Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 augustus 2018
Tijdens het Vervolg Schriftelijk Overleg van 18 april 2018 (Handelingen II 2017/18,
nr. 75, item 8) werd door de leden Paternotte en Amhaouch (Kamerstuk 34 899 (R2102), nr. 7) een motie ingediend naar aanleiding van de stilzwijgende goedkeuring op 7 april
2018 van het op 6 december 2017 te Colombo tot stand gekomen Verdrag inzake luchtdiensten
tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en
de regering van de Staat Qatar, met Bijlage (Trb. 2018, nr. 6). Deze motie verzoekt de regering om Aruba, Curaçao en Sint Maarten te faciliteren
bij het onderhandelen over en sluiten van nieuwe luchtvaartverdragen en te bevorderen
dat luchtvaartmaatschappijen van landen binnen het Koninkrijk kunnen profiteren van
een versterkt verdragennetwerk op routes op het westelijk halfrond. In deze brief
doe ik, namens de regering, verslag van het uitvoeren van de motie.
De motie is bij brief van 14 augustus 2018 onder de aandacht gebracht van de regeringen
van Aruba, Curaçao en Sint Maarten.
Vooropgesteld zij dat het kabinet het belang van de ontwikkeling van een hub-functie
van de landen in de Caribische regio onderschrijft. Conform artikel 26 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, faciliteert de regering van
het Koninkrijk de totstandkoming van internationale economische of financiële overeenkomsten,
waaronder luchtvaartverdragen, ten behoeve van de onderscheiden landen, en zal dat
blijven doen. Daarnaast zullen de goede contacten tussen de luchtvaartautoriteiten
van de landen worden bestendigd.
Als Koninkrijksminister, die belast is met de uitvoering van de Rijkswet goedkeuring
en bekendmaking verdragen, heb ik derhalve als staand beleid om het sluiten van onder
meer luchtvaartverdragen ten behoeve van Aruba, Curaçao en Sint Maarten te faciliteren.
De landen beslissen zelfstandig met welke staten zij over een verdrag inzake luchtdiensten
willen onderhandelen en met welke staten zij dergelijke verdragen tot stand gebracht
willen zien. Wanneer Aruba, Curaçao of Sint Maarten in dergelijke gevallen te kennen
geeft dat de luchtvaartautoriteiten met een staat hebben onderhandeld over een verdrag
inzake luchtdiensten, faciliteert het Ministerie van Buitenlandse Zaken conform staand
beleid de landen bij het tot stand brengen van een dergelijk verdrag.
Op deze wijze zal ik ook in de toekomst de landen blijven faciliteren bij het onderhandelen
over en sluiten van nieuwe luchtvaartverdragen.
Voor een overzicht van alle verdragen, waaronder luchtvaartverdragen, waarover onderhandelingen
worden gevoerd, verwijs ik naar de, op grond van artikel 1 van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen opgestelde, lijst van ontwerpverdragen
(zie hiervoor laatstelijk, Kamerstuk 23 530, nr. 119). Alle daar vermelde verdragen die ten behoeve van Aruba, Curaçao of Sint Maarten
zullen worden gesloten, zijn op die lijst geplaatst op aangeven van de betreffende
landen zelf.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok