36 200 VII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van

Nr. 46 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 oktober 2022

In het debat over de begroting BZK voor het jaar 2022 (Handelingen II 2021/22, nr. 15, item 11) is een motie aangenomen van de leden Bisschop en Strolenberg (Kamerstuk 35 925 VII nr. 30). De motie verzoekt de regering een wetsvoorstel voor te bereiden om de procedure voor het ontslag van een waarnemend burgemeester te regelen. In het commissiedebat Financiën decentrale overheden en versterking lokaal bestuur van 7 april jl. heb ik toegezegd de Kamer rond de zomer van 2022 te informeren (Kamerstuk 35 925 VII, nr. 149).

Artikel 78 Gemeentewet bepaalt dat de commissaris van de Koning, indien hij dit in het belang van de gemeente nodig oordeelt, in de waarneming van het ambt van burgemeester kan voorzien. Alvorens daartoe over te gaan heeft de commissaris de raad te horen, tenzij gewichtige redenen zich daartegen verzetten. De commissaris treedt ter zake op als rijksorgaan, dus onder verantwoordelijkheid van de Minister van BZK (artikel 81bis Gemeentewet).

De motie overweegt dat een duidelijke wettelijke regeling voor het ontslag van een waarnemend burgemeester wenselijk is. De motie constateert voorts dat de Gemeentewet wel een regeling kent voor benoeming, maar niet voor ontslag van een waarnemend burgemeester. Met die constatering ben ik het niet eens. Hoewel de Gemeentewet op dit punt niet letterlijk spreekt van ontslag, spreekt het artikel evenmin van een benoeming. In plaats daarvan spreekt de Gemeentewet van het voorzien in de waarneming. Met het voorzien in de waarneming is door de wetgever in taalkundige zin zowel gedoeld op benoeming als op ontslag. Dit is ook bevestigd door de Rechtbank Gelderland in de uitspraak van 26 november 2021 (ECLI:NL:RBGEL:2021:6298). De bevoegdheid van de commissaris van de Koning om een eenmaal aangestelde waarnemend burgemeester ook uit het ambt te ontheffen, staat dus niet ter discussie. Wel dient de commissaris daarbij een zorgvuldige procedure te volgen, met inbegrip van een deugdelijke motivering, zoals ook door de rechter is gesteld.

Ik ben het eens met de indieners van de motie dat de wettelijke regeling duidelijk moet zijn. Ik zal dan ook uitvoering geven aan de motie door bij een volgende gelegenheid tot wijziging van de Gemeentewet artikel 78 te moderniseren, door expliciet te maken dat de commissaris van de Koning een waarnemend burgemeester kan benoemen, schorsen en ontslaan. Deze wijziging zal te zijner tijd dan ook worden doorgevoerd in de Ambtsinstructie commissaris van de Koning, nu dit zoals gezegd een bevoegdheid van de commissaris als rijksorgaan is. Tevens zal in de Provinciewet (artikel 76) het door de regering voorzien in de waarneming van de commissaris van de Koning op overeenkomstige manier gewijzigd worden.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot

Naar boven