36 109 Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Chili tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen en het voorkomen van het ontduiken en ontwijken van belasting; Santiago, Chili, 25 januari 2021

B/ nr. 2 ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State d.d. 27 oktober 2021 en het nader rapport d.d. 12 mei 2022, aangeboden aan de Koning door de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 16 juli 2021, no. 2021001492, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 27 oktober 2021, nr. W06.21.0224/III, bied ik U hierbij aan.

De tekst van het advies treft u hieronder aan, voorzien van mijn reactie.

Bij Kabinetsmissive van 16 juli 2021, no.2021001492, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Chili tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen en het voorkomen van het ontduiken en ontwijken van belasting; Santiago de Chile, 25 januari 2021 (Trb. 2021, 16), met toelichtende nota.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het verdrag en adviseert het verdrag te overleggen aan de beide Kamers der Staten-Generaal.

Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.

De vicepresident van de Raad van State,

Th.C. de Graaf

Het verdrag geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.

De toelichtende nota is op een aantal plaatsen aangevuld. Zo is in onderdeel I.5 (Opzet en korte samenvatting van het Verdrag) en in de toelichting op artikel 25 van het verdrag benoemd dat naar aanleiding van een discussie over de minimumstandaard van BEPS-actie 14 besloten is artikel 25, tweede lid, van het verdrag te wijzigen door middel van een wijzigingsprotocol dat tegelijkertijd met het verdrag aan het parlement wordt aangeboden. Met de voorgestelde wijziging wordt voorkomen dat de implementatie van de uitkomst van onderlinge overlegprocedures in een enkel geval afhankelijk zou worden gemaakt van de kennisgeving door een van de verdragsluitende staten. Met het wijzigingsprotocol wordt verzekerd dat de uitkomst van een onderlinge overlegprocedure in alle gevallen wordt geïmplementeerd niettegenstaande termijnen van nationaal recht.

Daarnaast is in onderdeel I.6 (Koninkrijkspositie) verduidelijkt hoe het geografische toepassingsbereik van het verdrag kan worden uitgebreid naar het Caribische deel van het land Nederland.

Verder is in de toelichting op artikel 14 verduidelijkt dat het OESO-modelverdrag sinds 2000 geen artikel meer bevat over inkomen uit zelfstandige arbeid en ook geen verwijzingen meer bevat naar het begrip «vast middelpunt». Op die punten wijkt het verdrag dus af van het OESO-modelverdrag.

In de toelichting op artikel 30 is verduidelijkt dat dat artikel bijzondere bepalingen bevat die de verhouding regelen tussen het verdrag enerzijds en enige Chileense nationale regels of andere internationale overeenkomsten anderzijds, maar dat dit niet geldt voor het vijfde lid. Artikel 30, vijfde lid, van het verdrag bepaalt namelijk dat de bevoegde autoriteiten van beide verdragsluitende staten in onderling overleg kunnen regelen op welke wijze de bepalingen in het verdrag uitgevoerd worden.

Tot slot is van de gelegenheid gebruikgemaakt om in de toelichtende nota enkele redactionele wijzigingen aan te brengen.

Ik verzoek U, mede namens de Staatsecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst, mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra

Naar boven