36 200 V Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2023

H VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 9 mei 2023

De leden van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking1 hebben kennisgenomen van de brief2 van de Minister van Buitenlandse zaken van 31 januari 2023. De indiener van de motie-Karimi c.s. over een onderzoek naar het ICC naar misdrijven gepleegd door het Iraanse regime3 heeft in afwachting van deze brief de motie aangehouden.

De leden van de fracties van GroenLinks, PvdA, D66, SP, ChristenUnie, Partij voor de Dieren en Fractie-Nanninga hebben hierover een aantal aanvullende volgende vragen.

Naar aanleiding hiervan is op 13 maart 2023 een brief gestuurd aan de Minister van Buitenlandse Zaken.

De Minister heeft op 11 april 2023 een uitstelbericht gestuurd en op 4 mei 2023 inhoudelijk gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking, Van Luijk

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BUITENLANDSE ZAKEN, DEFENSIE EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Minister van Buitenlandse Zaken

Den Haag, 13 maart 2023

De leden van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO) hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief4 van 31 januari 2023. De indiener van de motie-Karimi c.s. over een onderzoek naar het ICC naar misdrijven gepleegd door het Iraanse regime5 heeft in afwachting van deze brief de motie aangehouden.

De leden van de fracties van GroenLinks, PvdA, D66, SP, ChristenUnie, Partij voor de Dieren en Fractie-Nanninga hebben hierover een aantal aanvullende volgende vragen.

Met betrekking tot monitoring en de VN Fact Finding Mission stelde u in uw brief het volgende:

«In reactie op het verzoek van lid Karimi heeft het kabinet toegezegd Nederlandse actieve steun te blijven verlenen aan de VN en mensenrechtenorganisaties die schendingen onderzoeken. Het werk van de Fact Finding Mission (FFM) kan een belangrijke bijdrage leveren aan de internationale vervolging van verantwoordelijken. Bewijsmateriaal kan tevens onderbouwing bieden voor verdere sancties onder het EU-Iran-mensenrechtensanctieregime. Nederland zal hierin een voortrekkersrol blijven spelen.»

Er wordt veel materiaal verzameld door verschillende mensenrechtenorganisaties, zoals Amnesty International (AI), Human Rights Watch (HRW), activisten en journalisten. Er is echter geen centraal punt voor het verzamelen van dit materiaal en is er specifiek bewijs nodig dat voor juridische procedures gebruikt kan worden. Het is daarom van belang om programma's op te zetten die mensenrechtenverdedigers, journalisten en burgers trainen in de specifieke vereisten voor informatie die gebruikt kan worden in rechtszaken. Kunt u onderzoeken hoe zo'n programma ontwikkeld en uitgevoerd kan worden, bijvoorbeeld in samenwerking met het Internationaal Strafhof (ICC)? Dit (online) programma moet makkelijk toegankelijk zijn voor activisten, journalisten en burgers in Iran. Er is behoefte aan concrete programma's en inzet die verder gaan dan algemene steun aan de FFM. Deze leden verzoeken u om uw reactie.

Met betrekking tot accountability en internationaalrechtelijke mogelijkheden hebben de leden van de genoemde fracties de volgende vragen. De urgentie van accountability voor misdaden van het Iraanse regime neemt met de dag toe. Kinderen en meisjes worden opzettelijk en systematisch vergiftigd op scholen. Het regime wil hen het zwijgen opleggen en de revolutie van jonge mensen in Iran beëindigen met terreur tegen kinderen. Er worden door het regime geen maatregelen genomen om de daders van deze aanvallen te identificeren, te arresteren en te stoppen. Het regime richt zich op gewelddadige wijze op bezorgde ouders die protesteren en willen weten waarom hun geliefden zijn vergiftigd. Dit alles wijst erop dat het regime direct of indirect verantwoordelijk is voor deze chemische aanvallen op kinderen in Iran. Daarom moet naar de mening van deze leden de verantwoordelijkheid van het regime betreffende deze misdaden onderzocht worden.

