36 180 Doen waar Nederland goed in is – Strategie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Nr. 46 HERDRUK1 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 februari 2023

Uw Kamer verzocht vorige week om op korte termijn van gedachten te wisselen over de situatie in Zuidwest-Turkije en Noordwest-Syrië na de aardbevingen van 6 februari jl. Tevens vroeg uw Kamer om informatie over hoe (internationale) hulpverlening momenteel verloopt en over hoe Nederland in EU-verband of anderszins effectieve hulpverlening zou kunnen bevorderen. In dit verband en als vervolg op mijn brief van 8 februari jl.2 vindt u hieronder nadere – zo actueel mogelijke – informatie.3

Graag betuig ik via deze weg ook mijn medeleven aan de mensen die door deze ramp zijn getroffen: in het aardbevingsgebied én in Nederland. Via het diplomatieke netwerk, via de media en via hulporganisaties volgt het Ministerie van Buitenlandse Zaken ontwikkelingen op de voet. We houden ook contact met de gemeenschappen in Nederland met een (gedeelde) Turkse, Syrische en Koerdische achtergrond, in samenwerking met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Velen hebben familie, vrienden en werknemers in het getroffen gebied. Een aantal heeft geliefden verloren. Dat geldt ook voor verschillende medewerkers van de Rijksoverheid.

Ook wil ik respect betonen aan de lokale, nationale en internationale reddingswerkers en hulporganisaties die direct na de aardbevingen aan het werk zijn gegaan. Nederland heeft daar met de inzet van USAR.NL aan kunnen bijdragen en maakt nu hulp mogelijk met financiële en diplomatieke steun. Nederland blijft betrokken nu het erop aankomt getroffen gemeenschappen en mensen van noodhulp te voorzien.

Feiten en cijfers

De omvang van deze ramp, het leed van getroffen mensen en gemeenschappen, en de immense materiële schade worden steeds duidelijker. Inmiddels zijn er meer dan 45.000 doden te betreuren. In Turkije zijn inmiddels meer dan 40.000 doden geregistreerd. In Syrië, waar de search and rescue en de registratie van slachtoffers gebrekkig zijn, staat het dodental vooralsnog op zeker 5.800. Verwacht wordt dat het dodental nog verder kan oplopen. Veel slachtoffers liggen nog onder het puin. Er zijn minimaal 200.000 mensen gewond geraakt.

De aardbevingen vonden bovendien plaats in het midden van de winter. Honderdduizenden mensen zijn hun huis kwijt en moeten nu overleven in de vrieskou. In beide landen is er sprake van grote schade aan woonfaciliteiten en essentiële infrastructuur. In Turkije zouden meer dan 80.000 gebouwen zijn ingestort of beschadigd, in Noordwest-Syrië rond de 9.000. Door de schade aan watervoorzieningen is er vooral in Noordwest-Syrië een risico dat infectieziektes toenemen. Tienduizenden mensen daar waren al besmet met cholera.

De VN en het Rode Kruis/Rode Halve Maan hebben inmiddels responsplannen gelanceerd. De VN schat dat door deze ramp in Turkije tenminste 9,1 miljoen mensen direct zijn geraakt en in Syrië 8,8 miljoen. De VN raamt de kosten voor de respons voor Turkije op 1 miljard Amerikaanse dollar en voor Syrië op 398 miljoen Amerikaanse dollar. De responsplannen van het Rode Kruis/Rode Halve Maan worden berekend op 230 miljoen Zwitserse franc (233 miljoen euro) voor Turkije en 453 miljoen Zwitserse franc (459 miljoen euro) voor Syrië.

De internationale responsplannen richten zich op acute hulpverlening in de eerste maanden. Daarbij ligt de nadruk op het herstel van essentiële voorzieningen zoals medische faciliteiten, water- en onderwijsvoorzieningen, alsook dienstverlening op het terrein van mentale gezondheid en psychosociale zorg. Waar mogelijk wordt via lokale autoriteiten en organisaties gewerkt en assistentie geboden door middel van de verstrekking van contant geld.

Hulp op gang

Lokale, nationale en internationale organisaties werken vanaf het eerste moment hard aan de noodhulpverlening in de getroffen gebieden. Bij rampen als deze zijn lokale en nationale spelers de first responders. De capaciteit daarvoor is in Turkije vele malen omvangrijker en professioneler dan in het door conflict verdeelde Syrië.

Turkije

De respons in Turkije wordt gecoördineerd door de nationale crisisdienst AFAD en de Turks Rode Halve Maan. De nadruk lag in eerste instantie op het snel opzetten en uitvoeren van urban search and rescue (USAR) operaties en het verlenen van acute levensreddende hulp. Inmiddels ligt de nadruk op bredere hulp aan getroffenen. Aan de USAR-operaties namen 191 teams uit de hele wereld deel waaronder Nederland. Er zijn 29 Emergency Medical Teams actief. Turkije krijgt bij de coördinatie steun van de VN.

