36 107 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2023)

Nr. 8 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 december 2022

Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2023 (Kamerstuk 36 107) in de Eerste Kamer op 13 december 2022 (Handelingen II 2022/23, nr. 13, item 2 en 4) heb ik toegezegd om uw Kamer per brief te informeren hoe wordt omgegaan met het voorgenomen artikel 30ia van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) en het arrest dat de Hoge Raad op 18 november 20221 met betrekking tot hetzelfde onderwerp heeft gewezen. In de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel2 heb ik in antwoord op vragen van de Eerste Kamerfractie van het CDA reeds verduidelijkt hoe deze bepaling en het arrest zich tot elkaar verhouden. In deze brief ga ik hierop verder in en informeer ik u over de uitvoeringsaspecten. Een gelijkluidende brief zal worden verstuurd aan de Voorzitter van de Eerste Kamer.

Arrest van 18 november 2022

Uit het arrest van 18 november 2022 volgt kort gezegd dat geen belastingrente in rekening kan worden gebracht voor de periode dat een belastingplichtige de verschuldigde belasting heeft betaald. Hoewel de zaak waarover de Hoge Raad arrest heeft gewezen draaide om de heffing van vennootschapsbelasting strekt het arrest zich, vanwege de principiële overwegingen, ook uit over de andere belastingmiddelen waarbij belastingrente in rekening wordt gebracht. Het arrest geldt voor belastingrentebeschikkingen die op 18 november 2022 nog niet onherroepelijk vaststonden en voor rentebeschikkingen die vanaf die datum zijn afgegeven en nog worden afgegeven. Als hierbij belastingrente in rekening is gebracht terwijl het verschuldigde bedrag aan belasting al was betaald, komen deze rentebeschikkingen in aanmerking voor een rentematiging.

Artikel 30ia AWR

Met het wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2023 wordt in de AWR een artikel geïntroduceerd met dezelfde strekking als het arrest van 18 november 2022. Op grond van het voorgestelde artikel 30ia AWR kan de inspecteur in bepaalde situaties de in rekening gebrachte belastingrente verminderen. Zo kan er meer maatwerk geboden worden bij het berekenen van belastingrente. Geregeld wordt dat de inspecteur de in rekening gebrachte belastingrente kan verminderen voor zover gedurende het tijdvak waarover belastingrente in rekening wordt gebracht het te betalen bedrag aan belasting al was geheven, dan wel op aangifte was voldaan of afgedragen. De voorgestelde maatregel sluit hiermee vanaf de beoogde inwerkingtredingsdatum (1 januari 2023) aan bij de benadering van de Hoge Raad in zijn arrest van 18 november 2022.

Uitvoeringsaspecten

Het voornemen was om artikel 30ia AWR op 1 januari 2023 niet voor alle belastingmiddelen in werking te laten treden. Voor de loonbelasting en de omzetbelasting was inwerkingtreding pas voorzien in 2026, omdat eerdere inwerkingtreding via automatisering niet uitvoerbaar was. Door de principiële overwegingen van de Hoge Raad vind ik dit echter niet langer wenselijk. Ik wil daarom het voorgestelde artikel 30ia AWR zo snel mogelijk ook voor de loonbelasting en omzetbelasting in werking laten treden. Om eerdere uitvoering mogelijk te maken, worden zo snel mogelijk nadere regels gesteld waaraan een verzoek om vermindering van belastingrente met betrekking tot de loonbelasting en de omzetbelasting op grond van artikel 30ia AWR moet voldoen. Deze nadere regels moeten bewerkstelligen dat uitvoering van artikel 30ia AWR voor de loonbelasting en de omzetbelasting wél mogelijk is. Uiteraard worden alleen nadere regels gesteld die vanwege uitvoeringsredenen noodzakelijk zijn. Daarnaast worden de mogelijkheden van een doelmatigheidsgrens bekeken. Artikel 30ia AWR biedt de mogelijkheid om dit bij ministeriële regeling te regelen. Zodra de nadere regels gereed zijn en artikel 30ia AWR ook voor de loonbelasting en omzetbelasting in werking kan treden, worden belastingplichtigen hierover geïnformeerd via de website van de Belastingdienst. Totdat artikel 30ia AWR ook ten aanzien van de loonbelasting en de omzetbelasting in werking is getreden, geldt voor deze middelen dat voor rentebeschikkingen die op 18 november 2022 nog niet onherroepelijk vaststonden, belastingplichtigen om rentematiging kunnen verzoeken met een beroep op het arrest.

Toepassing van een vermindering

Vanaf 18 november 2022 geldt dus kort gezegd dat belastingplichtigen aanspraak kunnen maken op een vermindering van belastingrente als belastingrente in rekening wordt gebracht terwijl het verschuldigde bedrag aan belasting al was betaald. In de toelichting op artikel 30ia AWR is ten aanzien van alle belastingmiddelen aangegeven dat een dergelijke vermindering niet in alle heffingssystemen en voor alle situaties op initiatief van de Belastingdienst kan worden toegepast. Hierdoor zal het voor de inspecteur niet in alle gevallen mogelijk zijn om bij de vaststelling van de belastingaanslag met het arrest, en vanaf 1 januari 2023 met artikel 30ia AWR, rekening te houden. Als vermindering van belastingrente op initiatief van de Belastingdienst in de aangewezen gevallen niet mogelijk is, zal toepassing achteraf moeten plaatsvinden, in bezwaar of na een verzoek om ambtshalve vermindering.3Via de communicatiekanalen van de Belastingdienst zal kenbaar worden gemaakt in welke gevallen vermindering van belastingrente mogelijk is en wat de bijbehorende gang van zaken is.

Waar dit mogelijk is, zal bij de vaststelling van de belastingaanslag met de rentematiging rekening worden gehouden. Ten aanzien van belastingrentebeschikkingen voor de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting is dit in ieder geval van toepassing. Belastingrentebeschikkingen ten aanzien van deze belastingmiddelen die op grond van het arrest voor vermindering van belastingrente in aanmerking komen, zullen op initiatief van de Belastingdienst in 2023 (dus achteraf) worden gecorrigeerd. Belastingrentebeschikkingen voor de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting die zien op het belastingjaar 2022 en later zullen met inachtneming van het arrest worden afgegeven.

Vervolg

De komende periode wordt verder in kaart gebracht wat uitvoering van het arrest aan extra uitvoeringslast voor de Belastingdienst met zich meebrengt en wat de budgettaire gevolgen zijn. Uitgangspunt is dat de budgettaire gevolgen (zowel wat betreft de uitvoeringskosten als de rentederving) worden gedekt binnen de begroting van het Ministerie van Financiën.

In het Nader Rapport op het wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2023 is aangekondigd dat er deze kabinetsperiode een onderzoek zal plaatsvinden naar het belastingrentesysteem.4 In dat onderzoek zal het belastingrentesysteem opnieuw worden bezien en zal in het bijzonder worden gelet op rechtsstatelijkheid en de menselijke maat. In dit onderzoek worden ook de criteria budgettaire inpasbaarheid en uitvoerbaarheid goed betrokken.

De Staatssecretaris van Financiën, M.L.A. van Rij


X Noot
1

ECLI:NL:HR:2022:1673

X Noot
2

Kamerstuk 36 107 E.

X Noot
3

Kamerstuk 36 107, nr. 3.

X Noot
4

Kamerstuk 36 107, nr. 4.

Naar boven