Jonge meisjes en kinderen in verschillende steden en wijken in heel Iran worden systematisch en wijdverspreid getroffen door deze chemische aanvallen. Alleen al op 5 maart jl. werden meer dan 80 scholen in meer dan 10 provincies en 30 steden aangevallen met gif en chemische gassen, waardoor meer dan 700 meisjes in één dag werden getroffen. Deze alomtegenwoordige dreiging maakt dat het voor kinderen in Iran nergens veilig is.

Bovendien worden zelfs in oorlogstijden, wanneer vijanden elkaar confronteren, aanvallen op onderwijsinstellingen en burgerbevolkingen beschouwd als oorlogsmisdaden onder internationaal humanitair recht. De Geneefse Conventies van 1949 en hun Aanvullende Protocollen van 1977 verbieden aanvallen op burgerobjecten, waaronder scholen en universiteiten.

De bescherming van onderwijsinstellingen is ook vastgelegd in het Verdrag inzake de Rechten van het Kind, dat het recht van elk kind op onderwijs erkent, en staten verplicht maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat scholen niet worden aangevallen of gebruikt voor militaire doeleinden.

Bent u bereid om de hoofdaanklager te verzoeken een onderzoek in te stellen naar deze chemische aanvallen op schoolmeisjes? Ook al zou het ICC op dit moment geen rechtsmacht hebben, is het voor de eventuele rechtsgangen voor de nationale rechters door bijvoorbeeld Iraanse Nederlanders die getroffen zijn door deze misdrijven van groot belang als het ICC zou vaststellen dat het om misdaden tegen de menselijkheid gaat en duidelijkheid verschaft ten aanzien van de verantwoordelijken.

Bent u verder bereid om een faciliteit van juridische ondersteuning beschikbaar te stellen, dan wel financieel mogelijk te maken voor de Nederlands-Iraniërs die slachtoffer zijn geworden van de misdaden van het regime en die juridische stappen willen ondernemen tegen het Iraanse regime? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u hiertoe?

Iran is partij bij twee relevante verdragen: de International Convention on the Elimination of Racial Discrimination (ICERD) en de Convention on the Rights of the Child (CRC). Bent u bereid om de mogelijkheden te onderzoeken om het Iraanse regime voor chemische aanvallen op kinderen voor het Internationaal Gerechtshof (International Court of Justice (ICJ)) te brengen op basis van de CRC? Aangezien het Iraanse regime zelf expliciet stelt geen directe verantwoordelijkheid te dragen voor, dan wel geen rechtenschendingen te hebben begaan rondom deze chemische aanvallen, zal het feit dat voor een dergelijke zaak instemming van Iran nodig is immers mogelijk geen obstakel vormen. Kunt u specifiek de mogelijkheid uiteenzetten om het Iraanse regime op basis van deze chemische aanvallen verantwoordelijk te houden voor het schenden van de verplichting om het recht op leven van kinderen te respecteren en de beschermen, onder artikel 6 CRC? En kunt u hiernaast de overige mogelijke relevante artikelen van het CRC uiteenzetten? Voor zover u voor een dergelijke zaak de «reservation» van Iran bij het CRC ten aanzien van het uitsluiten van artikelen die «incompatible with Islamic Laws» zijn een obstakel vindt, kunt u hierbij overwegen dat ook islamitisch recht dergelijke aanvallen niet toelaat en dat «reservations» de geest van een verdrag niet mogen aanpassen?

Verder schrijft u in uw brief: «Bij aansprakelijkstelling onder het Internationaal verdrag voor de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie kan het geschil uiteindelijk aan het Internationaal Gerechtshof worden voorgelegd; dit verdrag ziet echter alleen op minderheden en doet geen recht aan de brede groep van slachtoffers van mensenrechtenschendingen in Iran.»