Noodhulpverlening vindt plaats door de levering van onder meer mobiele keukens en bakkerijen, tenten en door medische zorg, inclusief psychosociale steun. De respons wordt mede mogelijk gemaakt met middelen uit het mondiale noodfonds van de VN, CERF. Daaruit werd al op 7 februari 25 miljoen Amerikaanse dollar vrijgemaakt voor zowel hulpverlening in Turkije als Syrië. Nederland draagt jaarlijks 55 miljoen euro bij aan dit fonds. Via CERF kunnen VN-organisaties als WFP, UNICEF en UNHCR mensen voedselhulp, onderdak en bescherming bieden. De hulpverlening wordt steeds sneller en verder opgeschaald. Voor bedrijven die willen bijdragen aan de respons zijn er richtlijnen ontwikkeld. Een nationale inzamelingsactie in Turkije leverde vorige week meer dan 108 miljard lira op, omgerekend 5,5 miljard euro.

Syrië

In Syrië zijn zowel het door de Syrische oppositie gecontroleerde Noordwesten als het noordelijke deel van het regimegebied zwaar getroffen, waaronder Aleppo en Latakia. Hulpverlening aan het noordelijke deel van het regimegebied is op gang gekomen via SARC (de nationale Rode Halve Maan vereniging), via VN-organisaties en ook via de Dutch Relief Alliance (DRA). Het aanhoudend conflict belemmert de respons met name in het Noordwesten. Dat geldt voor zowel de inzet van lokale en nationale als internationale organisaties. Hulp aan dit gebied moet via Turkije of via regimegebied verlopen. Beide opties kennen uitdagingen die hieronder worden toegelicht.

Ondanks de grote obstakels is in recente jaren gebleken dat hulpverlening aan Noordwest-Syrië mogelijk is. Het kabinet blijft zich ervoor inzetten dat dit zo blijft. Nederland ondersteunt humanitaire VN-organisaties en -fondsen en de DRA organisatie die in Noordwest-Syrië hulp verlenen. Deze hulp wordt grotendeels via lokale Syrische organisaties uitgevoerd. Uw Kamer ontvangt binnenkort een separate Kamerbrief over de Nederlandse inzet voor humanitaire actie en diplomatie in 2023 (Kamerstuk 36 180, nr. 47) en over de aanwending van het daarmee gemoeide budget. Ook blijft Nederland de coördinatie van hulpinspanningen steunen om beschikbare hulp zo effectief mogelijk te leveren. Dat gebeurt door steun aan UNOCHA en de EU via na de aardbeving herstelde en nieuw opgerichte coördinatie-hubs in de regio. De VN doet wat mogelijk is. De inzet omvat een luchtbrug voor medische goederen, levering van water, voedsel, non-food items en onderdak. Uit berichten blijkt dat hulpverleners veilig hun werk kunnen doen.

Nederlandse inspanningen

Ik meldde uw Kamer vorige week dat Nederland hulpverlening direct heeft ondersteund. Allereerst door uitzending naar Turkije van het Nederlandse Urban Search And Rescue (USAR) team. Het team dat erin slaagde twaalf mensen levend onder het puin te halen, is inmiddels teruggekeerd in Nederland. Als bijdrage aan de hulp in de volgende fase zijn USAR-hulpgoederen in Turkije achtergelaten en overgedragen aan Oxfam Novib.

Ik maakte daarnaast financiering (10 miljoen euro) vrij voor VN-fondsen in Syrië en voor een acute respons van de Dutch Relief Alliance. De VN en het Rode Kruis/Rode Halve Maan konden ter plekke mede snel aan de slag doordat Nederland hun werk mogelijk maakt door voorspelbare en ongeoormerkte financiële steun. Ook besloot het kabinet om nog eens 10 miljoen euro voor noodhulpverlening vrij te maken. Dit bedrag komt de slachtoffers in Turkije en Syrië ten goede via projecten van de Samenwerkende Hulp Organisaties die via hun Giro555-actie extra middelen inzamelden.

Ik meld hier verder, mede namens de Minister van Defensie, dat op verzoek van de Turkse autoriteiten ook een C-130 transportvliegtuig met bemanning (45 personen) is ingezet. De C-130 vertrok op 10 februari en verzorgde sindsdien binnen Turkije medische evacuaties van slachtoffers vanuit het rampgebied. De behoefte aan dergelijk patiëntenvervoer is afgenomen en er is geen verzoek om verlenging ontvangen. Een eenheid van zes personen is op weg naar Turkije om de terugkeer te bewerkstelligen. De inzet van de C-130 eindigt op 25 februari.

