36 100 IV Jaarverslag en slotwet Koninkrijksrelaties en het BES-fonds 2021

Nr. 20 VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

Vastgesteld 21 juli 2022

De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties heeft op 4 juli 2022 overleg gevoerd met mevrouw Van Huffelen, Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering, over:

  • de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 18 mei 2022 inzake jaarverslag Koninkrijksrelaties en het BES-fonds 2021 (Kamerstuk 36 100 IV, nr. 1);

  • de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 8 juni 2022 inzake beantwoording vragen commissie over het jaarverslag Koninkrijksrelaties en het BES-fonds 2021 (Kamerstuk 36 100 IV, nr. 6);

  • het wetsvoorstel Jaarverslag en slotwet Koninkrijksrelaties en het BES-fonds 2021 (Kamerstuk 36 100 IV);

  • de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 8 juni 2022 inzake verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden (Kamerstuk 36 100 IV, nr. 8);

  • de brief van de president van de Algemene Rekenkamer d.d. 18 mei 2022 inzake aanbieding van het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2021 Koninkrijksrelaties en het BES-fonds (Kamerstuk 36 100 IV, nr. 2);

  • de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 8 juni 2022 inzake beantwoording vragen commissie, gesteld aan de regering, over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2021 Koninkrijksrelaties en het BES-fonds (Kamerstuk 36 100 IV, nr. 7);

  • de brief van de president van de Algemene Rekenkamer d.d. 7 juni 2022 inzake beantwoording vragen commissie, gesteld aan de Algemene Rekenkamer, over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2021 Koninkrijksrelaties en het BES-fonds (Kamerstuk 36 100 IV, nr. 5);

  • de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 13 december 2021 inzake budgettaire mutaties van de begroting Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) sinds de tweede suppletoire begroting 2021 (Kamerstuk 35 925 IV, nr. 35);

  • de brief van de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering d.d. 20 april 2022 inzake besluitvorming Rijksministerraad 8 april inzake evaluatie Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten 2021 (Kamerstuk 34 269, nr. 8);

  • de brief van de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering d.d. 16 mei 2022 inzake overzicht bijzondere uitkeringen Caribisch Nederland 2022 (Kamerstuk 35 925 VII, nr. 151);

  • de brief van de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering d.d. 2 juni 2022 inzake voortzetting AMvRB Samenwerkingsregeling CUR en SXM waarborging plannen van aanpak landstaken Curaçao en Sint Maarten (Kamerstuk 31 568, nr. 219);

  • de brief van de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering d.d. 3 juni 2022 inzake 43ste voortgangsrapportage van de voortgangscommissie Sint Maarten (Kamerstuk 35 925 IV, nr. 66);

  • de brief van de Minister van Financiën d.d. 13 mei 2022 inzake overzichten met titels van de door de Auditdienst Rijk uitgebrachte rapporten over het tweede halfjaar 2021 (Kamerstuk 32 802, nr. 54).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Paul

De griffier van de commissie, Meijers

Voorzitter: Kamminga

Griffier: Meijers

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Van den Berg, Ceder, Kamminga, Van Raan, Sylvana Simons en Wuite,

en mevrouw Van Huffelen, Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering.

Aanvang 10.02 uur.

De voorzitter:

Goedemorgen, allemaal. Bon dia, alhoewel het nog wel heel erg vroeg is overzees. Excuses daarvoor. Normaal gesproken proberen we dit soort vergaderingen altijd te plannen in de middag. Dat was oorspronkelijk ook voorzien, maar door onvoorziene omstandigheden moest dit overleg herpland worden. Vandaar dit tijdstip. Welkom bij dit wetgevingsoverleg over de slotwet KR en het jaarverslag. Welkom ook aan de leden en aan de Staatssecretaris. Er zijn vijf leden aanwezig: de heer Van Raan, mevrouw Wuite, mevrouw Van den Berg, mevrouw Simons en ikzelf, mevrouw Kamminga. Ik ben uw voorzitter, maar zal ook zelf een inbreng geven. Er zijn weliswaar relatief weinig aanwezigen gezien het feit dat we twintig fracties hebben in de Kamer, maar tegelijkertijd zijn er wel een aantal die voor meer minuten hebben ingetekend. Ik wilde dus toch voorstellen om snel van start te gaan. We hebben hier drie uur voor, maar ik vind het ook belangrijk om ruim de gelegenheid te hebben om hierover met de Staatssecretaris van gedachten te wisselen. Ik ga gewoon de volgorde af, waarbij ik in principe wil voorstellen om twee interrupties in tweeën aan elkaar te doen – ik zal daar wel enige coulance mee hebben, afhankelijk van hoelang de spreektijden zijn – en vervolgens drie bij de Staatssecretaris, zodat we vooral ook het debat met de Staatssecretaris kunnen voeren. Maar nogmaals, ik zal enige coulance betrachten. We moeten ook wel die drie uur halen, omdat er na ons ook weer in deze zaal vergaderd zal worden. Dat gezegd hebbende, wil ik beginnen met mevrouw Simons.

Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):

Dank u wel, voorzitter. We voeren dit debat daags na 1 juli, Ketikoti, Dia di Abolishon. Het is een dag waarop we het einde van de terreur van Nederlanders jegens tot bezit gereduceerde zwarte mensen vieren, maar ook een dag van bezinning en van reflectie, van het besef dat eeuwen aan kolonialisme en slavernij helaas nog altijd voortleven in het heden. Ik herhaal dat ieder debat, omdat niet alleen 1 juli de dag is dat we hier allemaal bij zouden moeten stilstaan, maar omdat we er elke dag van doordrongen dienen te zijn dat onze huidige samenleving gebouwd is op de uitbuiting en plundering van voormalige koloniën.

Het was dan ook emotioneel en bijzonder om zo veel van mijn broeders en zusters onlangs tijdens de rondetafelgesprekken hier in de Tweede Kamer te horen spreken over het slavernijverleden en de manier waarop dat doorleeft in hun heden, maar ook in het onze. Ik hoorde hen vanuit hun expertise, geleefde ervaringen, maar vooral vanuit hun hart datgene bevestigen wat we al eeuwenlang weten, maar waar hier nog altijd een gebrek aan kennis over is. Het doet me wederom realiseren dat ik mag staan en bouwen op de schouders van reuzen en dat BIJ1 en ik deel zijn van een eeuwenlange strijd voor radicale gelijkwaardigheid en economische rechtvaardigheid en dat die strijd nog lang niet gestreden is.

Ik herhaal de woorden van Linda Nooitmeer van het NiNsee: «Een land dat een geschiedenis heeft van 400 jaar slavernij zal dat in zijn DNA met zich meedragen. Het slavernijverleden zal zich bewust en onbewust manifesteren in het gedrag van alle lagen van die samenleving. Deze erfenis kan niet anders dan zowel sociaal, cultureel als economisch zijn weerslag hebben.» Of in de woorden van Suzy Camelia-Römer, voormalig Minister-President van de Nederlandse Antillen: «Bij de afschaffing van de slavernij in 1863 kregen de slaveneigenaren een vergoeding. De slaven werden echter zonder een cent op straat gezet. De achterstand van armoede bleef en is van generatie op generatie blijven bestaan. Ik realiseer me dat echte verheffing, echte rijkdom en echt kapitaal alleen kunnen bestaan als die generationeel zijn.» Mitchell Esajas van The Black Archives verwoordde het zo: «De slavernij was langer dan vierhonderd jaar gestoeld op een ideologie en systeem van racisme, op het idee dat zwarte mensen minderwaardig waren ten opzichte van witte mensen. Dit denkbeeld werd onderdeel van de populaire cultuur en nationale tradities. De strijd tegen Zwarte Piet van de afgelopen jaren heeft getoond hoe diep dit soort beelden in het Nederlandse culturele archief zijn verankerd en hoeveel onwetendheid en weerstand er in Nederland is om dit te begrijpen en te erkennen.»

Voorzitter. Het is dus altijd in deze context dat ik mijn bijdrage aan deze commissie lever. De commissie voor Koninkrijksrelaties is bij uitstek de plek waar ons gedeeld verleden en onze gezamenlijke toekomst samenkomen. Dit is de plek waar de restanten van Nederlands kolonialisme en slavernij iedere dag opnieuw worden vormgegeven. Daarom hecht mijn partij zo'n groot belang aan bewustzijn over de geschiedenis van waaruit we vertrekken. In navolging van de rondetafelgesprekken over het slavernijverleden wil ik vandaag dan ook benadrukken dat het in de context van deze geschiedenis is, in relatie tot het heden, dat we bijvoorbeeld het gebrek aan een sociaal minimum op Bonaire, Statia en Saba moeten zien. Het feit dat zij de hoogste levenskosten in ons Koninkrijk kennen, is niets meer dan een gevolg van het eeuwenlang uitsluiten van de eilandbewoners, zwarte mensen, van sociale zekerheid en fysieke veiligheid. Het is in de context van deze geschiedenis dat we moeten kijken naar het feit dat er op Statia en Saba nog altijd geen basale diensten aanwezig zijn, zoals notarissen en adequate bancaire dienstverlening. Het getuigt van een gebrek aan gevoelde urgentie als het aankomt op het voorzien van dezelfde mogelijkheden die wij kennen in Nederland. Waar we hier continu debatteren over de dalende koopkracht van burgers, sluiten we onze ogen voor het feit dat de gevolgen van inflatie, oorlog, stijgende energieprijzen en klimaatverandering des te desastreuzer zijn voor de mensen in het Caraïbisch gebied. We dienen hen daarin te ondersteunen. We weigeren echter om de gepaste en flexibele subsidies te verstrekken die de fluctuerende maar immer stijgende energieprijzen daadwerkelijk ondervangen.

Het almaar uitblijven van duurzaamheidstransities of milieu en koraalbescherming ter bevordering van Nederlands toerisme en economische belangen past in een eeuwenlange uitbuiting van gekoloniseerd land. We kunnen zelfs spreken van «eilandelijke gentrificatie», waarbij Nederlanders vakantiehuizen opkopen en studentenkamers verhuren tegen veel te hoge prijzen. De woonprijzen worden daar mijlenver de lucht ingestuwd. Dit wordt gedaan, terwijl de wooncrisis ook op Bonaire een enorm probleem is. Het tekort aan sociale huurwoningen is groot. Bonairianen worden hun wijken uitgeduwd door pandjesbazen en ontwikkelaars.

Het feit dat Nederland jaren geleden de democratie van Sint-Eustatius effectief heeft ontmanteld en iedere bestuurlijke verantwoordelijkheid van het eiland heeft ontnomen, vertelt het overduidelijke verhaal van koloniale machtsverhoudingen, waarin het zelfbeschikkingsrecht van de een afhankelijk is van het oordeel van de ander. Het vertelt het verhaal van onderdrukking, zogenaamd gerechtvaardigd door vermeende ongeschiktheid. Het feit dat de openbare grondregisters op Saba totaal geen registratie kennen van de stukken land die historisch gezien tot de mensen van Saba behoren, laat zien dat 400 jaar kolonialisme ook in termen van grondbezit nog altijd alom aanwezig is. Ik verwijs hierbij naar generationele rijkdom.

Tot slot kunnen we natuurlijk het COHO en het Cft niet vergeten. De Rijkswet COHO borduurt voort op de voorgaande gang van zaken omtrent de noodsteun die Aruba, Curaçao en Sint-Maarten nodig hadden om een wereldwijde pandemie door te komen, om de bevolking niet nog verder de armoede in te duwen en om in de meest basale levensbehoeften te kunnen blijven voorzien. Wat mij betreft is het COHO gestoeld op een ongelijke wisselwerking, waarbij Aruba, Curaçao en Sint-Maarten alleen essentiële noodsteun krijgen wanneer Nederland van mening is dat ze het verdienen, wanneer Nederland tevreden is met hun uitvoering van de voorwaarden die Nederland aan hen heeft gesteld. Praktisch gezien zijn Aruba, Curaçao en Sint-Maarten door deze werkwijze in een positie geplaatst waarin de noodzaak van liquiditeitssteun is gebruikt om Nederlandse wensen af te dwingen en uit te voeren.

Maar wat betekent zeggenschap nog als je praktisch gezien geen enkele andere keuze hebt dan in te stemmen met de eisen die vanuit Den Haag aan je gesteld worden? Kunnen we wel spreken van gelijkwaardigheid als besluitvorming afhangt van Nederlands goedkeuren? Is er wel sprake van vrijheid als autonomie wordt vervormd tot een verdienmodel?

De uitdagingen waar de voormalige Nederlandse koloniën in het Caraïbisch gebied voor staan, tekenen een relatie die nog steeds is doordrongen van ongelijkheid. Er is ongelijkheid tussen Nederlandse burgers hier en staatsburgers aldaar. Er is ongelijkheid tussen onze regering hier en de lokale overheden van de eilanden. Er is ongelijkheid tussen wat wij hier als minimumlevensstandaarden hanteren maar al decennialang weigeren te realiseren voor onze Koninkrijksgenoten.