Dit lijkt de leden van de genoemde fracties geen valide argument. Er is al decennia sprake van stelselmatige discriminatie van minderheden als Koerden en Baluchi in Iran. Het gaat om naar schatting om 8 miljoen Koerden en 2 à 4 miljoen Baluchi. Als dit een van de weinige instrumenten is die beschikbaar zijn, dan moet deze mogelijkheid wel benut worden. Zoals u terecht schrijft in uw brief, kan de weg naar het Internationaal Gerechtshof jaren duren, maar volgens deze leden kan enkel de start van deze procedures al een belangrijk signaal naar machthebbers in Teheran sturen dat ze verantwoordelijk worden gehouden voor hun daden. In dit kader hebben de leden de volgende vragen.

Bent u bereid om het nodige verdere onderzoek te verrichten naar de mogelijkheid om Iran op basis van de ICERD verantwoordelijk te houden voor de mensenrechtenschendingen die worden begaan in de huidige repressie van demonstraties, in plaats van simpelweg te concluderen dat dit verdrag geen recht doet aan de brede groep slachtoffers? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u in dit onderzoek onder andere aandacht besteden aan (1) het feit dat van de ICERD verplichtingen erga omnes partes uitgaan, (2) het feit dat de protesten en de repressie daarvan voornamelijk plaatsvinden in gebieden met veel Koerden en Baluchi, en zijn begonnen naar aanleiding van de dood van een Koerdische vrouw, en in hoeverre dit in combinatie met de algemeen bestaande discriminatie tegen deze groepen vanuit het Iraanse regime6 de claim kan ondersteunen dat de repressie van de protesten discriminatie op basis van etniciteit is ten aanzien van Koerden en Baluchi? Bent u bereid hierin het verzamelen van bewijsmateriaal over de repressie ten aanzien van Koerdische en Baluchische minderheden op basis van hun etniciteit te ondersteunen?

Bent u bereid om, in het uitvoeren van de hierboven beschreven acties, samenwerking op te zoeken met en steun te geven aan mensenrechtenorganisaties zoals Hengaw Organization for Human Rights (gespecialiseerd in de mensenrechtensituatie van Koerden) en Baluchistan Human Rights Group, die over veel relevante expertise beschikken?

Bent u bereid om politieke allianties te zoeken met andere landen die zich inzetten voor mensenrechten en zich samen met hen in te zetten voor de mogelijke gang naar het Internationaal Gerechtshof (ICJ)?

Kunt u daarnaast uiteenzetten wat de mogelijkheden zijn om Iran, op basis van de hierboven genoemde punten, verantwoordelijk te houden middels een «inter-state communication» bij het VN ICERD-Comité, zoals mogelijk onder artikel 11 ICERD?

Tot slot willen de leden van de genoemde fracties graag benadrukken dat de situatie in Iran alarmerend blijft. De schendingen van mensenrechten blijven voortduren en worden steeds erger. Het is daarom van het grootste belang dat Nederland blijft bijdragen aan het bevorderen van de mensenrechten in Iran en het ondersteunen van de mensenrechtenverdedigers en slachtoffers van mensenrechtenschendingen. Deze leden rekenen erop dat u hier serieus werk van zal maken en concrete stappen zal zetten om de situatie in Iran te verbeteren.

De leden van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO) zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.

Voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking, E.B. van Apeldoorn

BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 april 2023

De nadere vragen van de leden van de fracties van GroenLinks, PvdA, D66, SP, ChristenUnie, Partij voor de Dieren en Fractie-Nanninga inzake juridische mogelijkheden om verantwoordelijken van mensenrechtenschendingen in Iran internationaal strafrechtelijk te vervolgen kunnen met het oog op een zorgvuldige en volledige beantwoording niet binnen de gebruikelijke termijn van drie weken worden beantwoord. Het streven is de antwoorden zo spoedig mogelijk aan uw Kamer te sturen.

