Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 36138 nr. 2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 36138 nr. 2 |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is regels te stellen ter uitvoering van verordening 2021/784 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2021 inzake het tegengaan van de verspreiding van terroristische online-inhoud (PbEU 2021, L 172);
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
de autoriteit, genoemd in artikel 2, eerste lid;
een of meer van de soorten materiaal als bedoeld in artikel 2, zevende lid, van de verordening;
de Minister van Justitie en Veiligheid;
verordening (EU) 2021/784 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2021 inzake het tegengaan van de verspreiding van terroristische online-inhoud (PbEU 2021, L 172)
1. Er is een Autoriteit Online Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal.
2. De Autoriteit is de bevoegde autoriteit bedoeld in artikel 12 eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de verordening en heeft de taken die de verordening aan de bevoegde autoriteit toekent.
3. De Autoriteit heeft met het oog op de maatregelen bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de verordening tot taak:
a. terroristische inhoud te identificeren en het ontoegankelijk maken van online terroristische-inhoud te bevorderen en zo nodig af te dwingen, en;
b. onderzoek te doen naar, en informatie te verstrekken over, de aanwezigheid van online terroristisch materiaal teneinde de verspreiding daarvan onder het publiek te beperken, waar mogelijk in samenwerking met private en publieke partijen.
4. De leden van de Autoriteit en de bij besluit van de Autoriteit aangewezen ambtenaren zijn belast met het toezicht op de naleving van de artikelen 3, derde en zesde lid, artikel 4, tweede en zevende lid, artikel 5, eerste, tweede, derde, vijfde en zesde lid, artikelen 6, 7, 10 en 11, artikel 14, vijfde lid, artikel 15, eerste lid en artikel 17 van de verordening.
1. De Autoriteit bestaat uit drie leden, onder wie de voorzitter.
2. De leden van de Autoriteit worden op voordracht van Onze Minister bij koninklijk besluit benoemd, geschorst of ontslagen.
3. Benoeming vindt plaats op grond van de deskundigheid die nodig is voor de uitoefening van de taken van de Autoriteit, alsmede op grond van maatschappelijke kennis en ervaring.
4. De voorzitter wordt benoemd voor een periode van vijf jaar. De overige leden worden benoemd voor een periode van vier jaar. De voorzitter en de overige leden kunnen worden herbenoemd voor eenzelfde periode.
5. Schorsing en ontslag van de leden van de Autoriteit vindt slechts plaats wegens ongeschiktheid of onbekwaamheid dan wel wegens andere zwaarwegende in de persoon van de betrokkene gelegen redenen en geschiedt bij koninklijk besluit. De voordracht voor schorsing of ontslag wordt niet gedaan dan nadat de Autoriteit daarover is gehoord.
6. Ontslag van een lid van de Autoriteit vindt voorts plaats op eigen verzoek.
1. De Autoriteit stelt een bestuursreglement vast.
2. De Autoriteit maakt het bestuursreglement bekend in de Staatscourant na de goedkeuring, bedoeld in artikel 11 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen.
1. De artikelen 12, 21 en 22 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen zijn niet van toepassing op de Autoriteit.
2. In afwijking van artikel 20 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is de Autoriteit slechts verplicht aan Onze Minister inlichtingen te verstrekken of inzage te geven in zakelijke gegevens en bescheiden met betrekking tot het gevoerde financiële beheer en de administratieve organisatie. De Autoriteit verstrekt aan Onze Minister de gegevens, bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de verordening.
3. Artikel 23 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen vindt slechts toepassing ten aanzien van het door de Autoriteit gevoerde financiële beheer en de administratieve organisatie.
1. De Autoriteit richt een contactpunt in ter uitvoering van artikel 12, tweede lid, van de verordening en maakt de informatie over dit contactpunt openbaar.
2. De Autoriteit voorziet in passende en veilige communicatiekanalen als bedoeld in artikel 14, derde lid, van de verordening.
3. De Autoriteit bewaart de persoonsgegevens die noodzakelijk zijn in verband met de uitvoering van zijn taken en de administratieve en gerechtelijke procedures, waaronder de in artikel 6, eerste lid, van de verordening bedoelde gegevens, niet langer dan voor die doeleinden noodzakelijk is en ieder geval niet langer dan een jaar na de laatste verwerking.
1. In afwijking van artikel 2:14, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt in het verkeer tussen de Autoriteit en een aanbieder van hostingdiensten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de verordening een bericht uitsluitend elektronisch verzonden.
2. Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld over het elektronische berichtenverkeer ter uitvoering van artikel 3, vierde en vijfde lid, van de verordening en indien van toepassing door de Commissie vastgestelde gedelegeerde handelingen op grond van artikel 19, eerste lid, van de verordening.
1. Ter bevordering van de coördinatie van te nemen maatregelen overlegt de Autoriteit over de uitoefening van zijn taken en bevoegdheden met de politie, het openbaar ministerie en de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst en Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst.
2. De Autoriteit kan persoonsgegevens of inlichtingen, verkregen bij de uitvoering van de aan hem krachtens deze wet opgedragen taken, aan de politie verstrekken voor zover deze persoonsgegevens of inlichtingen noodzakelijk zijn voor de uitoefening van diens wettelijke taak, bedoeld in artikel 3 van de Politiewet 2012 en aan de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst en Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst voor zover deze noodzakelijk kunnen zijn voor hun taken op grond van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017.