Voorzitter. Het is in de context van het eeuwenoude systeem dat dit mogelijk is. Dat mogen we niet vergeten. Het is in de context die ons gebiedt te benadrukken dat excuses en erkenning van Nederlands kolonialisme niets waard zijn zonder structureel herstel. Ik heb het al vaker gehad over reparatory justice, over herstelrechtvaardigheid. De gedachte hierbij is dat er vanwege de aanhoudende, structurele ongelijkheid in inkomen, levenskwaliteit en vermogen op een brede manier naar herstel gekeken moet worden. Het tienstappenplan van CARICOM voor reparatory justice en het Zwart Manifest geven hiertoe heldere suggesties.

Voorzitter. Zoals u van mij gewend bent, vind ik het van essentieel belang dat we als overheid leren van ervaringsdeskundigen, van mensen die we hier onlangs hebben horen spreken, van hen die de urgentie van de benodigde veranderingen inzien. Ik dring er bij de Staatssecretaris en haar collega's uit het kabinet dan ook op aan dat zij op basis van de kennis die met hun gedeeld is, opnieuw reflecteren op hun rol en positie binnen het Koninkrijk. In aansluiting daarop sluit ik graag af met de woorden van miss Alida Francis, de regeringscommissaris van Sint-Eustatius. Zij benadrukte dat we tijdens de rondetafelgesprekken van januari en juni van dit jaar slechts een fractie van de verhalen hebben gehoord die te vertellen zijn over ons gedeelde verleden. Ik kan dat uit eigen ervaring alleen maar beamen. Daarom pleit ik er vandaag onder andere voor om jaarlijks meerdaagse conferenties te organiseren met de voormalige Nederlandse koloniën. Zo kunnen we samen leren, ontleren, herdenken en erkennen. Dit stel ik voor, omdat context ertoe doet en omdat we nooit mogen vergeten waar we gezamenlijk vandaan komen, willen we met elkaar goed weten waar we met elkaar naartoe gaan.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Simons. Mevrouw Van den Berg heeft een interruptie.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Dat is een mooie opmerking van mevrouw Simons: context doet ertoe. Ik heb eerder genoteerd: een gedeeld verleden en een gezamenlijke toekomst. Dat vond ik heel mooi uitgesproken. Ook het CDA heeft – dat zal straks uit mijn inbreng blijken – vragen over het sociaal minimum op de BES-eilanden. Wij hebben al eerder in debatten met de Staatssecretaris gevraagd naar de notarisdiensten, de bankdiensten et cetera. Daar is de Staatssecretaris volop mee bezig. Mevrouw Simons zei dat de mensen op Bonaire worden verdrongen door Hollanders die daar dure panden neerzetten. Ik begrijp dat dat een van de discussiepunten is. Maar de gemeente Bonaire bepaalt zelf in haar bestemmingsplan wie wat waar mag doen. Is mevrouw Simons het met ons eens dat men lokaal ook zijn poot stijf moet durven houden om sommige dingen tegen te gaan?

Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):

Ik wil mevrouw Van den Berg bedanken voor deze mooie vraag. In een ideale wereld zou men daartoe in staat zijn, maar ik heb het in mijn bijdrage ook gehad over de afhankelijkheidsrelatie. Op dit moment zit een groot deel van onze bijzondere gemeenten een beetje vast in een catch 22, want de luxe om hiertegen op te treden is er simpelweg niet. De inkomsten zijn welkom. Dat maakt het ingewikkeld. Als je afhankelijk bent van dit soort inkomsten omdat je op andere terreinen tekortkomt, dan begrijp ik de keuzes die gemaakt worden. Ik denk dat het hen zou sterken om deze eilandelijke gentrificatie tegen te gaan als er meer mogelijkheden waren om zelf tot woningbouw en bepaalde vastgoedontwikkeling over te gaan. Dus ja, men heeft vanzelfsprekend altijd een eigen verantwoordelijkheid, maar er moet ook de ruimte zijn om die te kunnen nemen en om op basis daarvan de juiste beslissingen te kunnen nemen.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Ik hoor dat heel graag van de Staatssecretaris, want volgens mij zijn er afspraken gemaakt waardoor de woningbouwcorporaties meer ruimte krijgen, ook in verbinding met Nederland, om zaken te ontwikkelen. Ik hoor de Staatssecretaris daar graag nog nader over.

Ik heb nog een andere vraag mevrouw Simons, over het COHO. Mevrouw Simons stelde dat er sprake is van een oneigenlijke positie en dat Nederland bepaalt of het wel of geen noodsteun is. Maar het zijn autonome landen, die daar heel bewust zelf voor gekozen hebben. Ik denk dat dat het verschil is met de BES-eilanden. Zij zijn bijzondere gemeenten en daar heeft Nederland absoluut hele andere verplichtingen dan richting een autonoom land binnen het Koninkrijk. Ik wil daar graag een reflectie op horen van mevrouw Simons.

Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):

Dit is een punt waarop mevrouw Van den Berg en ik natuurlijk totaal van mening verschillen. Ja, het zijn autonome landen. Ik heb daarom in mijn bijdrage uitgebreid de tijd genomen om context te scheppen. Het zijn niet zomaar autonome landen, maar autonome landen die uit een positie van afhankelijkheid komen en daar ook in blijven door de manier waarop wij afspraken met elkaar maken. Het is echt ondenkbaar om te stellen dat deze autonome landen een gelijke sociale, culturele, financiële en economische positie hebben. Zij komen ergens vandaan, namelijk uit de context van kolonialiteit en het slavernijverleden, die we nooit mogen vergeten en die we altijd moeten meewegen. Het zou echt anders zijn als we hier spraken over autonome landen die net als Nederland onderdeel waren van het vergaren van een enorm rijk. Zij zaten aan de andere kant van de medaille en daar zijn de sporen nog voelbaar en zichtbaar van.

De voorzitter:

Mevrouw Wuite heeft ook nog een vraag.

Mevrouw Wuite (D66):

Ik dank collega Simons voor haar inbreng. Daags na 1 juli zitten wij, en zeker ik, nog in die sfeer. Ook in het weekend heb ik veel gelezen. Ik kreeg van mijn vader aflevering één van De Groene Amsterdammer. Vervolgens heb ik zelf aflevering twee gekocht, waarin weer nieuwe verhalen over het slavernijverleden worden gedeeld. Het gaat mij ook aan, in die zin dat het verhaal nog steeds niet compleet is en dat we allemaal nog elke dag leren om het verhaal compleet te maken. Ik vind het mooi dat zij haar inbreng daar helemaal op toegespitst heeft. Collega Simons heeft natuurlijk ook een belangrijke rol in de commissie voor Binnenlandse Zaken, dus zij kan dat mooi en goed samenpakken.

Ik heb nog een vraag aan mevrouw Simons. Die werd getriggerd door de ideale wereld die zij schetst. We kijken terug. We begrijpen die context. Maar we willen ook vooruitkijken. Wat is nou naar mening van mevrouw Simons de ideale wereld van het Koninkrijk der Nederlanden? Hoe ziet die er naar haar mening uit in heel concrete zin? En hoe is die in concrete zin anders dan hoe we het momenteel structureel met elkaar hebben geregeld?

Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):

Wat een mooie vraag en wat mooi dat dat in deze commissie ook kan. Ik moet het kort houden. In de ideale wereld is er in ieder geval een vertrekpunt van gelijkwaardigheid. Dan is het bijvoorbeeld niet langer zo dat wij hier in Den Haag vergaderen zonder de aanwezigheid van de eilanden en gemeenten zelf. Daarom zeg ik ook dat we moeten kijken of we niet naar een situatie toe kunnen waarin we jaarlijks met elkaar bij elkaar komen om ook die standpunten en vertrekpunten onderdeel te maken van niet alleen de relatie – hoe kunnen we de relatie verbeteren? – maar ook echt de weg naar beleidsvorming en wetgeving. In de ideale wereld – de voorzitter heeft haar excuses al aangeboden – beginnen wij de commissievergadering wat later, zodat de mensen op de eilanden ook mee kunnen doen. Dat is geen verwijt aan u, voorzitter. U heeft dat uitgelegd. Het zijn gewoon de omstandigheden. Dat kan gebeuren. Maar wat ik daarmee bedoel te zeggen, is dat zij onderdeel zijn van hun eigen stukje in die gezamenlijke toekomst.

Het kan niet langer zo zijn dat we ... Ik moet steeds denken ... Voorzitter, vergeef me; ik neem even de tijd. Ik moet steeds denken aan een voorbeeld. Dat voorbeeld is een beetje oneigenlijk, want de bewindspersoon is niet in de ruimte. Ik ga die bewindspersoon dan ook niet met naam noemen. Maar ik moet even denken aan een bewindspersoon die, geconfronteerd met de elektriciteitsproblemen op de eilanden, zei: dan moeten de mensen daar maar wat korter douchen. Dat vind ik exact een voorbeeld van hoe je met een Nederlandse blik naar een situatie kijkt die om een totaal ander perspectief vraagt. Als ik zo'n uitspraak hoor, dan weet ik: die is niet gedaan na contact of overleg met mensen aldaar. Het gaat mij dus heel erg om het bijna letterlijk emanciperen van de gemeenten en de eilanden opdat wij vanuit gelijkwaardigheid onderdeel kunnen zijn van een en hetzelfde Koninkrijk.

De voorzitter:

Ik realiseer me dat dit een beschouwende vraag was, dus vandaar dat ik ook heel goed begrijp dat u iets meer ruimte en tijd nam. Ik heb het dus zo gelaten. Maar ik zou u en ook de vraagstellers toch willen vragen om enige discipline te betrachten. Dat gezegd hebbende, mevrouw Wuite.

Mevrouw Wuite (D66):

Ja, voorzitter, maar er zijn ook zo veel prikkelende dingen gezegd. Ik had het antwoord toch liever iets concreter gezien. Wat vindt mevrouw Simons van het Statuut? Waarin moet dat worden aangepast? Gelijkwaardigheid kun je natuurlijk heel gemakkelijk met de mond belijden. Het heeft dan heel weinig inbedding in hetgeen anders zou moeten. Kan mevrouw Simons dat iets verder toelichten, ook met betrekking tot artikel 73 van het Handvest van de Verenigde Naties? Is zij daar niet tevreden over? Ziet zij dat liever anders? Welke artikelen van het Statuut vindt zij ten aanzien van het koloniale verleden, zoals ze dat benoemt, inderdaad bevorderend?

Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):

Hier heeft mevrouw Wuite mij te pakken. Mevrouw Wuite staat, natuurlijk ook gezien haar ervaring, bekend om haar uitmuntende dossierkennis in deze commissie. Als zij mij vraagt naar artikelnummers, dan moet ik die vraag op een hele subtiele manier proberen níét te beantwoorden.

De heer Van Raan (PvdD):

Tweede termijn.

Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):

Precies. Tweede termijn.

De voorzitter:

Ik zal mevrouw Simons een beetje helpen. We zitten hier bijeen om de slotwet en het jaarverslag te bespreken. Dit zijn natuurlijk heel interessante vragen. Volgens mij liggen er ook nog debatten in het verschiet waarbij we wat meer concreet dit soort voorstellen kunnen doen. Tenzij mevrouw Simons hier toch nog graag op in wil gaan, zou ik me dus kunnen voorstellen dat we dit op een ander moment herpakken.

Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):

Voorzitter, mijn dank aan u is groot.

De voorzitter:

Dan kijk ik even rond. Het woord is aan mevrouw Van den Berg voor haar inbreng.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Dank u, voorzitter. Ja, mevrouw Van den Berg heeft zich in ieder geval wél meer op de slotwet gericht, want dat was wel het onderwerp op de agenda vandaag.

Voorzitter. De CDA-fractie heeft diverse vragen, maar begint met een compliment. De vorige Staatssecretaris heeft veel energie en tijd gestoken in de bijzondere gemeentes Bonaire, Sint-Eustatius en Saba, en de autonome landen Curaçao, Aruba en Sint-Maarten, onder andere om coronahulp te organiseren. De huidige Staatssecretaris zet die aandacht voor het Caribisch gebied voort, zo merken wij. Dat waarderen we. Ook complimenten aan de ambtenaren voor hun ondersteuning. Het is ook goed om te lezen dat de financiële verantwoording volgens de Rekenkamer op orde is, met allemaal groene vinkjes. Ik ben rapporteur voor VWS geweest. Daar was het absoluut een andere situatie, kan ik zeggen.

