36 180 Doen waar Nederland goed in is – Strategie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Nr. 32 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 februari 2023

Op verzoek van uw Kamer d.d. 7 februari jl. deel ik hierbij informatie over de – vooral humanitaire – gevolgen van de aardbevingen in Zuidoost-Turkije en Noordwest-Syrië van maandag 6 februari jl., alsmede over internationale en Nederlandse inspanningen noden te helpen verlichten. Vanuit de BHOS-begroting maakte Nederland bijvoorbeeld de inzet van een USAR-team mogelijk en wordt een bedrag van 7 miljoen beschikbaar gemaakt voor hulp in Noordwest-Syrië.

Ik wijs er op dat de situatie zich snel ontwikkelt. Informatie kan daarom achterhaald zijn wanneer u deze brief ontvangt. Ik reken daarbij op uw begrip.

Effecten aardbevingen

In de nacht van zondag 5 op maandag 6 februari jl. werden Noordwest-Syrië en Zuidoost-Turkije getroffen door zware aardbevingen (respectievelijk 7,8 en 7,7 op de schaal van Richter). Inmiddels zijn er 317 naschokken gemeten. Het epicentrum van de bevingen lag op enkele tientallen kilometers ten noordwesten van de Turkse provinciehoofdstad Gaziantep met zo'n 2 miljoen inwoners. Gaziantep is tevens de centrale hub voor noodhulpverlening aan het door oppositiepartijen gedomineerde Noordwest-Syrië. Daar waren vóór de aardbeving al ruim 4 miljoen mensen afhankelijk van hulp die met name door lokale partners van de VN wordt geboden.

Het aantal dodelijke slachtoffers van de aardbevingen was woensdag 8 februari aan het einde van de ochtend volgens officiële berichten opgelopen tot boven de 11.000. Het aantal gewonden is een veelvoud daarvan: minimaal 25.000. Deze aantallen lopen naar verwachting in de komende dagen op. Honderdduizenden mensen hebben onderdak elders gezocht.

In totaal raakt deze natuurramp zo’n 23 miljoen mensen, zo luiden schattingen. Onder hen zijn 2,9 miljoen ontheemde Syriërs die sinds de oorlog in Syrië in tenten- en opvangkampen verblijven in oppositiegebieden in het noordwesten. In Turkije werden tegen de 6.000 gebouwen verwoest, waaronder ziekenhuizen. In Syrië stortten meer dan 4.000 gebouwen in. De verwachting is dat ook dit aantal nog oploopt omdat de constructies van gebouwen door de aardbeving zijn aangetast en op instorten staan. Veel mensen verblijven buiten uit angst voor dit instortingsgevaar en naschokken. De getroffen regio heeft te maken met extreem winterweer met ernstige vrieskou, sneeuw en regen.

Search & Rescue

Internationale hulpverlening in Turkije kwam door een vroegtijdig hulpverzoek van de autoriteiten snel en grootschalig op gang. Tientallen landen hebben hulp aangeboden. Zoek- en reddingsoperaties door lokale, nationale en internationale spelers zijn in volle gang. In Syrië is, ondanks hulpverzoeken van het Syrische regime en de Syrische oppositie, internationale hulpverlening door de politieke situatie een stuk lastiger. Zo’n acht landen, voornamelijk vanuit de regio, zijn ingegaan op de hulpverzoeken voor Syrië.

Turkije

In reactie op het Turkse hulpverzoek via het EU Civil Protection Mechanism UCPM stelde het kabinet binnen enkele uren na de aardbevingen het Nederlandse (Heavy) Urban Search And Rescue Team (USAR) beschikbaar voor het redden en bergen van mensen onder het puin. Dit multidisciplinaire team bestaat uit 65 zoek- en reddingspersoneel, verpleegkundigen en artsen, speurhondengeleiders, bouwkundigen en ondersteunend personeel en 8 speurhonden. Het team, inclusief 15 ton aan benodigd materieel, is inmiddels operationeel in de regio Hatay in het zuidoosten van Turkije, tegen de Syrische grens en was tot woensdagochtend 8 februari in staat tien mensen te redden. USAR.NL werkt daar samen met collega-teams uit Zwitserland, Griekenland en Italië en lokale reddingswerkers.

