36 192 Verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Coöperatieve Republiek Guyana; Georgetown, 8 december 2021

B/ Nr. 2 ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State d.d. 18 mei 2022 en het nader rapport d.d. 30 augustus 2022, aangeboden aan de Koning door de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 24 maart 2022, no. 2022000689, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 18 mei 2022, no. W17.22.0050/IV, bied ik U hierbij aan.

De tekst van het advies treft u hieronder aan, voorzien van mijn reactie.

Bij Kabinetsmissive van 24 maart 2022, no. 2022000689, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Coöperatieve Republiek Guyana; Georgetown, 8 december 2021 (Trb. 2021, 174), met toelichtende nota.

Met de voordracht is de procedure voor goedkeuring aangevangen van het verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Coöperatieve Republiek Guyana; Georgetown, 8 december 2021 (Trb. 2021, 174) (hierna: het verdrag).

Het voorstel strekt tot goedkeuring van het verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Coöperatieve Republiek Guyana (het verdrag). Het verdrag wordt noodzakelijk geacht om tegemoet te komen aan de commerciële en operationele wensen van de door beide verdragsluitende partijen aan te wijzen luchtvaartmaatschappijen. Verder zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van veiligheid en beveiliging van de luchtvaart.

De Afdeling advisering van de Raad van State maakt een opmerking over de constitutionele betrokkenheid van de Caribische landen bij de totstandkoming van het verdrag. In verband daarmee is aanpassing van de toelichtende nota wenselijk.

Uit de toelichting blijkt niet of de andere landen van het Koninkrijk, Aruba, Curaçao en Sint Maarten over het sluiten van het verdrag zijn geraadpleegd. Deze landen kunnen wel (anderszins) door dit verdrag worden geraakt. Naast de nabije geografische positie van deze landen, ambieert Curaçao ook specifiek een luchtvaartverdrag met de Coöperatieve Republiek Guyana.1

De Afdeling merkt op dat het wenselijk is dat bij dergelijke verdragen aan de Caribische landen de vraag wordt voorgelegd of zij van mening zijn dat zij (anderszins) geraakt worden door het verdrag. Indien dat het geval is, dienen deze landen te worden betrokken bij de totstandkoming daarvan.2 Daarbij onderkent de Afdeling dat luchtvaart tot de autonome bevoegdheden van de landen behoort. De mogelijkheid om aansluiting te zoeken bij (de totstandkoming van) het verdrag is daarmee constitutioneel en verdragsrechtelijk echter niet uitgesloten.

Het voorgaande in overweging genomen adviseert de Afdeling in de toelichtende nota nader in te gaan op de betrokkenheid van de Caribische landen.

Alle landen binnen het Koninkrijk beslissen zelfstandig met welke staten zij over een verdrag inzake luchtdiensten willen onderhandelen en met welke staten zij dergelijke verdragen gesloten willen zien.

Binnen de door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat ingestelde regiegroep voor bestendiging van de goede contacten tussen de luchtvaartautoriteiten van alle landen binnen het Koninkrijk raadplegen alle landen elkaar en wordt er over de stand van zaken van hun onderhandelingen overlegd.3 Jaarlijks wordt in ICAO (Internationale Burgerluchtvaart Organisatie) verband (tijdens de International Civil Aviation Negotiations – hierna: ICAN) tussen de landen van het Koninkrijk informatie uitgewisseld over bilaterale luchtvaartverdragen die door elk van de landen binnen het Koninkrijk worden onderhandeld met andere staten.

Aruba en Sint Maarten hebben (nog) niet aangegeven in onderhandeling te willen treden met de autoriteiten van Guyana over een verdrag inzake luchtdiensten. De luchtvaartautoriteiten van Curaçao en Guyana hebben in 2014 tijdens de ICAN in Denpasar, Bali, Indonesië, onderhandelingen afgerond over de tekst van een Luchtvaartverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Coöperatieve Republiek Guyana. De tekst van dat verdrag ligt voor akkoord bij de autoriteiten in Guyana. De toelichtende nota is dienovereenkomstig aangepast.

Naar aanleiding van de lijst van alle in onderhandeling zijnde verdragen die ingevolge artikel 1 van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen driemaandelijks aan de Staten-Generaal en aan de Staten van Aruba, van Curaçao en van Sint Maarten wordt verzonden hebben de regeringen niet aangegeven dat zij van mening waren dat hun landen door dit verdrag geraakt zouden worden op grond van artikel 11, zesde lid, van het Statuut.4

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een opmerking bij het verdrag en adviseert daarmee rekening te houden voordat het verdrag aan de beide Kamers der Staten-Generaal wordt overlegd.

De vice-president van de Raad van State,

Th.C. de Graaf

Ik verzoek U, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra


X Noot
1

Zie o.m. Brief van de Minister van Buitenlandse Zaken, «Beantwoording vragen van de fracties van het CDA, D66 en de VVD met betrekking tot het Verdrag inzake luchtdiensten ten behoeve van Curaçao met Qatar, d.d. 5 april 2018 en Kamerstukken II 2020/21, 23 530, nr. 131, bijlage I.

X Noot
2

Zie ook Raad van State, Ongevraagd advies over het Koninkrijk, verdragen en het Unierecht, 12 mei 2021.

X Noot
3

Kamerstukken II, 2017/18, 34 899 (R2102), nr. 8.

X Noot
4

Kamerstukken II, 2021/22, 23 530 nr. 134.

Naar boven