Voorzitter. We hebben echter veel zorgen over de ICT. Niet alleen de Algemene Rekenkamer, maar vorige week ook de Commissie toezicht bescherming persoonsgegevens BES constateert dat de Rijksdienst Caribisch Nederland zijn digitale veiligheid niet op orde heeft. Dit komt niet uit de lucht vallen. In het verantwoordingsonderzoek over 2017 stelde de Algemene Rekenkamer vast dat zwakke plekken die sinds 2014 in de informatiebeveiliging van de RCN waren geconstateerd, eind 2017 nog niet waren opgelost. Zo bestond het risico dat kwaadwillenden relatief gemakkelijk toegang konden krijgen tot het netwerk van de RCN en via dit netwerk zelfs tot systemen en voorzieningen op andere netwerken van de rijksoverheid. Over 2018, 2019 en 2020 kwalificeerde de Rekenkamer de informatiebeveiliging telkens als «onvolkomenheid». Nu heeft de Rekenkamer dit opgeschaald door het gehele IT-beheer als «onvolkomenheid» te kwalificeren. De basis is gewoon niet op orde. Er is geen gezamenlijke aanpak, terwijl de RCN toch echt geen grote organisatie is. Er is geen wachtwoordbeheer en geen proces-van-wijzigingbeheer. Dat is gewoon slordigheid en dus een cultuurprobleem. De Staatssecretaris geeft in haar reactie aan dat er onderzoek is verricht naar de CIO-functie, de functie van chief information officer. Die moet dan wel voldoende bevoegdheden hebben, zo heb ik intussen geleerd bij VWS. De CDA-fractie wil graag vóór de begrotingsbehandeling 2023 van de Staatssecretaris een tussentijdse rapportage ontvangen over de voortgang van de ICT, met daarbij ook een opinie van de Auditdienst Rijk. Daarin zou dan een concrete beschrijving moeten staan van wat er gedaan is met de vijf aanbevelingen van de Rekenkamer en wat de verdere planning daarvan is. Graag een reactie daarop.

Voorzitter. Datzelfde verzoek heeft de CDA-fractie met betrekking tot het financieel beheer van de uitkeringen van Sociale Zaken. Want ook daar handhaaft de Rekenkamer de onvolkomenheid. Ik denk dat mevrouw Simons net ook al benadrukt heeft dat armoede een groot probleem is. Als dan ook nog de uitkeringen niet op orde zijn, maakt dat het extra dramatisch.

Voorzitter. In juni 2021 heeft de Rekenkamer een onderzoek gedaan naar de bijzondere uitkeringen voor de BES-eilanden. De constatering was en is dat er geen centraal overzicht is en dat incidentele bijzondere uitkeringen vaak een groot gedeelte van de inkomsten zijn. Dat bevordert de stabiliteit niet en is bovendien ook nog een grote administratieve last voor de eilanden. Toch is ieder geld voor de eilanden welkom. Maar kan de Staatssecretaris ervoor zorgen dat wij alsnog een overzicht ontvangen van alle uitkeringen over 2021 en dat dat voortaan onderdeel van het jaarverslag is? Zoals bekend hebben D66 en CDA in november 2017 al een breed gesteunde motie ingediend waarin staat dat Binnenlandse Zaken coördinerend ministerie zou moeten zijn en dus ook inzicht zou moeten hebben in al die uitgaven en uitkeringen.

Voorzitter. De CDA-fractie vindt drie zaken van belang voor het Caribisch gebied: degelijk bestuur, inclusief de rechtsstaat en financiën, zelfvoorzienendheid en armoedebestrijding. De Algemene Rekenkamer stelt dat men niet heeft gekeken naar doeltreffendheid en doelmatigheid. Kan de Staatssecretaris op deze drie punten wat zeggen op basis van de ervaringen? Wat is de stand van zaken ten aanzien van het onderzoek naar het sociaal minimum, maar ook ten aanzien van andere maatregelen om de armoede op de BES-eilanden aan te pakken?

Voorzitter. Tot slot nog twee vragen. De Algemene Rekenkamer constateert dat er veel is verbeterd op Sint-Eustatius, maar dat de stand van zaken nog zorgelijk is. Kan de Staatssecretaris reageren op de aanbevelingen van de Rekenkamer om perspectief te bieden, strikt te zijn, maar ook het aantal eisen te beperken en waar nodig extra hulp te geven? Kan de Staatssecretaris ook reageren op eindnoot 6 van het Rekenkamerrapport, dat het aantal eilandsraadsleden groter dan vijf zou moeten zijn?

Voorzitter. Wat is de laatste stand van zaken en het tijdpad met betrekking tot het COHO, gezien alle berichten in de media? Het CDA hecht eraan dat er degelijke afspraken zijn over het terugbetalen van leningen en dat parlementen in de CAS-landen daarbij ook hun verantwoordelijkheid nemen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van den Berg van het CDA. Ik kijk even rond of dit nog ... De heer Van Raan.

De heer Van Raan (PvdD):

Ja, ik heb een korte vraag. Het is mooi dat mevrouw Van den Berg het ICT-onderwerp aansnijdt. Ik denk dat we zo alle aspecten van bestuur langsgaan. Ik heb een vraag over de bestemmingsplannen, in dit geval op Bonaire. Daar bestaat een bestemmingsplan, maar het stuk waar plantage Bolivia zit, waar plannen zijn om te gaan bouwen, is eigenlijk een witte vlek. Dat is niet ingevuld. Is mevrouw Van den Berg het met mij eens dat dat eigenlijk vreemd is en dat we dat zouden moeten oplossen? Want dat is een voorbeeld van misschien wel de bestuurlijke spaghetti – ik weet niet of zij dat zo zei – in ieder geval van de bestuurlijke rafelranden die niet zouden mogen voorkomen.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Het woord «spaghetti» heb ik in ieder geval niet gebruikt in mijn inbreng. Bonaire gaat zelf over zijn bestemmingsplan. Ik heb begrepen dat men daar uitdrukkelijk heeft gekozen voor kleinschalig en dat men meer gericht is op ecotoerisme. Maar men vindt vooral de kleinschaligheid belangrijk. Ik heb ook begrepen dat er een discussie is over een gebied waar juist weer zo'n heel groot hotel zou moeten komen, maar ik heb niet meegekregen dat dat een witte vlek zou zijn. Dat is blijkbaar meer een discussie tussen het bestuurscollege en de eilandsraad. Als er steun nodig is vanuit Nederland om dingen daarin te sturen, dan zeg ik: heel graag. Maar ik heb begrepen dat dit voor honderd procent de bevoegdheid is van de eilandsraad en het bestuurscollege van Bonaire.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van den Berg. Ik zie dat er geen vervolgvraag meer is. Ik kijk eventjes naar de andere collega's. Ook zij hebben geen vervolgvragen meer. Dan geef ik mevrouw Wuite het woord voor haar inbreng. O, mevrouw Wuite heeft toch nog een interruptie.

Mevrouw Wuite (D66):

Ik heb misschien toch nog wel een vraag. We hebben het natuurlijk al jaren over het sociaal ijkpunt, dat in 2025 bereikt zou moeten worden. In Nederland spreken we over het sociaal minimum. Vindt mevrouw Van den Berg dat het wellicht beter zou kunnen zijn om dat gelijk te trekken in plaats van het anders te beoordelen en uit te voeren? Zou dat voor de toekomst een alternatief kunnen of moeten zijn?

Mevrouw Van den Berg (CDA):

In het coalitieakkoord staat dat hier iedere vier jaar opnieuw naar wordt gekeken. Ik denk dat we dat ook gewoon consequent voor de BES-eilanden moeten doen en dat je inderdaad moet bekijken hoe je dat bij elkaar kunt brengen. Ik denk dat dat goed is. Ik vind het wel belangrijk dat je bij de BES-eilanden niet alleen kijkt naar het uitkeringsniveau, maar ook de andere maatregelen meeneemt: wat gebeurt er aan energieprijzen, wat gebeurt er aan infrastructuur? Daar heb ik om gevraagd, want dat totaal bepaalt wat de kosten van levensonderhoud zijn. Ik noem ook die zelfvoorzienendheid. Nu wordt heel veel geïmporteerd en dat is natuurlijk duur. Wij vinden het dus belangrijk dat alles wat men verder zelf kan ontwikkelen, op de agenda blijft staan. Het zijn dus die drie elementen. Je zou inderdaad naar een gemeenschappelijk pad moeten toegroeien. Daar ben ik het helemaal mee eens.

Mevrouw Wuite (D66):

Ik hecht er inderdaad waarde aan het verschil tussen het sociaal ijkpunt en het sociaal minimum te benadrukken. Mevrouw Van den Berg vindt dus eigenlijk ook dat het sociaal minimum veel meer centraal zou kunnen staan. Dat zouden we dus inderdaad kunnen beoordelen in vergelijking met het sociaal ijkpunt, dat in feite te laag ligt. Dat ligt lager dan de kosten voor levensonderhoud en dat is dus feitelijk altijd te weinig. Met een sociaal minimum zou je dat veel beter kunnen inrichten. Zo begrijp ik het antwoord van mevrouw Van den Berg. Dat klopt toch?

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Ik maak daar niet voor niks nog twee andere opmerkingen bij. Je kunt zeggen «we hebben dit nodig om te leven», maar het gaat er ook om wat je kunt doen om ervoor te zorgen dat de kosten van levensonderhoud naar beneden gaan. Dat hele plan heeft ook met werkgelegenheid en met wonen te maken. Ik zou dat dus graag breed willen aanvliegen. Het is voor mij een groeipad, maar dan is het ook nodig om die andere dingen op dat groeipad mee te nemen.

De voorzitter:

Ik zie dat dit bij mevrouw Wuite nog een vraag oproept. Ondanks dat zij al door haar vragen heen is, geef ik haar nog even de gelegenheid.

Mevrouw Wuite (D66):

Heel kort. Het sociaal minimum wordt natuurlijk altijd ook beoordeeld op basis van de kosten van levensonderhoud, ook hier in Nederland. Dat is natuurlijk hetzelfde. We passen dus hetzelfde principe toe. Dat klopt.

De voorzitter:

Ik zie dat deze interruptie nog een aanvullende vraag oproept bij de heer Van Raan.

De heer Van Raan (PvdD):

Jazeker. Ik hoorde mevrouw Van den Berg bij haar driepuntenafweging voor het vaststellen van het sociaal minimum ook zeggen dat de kosten van levensonderhoud daarbij een belangrijke rol kunnen spelen. Zou het feit dat de kosten van levensonderhoud op de eilanden in sommige gevallen wellicht hoger zijn dan in Nederland tot een hoger sociaal minimum kunnen leiden? Theoretisch gezien, hè. We gaan het uitzoeken. Is mevrouw Van den Berg het daarmee eens?

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Dat zou ik aan alle kanten willen voorkomen. Dat lijkt mij een enorme perverse prikkel. We hebben in Nederland wat dat betreft natuurlijk al een probleem. Ik zal het verder anoniem houden, maar ik was op werkbezoek bij maatschappelijk werk. Daar zeiden ze: wij adviseren onze cliënten regelmatig om niet te gaan werken, want anders krijg je een armoedeval. We hebben de zorgtoeslag, de huurtoeslag, de bijzondere bijstand et cetera. Vandaar dat ik nadrukkelijk zeg dat je naar het totale plaatje moet kijken. Het laatste wat ik wil, is dat we de perverse prikkels die wij hier in Nederland op bepaalde terreinen hebben, op de BES-eilanden verder zouden ontwikkelen. Werken zou altijd lonend moeten zijn. De salarissen in het onderwijs gaan omhoog, en van sommige mensen heb ik daarop gehoord: dan kan ik wel drie dagen gaan werken in plaats van vier. Dat is dus echt de verkeerde prikkel. Men komt door toeslagen en zo in de problemen. Het omgekeerde geldt in de zorg. Men wil niet van drie naar vier dagen omdat men dan bepaalde toeslagen kwijtraakt. Vandaar dat ik er zo aan hecht dat echt het héle pakket wordt bekeken.

De voorzitter:

Ik kijk nog even naar meneer Van Raan. Ik doe toch een beroep op de collega's. Dit is natuurlijk een debat op zichzelf. Dit is op zich wel heel interessant, maar het staat nu niet op de agenda. Ik wil deze termijn eigenlijk toch wel binnen een uur afronden, zodat ik de Staatssecretaris de gelegenheid kan geven om te antwoorden. Het lijkt weinig, maar mevrouw Wuite heeft vijftien minuten spreektijd aangevraagd, de heer Van Raan heeft acht minuten aangevraagd en ik moet ook nog. Ik geef u nog even de gelegenheid voor het stellen van een korte vervolgvraag, meneer Van Raan, maar ik zou iedereen willen vragen om het kort te houden, zeker als het om onderwerpen gaat die, hoewel interessant en heel relevant – daarmee ben ik het eens – op een later moment nog in specifieke debatten aan de orde komen. Dat geldt zeker nu de Staatssecretaris in haar brief al heeft gezegd dat er na het reces een brief komt over het sociaal minimum.