Naast Nederland stuurden de VN (via het United Nations Disaster and Coordination mechanisme), de Europese Unie (via het UCPM) en vele andere landen coördinatie- en reddingsteams naar Turkije. Een Nederlandse expert maakt deel uit van de EU-missie.

Syrië

Het getroffen gebied in Syrië wordt deels gecontroleerd door het Syrische regime en deels door oppositiegroepen. Dat maakt hulpoperaties en humanitaire toegang complex. De meeste slachtoffers in Syrië zijn geteld in Lattakia en Aleppo. In het gebied dat gecontroleerd wordt door het Syrische regime is de lokale hulpoperatie op gang gekomen en zijn opvangcentra geopend. Daarnaast zijn vooral lokale organisaties zoals de Syrische Rode Halve Maan bezig zoveel mogelijk mensen onder het puin vandaan te halen. In gebieden die gecontroleerd worden door de oppositie zijn de reddingsoperaties en hulpverlening vooral afhankelijk van lokale organisaties zoals de White Helmets. Het Syrische regime houdt humanitaire hulp voor deze regio al jarenlang tegen. De internationale hulpverlening wordt verder belemmerd door de veiligheidssituatie ter plaatse, zware beschadiging en tijdelijke sluiting van de belangrijkste toegangswegen vanuit Turkije. Tenslotte zijn de VN en lokale noodhulporganisaties in het getroffen gebied door de aardbevingen wat betreft personeel en toch al beperkt beschikbare voorraden vaak zwaar geraakt. Zij zetten ondanks al deze uitdagingen hun werk waar mogelijk voort.

Humanitaire financiering

De internationale financiering voor de humanitaire respons op de gevolgen van deze crisis komt op gang. Mede dankzij flexibel inzetbare en meerjarige Nederlandse steun hebben VN-organisaties, de Dutch Relief Alliance en de Rode Kruis- en Rode Halve Maanbeweging financiële ruimte om direct activiteiten in het getroffen gebied op te schalen en aan te passen. Het mondiale noodhulpfonds van de VN CERF maakte 25 miljoen Amerikaanse dollar beschikbaar voor levensreddende hulp. Met een jaarlijkse bijdrage van 55 miljoen euro behoort Nederland tot de grootste donoren van dit fonds. De Internationale Federatie van het Rode Kruis- en Rode Halve Maanverenigingen (IFRC) stelde vanuit het Disaster Response Emergency Fund (DREF) respectievelijk 2 miljoen en 1 miljoen Zwitsers franc beschikbaar voor hulpverlening in Turkije en Syrië. Nederland draagt via het Nederlandse Rode Kruis (NRK) in de periode 2022–2026 13,9 miljoen euro bij aan het DREF.

Ook de twee landenspecifieke fondsen van de VN voor Syrië waar Nederland in 2022 in totaal 14 miljoen euro aan bijdroeg, staan klaar om humanitaire inspanningen van met name lokale hulporganisaties te ondersteunen. Eén van de fondsen maakte direct al 5 miljoen euro beschikbaar voor vanuit Damascus gecoördineerde hulpverlening aan het getroffen gebied dat onder controle staat van het Syrische regime. Het VN-fonds dat grensoverschrijdende hulp vanuit Turkije ondersteunt, beschikt momenteel over onvoldoende financiering hetzelfde te doen voor hulpverlening in oppositiegebieden.

UNOCHA roept de internationale gemeenschap op additionele financiering beschikbaar te stellen aan deze fondsen om tegemoet te komen aan de hoge noden die deze ramp heeft veroorzaakt, bovenop de al bestaande humanitaire situatie. In reactie hierop heb ik namens het kabinet besloten een deel van de voorgenomen bijdrage voor deze fondsen voor 2023 versneld beschikbaar te stellen. Het gaat in totaal om 7 miljoen euro vanuit de BHOS-begroting via UNOCHA ten behoeve van voornamelijk hulp door lokale organisaties.

