Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 februari 2023
Op 19 oktober 2022 heb ik, in reactie op schriftelijke vragen van het lid Jasper van
Dijk (SP), aangegeven een onafhankelijke commissie in te stellen om te onderzoeken
of en hoe eventueel individueel nalatig en/of verwijtbaar handelen dat heeft geleid
tot het mortierongeval in Mali in 2016 kan worden vastgesteld en hier tevens opvolging
aan te geven (Aanhangsel Handelingen II 2022/23, nr. 394). Daarbij gaf ik aan belang te hechten aan nader onderzoek naar dit noodlottige ongeval,
om daarmee zoveel mogelijk van de vragen van de nabestaanden beantwoord te krijgen
en om als Defensie nadere lering te trekken uit de aanloop naar en nasleep van dit
ongeval. Tevens geef ik hiermee gehoor aan de wens van uw Kamer en de eerdere toezegging
van mijn voorganger.
Over het voornemen om deze commissie in te stellen heb ik uitgebreid met uw Kamer
van gedachten gewisseld tijdens het commissiedebat Veiligheid en Integriteit Defensie
op 20 oktober 2022 (Kamerstuk 36 200 X, nr. 19). Daar heb ik toegezegd de samenstelling en opdrachtverlening van de commissie zo
snel als zorgvuldig mogelijk is met u te delen. Met deze brief bied ik het instellingsbesluit
voor genoemde commissie aan. Dit besluit wordt tevens gepubliceerd in de Staatscourant.
De heer P.E.J. (Peter) den Oudsten is bereid gevonden op te treden als voorzitter
van deze externe onafhankelijke commissie. De voorzitter heeft zelfstandig en onafhankelijk
zijn commissie kunnen samenstellen. Hij heeft met de nabestaanden van de slachtoffers
gesproken over de invulling van de taken van de commissie en de beoogde leden. De
commissie bestaat, naast de voorzitter, uit de volgende leden:
De taken van de commissie zijn beschreven in artikel 2 van het bijgevoegde instellingsbesluit.
Om deze taken uit te voeren en antwoord te geven op de vragen die daarmee samenhangen
voert de commissie onafhankelijk en naar eigen inzicht onderzoek uit. Defensie zal
hier volledige medewerking aan verlenen. Bij het onderzoek kan de commissie gebruik
maken van eerder uitgevoerde onderzoeken, waaronder de rapporten van de Onderzoeksraad
voor Veiligheid waarvan het kabinet de conclusies en aanbevelingen heeft overgenomen
(Kamerstuk 34 775 X, nr. 7 en Kamerstuk 35 925 X, nr. 92).
Tijdens het commissiedebat op 20 oktober 2022 is mij verzocht rekening te houden met
de voorwaarden die op basis van artikel 2 van het Europees Verdrag voor de Rechten
van de Mens (EVRM) aan onderzoek worden gesteld. Met de gekozen opzet voor het onderzoek
worden deze in acht genomen. Ik heb met de commissievoorzitter besproken dat de familie
actief betrokken zal worden, uiteraard zonder daarbij afbreuk te doen aan de onafhankelijkheid
van de commissie.
Tijdens het genoemde commissiedebat is ook gesproken over de mogelijkheid om te horen
onder ede. Het horen onder ede betreft een bevoegdheid die alleen kan worden ingezet
bij bijvoorbeeld een strafrechtelijke procedure of bij een parlementaire enquête op
basis van een wettelijke grondslag. Bij het instellen van een tijdelijke en onafhankelijke
commissie – zoals deze – is dit niet het geval.
Gezien de aard en impact van het onderzoek staat zorgvuldigheid naar alle betrokkenen
voorop. Ik zal er dan ook op toezien dat Defensie, naast het verlenen van volledige
medewerking aan de onafhankelijke commissie, ook de werkgeversverantwoordelijkheid
in acht neemt.
Ik zal uw Kamer informeren over de uitkomsten van het onderzoek of tussentijds indien
hiertoe aanleiding is.
De Minister van Defensie, K.H. Ollongren