De heer Van Raan (PvdD):

Dat gezegd zijnde, gaat het natuurlijk wel precies om wat mevrouw Van den Berg aansnijdt, waar ik het ook helemaal mee eens ben. Want waarom is het hier wel relevant? Omdat het een breder probleem is. We hebben in Nederland, in het hele Koninkrijk, kennelijk een te laag sociaal minimum. Daardoor kom je meteen in een armoedeval terecht als je ook maar een beetje gaat werken. En als je werkt en je gaat meer werken, worden de toeslagen ... Dat probleem is dus echt niet alleen van toepassing op het Caribische gedeelte van het Koninkrijk. Het is een structureel probleem dat de lonen kennelijk te laag zijn.

De voorzitter:

En wat is uw vraag, meneer Van Raan?

De heer Van Raan (PvdD):

Dat moet je dus wel meenemen. Maar ik blijf bij wat u net eigenlijk zei, en waar ik blij mee ben, namelijk dat je in je afweging de kosten voor levensonderhoud moet meenemen en dat je er dan ten eerste naar moet streven om die kosten zo laag mogelijk te maken. Eens. Denk aan energie: ga naar duurzame energie in plaats van fossiele energie.

De voorzitter:

En wat is uw vraag, meneer Van Raan? Ik heb u al best veel tijd gegeven.

De heer Van Raan (PvdD):

Twee. Het kan theoretisch dus ook dat het op sommige plekken hoger moet zijn. Dat is de bevestiging die ik even zoek bij mevrouw Van den Berg.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Ik zei: het is een groeipad. Laat ik dat woord nog even herhalen. En in míjn groeipad gaat dit niet gebeuren. Laat ik dat zo dan maar stellen.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan mevrouw Wuite voor haar inbreng namens D66.

Mevrouw Wuite (D66):

Voorzitter. Goedemorgen, good morning en bon dia aan alle collega's, de Staatssecretaris en de mensen van de Caribische diaspora hier in Nederland die misschien meekijken.

Voorzitter. Tijdens mijn maidenspeech vorig jaar vertelde ik het verhaal van de sandbox tree, een boom waaronder veel gemeenschapszaken op Sint-Maarten besproken en gepland werden door mensen die in die tijd, zoals in Nederland, nog niet mochten stemmen. Onder een boom, in de schaduw en binnen de gemeenschap werden problemen besproken en ook opgelost. In een tijd waarin wij geconfronteerd worden met een groot aantal crisissen, lokaal, binnen het Koninkrijk en internationaal, moest ik er weer aan denken. De sandbox tree is voor mij een soort metafoor, een metafoor voor medemenselijkheid en betrokkenheid van burgers bij kwesties die hen raken en hun welzijn beïnvloeden.

Ik zie de inspiratie van de sandbox tree ook terug in de manier waarop de huidige Staatssecretaris te werk gaat. Ik wil haar daarvoor complimenteren. Ze is op zoek gegaan naar gezamenlijkheid, niet over ons, maar met ons. Dat hebben we de afgelopen week ook weer gehoord tijdens de werkbezoeken van bestuurscolleges en eilandsraden. Mijn advies aan de Staatssecretaris is om dit vast te houden, want de uitdagingen binnen ons Koninkrijk zijn groot. De oorlog in Oekraïne heeft de geopolitieke realiteit van Europa en de rest van de wereld drastisch veranderd. Ik denk dan ook aan de manier waarop wij invulling geven aan een gezamenlijk Europees defensiebeleid, aan een verandering in onze energiepolitiek en de daaraan gekoppelde versnelde energietransitie, en ook aan de manier waarop wij invulling geven aan mensenrechtenverdragen en de opvang van Oekraïense vluchtelingen in Nederland.

De centrale vraag die hieruit voortvloeit, en die van eminent belang is voor deze commissie, is natuurlijk: welke impact hebben deze en andere wereldwijde problemen, zoals de klimaatcrisis en de covidpandemie, nou concreet op de burgers van het Koninkrijk der Nederlanden? Ik stel een reflectie van de Staatssecretaris hierover op prijs.

Voorzitter. Dit is het laatste KR-debat voor het reces. Dit wetgevingsoverleg vormt de kern van onze controlerende taak in het parlement. De drie centrale vragen daarbij zijn natuurlijk de volgende. Wat heeft de regering bereikt en heeft het gevoerde beleid in de gewenste effecten geresulteerd? Hoe is dat gedaan en zijn de zaken goed geregeld bij de ministeries? Wat heeft het gekost en wordt het geld volgens de regels besteed?

Volgens de Algemene Rekenkamer is de financiële verantwoordingsinformatie in het jaarverslag Koninkrijksrelaties en het BES-fonds rechtmatig, betrouwbaar, ordelijk en voldoet die aan de regels van het inrichten van jaarverslagen. Dat is goed nieuws en inderdaad ook beter in vergelijking met de vorige jaren.

Maar er is natuurlijk ook ruimte voor een aantal verbeteringen; vandaar ook mijn inbreng. In dit KR-begrotingshoofdstuk zitten vijf beleidsartikelen. Omwille van de tijd richt ik me op het versterken van de rechtsstaat, het bevorderen van de sociaaleconomische structuur en de wederopbouw van de Bovenwindse Eilanden. Ik vraag de Staatssecretaris of ze van mening is dat deze beleidsdoelstellingen nog aansluiten. Of zijn ze wellicht toe aan een herziening?

Voorzitter. Een paar weken geleden was ik bij een symposium van de Raad van State, naar aanleiding van zijn ongevraagde advies over het Unierecht van vorig jaar. Daar werd wederom bevestigd dat de samenwerking op het gebied van ons buitenlandbeleid, dat een Koninkrijkaangelegenheid is, nog onvoldoende wordt benut door alle landen binnen het Koninkrijk. De kabinetsreactie op dit advies volgt hopelijk snel. Ik heb toch alvast een vraag aan de Staatssecretaris. Hoe verhoudt het Unierecht zich tot ons Statuut? Worden internationale verdragen inmiddels meer geratificeerd en gewaarborgd binnen ons Koninkrijk? En is de Staatssecretaris van mening dat mensenrechten hier en in het Caribisch deel van ons Koninkrijk hetzelfde zijn? Artikel 43 van het Statuut moedigt ons daartoe aan en houdt dat ons voor. Zijn we naar de mening van de Staatssecretaris één Koninkrijk, als Uniestaat ten opzichte van de rest van de wereld?

Een van de beleidsthema's uit de rijksbegroting van 2021 was het organiseren van periodiek overleg over mensenrechten. Kan de Staatssecretaris nader toelichten hoe vaak er overleg heeft plaatsgevonden? Is de Staatssecretaris van mening dat in het afgelopen jaar voldoende vooruitgang is bereikt, zoals ook per brief werd toegezegd?

Voorzitter. Zoals werd benoemd in het jaarverslag waarborgt een rechtsstaat grondrechten en vrijheden, normeert hij gedrag en legitimeert hij overheidsoptreden. In het verantwoordingsverslag van de Algemene Rekenkamer wordt expliciet de interventie in het bestuur van het openbaar lichaam Sint-Eustatius benoemd. De Algemene Rekenkamer adviseert de Staatssecretaris om te komen met een exitstrategie voor Statia en plaatst ook vraagtekens: is de bestuurlijke lat niet te hoog gelegd? D66 hecht veel waarde aan goed bestuur, dat we vanuit Den Haag ook op de juiste manier moeten promoten. Wat waren de doelstellingen voor 2020 en 2021? Zijn die behaald? Want democratie – dat zien we vooral in deze tijd ook weer – is een groot goed. Er worden veel vragen gesteld en zelfs klachten ingediend bij de Verenigde Naties. Dat vind ik een heel serieus signaal. Eilandsraadsleden van Statia lijken het op te geven en vinden dat het budgetrecht als kernbevoegdheid naar hen terug kan. Kan de Staatssecretaris haar aanpak richting de aanstaande eilandsraadsverkiezingen in 2023 verder toelichten?

Voorzitter. Ook op Bonaire is er sinds 2021 veel gaande. Het eiland groeit bovengemiddeld snel. Als gevolg daarvan zijn er diverse aanvragen gedaan voor bestemmings- of bouwvergunningen, zoals we eerder al bespraken. Het gaat dan onder andere om de Boliviaplantage, het Sunset Resort en het Chogogo Resort. Mijn collega heeft recent ook gevraagd wie precies verantwoordelijk is voor het verlenen van vergunningen. Dat bespraken we net ook. Kan de Staatssecretaris reflecteren op de huidige ontwikkelingen? Op welke wijze worden de natuur en eilandcultuur voldoende beschermd? Daarnaast hoor ik graag van de Staatssecretaris hoe de positie van gezaghebber – dat is heel belangrijk – is te vergelijken met die van de burgemeester in Nederland, en hoe deze door het Ministerie van BZK benoemde positie in de WolBES zich verhoudt tot politieke besluitvorming rond wijzigingen of aanpassingen van bestemmingen. Ik hecht er veel waarde aan daar helderheid over te krijgen, want dat vind ik een kwetsbare zaak.

Voorzitter. Wat betreft het legitimeren van overheidsgedrag stel ik tot slot over de rechtsstaat nog graag een vraag over het «comply or explain»-principe, hetgeen de Staatssecretaris in haar antwoorden als volgt omschrijft: departementen in Europees Nederland zullen vanuit de eigen en rechtstreekse verantwoordelijkheid en begroting ook investeren in Caribisch Nederland, tenzij er goede en uitlegbare redenen zijn dat niet te doen. Is de Staatssecretaris van mening dat de departementen in 2021 en ervoor complied hebben, en dus voldoende middelen hebben vrijgemaakt om de doelstellingen van Caribisch Nederland te bereiken? Er bestaat namelijk een beeld van groeiende ongelijkheid, en de Algemene Rekenkamer signaleert dat het gevoerde beleid bij andere departementen inderdaad niet makkelijk is terug te vinden. Daar had collega Van den Berg het net ook al over. Hoe kan de Staatssecretaris deze beleidsdoelstellingen beter omschrijven, transparanter, en deze ook beter waarborgen in haar beleidsbegroting en ook in die van andere departementen?

Voorzitter. Dan over het bevorderen van de sociaaleconomische structuur. In de begroting staat dat een van de prioriteiten bij dit thema ligt. Dat wordt uitgelegd als: het bewerkstelligen van een merkbare positieve verandering in het leven van de burgers in de Caribische delen van het Koninkrijk. Het Ministerie van BZK coördineert, geeft technische assistentie en deelt kennis, en ondersteunt, waar gewenst en mogelijk, de Caribische delen van het Koninkrijk door praktische samenwerking. Vindt de Staatssecretaris, terugkijkend op het afgelopen jaar, dat de zaken goed zijn geregeld? Is ze van mening dat het gevoerde beleid in 2021 de beoogde structurele effecten heeft gesorteerd op Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, op het gebied van sociale voorzieningen, zoals we net bespraken, het sociaal ijkpunt en armoedebestrijding? Is de Staatssecretaris van mening dat het beter is om een sociaal minimum te ontwikkelen, zoals Unkobon, de consumentenorganisatie op Bonaire, in haar brief van 5 juni vraagt? Graag ontvang ik hierop een reactie op basis van het «comply or explain»-principe, dat ik eerder besprak.

Vele internationale organisaties geven aan dat SIDS, Small Island Developing States, zoals de zes Caribische eilanden, grotere risico's lopen structureel achter te raken ten gevolge van de diverse crisissen die ik aan het begin noemde. De Algemene Rekenkamer vindt dat er meer duidelijkheid moet komen over de liquiditeitssteun aan de landen na oktober 2023. Ondanks de gesprekken over het COHO, die in september worden hervat, vraag ik toch aan de Staatssecretaris of ze meer kan zeggen over liquiditeitssteun na 2023.

Hoe verloopt de uitvoering van mijn motie – dat is een ander type vraag – om klimaatverandering aan de agenda van de Minister-Presidenten toe te voegen? En wat zijn de uitkomsten van dit overleg tot nu toe? Is de Staatssecretaris bereid om klimaatplannen met en voor de Caribische eilanden te maken en sneller te faciliteren dat zij ook daadwerkelijk toegang kunnen krijgen tot klimaatfinanciering? D66 staat achter de urgente conclusies en aanbevelingen die onder de titel «Klimaat en het Koninkrijk» van de hand van Daphina Misiedjan in het Nederlands Juristenblad verschenen. Graag hoor ik van de Staatssecretaris over haar samenwerking met de Minister voor Buitenlandse Handel. Ik heb mij namelijk laten vertellen dat dit eigenlijk ook een Koninkrijksminister is. Is zij bereid om samen met de Caribische eilanden handelsbetrekkingen en economische missies in de regio te bevorderen? Dat mag ook een onderwerp zijn waar we het wat vaker over hebben.