De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra

BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 mei 2023

Het kabinet dankt de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking van de Eerste Kamer der Staten-Generaal voor haar nadere vragen inzake juridische mogelijkheden om verantwoordelijken van mensenrechtenschendingen in Iran internationaal strafrechtelijk te vervolgen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van GroenLinks, PvdA, D66, SP, ChristenUnie, Partij voor de Dieren en Fractie-Nanninga

1.

Er wordt veel materiaal verzameld door verschillende mensenrechtenorganisaties, zoals Amnesty International (AI), Human Rights Watch (HRW), activisten en journalisten. Er is echter geen centraal punt voor het verzamelen van dit materiaal en is er specifiek bewijs nodig dat voor juridische procedures gebruikt kan worden. Het is daarom van belang om programma's op te zetten die mensenrechtenverdedigers, journalisten en burgers trainen in de specifieke vereisten voor informatie die gebruikt kan worden in rechtszaken. Kunt u onderzoeken hoe zo'n programma ontwikkeld en uitgevoerd kan worden, bijvoorbeeld in samenwerking met het Internationaal Strafhof (ICC)? Dit (online) programma moet makkelijk toegankelijk zijn voor activisten, journalisten en burgers in Iran. Er is behoefte aan concrete programma's en inzet die verder gaan dan algemene steun aan de FFM. Deze leden verzoeken u om uw reactie.

Het kabinet acht het eveneens van groot belang dat bewijzen van mensenrechtenschendingen in Iran verzameld, geconsolideerd, bewaard en geanalyseerd worden, ook met het oog op gebruik in mogelijke toekomstige rechtszaken. Nederland heeft zich in de VN Mensenrechtenraad actief ingezet voor de oprichting van een onafhankelijke VN Fact Finding Mission (FMM) voor onderzoek naar mensenrechtenschendingen in Iran. De FFM is inmiddels gestart met haar werkzaamheden en zal in juni 2023 een eerste mondelinge update geven aan de VN Mensenrechtenraad. Bewijsgaring is een onderdeel van het mandaat van de FFM, en bewijs van mensenrechtenschendingen in Iran kan bij de FFM worden aangeleverd. Hiertoe heeft de FFM een specifieke oproep gedaan.7 De FFM functioneert hiermee ook als een centraal punt voor bewijsgaring. Ook ondersteunt Nederland middels vrijwillige bijdragen de Investigative Support Unit van het kantoor van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten (OHCHR). Deze unit heeft mede dankzij de Nederlandse bijdrage inspanningen gepleegd om informatie welke vergaard wordt door mechanismes als de FFM op zodanige wijze op te slaan dat dit in de toekomst kan worden gebruikt in rechtszaken.

Bij het verzamelen van bewijs is het van belang dat aan bepaalde standaarden wordt voldaan, zodat het bewijs kan worden gebruikt in rechtszaken. Hiertoe bestaan verschillende richtsnoeren en codes. Het kabinet wijst bijvoorbeeld op de Guidelines for civil society organisations – Documenting international crimes and human rights violations for accountability purposes.8 Deze richtsnoeren zijn opgesteld door het Parket van de Aanklager van het Internationaal Strafhof en Eurojust, en bieden handvatten voor bewijsgaring die ook gebruikt kunnen worden voor het aanleveren van bewijs bij de FFM.

2.

Bent u bereid om de hoofdaanklager te verzoeken een onderzoek in te stellen naar deze chemische aanvallen op schoolmeisjes? Ook al zou het ICC op dit moment geen rechtsmacht hebben, is het voor de eventuele rechtsgangen voor de nationale rechters door bijvoorbeeld Iraanse Nederlanders die getroffen zijn door deze misdrijven van groot belang als het ICC zou vaststellen dat het om misdaden tegen de menselijkheid gaat en duidelijkheid verschaft ten aanzien van de verantwoordelijken.

