noodzakelijke informatie die een MER en mer-beoordeling moet bevatten om de ruimtelijke procedure tot een succes te maken.
• Er wordt in de brief een helder beeld geschetst van de monitoring onder de «Arcadis»-systematiek. Kan de regering aangeven hoe er bij toeleverende organisaties gezorgd is voor voldoende capaciteit om zowel de informatie aan te kunnen leveren als de kwantiteit van de MER’en te kunnen beoordelen?
• Vatten de leden van de fractie van GroenLinks het opgezette proces goed samen wanneer deze stellen dat met de komende Bestuurlijke Overleggen MIRT de kwaliteit en kwantiteit van MER’en op de agenda wordt gezet? Dat daarnaast het onderwerp wordt geagendeerd op het Bestuurlijk Omgevingsberaad? En dat hiermee in beide overleggen het onderwerp voortaan structureel op de drie genoemde aspecten zal worden besproken? Mogen de leden van de GroenLinks-fractie het woord «structureel» hier vertalen naar «jaarlijks»?
• Daarnaast wordt er in het eerste kwartaal een kennissessie georganiseerd over de mer in relatie tot de Omgevingswet, waarbij er een apart onderdeel is voor decentrale bestuurders. De regering schrijft dat dit de aftrap voor een structurele aanpak is. Kunnen de leden van de fractie van GroenLinks dat zo interpreteren dat er jaarlijks een dergelijke kennissessie wordt georganiseerd? Gezien de gemeentelijke verkiezingen, de arbeidsmarkt en de opgaven in het ruimtelijk domein lijkt het de leden van de fractie van GroenLinks namelijk voorstelbaar dat er de komende jaren regelmatig nieuwe mensen kennis moeten opdoen of moeten opfrissen rondom het gebruik van de mer.
• Op het moment van schrijven is er nog geen koninklijk besluit tot invoering van de Omgevingswet bij de Eerste Kamer voorgehangen. Mocht de invoeringsdatum van de Omgevingswet uitgesteld worden, is de regering dan bereid om onder de systematiek van de tweede meting een jaarlijks onderzoek uit te zetten tot het moment dat de Omgevingswet wel in werking getreden is en de nieuwe systematiek van wal kan?
• Is er reeds meer duidelijkheid over de opname van de mer en mer-beoordelingen in het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) ter beoordeling van de kwantiteit aan MER’en en mer-beoordelingen? Is er een scenario denkbaar dat deze functionaliteit pas ingebouwd kan worden in de zogenaamde beheer- en doorontwikkelingsfase van het DSO? Met andere woorden na de invoeringsdatum van de Omgevingswet? Zo ja, is de regering ook dan bereid om de monitoring zoals onder de tweede meting wordt beoogd, voort te zetten totdat de voorziening in het DSO wel gereed is?
De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving zien uw reactie met belangstelling tegemoet en zij verzoeken u deze uiterlijk binnen vier weken na dagtekening van deze brief te mogen ontvangen.
De Voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, H.J. Meijer
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 februari 2022
Met deze brief beantwoord ik de vragen die de leden van de GroenLinks-fractie van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving hebben gesteld5 in vervolg op de brief van mijn voorganger van 14 december 20216 over het instrument milieueffectrapportage (mer) en milieueffectrapporten (MER’en).
Voor ik deze vragen beantwoord, wil ik graag de volgende overweging met uw Kamer delen. Zowel in de onderhavige vragen als het eerdere overleg van mijn voorganger met Uw Kamer blijkt dat een goede uitvoering van de mer uw Kamer zeer ter harte gaat. Ik deel met uw Kamer deze aandacht. Zoals u weet, heeft het kabinet in het coalitieakkoord nadrukkelijk aangegeven, dat in de relatie burger-overheid het kabinet werkt aan een overheid die «betrouwbaar, dienstbaar, dichtbij en rechtvaardig is». Eén van de pijlers hiervan in de praktijk is de borging van een deugdelijke uitvoering van de mer. Ik ervaar het overleg met uw Kamer dan ook als een steun om op deze ingeslagen weg gezamenlijk verder te gaan.