Voorzitter. Dan het beleidsartikel over de wederopbouw van de Bovenwindse Eilanden. Dat gaat mij natuurlijk ook altijd wel persoonlijk aan, gelet op mijn persoonlijke ervaringen. De beleidsdoorlichting over de wederopbouw zou eerst in 2020, toen in 2021 en vervolgens in 2022 aan de Kamer aangeboden worden, maar die is er nog steeds niet. Die zou een zo volledig mogelijk beeld geven van de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de bestedingen, en ook van de doelmatigheid van de structuur van deze wederopbouw. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat deze doorlichting voor Prinsjesdag aan de Kamer wordt aangeboden, aangezien het nu al twee jaar is blijven liggen? Vorige week werden ze zelfs op de Benedenwindse Eilanden immers opgeschrikt door de dreiging van een zware storm. Voor D66 bevestigt dit dat we actief moeten kijken hoe klimaatmitigatie het beste kan worden georganiseerd. Ook ben ik benieuwd of de laatste tranche van het trust fund, zoals in 2021 aangegeven, nog steeds wordt ingezet voor de verbetering van afvalverwerking.

Tot slot zou ik de Staatssecretaris willen vragen om een update van een aantal actuele kwetsbare zaken die spelen. Collega Van den Berg benoemde er ook al een aantal. De beschikbaarheid van notariële dienstverlening voor Saba en Sint-Eustatius stopt acuut per 1 juli, naar wij schriftelijk hebben vernomen. Een andere kwestie betreft de samenwerking tussen en investering in twee overheidsbedrijven, WEB en BBT. Hoe ziet die samenwerking eruit? Want die ziet er toch wel vreemd uit, alsof er een soort concurrentie plaatsvindt. Dan de voortgang en de besteding van de recent beschikbaar gestelde 5 miljoen voor Caribisch Nederland, omdat de energiecrisis en de inflatie de eilanden erg sterk raakt. Misschien kunnen we nog een concrete toelichting krijgen op hoe dat bedrag wordt besteed. Dan de aanpak van de definanciering van het overheidslab, Bonlab. Dat moet nu sluiten vanwege die definanciering. Tot slot de mogelijkheid om kinderopvang in plaats van 95% misschien kosteloos te maken. Daarnaast hebben wij het een en ander gehoord over GTI Statia, dat misschien wel gaat sluiten. Misschien kan de Staatssecretaris ons daar iets meer over vertellen, want het is een vitale en grote private onderneming met heel veel grond op Statia.

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Wuite. Ik kijk even rond om te zien of dat nog tot interrupties van de collega's leidt. Dat is niet het geval.

Dan heet ik ook de heer Ceder van de ChristenUnie welkom. Ik kijk ook even op de klok. Nu er nog iemand is aangeschoven, is het des te belangrijker dat wij onze interrupties kort houden. Het is een WGO, dus de tweede termijn van de Kamer en het kabinet moet ook in die drie uur plaatsvinden. Eerst zei ik dat ik, naast de twee interrupties, wat meer ruimte zou geven, maar die gelegenheid zal er nu minder zijn, met excuus daarvoor. Dat betekent dat mevrouw Wuite en de heer Van Raan helaas door hun interrupties heen zijn. Dat gezegd hebbende geef ik de heer Van Raan wel het woord voor zijn inbreng.

De heer Van Raan (PvdD):

Daar ben ik u zeer erkentelijk voor, voorzitter. Dank u wel.

Voorzitter. Afgelopen vrijdag was het Ketikoti, bijna maar nog niet helemaal een nationale vrije dag. De maandag daarvoor vond in de Tweede Kamer een rondetafelgesprek over het slavernijverleden plaats. Dit keer waren ook vertegenwoordigers van het Caribisch deel van het Koninkrijk aanwezig om hun verhaal te vertellen. Via hen werd duidelijk, voor ons allemaal, dat de erfenis van de slavernij nog steeds grote impact heeft op de nazaten van de tot slaaf gemaakten, dat koloniale machtsverhoudingen, racisme en discriminatie nog altijd de wereld niet uit zijn, maar ook dat de daderrol erkend dient te worden en vooral hoe onmisbaar excuses van de Nederlandse Staat zouden zijn. Want dan pas kan er een begin gemaakt worden met de erkenning en de heling van historisch leed en met herstel, met restorative justice. Is het kabinet bereid daartoe over te gaan? Is het kabinet ook bereid om de aangenomen motie van mijn collega Peter Nicolaï in de Eerste Kamer uit te voeren? Die motie roept ertoe op om de slavernij en de slavenhandel die in het verleden heeft plaatsgevonden, bij wet als misdaad tegen de menselijkheid aan te merken. Is het kabinet bereid om aan de slag te gaan met de rehabilitatie van Tula en andere verzetshelden, die hun leven gaven voor vrijheid?

Voorzitter. De slavernij mag dan afgeschaft zijn, maar de ongelijke behandeling vanuit Nederland is nog steeds niet voorbij. Hoewel bewindspersonen deelnemen aan de viering van Ketikoti hier, wordt een beleid van ongelijkheid daar de facto in stand gehouden. Al twaalf jaar is er bijvoorbeeld voor inwoners van Bonaire, Statia en Saba geen sociaal minimum naar Europees Nederlandse equivalent, terwijl de kosten van levensonderhoud hoog zijn, zelfs iets hoger dan in dit deel van het Koninkrijk. De armoedeval is voorspelbaar schrijnend. Al twaalf jaar weigert de overheid de inwoners van de bijzondere gemeenten te voorzien van een menswaardig en beschaafd bestaansminimum. Dat concludeert niet alleen de Partij voor de Dieren, maar dat concluderen ook het Nibud, de Ombudsman en de Kinderombudsvrouw bij herhaling over deze ongelijkheid.

Waarom is er voor de BES-eilanden geen bijstand, AOW of minimumloon dat in een menswaardig bestaan voorziet, gelijk aan dat van de inwoners van Europees Nederland? Wanneer gaat het kabinet-Rutte IV deze ongelijkheid rechtzetten? Ik ben bekend met het sociaal ijkpunt, maar dat zit op kostenverlaging en niet zozeer op het sociaal minimum. Dat brengt mij bij mijn volgende vraag. Waarom is nog nooit berekend wat het sociaal minimum op de BES-eilanden zou kosten? Ik overweeg een motie op dit punt, maar ik hoor ook graag de mening van de bewindspersoon. Aangezien hier schattingen over gemaakt kunnen worden, overweeg ik ook een motie om dit gat al te repareren met de Voorjaarsnota, waarover we deze week ook spreken.

Voorzitter. Kan de Staatssecretaris volgens het «comply or explain»-beleid uitleggen waarom de behandeling en de voorzieningen op de eilanden nog steeds niet voldoen aan het Europese en Nederlandse niveau? Kan ze ook een overzicht geven van waar we qua het «comply or explain»-principe aan voldoen of niet aan voldoen op de BES-eilanden? Klopt het dat er, ondanks dat er nu structureel meer geld naar het Caribische gedeelte gaat, ook wordt gekort op de bijzondere uitkeringen? Zo ja, waarom is deze keuze gemaakt?

Voorzitter. Het volgende voorbeeld van ongelijkheid. De eilanden zijn nog gevoeliger voor de negatieve gevolgen van klimaat- en diversiteitscrises dan het Europese deel van het Koninkrijk. Dat is desastreus. Waarom een andere benadering? Dit is wederom een ongelijke benadering vanuit Nederland. Want wat doet Nederland? Dat zet er met de beleidsdeelneming BBT op in om een fossiele infrastructuur te bouwen op Bonaire, terwijl het WEB, het water- en energiebedrijf, een plan heeft liggen om 80% tot 90% duurzaam te worden. Hoe staat het daarmee? Daarnaast gelden voor de eilanden ook niet dezelfde duurzame energiesubsidieregelingen als voor Nederland. Dat is heel bijzonder. Nu komen er wel onderzoeken aan over klimaatadaptatie, maar die moeten ook nog uitgevoerd worden. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe zij zich hard blijft maken om de eilanden echt te beschermen tegen de gevolgen van de klimaat- en biodiversiteitscrises?

Het KNMI toont aan dat het water sneller zal stijgen dan het wereldgemiddelde. Hierdoor zullen bewoners te maken krijgen met stormen en overstromingen. Daar komt bij dat bij een stijging van 2 graden Celsius wereldwijd zo goed als al het koraal verloren zal gaan. Directe gevolgen van de klimaatcrisis zijn er nu al, namelijk een grote invasie van het Sargassum-zeewier. Dit is een stille ramp, omdat het zeewier rot en mangrovebossen verstikt. Het is ook gevaarlijk voor mensen. Natuurorganisaties die het wier opruimen, hebben hiervoor niet voldoende middelen. LNV zegt dat het hieraan heeft bijgedragen via een bijzondere uitkering aan het Openbaar Lichaam Bonaire, maar bij navraag blijkt dat de plaatselijke natuurorganisaties nog niets hebben ontvangen, noch van het compensatiegeld voor gederfde inkomsten vanwege de coronapandemie, noch voor het opruimen van het zeewier. Kan de Staatssecretaris uitzoeken of het openbaar lichaam het geld heeft ontvangen en, zo ja, waarom dan nog niet is overgegaan tot het overhevelen naar de natuurorganisaties?

Kan de Staatssecretaris ook uitzoeken hoe het zit met de vergunning voor het Chogogo Resort op Bonaire in verband met het kunstmatige strand? Op 19 januari kreeg het een vergunning met extra voorwaarden, zoals het aanpassen van een keermuur. Tot op heden is het onduidelijk of deze extra voorwaarden zijn uitgevoerd. Kan de Staatssecretaris uitzoeken of die extra voorwaarden zijn uitgevoerd en of het openbaar lichaam hierover een handhavingsverzoek heeft ontvangen?

Voorzitter, tot slot. De voorbeelden van het afgeven van onrechtmatige vergunningen voor bouwprojecten baren ons zorgen over de toekomst van plantage Bolivia. Het is nu nog een ongerept en uniek natuurgebied van 3.000 hectare, met een van de laatste droogbossen op Bonaire. In het huidige bestemmingsplan – we hadden het er net al over – is het open landschap. Daar is bouwen niet toegestaan. In het conceptbestemmingsplan 2022 is plantage Bolivia een witte vlek. Herkent de Minister dat? Als zij dit herkent, hoe is dat eigenlijk mogelijk? We hebben het gehad over de zelfstandige beslissingsbevoegdheden, maar ik wil toch graag weten hoe dat zit.

Het is een witte vlek, opengelaten voor de rijke projectontwikkelaar Breemhaar, om daar naar eigen schatting minimaal 100 miljoen winst te maken door huizen te bouwen voor de rijken, voor een bevolkingsgroei die het eiland in een opwarmende wereld helemaal niet kan huisvesten. Kiest de overheid dus voor het recht van de sterkste, door een bestemmingswijziging door te voeren, of kiest de overheid voor het belang van het kwetsbare, de natuur, die geen stem heeft en ons helpt tegen klimaatverandering? Is de Staatssecretaris het met mij eens dat dit natuurgebied een bovenlokaal belang vertegenwoordigt en dat daar niet gebouwd mag worden? Kan de Staatssecretaris toezeggen zich ervoor in te zetten dat dit unieke natuurgebied behouden blijft?

Hierbij wil ik opmerken dat, hoewel het privaatbezit is, je je toch kunt afvragen of het in deze tijd nog gewenst is dat een grootgrondbezitter een grondoppervlakte van 10% van het eiland bezit, die hij voor eigen gewin wil exploiteren, en daarmee de ongelijkheid voortzet en vergroot, een ongelijkheid die wij toch vanaf 1863 van plan waren kleiner te maken. Is het kabinet derhalve bereid om ten halve te keren, de mogelijkheid van uitkoop te onderzoeken en plantage Bolivia tot permanent natuurgebied te maken?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik kijk even rond of dat nog tot interrupties leidt. Nee? Dan geef ik de heer Ceder namens de ChristenUnie het woord.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dank u wel. Ik heb de voorzitter goed gehoord, dus ik zal proberen het kort te houden.

Voorzitter. Een paar maanden geleden vond het IPKO plaats. Een aantal van ons waren daar. We kwamen tot de conclusie dat er een groot besef was van ons gedeeld verleden en ook dat wij een gezamenlijke toekomst hebben. Ik constateerde wel verschillende zorgen en ook visies over hoe die toekomst eruit zou moeten zien. Daarom is het ook des te belangrijker dat we juist hier vanuit Koninkrijksrelaties en de verschillende departementen leiderschap tonen om vertrouwen te geven en om een visie uit te stippelen waar alle landen en eilanden zich in kunnen vinden. Daardoor kunnen we een sterke gezamenlijke toekomst hebben.