1. Gelet op artikel 9, aanhef en tweede lid, onderdeel g, van de Algemene verordening gegevensbescherming, is het verbod om bijzondere categorieën van persoonsgegevens, als bedoeld in artikel 1 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, te verwerken niet van toepassing indien de verwerking geschiedt door de Autoriteit voor zover de verwerking van deze gegevens noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn bevoegdheden op grond van deze wet.
2. Gelet op artikel 10 van de Algemene verordening gegevensbescherming mag de Autoriteit persoonsgegevens van strafrechtelijke aard, als bedoeld in artikel 1 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, verwerken voorzover de verwerking noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn bevoegdheden op grond van deze wet.
1. De verplichtingen en rechten als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Algemene verordening gegevensbescherming, kunnen worden beperkt indien dit noodzakelijk en evenredig is ter waarborging van een in artikel 23, eerste lid, onderdelen a, c, d of i van de Algemene verordening gegevensbescherming genoemd belang.
2. Indien de Autoriteit gebruik maakt van de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid, deelt hij dit voorzien van een dragende onderbouwing schriftelijk mee aan de betrokkene wiens rechten worden beperkt.
3. In afwijking van het tweede lid, wordt geen mededeling gedaan aan de betrokkene indien dit afbreuk doet aan het doel van de beperking.
De Autoriteit is bevoegd tot oplegging van een last onder dwangsom ter handhaving van artikel 18, eerste lid, van de verordening.
1. De Autoriteit is bevoegd tot oplegging van een bestuurlijke boete bij overtreding van:
a. artikel 3, derde en zesde lid, en 4, tweede en zevende lid, van de verordening;
b. artikel 5, eerste, tweede, derde, vijfde en zesde lid, 6, 7, 10, 11, , 14, vijfde lid, artikel 15, eerste lid en 17 van de verordening;
2. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste:
a. het bedrag dat is vastgesteld voor de tweede categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, bij een overtreding als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a;
b. het bedrag dat is vastgesteld voor de vijfde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, bij een overtreding als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b;
3. Indien de overtreding bestaat uit het systematisch of aanhoudend overtreden van artikel 3, derde lid, van de verordening, bedraagt de op te leggen bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag dat is vastgesteld voor de zesde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht of, indien dat meer is, ten hoogste 4% van de mondiale omzet van de onderneming, onderscheidenlijk, indien de overtreding door een ondernemersvereniging is begaan, van de gezamenlijke omzet van de ondernemingen die van de vereniging deel uitmaken, in het boekjaar voorafgaande aan de beschikking waarin de bestuurlijke boete wordt opgelegd.
In artikel 54a van het Wetboek van Strafrecht wordt na «artikel 125p van het Wetboek van Strafvordering» ingevoegd: «of een beslissing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van verordening (EU) 2021/784 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2021 inzake het tegengaan van de verspreiding van terroristische online-inhoud (PbEU 2021, L 172)».
Indien het bij koninklijke boodschap van [datum] ingediende voorstel van wet houdende regels over een bestuursrechtelijke aanpak van online kinderpornografisch materiaal [Kamerstuknummer] tot wet is of wordt verheven en artikel 2 van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel 2 van deze wet, wordt deze wet als volgt gewijzigd:
1. Artikel 2 komt te luiden:
1. De Autoriteit, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet bestuursrechtelijke aanpak online kinderpornografisch materiaal, is mede de bevoegde autoriteit bedoeld in artikel 12 eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de verordening en heeft de taken die de verordening aan de bevoegde autoriteit toekent.
2. Onverminderd het eerste lid heeft de Autoriteit met het oog op de maatregelen bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel b, van de verordening tot taak:
a. terroristische inhoud te identificeren en het ontoegankelijk maken van online terroristische-inhoud te bevorderen en zo nodig af te dwingen, en;
b. onderzoek te doen naar, en informatie te verstrekken over, de aanwezigheid van online terroristisch materiaal teneinde de verspreiding daarvan te beperken, waar mogelijk in samenwerking met private en publieke partijen.
3. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van de Autoriteit aangewezen personen. Van dit besluit wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
4. In afwijking van artikel 20 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen verstrekt de Autoriteit aan Onze Minister de gegevens bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de verordening.
2. De artikelen 3, 4 en 5 vervallen.
3. Artikel 13 komt te luiden:
In artikel 54a van het Wetboek van Strafrecht wordt na «of een aanwijzing als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Wet bestuursrechtelijke aanpak online kinderpornografisch materiaal» ingevoegd: of een beslissing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van verordening (EU) 2021/784 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2021 inzake het tegengaan van de verspreiding van terroristische online-inhoud (PbEU 2021, L 172).
Indien het bij koninklijke boodschap van 18 juli 2019 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht in verband met de herziening van afdeling 2.3 van die wet (Kamerstuknummer 35261) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel D, van die wet eerder in werking treedt dan artikel 7 van deze wet, wordt in artikel 7 van deze wet «de artikelen 2:14, eerste lid, en 2:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht» vervangen door «artikel 2:8 van de Algemene wet bestuursrecht».
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie en Veiligheid,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36138-2.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.