Vraag:
Kan de regering preciezer beschrijven hoe zij de kennis en kunde ten aanzien van de MER’en en mer-beoordelingen in ambtelijke organisaties wil laten groeien? Ziet de regering daar een rol voor de Commissie voor de m.e.r. als kenniscentrum? De brief lijkt daar wel op te hinten maar biedt geen volledige helderheid, vandaar de vraag van deze leden. Het lijkt de fractieleden van GroenLinks in elk geval belangrijk om, mocht de regering de functie van kenniscentrum elders willen beleggen, in ieder geval ervoor te zorgen dat er een goede link is tussen de Commissie voor de m.e.r. en de kennisontwikkeling in het veld. Zeker daar de Commissie voor de m.e.r. bij uitstek kennis bezit over de noodzakelijke informatie die een MER en mer-beoordeling moet bevatten om de ruimtelijke procedure tot een succes te maken.
Antwoord:
Het op peil brengen en houden van kennis over de milieueffectrapportage in ambtelijke organisaties is een eerste verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag. Vanzelfsprekend wordt het bevoegd gezag hierbij ondersteund. In de laatste brief van mijn voorganger7 is met name ingegaan op de bekendheid van het instrument milieueffectrapportage onder bestuurders. In een eerdere brief8 was al kort beschreven welke ondersteuning aan de bestuursorganen wordt geboden om een goede uitvoering van het instrument milieueffectrapportage te kunnen realiseren. Daar is het afgelopen jaar ook veel inzet op geleverd, zoals het eerdergenoemde webcollege mer-beoordeling en de vernieuwde, uitgebreide toelichting op de verplichtingen van de milieueffectrapportage bij het Informatiepunt Leefomgeving9. Dit alles zal naar verwachting, samen met de vergroting van de bekendheid van het instrument, zijn vruchten afwerpen.
Onderstaand geef ik u het overzicht van de bestaande instanties, die voor de ambtelijke organisaties beschikbaar zijn voor kennis en kunde over de mer. Dit zijn (1) het kenniscentrum van het Rijk en twee externe kennisbronnen: (2) de onafhankelijke Commissie m.e.r. en (3) de commerciële adviessector. Tussen het kenniscentrum van het Rijk en de Commissie m.e.r. zijn er goede samenwerkingsverbanden met het oog op de afstemming van kennis en kunde.
(1) Kenniscentrum Rijk. Dit is een verzamelnaam voor alle activiteiten en ondersteuning die het Rijk aanbiedt om de mer-praktijk te ondersteunen. Dat bestaat in grote lijnen uit:
– De website van InfoMil10. Deze is gericht op overheden. Hier is veel informatie over het instrument mer aanwezig. Voor de overgang naar de Omgevingswet is ook informatie beschikbaar gesteld op Informatiepunt Leefomgeving (IPLO). Een relevant instrument is bijvoorbeeld de mer-scan, een online vragenlijst die de gebruiker het antwoord kan geven of in een bepaalde situatie sprake is van een mer-plicht of mer-beoordelingsplicht. Binnenkort wordt de mer-scan uitgebreid voor het gebruik van de plan-mer-beoordeling.
– De algemene helpdesk voor overheden voor het instrument milieueffectrapportage, uitgevoerd door InfoMil/IPLO. Deze helpdesk kan overheden antwoorden geven op vragen, zowel over de te volgen procedure als over de vraag of in een concreet geval wel of niet een verplichting voor mer geldt.
– De IenW-merdag. Eenmaal per twee jaar wordt de zogeheten IenW-merdag georganiseerd. De volgende is gepland op 23 oktober 2022. Deze dag is bedoeld voor alle bestuursorganen, adviesbureaus én initiatiefnemers om de algemene kennis bij te werken en van nieuwe ontwikkelingen op de hoogte te blijven. Ook de Commissie m.e.r. draagt bij aan de invulling van deze dag.
– De jaarlijkse Schakeldagen. Jaarlijks worden op de zogeheten «Schakeldag»11 ook enkele workshops over milieueffectrapportage aangeboden. Meestal worden een basiscursus en een meer verdiepende workshop aangeboden. Ook de Commissie m.e.r. levert elk jaar een bijdrage aan deze dag.
– Enkele malen per jaar organiseert het informatiepunt cursussen over milieueffectrapportage.
– Het ESPOO contactcentrum12. Als bij er bij een project of plan grensoverschrijdende milieueffecten aan de orde kunnen zijn, dan kan het ESPOO contactcentrum hierbij ondersteuning bieden bij de aanpak en contacten.