Een van de onderdelen was daarom een paar maanden geleden dat wij het gehad hebben over een bewindspersoon van Koninkrijksrelaties die in de lead zou zijn en daarmee ook wat gemakkelijker dingen gedaan zou kunnen krijgen. In de laatste brief, echter, wordt het «comply or explain»-principe uitgelegd en daarbij wordt aangegeven dat elk departement zelfstandig dient te investeren. Hoewel ik dat snap, vraag ik mij toch af wie in de lead is en wat dan de rol is van de Kamerleden binnen deze commissie. Wij zouden heel graag op deze thema's willen doorpakken. Ik denk dat dat ook een breed gedeelde wens van alle andere Kamerleden is.

Maar het helpt niet als dit verspreid wordt over verschillende commissies, waar ook verschillende andere Kamerleden het woord over hebben. Ze hebben wel kennis over het departement, maar te weinig kennis over de eigenstandige invulling op de eilanden, die binnen deze commissie wel leeft. Ik hoor graag hoe de Staatssecretaris dat ziet en of we echt naar een manier, naar een modus, kunnen gaan waarin we ook vanuit deze commissie kunnen doorpakken, ook als dat betekent dat het om onderdelen gaat die op andere beleidsterreinen van toepassing zijn. Kunnen wij ook periodiek een overzicht krijgen wanneer er explain is toegepast en niet comply, en ook de reden waarom? Ik snap dat het kan en ik snap ook waarom dat belangrijk is, maar ik zou daarin ook wel graag inzicht willen krijgen van de verschillende departementen in een overzichtelijk staatje per periode.

Voorzitter. Dan ten aanzien van de status en de rechten van de gevangenen uit Sint-Maarten die momenteel in Nederland zijn. Ik heb gelezen dat een aantal om veiligheidsredenen niet teruggeplaatst wordt. Daar zal ik niet verder op doorvragen, maar wat ik me wel afvraag, is hoe het dan staat met de re-integratie, de bezoekrechten en de andere rechten van die personen die overgeheveld zijn naar Nederland, maar waarover vervolgens besloten is dat die niet meer terug kunnen of mogen. Is daarin voorzien? Ik zou graag willen of we ook de rechten van de gevangenen in die zin volwaardig behartigen.

Voorzitter. Het is een korte overgang, maar ik wil er toch bij stilstaan. Op Saba ben ik geschrokken van de situatie rondom de notaris. Ik heb daar ook Kamervragen over gesteld. De commissie heeft dat ook gedaan en daar hebben we ook antwoorden op gehad, namelijk dat er een waarnemer gezocht zou worden voor 1 juli. Het is inmiddels 4 juli en ik ben heel erg benieuwd of die gevonden is. Zo nee, wat zijn dan nu de volgende stappen? Als er geen notaris is, dan kunnen er geen woningen overgesloten worden. Voor mensen die een beroep hebben als makelaar, valt het werk dan dus ook stil. De gevolgen zijn dus best groot. Ik denk dat dit een basisdienstverlening is en dat wij de verantwoordelijkheid hebben om ervoor te zorgen dat dit geregeld kan worden.

Ik heb in mijn vragen ook gezegd dat dit alles op te lossen valt als we ook Nederlandse notarissen daar kunnen laten werken. Momenteel is dat uitgesloten op grond van wetgeving. Als je die aanpast, dan kunnen naast notarissen uit Sint-Maarten ook andere notarissen aan de slag gaan. Ik vraag me af of de Staatssecretaris bereid is om het snel aan te passen. Volgens mij is er nu echt een dringende behoefte aan een tijdelijke oplossing op het moment dat er nog geen waarnemer is gevonden.

Ik vraag me ook het volgende af. Wij hebben in de pandemie in Nederland kunnen werken met digitaal oversluiten. Is dat niet een oplossing die ook permanent doorgevoerd zou kunnen worden en wat is daar dan voor nodig? Ik hoop wel dat we dit serieus kunnen aanpakken, omdat elke dag dat er een notaris niet voorhanden is, dit voor burgers maar ook voor het bedrijfsleven daar grote gevolgen met zich mee kan brengen. En hoe langer het duurt, hoe groter de economische gevolgen en misschien ook de claims kunnen zijn. Dus ik hoop dat we daarop kunnen doorpakken.

Voorzitter. De overige vragen zijn al gesteld. Ik heb nog één laatste vraag, die ik nog niet gehoord heb. Dat is een vraag ten aanzien van buitenlandse betrekkingen in combinatie met Koninkrijksaangelegenheden. Rond de Oekraïnecrisis en het sanctiebeleid heb ik een aantal Kamervragen gesteld ten aanzien van de sancties rond het vasthouden van boten en jachten. Doen alle andere landen daaraan mee? Want het is wel een buitenlandse aangelegenheid. Ik vroeg mij af wat de visie van de Staatssecretaris hierop is. Ik heb mevrouw Wuite horen zeggen dat je ook ten aanzien van handel veel meer zou moeten doen, omdat artikel 3, eerste lid, onder a, van het Statuut van het Koninkrijk bepaalt dat buitenlandse betrekkingen Koninkrijksaangelegenheden zijn. Ik ben allereerst gewoon benieuwd wat de visie van de Staatssecretaris daarop is, niet alleen ten aanzien van het sanctiebeleid, maar ook ten aanzien van het handelsbeleid. Volgens mij kunnen wij als Kamer dan veel meer verkennen wat het betekent om gezamenlijk op te trekken richting die gezamenlijke toekomst.

Voorzitter, daar wil ik het even bij laten. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank aan de heer Ceder. Ik kijk nog even rond naar de leden. Dan wil ik graag het voorzitterschap even overgeven aan collega Van den Berg.

Voorzitter: Van den Berg

De voorzitter:

Dan geef ik het woord aan mevrouw Kamminga namens de VVD.

Mevrouw Kamminga (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Het is al door de collega's gezegd, maar laat ik beginnen met een woord van dank aan de Staatssecretaris en haar medewerkers voor al hun inspanningen van het afgelopen jaar. Het was een jaar dat wederom werd beïnvloed door corona en de uitdagingen die corona met zich meebrengt. De economieën van de eilanden zijn hierdoor hard geraakt. Bovendien hebben ook de oorlog in Oekraïne en als gevolg daarvan de stijgende prijzen van energie en zeker de stijgende transportkosten een grote impact gehad.

De VVD snapt dat binnen deze context naast een extra financiële injectie in Caribisch Nederland ook aanvullende leningen aan de landen zijn verstrekt. Een aandachtspunt hierbij is wel de terugbetaaltermijn. Deze is inmiddels verlengd, maar het lijkt gezien de financiële situatie van de landen en de uitdagingen waar die voor staan, weinig realistisch dat zij reeds in 2023 aan hun betalingsverplichtingen gaan voldoen. Hoe kijkt de Staatssecretaris hiernaar? Wat zijn de afspraken op dit gebied?

Ook de Algemene Rekenkamer verwijst hiernaar. De Rekenkamer geeft een positief oordeel over zowel het BES-fonds als het begrotingshoofdstuk Koninkrijksrelaties. Datzelfde geldt voor de financiële verantwoordingsinformatie. Dat is goed nieuws. Wel blijven er onregelmatigheden bestaan op het gebied van de informatiebeveiliging. Collega Van den Berg refereerde daar al aan. Helaas is dit niet voor het eerst. Alle verbeterplannen ten spijt is hierop weinig voortgang, terwijl dit toch echt van essentieel belang is. Kan de Staatssecretaris aangeven waarom zij er maar niet in slaagt om de onvolkomenheden weg te werken? Dit is een onderwerp waar zij als bewindspersoon bovendien een eigen verantwoordelijkheid voor heeft qua beleidsterrein. Wat is ervoor nodig om volgend jaar niet weer dezelfde aantekening te krijgen? Hoe gaat de Staatssecretaris de aanbevelingen van de Rekenkamer op dit punt opvolgen?

De VVD heeft zorgen over de onvolkomenheden die de Rekenkamer adresseert ten aanzien van het financieel beheer van de RCN-unit Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het lijkt de VVD toch essentieel dat de controle op rechtmatigheid van de uitkeringen op orde is. Ook daar refereerde collega Van den Berg al aan. Hoe stuurt de Staatssecretaris op het verbeteren hiervan?

Voorzitter. Dan heb ik toch nog wat algemene woorden van zorg over het financieel beheer van met name de landen. De financiën moeten echt op orde komen en dan niet alleen op papier, maar duurzaam en meerjarig. We zijn nu twaalf jaar na 10-10-10 en we moeten concluderen dat de landen hun financieel beheer nog niet op orde hebben. Soms lijkt het erop dat men dat niet wil verbeteren. Zo baarden de laatste geluiden uit Aruba over de opvolging van de aanbevelingen van het CAft de VVD zorgen. Wij hebben daar ook Kamervragen over gesteld. Voor de VVD is toezicht een belangrijk onderdeel bij de landspakketten en een voorwaarde voor het verkrijgen van financiële steun.

De VVD heeft kennisgenomen van het feit dat de besluitvorming over het COHO wederom is uitgesteld. Het lijkt erop dat nu het geld wordt verstrekt, er wordt terugonderhandeld op de voorwaarden. Dat is de VVD een doorn in het oog. Natuurlijk is het einddoel dat hervormingen ook daadwerkelijk worden bereikt, maar dat kan niet zonder een deugdelijke toezichtstructuur. Ik heb de collega's goed gehoord over het risico dat wij dat vanuit Nederland willen opleggen, maar ik wil toch benadrukken dat het COHO er juist is zodat wij niet vanuit Nederland opleggen wat wij willen. Dat is een onafhankelijk instituut, juist zodat we de hervormingen door kunnen voeren die voor de mensen in die landen heel erg belangrijk zijn. Dat is namelijk o zo nodig voor de bevolking. Wanneer is voor de Staatssecretaris het punt bereikt van genoeg is genoeg? Voor de VVD zitten wij daar inmiddels in de beurt. Het is echt aan de landen om nu aan de slag te gaan. Ik heb gelezen in de brief van de Staatssecretaris dat de landen met een voorstel komen. Ik wacht dat af, maar ik hoop dat dit echt een ander traject gaat worden dan met de geschillenregeling, want daar zit nog steeds geen voortgang in.

Voorzitter. Gelet op de samenhang met dit debat, wil ik toch nog even stilstaan bij de brief van afgelopen vrijdag, waarvoor dank. Het valt de VVD wel op dat veel middelen en afspraken vooral zien op subsidies en aanvullende uitkeringen en in mindere mate op het vergroten van het verdienvermogen, terwijl volgens de VVD juist daar de sleutel voor een duurzame en zelfvoorzienende toekomst ligt. Kan de Staatssecretaris aangeven welke initiatieven op dit punt worden ondernomen? Hoe staat het bijvoorbeeld met het verbeteren van het innen van belasting in de landen? Ik blijf het ingewikkeld vinden om Nederlands belastinggeld in te zetten, terwijl daar niet of nauwelijks belasting wordt geïnd en er nog steeds een cultuur heerst waarbij vrienden en familie worden ontzien. Datzelfde geldt voor de salarissen van de politieke ambtsdragers en topambtenaren.

De VVD heeft kennisgenomen van het feit dat de afspraak om de ambtenarensalarissen met 12,5% af te bouwen, is versoepeld. De VVD kan dit volgen waar het de gewone ambtenaar betreft, ook gelet op de prijsstijgingen. Maar wat ons betreft kan dit niet zo zijn voor de politieke ambtsdragers en de topambtenaren. Het moet echt een randvoorwaarde blijven dat de landen hieraan voldoen. Kan de Staatssecretaris dat toezeggen?

Tot slot, voorzitter. De VVD heeft kennisgenomen van de brief over de stand van zaken in Sint-Eustatius. Het is in ons aller belang dat we zo snel mogelijk teruggaan naar normale en stabiele verhoudingen. Hierbij heb ik niet voor niets het woord «stabiel» toegevoegd. De wens om snel te acteren mag niet ten koste gaan van de kwaliteit. De ingreep was immers niet voor niets. In dat licht acht de VVD het verstandig dat qua budgetverantwoordelijkheid nog een pas op de plaats is ingebouwd. Maar kan de Staatssecretaris wellicht iets specifieker aangeven wat de exacte afspraken zijn in dit kader en hoe wij als Kamer kunnen toetsen of en, zo ja, wanneer er aan alle voorwaarden is voldaan?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Ik kijk even of er interrupties zijn. Nee. Dan geef ik het voorzitterschap terug aan mevrouw Kamminga.

Voorzitter: Kamminga

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van den Berg. Ik kijk even naar de Staatssecretaris hoelang zij denkt nodig te hebben voor de beantwoording. Ongeveer twintig minuten, zegt de Staatssecretaris. Zullen we dan om 11.30 uur de vergadering hervatten? Dan schors ik tot 11.30 uur.

De vergadering wordt van 11.08 uur tot 11.30 uur geschorst.