Het kabinet heeft met ontzetting kennis genomen van de verschrikkelijke berichten over grootschalige vergiftigingen van jonge meisjes op scholen in Iran. Meisjes moeten, overal ter wereld, veilig naar school kunnen gaan en veilig kunnen leren. Het is belangrijk dat dit grondig onderzocht wordt en dat daders ter verantwoording worden geroepen. Het is op dit moment onduidelijk wie er achter deze vergiftigingen zit. De Iraanse autoriteiten hebben aangekondigd de vergiftigingen te onderzoeken en er zijn inmiddels ook arrestaties verricht. Het kabinet zal dit op de voet blijven volgen. Indien duidelijk wordt wie de verantwoordelijken zijn, zal het kabinet serieus kijken naar mogelijke verdere acties in EU-verband. Echter, zoals ook gesteld in de door de leden van de fracties genoemde Kamerbrief d.d. 31 januari 2023, bestaat voor de vervolging en berechting van individuele verdachten van internationale misdrijven in Iran door een internationaal tribunaal vooralsnog geen rechtsgrondslag. Een eventuele verwijzing door Nederland of een ander gelijkgezind land naar het Internationaal Strafhof (ISH) is juridisch niet mogelijk, omdat Iran geen partij is bij het Statuut van Rome. Er is ook geen andere rechtsgrondslag voor de Aanklager om een onderzoek te starten, zoals een verwijzing door de VNVR, waarvoor draagvlak onwaarschijnlijk is. Ook is het zeer onwaarschijnlijk dat Iran eenzijdig de rechtsmacht van het ISH ad hoc zou erkennen, zoals Oekraïne dit bijvoorbeeld heeft gedaan. Gelet hierop is het voor de Aanklager van het ISH niet mogelijk om onderzoek te doen naar mogelijke internationale misdrijven in Iran, zelfs niet indien dergelijk onderzoek slechts een verkennend of voorlopig karakter heeft.

3.

Bent u verder bereid om een faciliteit van juridische ondersteuning beschikbaar te stellen, dan wel financieel mogelijk te maken voor de Nederlands-Iraniërs die slachtoffer zijn geworden van de misdaden van het regime en die juridische stappen willen ondernemen tegen het Iraanse regime? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u hiertoe?

De Nederlandse overheid voorziet niet in juridische hulp aan Nederlandse slachtoffers van een misdrijf in het buitenland. Wel kunnen Nederlanders in het buitenland consulaire bijstand vragen van de Nederlandse overheid in dergelijke gevallen. Het kabinet zet zich er voor in dat ernstige en grootschalige mensenrechtenschendingen en internationale misdrijven wereldwijd niet onbestraft blijven. Hiertoe wordt onder andere ingezet op het documenteren van bewijs voor berechting, een eerste stap naar het ter verantwoording roepen van landen en individuen verantwoordelijk voor deze schendingen en misdrijven. In dat licht heeft Nederland zich in VN-verband hard gemaakt voor de oprichting van de FFM voor onderzoek naar mensenrechtenschendingen in Iran, waar slachtoffers hun getuigenissen kunnen aanleveren, juist ook met het oog op mogelijke toekomstige rechtszaken. Het kabinet acht het wenselijk om eerst de presentatie van de resultaten van de eerste mandaatsperiode van de FFM af te wachten en daarna de noodzaak van eventuele vervolgstappen te beoordelen.

4.

Iran is partij bij twee relevante verdragen: de International Convention on the Elimination of Racial Discrimination (ICERD) en de Convention on the Rights of the Child (CRC). Bent u bereid om de mogelijkheden te onderzoeken om het Iraanse regime voor chemische aanvallen op kinderen voor het Internationaal Gerechtshof (International Court of Justice (ICJ)) te brengen op basis van de CRC? Aangezien het Iraanse regime zelf expliciet stelt geen directe verantwoordelijkheid te dragen voor, dan wel geen rechtenschendingen te hebben begaan rondom deze chemische aanvallen, zal het feit dat voor een dergelijke zaak instemming van Iran nodig is immers mogelijk geen obstakel vormen. Kunt u specifiek de mogelijkheid uiteenzetten om het Iraanse regime op basis van deze chemische aanvallen verantwoordelijk te houden voor het schenden van de verplichting om het recht op leven van kinderen te respecteren en te beschermen, onder artikel 6 CRC? En kunt u hiernaast de overige mogelijke relevante artikelen van het CRC uiteenzetten? Voor zover u voor een dergelijke zaak de «reservation» van Iran bij het CRC ten aanzien van het uitsluiten van artikelen die «incompatible with Islamic Laws» zijn een obstakel vindt, kunt u hierbij overwegen dat ook islamitisch recht dergelijke aanvallen niet toelaat en dat «reservations» de geest van een verdrag niet mogen aanpassen?