(2) Commissie m.e.r. Deze Commissie is ruim 35 jaar geleden door het Rijk in het leven geroepen om de kwaliteit van milieueffectrapporten onafhankelijk te toetsen en het bevoegd gezag daar een advies over te geven. Daarnaast wordt de Commissie m.e.r. regelmatig om advies gevraagd bij bijvoorbeeld notities reikwijdte en detailniveau (NRD) of bij een tussentijds toetsing. Ook kan de Commissie m.e.r. een second opinion op een mer-beoordeling uitvoeren, dit laatste gebeurt incidenteel. In het verlengde van die wettelijke taak bestaat de ondersteuning van de Commissie m.e.r. in grote lijnen uit de volgende onderdelen:
– Voor specifieke vragen over de inhoud van het milieueffectrapport kan eenieder terecht bij de Commissie m.e.r. De Commissie m.e.r. heeft in haar database alle beoordeelde milieueffectrapporten met adviezen opgenomen. Met een zoekfunctie kan gericht worden gezocht naar relevante informatie voor een eigen op te stellen milieueffectrapport. Via de adviezen wordt de kennis van de Commissie m.e.r. verspreid aan de instantie die advies vraagt. Vanuit die grote hoeveelheid praktijkvoorbeelden/-ervaring en vanuit die rol helpt de Commissie m.e.r. bij het vergroten van mer-kennis.
– De Commissie m.e.r. heeft op haar website veel informatie beschikbaar gesteld. Het gaat bijvoorbeeld om factsheets, infographics, handreikingen en praktijkvoorbeelden. Onlangs hebben de Vereniging Nederlandse Gemeenten en de Commissie m.e.r. samen een handreiking Milieueffectrapportage voor omgevingsplannen opgesteld.
– In 2020 en 2021 heeft de Commissie m.e.r. een ronde langs gedeputeerden van de provincies gemaakt. Met de meeste provincies is afgesproken om samen te werken en gemeenten, omgevingsdiensten en waterschappen binnen die provincie informatie te geven over milieueffectrapportage, in de context van de Omgevingswet. In 2022 wil de Commissie hier onder de naam «De Commissie komt naar...» invulling aan geven, te beginnen met de provincies Overijssel, Friesland en Flevoland. Deze bijeenkomsten worden zo opgezet dat er, naast overdracht van informatie, ruim gelegenheid is om ervaringen uit te wisselen en van elkaar te leren.
– De Commissie m.e.r. heeft een nieuwsbrief: OpMERkelijk. Deze verschijnt circa acht keer per jaar.
– Ook organiseert de Commissie m.e.r. regelmatig kennissessies en lezingen. De laatste tijd zijn er sessies belegd over het opstellen van een MER bij omgevingsplannen en omgevingsvisies. Deze staan ook op de agenda van «Aan de Slag met de Omgevingswet», om een nog breder bereik onder de geïnteresseerden te verkrijgen.
– De Commissie m.e.r. volgt de relevante mer-jurisprudentie voor de mer-praktijk. De website bevat meer dan 600 uitspraken mét conclusies voor de mer-praktijk.
(3) Commerciële adviessector. Naast de mogelijkheid om van bovenstaande beschikbare kennis gebruik te maken zijn er nog andere manieren voor het bevoegd gezag om de expertise op peil te houden voor de uitvoering van de milieueffectrapportage. Zo kan een (commerciële) cursus milieueffectrapportage worden gevolgd of kan kennis in huis worden gehaald door de inschakeling van adviesbureaus.
Tot slot wil ik hier nog toevoegen dat ik het met u eens ben dat de Commissie m.e.r. een uitstekende en ook unieke kennis heeft over de noodzakelijke informatie die een MER moet bevatten. De Commissie m.e.r. fungeert op dat punt al sinds jaar en dag als kenniscentrum. Ik zie geen reden om daar verandering in te brengen.
Vraag:
Er wordt in de brief een helder beeld geschetst van de monitoring onder de «Arcadis»-systematiek. Kan de regering aangeven hoe er bij toeleverende organisaties gezorgd is voor voldoende capaciteit om zowel de informatie aan te kunnen leveren als de kwantiteit van de MER’en te kunnen beoordelen?