De voorzitter:

Goedemorgen, allemaal. Welkom terug bij dit WGO, bij dit wetgevingsoverleg. Ik heb het signaal gekregen dat een aantal van u graag nog even een korte schorsing zou willen hebben na de eerste termijn van de Staatssecretaris om te kunnen overwegen of die nog aanleiding geeft tot moties. Ik wil daar ongeveer tien minuten de tijd voor nemen. Ik stel voor dat we proberen om de termijn van de Staatssecretaris om 12.20 uur af te ronden. Dan kunnen we daarna tien minuutjes schorsen. Vervolgens hebben we nog een halfuur voor de tweede termijn van de Kamer en de Staatssecretaris. Dat is mijn streven. Ik heb al gezegd dat we wat mij betreft ongeveer drie interrupties per persoon aanhouden. Het verzoek is wel om die kort te houden. De interrupties moeten geen hele beschouwingen zijn. Ik vraag u dus om u vooral te focussen op de vragen aan de Staatssecretaris.

Het woord is aan de Staatssecretaris voor de beantwoording in de eerste termijn.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dank u wel, voorzitter. Bon dia, good morning, goedemorgen aan de mensen die wellicht ook aan de andere kant van de oceaan meekijken en meeluisteren. Het is wel heel spannend of dat het geval is, want het is daar 05.30 uur in de ochtend. De mensen die mee wilden kijken, moesten wel heel erg vroeg hun bed uit. Ik weet zeker dat Erwin Arkenbout aan het kijken is. Voor hem alvast veel complimenten. Ik denk echt dat het heel erg belangrijk is – dat hebben we de vorige keer ook geconstateerd – dat we het de volgende keer echt anders doen. We hebben met z'n allen veel gesproken over «met elkaar» en niet over «zonder elkaar» of «over elkaar». Daarbij speelt, denk ik, het tijdstip van het debat ook een belangrijke rol.

Voorzitter. We kijken vandaag in dit debat vooral weer terug naar het jaarverslag van Koninkrijksrelaties en het BES-fonds. In uw bijdragen ging het ook over vooruitkijken, over hoe we aan het werk moeten om samen dingen voor elkaar te krijgen. U heeft een groot aantal vragen gesteld. Na mijn korte introductie ga ik daar graag op in.

Ik wil beginnen met een punt dat een aantal van u duidelijk heeft benoemd. Op 1 juli, afgelopen vrijdag, werd namelijk Ketikoti herdacht, het slavernijverleden dat wij als land hebben, het slavernijverleden dat wij delen met de eilanden. Ik zou daarbij vooral willen refereren aan de speech van mijn collega Franc Weerwind bij de herdenking in Amsterdam. Hij sprak daar een aantal woorden naar aanleiding van een lied van Sam Cooke: A Change Is Gonna Come.

Ik denk dat het ook heel erg belangrijk is om aan te geven dat uw Kamer niet de enige is die over dit onderwerp debatteert en nadenkt. U heeft de afgelopen tijd een aantal hoorzittingen gehad. U bent van plan om te gaan reizen, zowel naar Suriname als naar het Caraïbisch gebied. Het kabinet heeft echter ook aangegeven voor het einde van dit jaar een antwoord te willen geven op de aanbevelingen van de Dialooggroep Slavernijverleden. We willen daar, met de input vanuit uw Kamer, mee aan het werk. We kunnen natuurlijk wel al aangeven dat we bij het thema gelijkwaardigheid – dat speelt in het coalitieakkoord een belangrijke rol – in de relatie met het Caraïbisch deel van het Koninkrijk, inzetten op samenwerken en samen aan het werk zijn. Dat doen we niet alleen maar in termen van «bedenken wat je wil», maar vooral ook in termen van «samen nadenken over wat nodig is». Gelijkwaardigheid binnen het voorzieningenniveau is natuurlijk ook ongelofelijk belangrijk.

U heeft een grote hoeveelheid vragen gesteld over zowel Caraïbisch Nederland als de landen. Ik zou daar alvast een paar dingen over willen zeggen. Er wordt natuurlijk gekeken naar het woningtekort en de huurprijzen. Ik heb het dan met name over Caraïbisch Nederland. Twee weken geleden was ik daar samen met de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening op bezoek. We hebben gekeken wat er nodig is en wat we kunnen doen om dat probleem aan te pakken. Ik zal daar zo meteen bij de beantwoording van de vragen nog wat preciezer op terugkomen. Hugo de Jonge en ik hebben gezien wat de problematiek is. Er zijn onvoldoende huizen, met name voor de lokale bevolking. Er zijn weinig betaalbare huizen. Er is werk te doen op het gebied van ruimtelijke ordening. We moeten ervoor zorgen dat de eilanden zo mooi blijven als dat ze zijn. We moeten ervoor zorgen dat passende activiteiten een kans krijgen en dat niet-passende activiteiten juist geen kans krijgen.

Ik ben ook blij dat we in de afgelopen tijd, dus tijdens dat bezoek, bestuurlijke afspraken hebben kunnen ondertekenen met de landen. Ik heb u daar afgelopen vrijdag nog een brief over gestuurd. Die afspraken gaan over een groot aantal thema's die te maken hebben met het versterken van het lokaal bestuur, het zorgen voor vooruitgang voor de mensen die op de eilanden wonen, zowel financieel-economisch als anderszins, en het zo veel mogelijk vermijden van incidenten en problemen. Er is ook gesproken over het mediationtraject op Statia. We hebben de bestuurlijke afspraken onderbouwd met een heleboel middelen die we ter beschikking hebben, bijvoorbeeld de 30 miljoen die we hebben ingezet voor het verlagen van de kosten en het verhogen van de uitkeringen. Daar hoort ook het minimumloon bij. We gaan een gemeenschappelijk referentiekader ontwikkelen om te zorgen dat we precies weten welk voorzieningenniveau nodig is. Daarbij hoort ook een akkoord, dat onderbouwd is met extra middelen, voor het beheer en het behoud van de natuur en het milieu.

Wat betreft de Caribische landen is er in de afgelopen tijd veel ingezet om ervoor te zorgen dat we gezamenlijk verder komen. De covidpandemie heeft een enorme slag gemaakt op de eilanden, niet in de laatste plaats door de grote afhankelijkheid van toerisme. Om die reden is er ook steun verstrekt, zowel feitelijke steun, in termen van financiële hulpmiddelen voor medische ondersteuning, zoals vaccins en doktoren, als liquiditeitssteun. Uw vragen gingen met name over: hoe zorgen we ervoor dat we die afspraken aan de ene kant hanteren maar dat ze aan de andere kant ook daadwerkelijk uitvoerbaar zijn voor de landen?

Ik zal zo meteen ingaan op de ontwikkelingen rondom het COHO, de voortgang van de rijkswet en de vragen die u daarover heeft gesteld, en niet in de laatste plaats op het bredere vraagstuk van de verhoudingen tussen de landen in ons Koninkrijk en hoe we daarin gemeenschappelijke doelen kunnen bereiken.

Ik zou deze introductie willen afsluiten door te zeggen dat er in de afgelopen zes maanden op basis van het coalitieakkoord veel is gebeurd. Er zijn bestuursakkoorden getekend en er is geld ter beschikking gesteld. We zijn aan het werk gegaan en dat doen we zo veel mogelijk samen met de mensen van de eilanden, niet in de laatste plaats omdat dat wat mij betreft hoort, maar vooral ook omdat dat nodig is om de goede dingen te kunnen doen. De gesprekken die ik gehad heb met veel gewone inwoners van de eilanden, dus niet zozeer met de politici, geven mij de indruk dat dat ontzettend wordt gewaardeerd, dat dat zeer belangrijk is en dat we vooral ook op deze weg verder moeten gaan.

Ik wil overgaan op het geven van de antwoorden. Ik zal beginnen met het onderwerp Caribisch Nederland en daarna de landen.

De voorzitter:

Voordat u daaraan begint, Staatssecretaris, heeft de heer Van Raan een vraag.

De heer Van Raan (PvdD):

Dat lijkt mij gepast aan het einde van de algemene inleidende woorden van de Staatssecretaris. Sam Cooke zong ook Don't Know Much About History. We hebben allemaal op onze eigen manier in onze bijdrage geprobeerd duidelijk te maken hoe dat problematische en koloniale verleden, en de ongelijkheid die toen ontstaan is, nog steeds voortbestaan. Er is nog steeds een situatie van ongelijkheid. De een bracht dat wat meer naar voren dan de ander; daar moet ik ook eerlijk in zijn. Mijn vraag is of de Staatssecretaris bereid is om daarop te reflecteren. Zijn de inspanningen van het kabinet erop gericht om die ongelijkheid, voor zover die er is, echt zo snel mogelijk te verminderen? Want het lijkt erop dat er een aantal ontwikkelingen aan de gang zijn die die ongelijkheid helemaal niet terugdringen. We gaan op een aantal gebieden de verkeerde kant op. Het zou fijn zijn als de Staatssecretaris daar ook iets over kan zeggen.

Staatssecretaris Van Huffelen:

We hebben in het coalitieakkoord opgeschreven dat we op weg zijn naar een gelijkwaardig voorzieningenniveau, in de brede zin van het woord. Dat gaat niet alleen maar over inkomen of de kosten van levensonderhoud, maar ook over allerlei andere terreinen. Denk bijvoorbeeld aan huisvesting. We hebben daar met het coalitieakkoord ook middelen voor vrijgemaakt. In de brief die ik afgelopen vrijdag heb gestuurd, is ook aangegeven hoe we dat willen doen. Aan de ene kant willen we zorgen voor een verhoging van het inkomen en aan de andere kant blijven we steunen om de kosten van levensonderhoud zo laag mogelijk te houden. Dat tweede is lastig, want het is nu eenmaal zo dat op kleine eilanden, waar je alles moet importeren, kosten van levensonderhoud vaak groter zijn. Denk daarbij ook aan bijvoorbeeld watervoorziening, die voor een groot deel moet worden gerealiseerd op basis van het ontzilten van zeewater. Dat is gewoon kostbaar; daar is veel elektriciteit voor nodig. Daar zijn we heel hard mee aan het werk. Het toewerken naar dat gelijkwaardige voorzieningenniveau is heel erg belangrijk.

Het onderwerp comply or explain speelt daar ook een belangrijke rol in. Wat volgt, is een van de thema's die we in dit kabinet hebben afgesproken. We willen dat wat we tot referentiepunt verklaren op de verschillende onderwerpen – of het nou gaat om onderwijs, gezondheid, huisvesting of het sociaal minimum – ook gezamenlijk definiëren. Dat willen we dus ook samen met de eilanden doen, om ervoor te zorgen dat ook helder is wat we dan verstaan onder dat thema van dat gelijkwaardige voorzieningenniveau. De situatie op de eilanden kan namelijk ook heel anders zijn. Soms zou het totaal dom zijn om precies dezelfde regelingen allemaal door te voeren. Aan een warmtepomp heb je op de eilanden bijvoorbeeld niet zo veel, maar het goed investeren in wind- en zonne-energie om de energievoorziening niet alleen maar te verduurzamen, maar ook de kosten daarvan te drukken, is natuurlijk wel heel erg belangrijk. In de komende tijd willen we graag verder werken aan dit soort onderwerpen. Dat doen we op weg naar dat gelijkwaardige voorzieningenniveau en om ervoor te zorgen dat dat ook op basis van een gedeeld beeld gebeurt.

Ik vind het wel heel belangrijk om daarbij ook op te merken dat het natuurlijk wel een soort pad is. We kunnen dat niet van de ene op de andere dag allemaal voor elkaar krijgen. Maar we gaan er wel heel erg hard aan werken om dat voor elkaar te krijgen. Op sommige punten hebben we daar ook wel heel veel urgentie voor nodig. Ik kom daar zo in beantwoording van de vragen op terug. Denk bijvoorbeeld aan de voorzieningen als dat notariaat. Als het er nu niet is, moeten we er wel voor zorgen dat het er zo snel mogelijk wel komt. Punt.

De voorzitter:

De heer Van Raan heeft een vervolgvraag.

De heer Van Raan (PvdD):

Ik plaats dat streven naar die gelijkwaardigheid zelf vanaf het begin, vanaf 1863. Het zou misschien goed zijn als we dat allemaal deden. De Staatssecretaris merkte op dat we met een pad bezig zijn. Daar zijn we dus al heel lang mee bezig en niet vanaf het begin van deze kabinetsperiode. Ik zou graag de inleidende woorden van de Staatssecretaris, die ik zeer waardeer, willen wegen, meten en afmeten aan wat zij bij haar punten gaat zeggen. Misschien kan ze dat meenemen, bijvoorbeeld bij het punt van die energievoorziening op Bonaire. Daar is een fossiele infrastructuur opgetuigd, terwijl er voor hetzelfde geld een duurzame voorziening had kunnen worden opgetuigd. Dat is niet gebeurd. Twee: de plannen van Landgoed Bolivia. Die zijn erop gericht om 10% van het eiland tot een verdienmodel van 100 miljoen euro te maken. Dat is niet een bedrag dat ik verzin. Daarmee worden duurdere woningen gebouwd. Ik zou graag zien dat de Staatssecretaris de opmerkingen die ze daarover gaat maken, ook afzet tegen wat ze gezegd en verteld heeft over het streven naar gelijkwaardigheid. Dat bepaalt namelijk of de woorden waarde hebben, of dat het alleen mooie woorden zijn.

