36 200 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2023

Nr. 68 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 februari 2023

Op 19 oktober 2022 heb ik, in reactie op schriftelijke vragen van het lid Jasper van Dijk (SP), aangegeven een onafhankelijke commissie in te stellen om te onderzoeken of en hoe eventueel individueel nalatig en/of verwijtbaar handelen dat heeft geleid tot het mortierongeval in Mali in 2016 kan worden vastgesteld en hier tevens opvolging aan te geven (Aanhangsel Handelingen II 2022/23, nr. 394). Daarbij gaf ik aan belang te hechten aan nader onderzoek naar dit noodlottige ongeval, om daarmee zoveel mogelijk van de vragen van de nabestaanden beantwoord te krijgen en om als Defensie nadere lering te trekken uit de aanloop naar en nasleep van dit ongeval. Tevens geef ik hiermee gehoor aan de wens van uw Kamer en de eerdere toezegging van mijn voorganger.

Over het voornemen om deze commissie in te stellen heb ik uitgebreid met uw Kamer van gedachten gewisseld tijdens het commissiedebat Veiligheid en Integriteit Defensie op 20 oktober 2022 (Kamerstuk 36 200 X, nr. 19). Daar heb ik toegezegd de samenstelling en opdrachtverlening van de commissie zo snel als zorgvuldig mogelijk is met u te delen. Met deze brief bied ik het instellingsbesluit voor genoemde commissie aan. Dit besluit wordt tevens gepubliceerd in de Staatscourant.

De heer P.E.J. (Peter) den Oudsten is bereid gevonden op te treden als voorzitter van deze externe onafhankelijke commissie. De voorzitter heeft zelfstandig en onafhankelijk zijn commissie kunnen samenstellen. Hij heeft met de nabestaanden van de slachtoffers gesproken over de invulling van de taken van de commissie en de beoogde leden. De commissie bestaat, naast de voorzitter, uit de volgende leden:

  • mr. C.A. Nooy

  • prof. mr. H.J.B. Sackers

  • prof. dr. P.L.J. Bos

De taken van de commissie zijn beschreven in artikel 2 van het bijgevoegde instellingsbesluit. Om deze taken uit te voeren en antwoord te geven op de vragen die daarmee samenhangen voert de commissie onafhankelijk en naar eigen inzicht onderzoek uit. Defensie zal hier volledige medewerking aan verlenen. Bij het onderzoek kan de commissie gebruik maken van eerder uitgevoerde onderzoeken, waaronder de rapporten van de Onderzoeksraad voor Veiligheid waarvan het kabinet de conclusies en aanbevelingen heeft overgenomen (Kamerstuk 34 775 X, nr. 7 en Kamerstuk 35 925 X, nr. 92).

Tijdens het commissiedebat op 20 oktober 2022 is mij verzocht rekening te houden met de voorwaarden die op basis van artikel 2 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) aan onderzoek worden gesteld. Met de gekozen opzet voor het onderzoek worden deze in acht genomen. Ik heb met de commissievoorzitter besproken dat de familie actief betrokken zal worden, uiteraard zonder daarbij afbreuk te doen aan de onafhankelijkheid van de commissie.

Tijdens het genoemde commissiedebat is ook gesproken over de mogelijkheid om te horen onder ede. Het horen onder ede betreft een bevoegdheid die alleen kan worden ingezet bij bijvoorbeeld een strafrechtelijke procedure of bij een parlementaire enquête op basis van een wettelijke grondslag. Bij het instellen van een tijdelijke en onafhankelijke commissie – zoals deze – is dit niet het geval.

Gezien de aard en impact van het onderzoek staat zorgvuldigheid naar alle betrokkenen voorop. Ik zal er dan ook op toezien dat Defensie, naast het verlenen van volledige medewerking aan de onafhankelijke commissie, ook de werkgeversverantwoordelijkheid in acht neemt.

Ik zal uw Kamer informeren over de uitkomsten van het onderzoek of tussentijds indien hiertoe aanleiding is.

De Minister van Defensie, K.H. Ollongren

Naar boven