36 200 Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën

36 208 Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget tot intensivering van het kindgebonden budget in verband met koopkrachtondersteuning, wijziging van de Algemene Ouderdomswet en enkele andere wetten in verband met het afschaffen van de inkomensondersteuning voor AOW’ers en wijziging van de Wet tegemoetkomingen loondomein in verband met aanpassingen van het lage-inkomensvoordeel

AU1 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN PENSIOENEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 januari 2023

Op 20 december 2022 is door uw Kamer het wetsvoorstel intensivering kindgebonden budget in verband met koopkrachtondersteuning, afschaffing inkomensondersteuning AOW en aanpassing van het lage-inkomensvoordeel aanvaard (Kamerstukken II, 2022–2023, 36 208). In verband hiermee werden door uw Kamer eveneens de door het lid Van Rooijen ingediende moties aanvaard die de regering verzoeken om de Inkomensondersteuning AOW (IOAOW) weer in te voeren (Kamerstukken I, 2022–2023, 36 200, AK en Kamerstukken I, 2022–2023, 36 202, Q). Naar aanleiding van deze moties en tijdens het interpellatiedebat op 20 december 2022 over de IOAOW heb ik uw Kamer toegezegd dat ik de moties mee terug zou nemen naar het kabinet en dat ik daarop een reactie zou geven. Met deze brief wil ik aan deze toezegging invulling geven.

Allereerst wil ik benadrukken dat het kabinet de positie van de Eerste Kamer in het democratisch bestel zeer van belang vindt. In onze parlementaire democratie vormen de Eerste en de Tweede Kamer samen het parlement en zijn zij het hoogste orgaan, als het gaat om wetgeving. Het kabinet neemt moties van beide Kamers zeer serieus. Dit blijkt ook uit het kabinetsbesluit uit de afgelopen voorjaarsbesluitvorming om de bijzondere verhoging van het wettelijk minimumloon door te laten werken in de hoogte van de AOW-uitkering. Hiermee heeft het kabinet gehoor gegeven aan moties uit beide Kamers op dit punt.

Ik begrijp de zorgen die bij uw Kamer leven over de koopkracht en inkomensontwikkeling van kwetsbare groepen in onze samenleving. Deze zorg deel ik. Het is ingegeven door dezelfde wens voor een evenwichtige inkomensverdeling – waarbij kwetsbare groepen niet door het ijs zakken – dat het kabinet tijdens de voorjaars- en augustusbesluitvorming heeft gekeken naar het inkomensbeeld in 2023, de mate waarin behoefte was aan bijstelling en de mogelijkheden om deze maatregelen te dekken. Daarbij stond het streven voorop om voor de verschillende groepen, jong en oud, hoge en lage inkomens, huidige en toekomstige generaties, tot een evenwichtige balans te komen van kosten en baten. In mijn brief van 9 december 2022 ben ik hier nader op ingegaan (Kamerstukken II, 2022–2023, 36 200, AQ).

De bijzondere stijging van het minimumloon dit jaar leidt tot een fors hogere AOW-uitkering. Deze verhoging komt alle AOW-gerechtigden ten goede. Dit in tegenstelling tot het aanvankelijke voornemen uit het coalitieakkoord voor een intensivering van de ouderenkorting, die sommige AOW-gerechtigden met een laag inkomen niet hadden kunnen verzilveren. Vervolgens hebben alle AOW-gerechtigden profijt van de 2-jaarlijkse indexatie, die voortaan over de hogere AOW-uitkering plaatsvindt.

Tegelijktijdig met de keuze om de bijzondere minimumloonsverhoging door te laten werken in de AOW-uitkering, heeft het kabinet er voor gekozen de IOAOW af te schaffen. Dat de AOW-uitkering nu aanzienlijk stijgt en de doorwerking daarvan naar de indexaties, maakt het bestaan van de IOAOW naar de opvatting van het kabinet overbodig. Ook kan met het afschaffen van de IOAOW een deel van de stijgende AOW-lasten worden opgevangen.

Het kabinet vindt dat deze combinatie van maatregelen in het geheel wegende aanvaardbare gevolgen hebben. AOW-gerechtigden hebben immers meer profijt van de stijgende AOW-uitkering dan dat zij nadeel ondervinden door het vervallen van de IOAOW en gaan er dus per saldo op vooruit, ook na 2023.

Daarnaast hebben AOW-gerechtigden baat bij diverse maatregelen uit de augustusbesluitvorming die specifieker zijn gericht op het ondersteunen van kwetsbare groepen, zoals het prijsplafond voor energie. AOW’ers met een laag inkomen maken in 2023 tevens aanspraak op onder meer een hogere huurtoeslag en zorgtoeslag.

Dit alles resulteert erin dat de koopkrachtontwikkeling van gepensioneerden in 2023 gunstiger is dan gemiddeld. En ook gunstiger is dan van werkenden. De scenariostudie van het CPB van 6 december bevestigt dit. In die zin heeft het kabinet gehandeld in de geest van de moties die in deze Kamer zijn aangenomen. Met de vormgeving van het koopkrachtpakket is aangesloten bij de breed gedragen wens in beide Kamers om bij het koopkrachtbeeld aandacht te hebben voor ouderen.

In de afweging is eveneens relevant dat het uitvoeren van de motie Van Rooijen c.s. forse gevolgen zou hebben voor de balans in het pakket en zou leiden tot een substantieel structureel gat in de begroting oplopend tot 1,1 miljard euro in 2027. De moties bevatten geen dekkingsvoorstellen die gedragen worden door een meerderheid van beide Kamers der Staten-Generaal. Zonder nadere dekking, zou dit leiden tot een toename van het begrotingstekort en uiteindelijk tot een intergenerationele herverdeling van jong naar oud. Gezien de verwachting dat de koopkracht van ouderen zich in 2023 gemiddeld genomen gunstiger zal ontwikkelen dan die van jongere generaties, zou dit naar het oordeel van het kabinet lastig te rechtvaardigen zijn.

Ik hoop dat ik uw Kamer met deze brief, en mijn brief van 9 december 2022, heb kunnen overtuigen hoezeer de moties van uw Kamer mij ter harte gaan en dat het kabinet bij de uitwerking van het koopkrachtbeeld in de augustusbesluitvorming in de geest van de moties van uw Kamer gehandeld heeft.

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten


X Noot
1

De letters AU hebben alleen betrekking op 36 200.

Naar boven