Zowel Nederland als Iran zijn partij bij het Verdrag inzake de rechten van het kind (hierna: het Kinderrechtenverdrag). Het Kinderrechtenverdrag voorziet weliswaar in een rapportageplicht, maar niet in een geschillenbeslechtingsprocedure waaronder de verdragspartijen elkaar zouden kunnen aanspreken op schendingen van het verdrag. Het derde Facultatief Protocol bij dit verdrag, dat voorziet in een individueel en interstatelijk klachtrecht bij het VN Kinderrechtencomité is door Iran noch Nederland geratificeerd en dus niet van toepassing in dit geval. Het is vrijwel uitgesloten dat Iran ad hoc de rechtsmacht van het Internationaal Gerechtshof zou erkennen in een geschil over de naleving van het Kinderrechtenverdrag tussen Iran en Nederland. Nederland kan dus geen juridische procedure starten tegen Iran onder het Kinderrechtenverdrag.

Zoals ook in het antwoord op vraag 2 is gesteld, zal het kabinet het Iraanse onderzoek naar de schoolvergiftigingen op de voet volgen. Indien duidelijk wordt wie de verantwoordelijken zijn, zal het kabinet serieus kijken naar mogelijke verdere acties in EU-verband.

5.

Bent u bereid om het nodige verdere onderzoek te verrichten naar de mogelijkheid om Iran op basis van de ICERD verantwoordelijk te houden voor de mensenrechtenschendingen die worden begaan in de huidige repressie van demonstraties, in plaats van simpelweg te concluderen dat dit verdrag geen recht doet aan de brede groep slachtoffers? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u in dit onderzoek onder andere aandacht besteden aan (1) het feit dat van de ICERD verplichtingen erga omnes partes uitgaan, (2) het feit dat de protesten en de repressie daarvan voornamelijk plaatsvinden in gebieden met veel Koerden en Baluchi, en zijn begonnen naar aanleiding van de dood van een Koerdische vrouw, en in hoeverre dit in combinatie met de algemeen bestaande discriminatie tegen deze groepen vanuit het Iraanse regime de claim kan ondersteunen dat de repressie van de protesten discriminatie op basis van etniciteit is ten aanzien van Koerden en Baluchi? Bent u bereid hierin het verzamelen van bewijsmateriaal over de repressie ten aanzien van Koerdische en Baluchische minderheden op basis van hun etniciteit te ondersteunen?

Het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie (hierna: ICERD) voorziet, zoals reeds in de Kamerbrief d.d. 31 januari 2023 aangegeven, in een procedure voor de beslechting van interstatelijke geschillen. Indien de partijen bij een geschil dit niet kunnen oplossen via onderhandelingen, kunnen zij het geschil voorleggen aan het Internationaal Gerechtshof (hierna: IGH).