Antwoord:
De toeleverende organisaties voor de monitoring voor het nieuwe onderzoek zijn de overheden, die verantwoordelijk zijn voor de besluitvorming waarbij het projectMER of de project-mer-beoordeling wordt gemaakt. Bij het eerdere onderzoek is niet gebleken dat een gebrek aan capaciteit een (belangrijke) oorzaak is van niet aangeleverde informatie. Dit kan natuurlijk anders worden als dit jaarlijks zou worden opgevraagd. Om die reden wordt door mij ook uitdrukkelijk gekeken naar de mogelijke inzet van het Digitaal Stelsel Omgevingswet. De informatie, die dan wordt opgevraagd, valt overigens onder de wettelijke verplichting om die informatie aan te leveren. Ik verwacht hier geen problemen.
Vraag:
Vatten de leden van de fractie van GroenLinks het opgezette proces goed samen wanneer deze stellen dat met de komende Bestuurlijke Overleggen MIRT de kwaliteit en kwantiteit van MER’en op de agenda wordt gezet? Dat daarnaast het onderwerp wordt geagendeerd op het Bestuurlijk Omgevingsberaad? En dat hiermee in beide overleggen het onderwerp voortaan structureel op de drie genoemde aspecten zal worden besproken? Mogen de leden van de GroenLinks-fractie het woord «structureel» hier vertalen naar «jaarlijks»?
Antwoord:
De bedoeling is om de kwaliteit en kwantiteit van MER’en in het Bestuurlijk Overleg MIRT in ieder geval eenmalig op de agenda te zetten, en daarnaast ook bij het bestuurlijk Omgevingsberaad. Op grond van deze gesprekken zal worden bezien of en hoe een meer structureel overleg zo efficiënt mogelijk kan worden ingericht. Vanzelfsprekend zal daarbij ook de frequentie van het overleg een punt van orde zijn. Hierbij zal ook een logische afstemming met de frequentie van de monitoring zijn.
Vraag:
Daarnaast wordt er in het eerste kwartaal een kennissessie georganiseerd over de mer in relatie tot de Omgevingswet, waarbij er een apart onderdeel is voor decentrale bestuurders.
De regering schrijft dat dit de aftrap voor een structurele aanpak is. Kunnen de leden van de fractie van GroenLinks dat zo interpreteren dat er jaarlijks een dergelijke kennissessie wordt georganiseerd? Gezien de gemeentelijke verkiezingen, de arbeidsmarkt en de opgaven in het ruimtelijk domein lijkt het de leden van de fractie van GroenLinks namelijk voorstelbaar dat er de komende jaren regelmatig nieuwe mensen kennis moeten opdoen of moeten opfrissen rondom het gebruik van de mer.
Antwoord:
Inderdaad heb ik de bestuurlijke kennissessie benoemd als een «aftrap». Daarmee is bedoeld dat de structurele bespreking op de bestuurlijke agenda wordt gezet in het Bestuurlijk Omgevingsberaad. Voor het opdoen of opfrissen van kennis verwijs ik graag naar het antwoord op uw eerste vraag waar deze kennis beschikbaar is en de daarbij behorende verantwoordelijkheden.
Vraag:
Op het moment van schrijven is er nog geen koninklijk besluit tot invoering van de Omgevingswet bij de Eerste Kamer voorgehangen. Mocht de invoeringsdatum van de Omgevingswet uitgesteld worden, is de regering dan bereid om onder de systematiek van de tweede meting een jaarlijks onderzoek uit te zetten tot het moment dat de Omgevingswet wel in werking getreden is en de nieuwe systematiek van wal kan?
Antwoord:
Met u ben ik van mening dat monitoring voor milieueffectrapportage belangrijk is. Mijn voorstel is om, zolang de nieuwe systematiek niet van start kan gaan, elke twee jaar een volledig overzicht te maken, dus aantallen planMER, projectMER, plan-mer-beoordelingen en project-mer-beoordelingen. In de tussenliggende jaren kan dan een kleiner overzicht worden geleverd, namelijk de informatie die eenvoudig beschikbaar is bij de Commissie m.e.r. (planMER en projectMER) en bij het departement (plan-mer-beoordelingen) zelf. Belangrijkste reden hiervoor is dat de te verzamelen gegevens beschikbaar zijn bij de bestuursorganen; tweejaarlijks opvragen in plaats van elk jaar leidt tot een lagere bestuurslast hiervoor. Ook is onder de Wet milieubeheer de beschikbare informatie bij de Commissie m.e.r. vrij volledig als het gaat om de opgestelde MER’en.
Vraag:
Is er reeds meer duidelijkheid over de opname van de mer en mer-beoordelingen in het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) ter beoordeling van de kwantiteit aan MER’en en merbeoordelingen?
Is er een scenario denkbaar dat deze functionaliteit pas ingebouwd kan worden in de zogenaamde beheer- en doorontwikkelingsfase van het DSO? Met andere woorden na de invoeringsdatum van de Omgevingswet? Zo ja, is de regering ook dan bereid om de monitoring zoals onder de tweede meting wordt beoogd, voort te zetten totdat de voorziening in het DSO wel gereed is?
Antwoord:
Helaas is er nog geen duidelijkheid over de opname van de mer en mer-beoordelingen in het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Er is inderdaad ook het scenario denkbaar dat de informatie over projectMER en project-mer-beoordelingen pas op een latere datum in het DSO beschikbaar kan komen. Ook daarover is nu echter geen duidelijkheid. Het is mijn bedoeling om een periodieke monitoring over de kwaliteit en kwantiteit te blijven uitvoeren. Als het niet mogelijk is, op korte of op lange termijn, het DSO in te zetten voor de monitoring van projectMER en project-mer-beoordelingen, dan zal ik hiervoor elke twee jaar een onderzoek uitvoeren. Jaarlijks kunnen de wél geregistreerde gegevens van de Commissie m.e.r. (planMER) en de binnen ons eigen departement beschikbare informatie (plan-mer-beoordelingen) worden verzameld. Zie ook het antwoord op de hierboven gestelde vraag over het onderzoek mocht de invoeringsdatum van de Omgevingswet worden uitgesteld.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen
Samenstelling:
Atsma (CDA), De Boer (GL), Van Dijk (SGP), Pijlman (D66), Klip-Martin (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV), arbouw (VVD), Bezaan (PVV), Fiers (PvdA), Dessing (FVD), Geerdink (VVD), Janssen (SP), Kluit (GL), Van der Linden (Fractie-Nanninga), Meijer (VVD) (voorzitter), Moonen (D66), Nicolaï (PvdD), Prins (CDA), Recourt (PvdA), Rietkerk (CDA), Vendrik (GL), Verkerk (CU), De Vries (Fractie-Otten), Van Pareren (Fractie-Nanninga), Raven (OSF) en Karakus (PvdA) (ondervoorzitter).
Brief van 24 januari 2022 betreffende Nadere vragen inzake milieueffectrapportages (mer's), kenmerk 170555.01U.
Informatiepunt Leefomgeving (IPLO) bundelt informatie over bodem, bouwen, water, milieu en de Omgevingswet. IPLO ondersteunt overheden, maatschappelijke organisaties en bedrijven bij het werken met de Omgevingswet en het digitaal stelsel in de praktijk. IPLO is onderdeel van het interbestuurlijke programma Aan de slag met de Omgevingswet waarin gemeentes, provincies, waterschappen en het Rijk samenwerken.
Milieueffectrapportage – Kenniscentrum InfoMil en Milieueffectrapportage – Informatiepunt Leefomgeving (iplo.nl).
De Schakeldag is een initiatief van Rijkswaterstaat en wordt samen met het programma Aan de slag met de Omgevingswet georganiseerd. De Schakeldag biedt de deelnemers de mogelijkheid om in één dag informatie te verzamelen over tientallen onderwerpen op het vlak van milieu en ruimtelijke ordening (met als speerpunt het Omgevingsrecht) en zicht te krijgen op de komende veranderingen, waaronder de Omgevingswet. De eerstvolgende Schakeldag is dinsdag 8 maart 2022.
Het Espoo verdrag heeft betrekking op milieueffectrapportage met grensoverschrijdende milieueffecten. Kern van het verdrag is dat, in het geval van mogelijke grensoverschrijdende milieueffecten, het publiek en autoriteiten in het buurland op dezelfde wijze en tijd worden betrokken bij de mer-procedure als de autoriteiten en het publiek in Nederland. In opdracht van het Ministerie van IenW wordt de praktijk door RWS hierbij ondersteund.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34287-T.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.