Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 januari 2023
Op 6 januari 20221 heeft mijn voorganger u, mede namens de toenmalige Ministers van Justitie en Veiligheid
en Defensie, geïnformeerd over de uitvoering van motie van het lid Koekkoek c.s. (Kamerstuk
35 925 IV, nr. 22) en de besteding en de tussentijdse resultaten van de bij Voorjaarsnota 2019 (Kamerstuk
35 210, nr. 1) door het kabinet vrijgemaakte middelen voor de respons op de bijstandsverzoeken
van Aruba en Curaçao. U bent in deze brief ook geïnformeerd over het besluit de resterende
middelen voor de optimalisatie en uitbreiding van het vreemdelingen opvang- en detentiecentrum
(VODC) aan te houden. Via deze brief informeer ik u dat ik inmiddels de resterende
middelen voor het VODC heb overgemaakt. Daarnaast informeer ik u dat de documenten
onderliggend aan dit besluitvormingsproces actief openbaar worden gemaakt (op basis
van de Wet open overheid).
Toekenning resterende middelen
In 2019, toen de financiering voor het VODC tot stand kwam, is afgesproken dat Curaçao
zorg zou dragen voor de financiering en uitvoering van de immateriële aspecten van
het VODC. Op 6 januari 2022 heeft mijn voorganger u geïnformeerd dat is gebleken dat
Curaçao tekortschoot op cruciale immateriële aspecten, waardoor niet overgegaan kon
worden tot uitkering van de laatste middelen. Met oog op het belang van verbeteringen
binnen de vreemdelingenbewaring, is wel aan Curaçao aangeboden op basis van nieuwe
afspraken over de uitvoering van het bestaande plan, te heroverwegen de middelen alsnog
toe te kennen.
Afgelopen jaar hebben Curaçao en Nederland op ambtelijk, bestuurlijk en politiek niveau
diverse gesprekken gevoerd over de voortgang op de immateriële aspecten. De Minister
van Justitie van Curaçao heeft bij brief van 3 november 2022 aan mij laten weten voldoende
voortgang te hebben gemaakt en beschreven welke plannen hij initieert om deze aspecten
verder te verbeteren. Afgelopen maanden zijn er concrete stappen ondernomen om zowel
de juridische bijstand als het dagprogramma te verbeteren en zijn er opleidingen en
trainingen gegeven aan personeel werkzaam in het VODC om o.a. de bejegening naar vreemdelingen
te verbeteren. Verder heeft Curaçao plannen voor het aantrekken en opleiden van personeel
(i.s.m. DJI), het inrichten van een medische kamer en het uitvoeren van een dagprogramma
gericht op vreemdelingen binnen het VODC. Deze stappen dragen allen bij aan het uiteindelijke
doel om een menswaardige behandeling van en omstandigheden voor vreemdelingen in lijn
met de internationale standaarden vorm te geven.
Vanwege deze inspanningen heb ik besloten om over te gaan tot de toekenning van de
resterende middelen. In de brief waarin ik de middelen toeken heb ik aangegeven grote
waarde te hechten aan de uitvoering van de beschreven plannen in de brief van 3 november
jl., om zo humane omstandigheden in het VODC te verbeteren en te borgen. Het nieuwe
VODC is onlangs in gebruik genomen.
Ik blijf in gesprek met Curaçao over vreemdelingenbewaring, waarin ik onder meer,
in het licht van de motie van het lid Sylvana Simons c.s.2, aandacht vraag voor het bespreken van knelpunten in de vreemdelingenbewaring en
de algehele samenwerking tussen Curaçao met NGO’s.
Pilot actieve openbaarmaking
Sinds 1 mei 2021 is de Wet open overheid (Woo) van toepassing, waarbij in hoofdstuk 3,
artikel 3.1, is beschreven dat informatie vanuit een bestuursorgaan actief openbaar
gemaakt moet worden als inspanningsverplichting. In het kader hiervan loopt er binnen
het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een pilot waarin geëxperimenteerd
wordt met het actief openbaar maken van informatie. Binnen deze pilot is ervoor gekozen
het proces om te komen tot het uitkeren van de resterende middelen voor vreemdelingenbewaring
Curaçao openbaar te maken. De informatie behorende bij dit proces (brieven, nota’s,
mailwisseling) die hebben bijgedragen aan de totstandkoming van mijn besluit, worden
medio februari 2023 gepubliceerd op de site van rijksoverheid.nl.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A.C. van Huffelen