Zoals al aangegeven in de Kamerbrief van 31 januari 2023, is een interstatelijke aansprakelijkstelling een complex en langdurig traject. Voor het beoordelen van de kans van slagen van een dergelijke procedure is een grondige feitelijke en, op basis daarvan, juridische beoordeling vereist. Een dergelijke stap kan dus niet zonder meer gezet worden. Allereerst vereist een aansprakelijkstelling van een andere staat onder internationaal recht de beschikking over voldoende betrouwbaar en overtuigend bewijs, op grond waarvan aangetoond kan worden dat het handelen van de aansprakelijke staat in strijd is met zijn verplichtingen onder het ICERD. Los van de vraag of dergelijk bewijs beschikbaar is, zou Nederland voor een aansprakelijkstelling onder het ICERD moeten kunnen aantonen dat bepaald (repressief) optreden van de desbetreffende staat als rassendiscriminatie gekwalificeerd kan worden, zoals gedefinieerd in ICERD en uitgelegd door het relevante verdragscomité en het IGH. Daarnaast zou het hier gaan om een aansprakelijkstelling in het algemeen belang. Hierbij geldt voor het kabinet dat een dergelijke juridische stap enkel in gezamenlijkheid met andere gelijkgezinde landen dient te worden overwogen. Op dit moment is dit draagvlak er onvoldoende en zijn dergelijke stappen daarom niet opportuun. Welke juridische stappen wel mogelijk zijn, blijft onderwerp van overleg met gelijkgezinde landen.

6.

Bent u bereid om, in het uitvoeren van de hierboven beschreven acties, samenwerking op te zoeken met en steun te geven aan mensenrechtenorganisaties zoals Hengaw Organization for Human Rights (gespecialiseerd in de mensenrechtensituatie van Koerden) en Baluchistan Human Rights Group, die over veel relevante expertise beschikken?

Samenwerking met het maatschappelijk middenveld is een belangrijke manier om de mensenrechtensituatie in een land te verbeteren en om overheden ter verantwoording te roepen. Het advies en de steun van NGO’s is essentieel om zo effectief mogelijk mensenrechten te bevorderen. Het kabinet staat voortdurend in contact met organisaties van het maatschappelijk middenveld die (o.a.) een rol spelen in monitoring en bewijsvergaring van mensenrechtenschendingen in Iran.

7.

Bent u bereid om politieke allianties te zoeken met andere landen die zich inzetten voor mensenrechten en zich samen met hen in te zetten voor de mogelijke gang naar het Internationaal Gerechtshof (ICJ)?

Zie voor de beantwoording van vraag 7 de beantwoording onder vraag 5.

8.

Kunt u daarnaast uiteenzetten wat de mogelijkheden zijn om Iran, op basis van de hierboven genoemde punten, verantwoordelijk te houden middels een «inter-state communication» bij het VN ICERD-Comité, zoals mogelijk onder artikel 11 ICERD?

Zie voor de beantwoording van vraag 8 de beantwoording onder vraag 5.

De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra


X Noot
1

Samenstelling:

Faber-Van de Klashorst (PVV), Ganzevoort (GL), Van Apeldoorn (SP) (voorzitter), Van Dijk (SGP),

Jorritsma-Lebbink (VVD), Atsma (CDA), Oomen-Ruijten (CDA), Koole (PvdA), Prast (PvdD), Van Rooijen (50PLUS), Arbouw (VVD), Van Ballekom (VVD) (1e ondervoorzitter), Beukering (Fractie-Nanninga), Bezaan (PVV), Dittrich (D66), Huizinga-Heringa (CU) (2e ondervoorzitter), Dessing (FVD), Karimi (GL), Kluit (GL), Moonen (D66), Otten (Fractie-Otten), Vos (PvdA), Van Wely (Fractie-Nanninga),Raven (OSF) en Krijnen (GL).

X Noot
2

Kamerstukken I, 2022–2023, 36 200 V, F.

X Noot
3

Kamerstukken I, 2022–2023, 36 200 V, E.

X Noot
4

Kamerstukken I, 2022–2023, 36 200 V, F.

X Noot
5

Kamerstukken I, 2022–2023, 36 200 V, E.

X Noot
6

Zie bijvoorbeeld: Global Voices, «Iran’s latest surge in executions heavily targets Baloch minority», 6 juli 2022, https://globalvoices.org/2022/07/06/irans-latest-surge-in-executions-heavily-targets-baloch-minority/

Naar boven