Alle genoemde steun wordt gefinancierd uit de BHOS-begroting (Kamerstuk 36 200 XVII).

Overige inspanningen

De Europese Unie levert een belangrijke bijdrage aan de crisisrespons door gecoördineerde snelle inzet van reddings- en zoekteams, rampenexperts en in-kind hulp uit een groot aantal lidstaten. USAR.NL speelde een voorname rol in de coördinatie ter plekke. Via het EU Civil Protection Mechanism UCPM leverden EU-lidstaten hulpgoederen ter waarde van 15,7 miljoen euro. UCPM verzorgt transport via lucht en zee naar Gaziantep en Beiroet. Deze goederen worden deels ingezet in Turkije en deels doorgeleid naar Syrië. In beide steden zet de EU coördinatie-hubs op. Nederland heeft daarvoor experts aangeboden. Ten behoeve van de respons in Syrië is een humanitaire luchtbrug naar Adana opgezet vanuit het European Humanitarian Response Capacity. Vanuit Adana brengt de IOM Europese hulpgoederen naar Noordwest-Syrië. Het gaat hier onder meer om winterbestendige tenten, hygiëne-kits en verwarmingsapparatuur.

De EU heeft ook opdracht gegeven om de voorraden van het RescEU aan te wenden. Met dit systeem houdt de EU humanitaire en medische goederen op voorraad die bij rampen snel beschikbaar kunnen worden gemaakt. Voorraadbeheer gebeurt door lidstaten. Nederland doet dat voor medische apparatuur. Op dit moment wordt vanuit die voorraad een levering aan Turkije voorbereid van onder meer 200 apparaten voor medische monitoring.

Ook stelde de EU 5,5 miljoen euro beschikbaar voor acute noodhulpverlening in Turkije en 10 miljoen euro in Syrië. Dit betreft deels nieuw vrijgemaakte middelen en deels aanpassing van bestaande programma’s.

Het kabinet richt zich in deze fase primair op het helpen lenigen van acute noden door humanitaire partners. Vanzelfsprekend is ook steun nodig voor de getroffen gebieden op de middellange en lange termijn. Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking op 8-9 maart in Stockholm zal ik hier met mijn Europese collega’s over spreken en voorstellen om een EU Taskforce op te richten om de gezamenlijke Europese inzet te coördineren. Wederopbouw zal naar verwachting ook onderwerp van gesprek zijn tijdens de donorconferentie die de Europese Unie op 16 maart organiseert. Gelet op de verreikende gevolgen van de aardbevingen zal het kabinet zich nationaal en internationaal sterk maken voor steun aan de slachtoffers.

Het Nederlandse bedrijfsleven kan mogelijk ook een positieve rol spelen. Daarom organiseren VNO-NCW/MKB-Nederland, de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, het Ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag en de ambassade in Ankara op 22 februari een bijeenkomst voor bedrijven over de wijze waarop zij een bijdrage kunnen leveren aan de hulp aan Turkije op de korte en langere termijn. De Turkse ambassadeur maakt tijdens deze bijeenkomst duidelijk waar Turkije behoefte aan heeft en waar bedrijven met hun hulpaanbod terecht kunnen. De Nederlandse overheid staat bedrijven terzijde met informatie en het bestaande handelsinstrumentarium.

Uitdagingen

Ondanks de verschillende situaties in beide landen voorafgaand aan de aardbevingen, geldt een aantal uitdagingen voor zowel de hulpinspanningen in Turkije als in Syrië. Zo vormden beschadigingen aan communicatie en transport-infrastructuur in het begin een belemmering voor de coördinatie en toelevering van hulp. In enkele gevallen zorgden deze tekorten voor ongeregeldheden onder de bevolking. Hier is inmiddels verbetering in gekomen. Uitdagingen rondom streng winterweer, geen of gebrekkige toegang tot elektriciteit en tekorten aan brandstof houden aan. Dat geldt ook voor tekorten aan sommige hulpgoederen, zoals zwaar materiaal voor berging- en puinruimwerkzaamheden, tenten en veldbedden.

Bij de respons in Syrië moet rekening worden gehouden met de zorgwekkende uitgangssituatie van voor de aardbevingen. Als gevolg van het al twaalf jaar durende conflict is het land verscheurd, het geopolitieke landschap complex en de veiligheidssituatie slecht. Voor deze ramp waren de humanitaire noden al zeer hoog; in het Noordwesten waren reeds miljoenen Syriërs volledig afhankelijk van humanitaire hulp via Turkije. Dit alles maakt hulpverlening na de aardbevingen extra complex. Daarnaast zijn er onder de getroffenen in Zuid-Turkije ook veel Syriërs. Turkije is met 3,7 miljoen Syrische vluchtelingen de grootste buitenlandse gastgemeenschap. Deze groep woont – naast in Istanbul – voornamelijk in Zuid-Turkije.