Het Nederlandse Rode Kruis (NRK) en de Dutch Relief Alliance (DRA) – beide partners in het Nederlands noodhulpbeleid – droegen al bij aan de reguliere noodhulpverlening in Syrië. DRA heeft tevens besloten om een Acute Joint Response te starten om te reageren op de humanitaire noden ten gevolge van de aardbeving. Met dit noodhulpprogramma van 3 miljoen euro, dat wordt gefinancierd met door Nederland beschikbaar gestelde middelen, zullen de Nederlandse ngo’s ondersteuning bieden in Noordwest-Syrië, bijvoorbeeld op het gebied van voedsel en gezondheidszorg alsook specifieke ondersteuning om slachtoffers van de aardbeving te helpen het winterweer te doorstaan. De DRA maakte eerder al 200.000 euro beschikbaar, door aanpassing van bestaande programmering, voor snelle hulpverlening door lokale Syrische partnerorganisaties die reeds ter plekke waren.

Coördinatie en humanitaire toegang

Bij de opgestarte reddings- en bergingswerkzaamheden en de humanitaire respons is een veelheid aan autoriteiten, internationale en lokale organisaties en burgers betrokken. Met het oog op effectiviteit is coördinatie daarom van essentieel belang. De primaire verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de nationale autoriteiten en UNOCHA. De EU heeft een centrale rol bij de coördinatie van EU-steun, bijvoorbeeld bij de leverantie van hulpgoederen. Het kabinet laat zich in de komende periode goed door deze partijen informeren over behoeftes en uitdagingen in de respons. Op basis van hulpverzoeken zal worden bezien waar ondersteuning mogelijk is.

Naast coördinatie is het voor de respons van belang dat hulp adequaat en efficiënt wordt verleend en dus ook dat er humanitaire toegang is. Dat laatste wordt zowel in Turkije als Syrië bemoeilijkt door weersomstandigheden en kapotte infrastructuur en toegangswegen. In Syrië komen daar de complexe veiligheidssituatie en bestaande erbarmelijke humanitaire omstandigheden en gebrek aan toegang tot basisvoorzieningen als gevolg van twaalf jaar conflict bovenop.

Het Syrische regime is een voorname factor in het belemmeren van hulp. Signalen dat het Syrische regime hulp aan oppositiegebieden in het noorden van het land frustreert neemt het kabinet zeer serieus. Humanitaire hulp mag niet worden belemmerd. Over deze en eventuele andere signalen over belemmeringen onderhoudt Nederland nauw contact met internationale en Nederlandse hulporganisaties.

In de dialoog met partnerorganisaties let ik ook op hinder die organisaties mogelijk ondervinden als gevolg van sancties jegens het Syrische regime. Daarbij is het van groot belang om, in tegenstelling tot sommige berichtgeving hierover, te benadrukken dat de export van veel hulpgoederen, zoals tenten, voedsel maar ook zwaar materieel zoals machines om puin te ruimen, niet verboden is onder geldende EU-sancties. Hetzelfde geldt voor financiële transacties met lokale hulporganisaties, zolang zij niet onder directe controle staan van personen of entiteiten op de sanctielijst.

Voor gevallen waar er toch hinder zou ontstaan, is het binnen het bestaande regime mogelijk om voor humanitaire doeleinden uitzonderingen of exportvergunningen aan te vragen. Desondanks ondervinden hulporganisaties soms hinder, bijvoorbeeld in het geval dat banken of leveranciers huiverig zijn om betalingen of leveringen uit te voeren richting gesanctioneerde landen. Nederland is binnen Europa voorloper op het tegengaan van de mogelijk negatieve gevolgen van sancties voor humanitaire actie. Zo neemt het Kabinet deel aan Ronde Tafels over bank derisking met ngo’s, banken en de Nederlandse overheid. Hierin worden problemen en oplossingen besproken, inclusief waar het om Syrië gaat. Nederland zet zich daarnaast sterk in voor goede humanitaire uitzonderingen in EU sanctieregimes, die ook zijn opgenomen in de EU-sancties t.a.v. Syrië. Daarnaast leidt Nederland een initiatief om de Europese sanctieregels op dit vlak verder te harmoniseren. Het Kabinet houdt signalen van hulporganisaties daarom nauwlettend in de gaten en onderneemt waar nodig actie in Europees verband.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.N.A.J. Schreinemacher

Naar boven