Humanitaire toegang tot Noordwest-Syrië

Toegang voor noodhulp aan Noordwest-Syrië staat al jaren onder grote druk en is zeer gepolitiseerd door het regime en diens bondgenoten. Het Syrische regime werkt hulpverlening aan oppositiegebied actief tegen. Ook rebellengroepen die in het Noorden actief zijn verzetten zich tegen crossline hulp via Damascus. De VN-hulpverlening die via deze route Noordwest-Syrië bereikt is dan ook verwaarloosbaar. Hulp is om die reden vrijwel volledig vanuit Turkije georganiseerd (crossborder). Dit speelt de aardbevingsrespons parten. Na de aardbevingen hebben vanuit regimegebied nog vrijwel geen hulpkonvooien het noordwesten weten te bereiken, terwijl precies dit gebied zo hard getroffen is.

De door de VN geleide grensoverschrijdende hulpverlening wordt gehinderd door een zeer beperkte autorisatie van de VN Veiligheidsraad. Als gevolg van een veto door Rusland mag de VN alleen grensovergang Bab-al-Hawa gebruiken voor het transport van humanitaire hulp van Turkije naar Syrië. Dit geldt niet voor niet-VN hulporganisaties, zoals de Dutch Relief Alliance. Zij kunnen van meerdere grensovergang gebruik maken (inmiddels zeven). De VN-respons op de aardbevingen is echter onmisbaar gezien de slagkracht en capaciteit van de VN om hulpverlening op te schalen. Om die reden verwelkomt Nederland dat de VN op 13 februari met Rusland en Syrië overeenstemming heeft weten te bereiken over het toestaan van VN-hulp via twee additionele grensovergangen van Turkije naar Noordwest-Syrië, Bab al-Salam en al-Raee, voor een periode van drie maanden. Inmiddels komt hulpverlening via Bab al-Salam op gang en bereidt de VN snelle opschaling van hulp voor via alle drie genoemde grensovergangen.

Tegelijk is het kabinet van mening dat deze bredere autorisatie voor door de VN geleide grensoverschrijdende hulpverlening van langere duur zou moeten zijn. Niet alleen voor de aardbevingenrespons, maar ook voor de leniging van de grote humanitaire noden als gevolg van het Syrische conflict. Nederland roept, samen met de EU en de andere EU-lidstaten daarom alle partijen voortdurend op om ongehinderde humanitaire toegang te verlenen. Ook wordt de VN Veiligheidsraad opgeroepen om toegang voor VN-hulp via Turkije te faciliteren via meer grensovergangen en voor langere perioden. Deze inzet wordt voortgezet.

Ondertussen blijft Nederland het door VN Speciaal Gezant voor Syrië Geir Pedersen geleide proces steunen om te komen tot een duurzame politieke oplossing voor het conflict in Syrië, conform Veiligheidsraadresolutie 2254.

Noodhulp Syrië en sancties

In de media en uit contacten met maatschappelijke organisaties blijkt dat er zorgen zijn dat EU-sancties jegens Syrië hulpverlening belemmeren. Ik hecht er zeer aan dit in perspectief te plaatsen.

Belangrijk is daarbij dat de sancties gericht zijn tegen het Syrische regime, omdat het de Syrische bevolking onderdrukt. De export van veel hulpgoederen, zoals tenten, voedsel en medicijnen maar ook zwaar materieel zoals machines om puin te ruimen is toegestaan. Dat geldt tevens voor financiële transacties van EU-burgers naar lokale hulporganisaties of familieleden, zolang zij niet onder directe controle staan van entiteiten of personen op de EU-sanctielijst. Daarnaast is er een uitzondering voor het tanken in Syrië voor humanitaire doeleinden.

Daar waar hulporganisaties toch hinder rapporteren, bestaat de mogelijkheid ontheffingen aan te vragen voor humanitaire doeleinden. Zoals uiteengezet in mijn brief van 8 februari blijft het kabinet in nauw contact met hulporganisaties om zo eventuele hinder te signaleren en waar nodig actie te ondernemen.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.N.A.J. Schreinemacher


X Noot
1

i.v.m. een correctie in de aanhef.

X Noot
2

Kamerstuk 36 180, nr. 32.

X Noot
3

Voor deze brief is informatie gebruikt tot maandag 20 februari 2023.

Naar boven