De voorzitter:

Dan zien we dit vooral als een aanmoediging voor de Staatssecretaris om dat te betrekken bij de beantwoording op de specifieke punten. De Staatssecretaris vervolgt haar betoog.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Ik begin bij de vragen die gesteld zijn over Caribisch Nederland. Dan begin ik met de sociale situatie, bestuur en financiën. Ik probeer dat zo snel mogelijk te doen, voorzitter, maar er zijn best veel vragen gesteld, dus ik heb helaas wel wat tijd nodig om ze goed te beantwoorden.

Naar aanleiding van de stand van zaken rondom het ijkpunt sociaal minimum werden er een paar vragen gesteld. Hoe zit dat nou precies in elkaar? Waarom is er geen AOW, bijstand, minimumloon enzovoort, enzovoort? Het ging ook over het vaststellen van een eventueel nieuw ijkpunt. Laat ik daar een aantal dingen over zeggen. Minister Schouten en ik – zij heeft onlangs ook de BES-eilanden bezocht – maken ons allebei zorgen over de gestegen lasten, met name voor energie en voedsel. Dat hangt natuurlijk heel erg met elkaar samen. Er is wereldwijde inflatie, ook als gevolg van de ontwikkelingen in Oekraïne. Een aantal van u heeft daar ook aan gerefereerd. Dat betekent dat de lasten op de eilanden zijn gestegen.

Overigens zijn er specifiek nog extra middelen toegewezen om de sociale minima en mensen met een lager inkomen – het gaat dan om mensen die tot 130% van het sociaal minimum verdienen – te helpen en ze daadwerkelijk een extra bijdrage te geven, in lijn met wat we in Nederland hebben afgesproken. Het is wel goed om dat te benoemen. Het kabinet vindt dus ook dat dit gelijkwaardige niveau er moet komen. Als het gaat om het ijkpunt sociaal minimum is dat er op dit moment nog niet. Het eerste wat wij gaan doen, is dus met behulp van de extra middelen uit de envelop Caribisch Nederland, dus die envelop van structureel 30 miljoen euro per jaar, stappen zetten om aan de ene kant te werken aan de inkomenskant, en aan de andere kant aan de kostenkant.

Bij de inkomenskant is het wel belangrijk dat wij natuurlijk direct invloed hebben op de uitkeringen, maar dat werkgevers ook mee moeten als het gaat om de lonen. Daarover is overleg geweest tussen Minister Schouten en de socialedialoogpartners, bijvoorbeeld op Bonaire, om te kijken hoe we dat stapsgewijs kunnen inrichten, zodat het ook draaglijk is aan de kant van de werkgevers. Om die reden worden het wettelijk minimumloon en de uitkeringen vanaf 2023 jaarlijks verhoogd. Dat betekent dat het in 2025, dus twee jaar later, op het sociaal minimum ligt. Dat is 28% extra op Bonaire, 18% extra op Sint-Eustatius en 23% extra op Saba. Het bedrag van een zelfstandig wonende alleenstaande in de onderstand – dat is, zeg maar, de bijstand in Caribisch Nederland – gaat stapsgewijs van 55% naar 70%. De kinderbijslag wordt met 10 dollar verhoogd per 1 juli 2022; dat is dus afgelopen vrijdag ingegaan. Per 1 januari 2023 wordt die nog een keer verhoogd met 10 dollar per maand per kind. Er wordt een werkloosheidsregeling ingevoerd in Caribisch Nederland en er zijn die structurele subsidies voor drinkwater en telecom, die ervoor zorgen dat de kosten van levensonderhoud naar beneden gaan.

Het is goed om te weten dat dat ijkpunt natuurlijk geen vast gegeven is; daar heeft een aantal van u ook iets over gezegd. Want de prijsontwikkeling is er. Wat van belang is, is dat het Ministerie van Sociale Zaken en de Minister voor Armoedebeleid specifiek aan de slag gaan om te zorgen dat dat ijkpunt sociaal minimum niet uit de pas loopt met de kosten van levensonderhoud en dat het dus meegroeit met de prijsontwikkelingen door een jaarlijkse indexatie daarvan. Zoals al aangekondigd, ontvangt u na de zomer een voortgangsrapportage om te kijken wat er nodig is om die indexering verder vorm te geven. Natuurlijk wordt er ook gekeken naar de effecten van die maatregelen zoals we die al hebben getroffen. Er zal in 2025 nog een nieuw onderzoek worden gedaan naar dat ijkpunt. Dus we gaan de eerste stappen zetten op basis van de envelop van 30 miljoen zoals we die hebben toegewezen. We houden goed in de gaten in hoeverre de prijsontwikkelingen ook nopen tot het indexeren van het ijkpunt sociaal minimum en dat zullen we dan ook doen. In 2025 zullen we kijken waar we dan staan en welke extra stappen dan nodig zijn om te zorgen dat die kosten ook omhooggaan. Overigens is er nog een belangrijk punt: voor de bedragen voor die extra ondersteuning vanwege de inflatie als gevolg van de wereldwijde geopolitieke situatie zijn nu de beschikkingen getekend, naar ik heb begrepen, dus die kunnen ook worden uitgekeerd.

De voorzitter:

Voor u uw betoog vervolgt, had ik een verzoek voor een interruptie van in ieder geval de heer Van Raan, volgens mij, maar ik kijk even ... Ja, ook mevrouw Wuite.

Mevrouw Wuite (D66):

Voorzitter, dank u wel. Toch nog even ter verheldering. Ik ben zeker geen socialezekerheidsspecialist, maar ik heb me altijd laten vertellen – in de documenten heb ik dat ook teruggezien – dat het sociaal ijkpunt, dat we nu gebruiken als referentie voor waar we naartoe werken voor 2025, iets anders is dan het vaststellen van een sociaal minimum, namelijk een minimum dat je nodig hebt om te kunnen leven. Ik heb begrepen dat dat sociale ijkpunt ligt onder wat mensen nodig hebben in de Caribische bijzondere gemeenten. Kan de Staatssecretaris dit nog verder duidelijk maken? Is het sociale ijkpunt hetzelfde als een sociaal minimum? Want dan heb ik wat dat betreft meer helderheid, ook met betrekking tot de vraag die ik eerder stelde.

Staatssecretaris Van Huffelen:

We hebben ons beleid ingezet om dit te verhogen, omdat dit onvoldoende was. Er is dus een ijkpunt voor het sociaal minimum. Dat zit verder weg in de tijd. Dat betekent dat er gegroeid werd richting dat ijkpunt op basis van het akkoord dat eerder gesloten is. We hebben gezegd: we willen dat pad versnellen, want we vinden dat het nodig is om het minimumloon en de uitkeringen te verhogen. Dat doen we op basis van de middelen die daarvoor op dit moment zijn vrijgemaakt. Het is belangrijk dat ook dat weer wordt geïndexeerd en dat we dus goed kijken naar hoe het prijsniveau op de eilanden zich ontwikkelt. We zien nu al dat de inflatie toe is genomen als gevolg van de situatie wereldwijd, de prijsontwikkelingen wereldwijd. We groeien in stapjes toe naar dat ijkpunt. Vervolgens wordt gekeken of dat ijkpunt daadwerkelijk nog verder moet worden aangepast. We beginnen nu met stapsgewijs ingroeien naar het ijkpunt minimumloon, dat de afgelopen periode nog niet bereikt was. Vervolgens zetten we in op kijken of dat ook voldoende is voor de toekomst.

De voorzitter:

Ik zie dat dat nog een vraag oproept bij mevrouw Wuite.

Mevrouw Wuite (D66):

Ik weet niet of dit mijn tweede vraag is, want dat zou ik eigenlijk willen voorkomen.

De voorzitter:

Het is een vervolgvraag, tenzij u echt een ander onderwerp aansnijdt. Als het een vervolgvraag is, dan wordt die ...

Mevrouw Wuite (D66):

Dit is nog niet helemaal helder. Ik denk ook dat het niet volledig een antwoord is op de vraag die ik gesteld heb. Dat komt misschien omdat ik de vraag niet helemaal helder heb gemaakt. Is een sociaal ijkpunt nou hetzelfde als het sociaal minimum of niet?

Staatssecretaris Van Huffelen:

Het ijkpunt is het sociaal minimum. Nou ja, hier gelden twee dingen. Het ligt net een beetje genuanceerder. Een tijdje geleden is er een overeenkomst gekomen om een ijkpunt te definiëren voor het sociaal minimum op de eilanden van Caribisch Nederland. Het kabinet heeft in het coalitieakkoord gezegd dat het vindt dat het minimumloon omhoog moet. We moeten dus in stapjes, sneller dan we eerst hadden gedacht, toegroeien naar dat sociaal minimum. Het is relevant om te zeggen dat we daar ook middelen voor hebben vrijgemaakt. Dat gaan we dus ook doen. Dat doen we in stapjes, omdat niet alleen de uitkeringen omhooggaan, maar ook de werkgevers mee moeten met het verhogen van het minimumloon. Dat heeft natuurlijk effect op de lasten van werkgevers. We zorgen natuurlijk voor een indexering in verhouding tot de prijzen. Dat doen we jaar op jaar op jaar, maar in 2025 maken we opnieuw de balans op en dan bekijken we of het dan wel of niet voldoende is gegroeid. We zijn nu dus op een groeipad voor het verhogen van het minimumloon en de uitkeringen. Dat staat nog even los van de andere dingen die ik opnoemde: verder subsidiëren en ondersteunen voor de kosten van levensonderhoud en zorgen dat er een werkloosheidsuitkering komt. Die was er niet. De definitieve vaststelling – is dit nu al voldoende gegroeid? – vindt nog een keer plaats in 2025.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zie dat mevrouw Van den Berg en de heer Van Raan een vervolgvraag hebben. De heer Van Raan was eerder.

De heer Van Raan (PvdD):

Even op dit punt. Ik denk dat de vraag die mevrouw Wuite stelde, heel relevant is. Ik had eigenlijk dezelfde vraag. Volgens mij werden wij beiden getriggerd doordat de Staatssecretaris in haar allereerste aanloop naar dat minimum zei: dan hebben we in 2025 het sociaal minimum bereikt. Ik zie dat de Staatssecretaris eigenlijk «het sociaal ijkpunt» bedoelde. Oké, dat is dan duidelijk. Dat is dus nog niet het sociaal minimum zoals we dat in Nederland voor de voorzieningen kennen. Als ik de Staatssecretaris goed begrijp, blijven we eigenlijk zitten met het uitgangspunt van het ijkpunt, namelijk kostenverlaging. Klopt dat? Het sociaal minimum heeft een ander uitgangspunt. Moet ik het zo zien? Laat ik het even voor de scherpte anders formuleren. Hoe wordt in de ogen van de Staatssecretaris het sociaal ijkpunt gedefinieerd, hoe definiëren we in deze context het sociaal minimum en wat is het verschil?

Staatssecretaris Van Huffelen:

Het ijkpunt was een vastgesteld bedrag. We groeien toe naar een bedrag – wat dat is, weet ik even niet uit mijn hoofd – dat ervoor zorgt dat zowel de inkomens als de uitkeringen omhooggaan. Het ijkpunt sociaal minimum hadden we nog niet bereikt en dat hebben we ook nog niet bereikt. We willen stapsgewijs omhooggaan om ervoor te zorgen dat we dat gaan bereiken. Omdat we ondertussen rekening willen houden met de wereldwijde inflatie enzovoort, wordt dat bedrag wel geïndexeerd. Bovendien gaan we in 2025 opnieuw kijken of dat voldoende is. Even voor de helderheid: we kijken daarbij naar twee factoren. We kijken daarbij niet alleen maar naar het inkomen. We kijken daarbij inderdaad ook naar de kosten van levensonderhoud. Het is natuurlijk van belang om ook die kosten mee te wegen, want anders heb je een uitkering of een inkomen waar je alsnog niet van rond kunt komen. Het idee is dat we naar iets toegroeien waarmee je dat wel kunt.

De voorzitter:

De heer Van Raan, een vervolgvraag.

De heer Van Raan (PvdD):

Dan blijft de vervolgvraag staan. Misschien moet ik het omkeren. We willen dit gelijkwaardig of gelijk hebben. Zou het denkbaar zijn dat we het begrip «sociaal ijkpunt» voor het Nederlandse deel van het Koninkrijk introduceren? Dan zijn we gelijk. Maar ik denk niet dat dat de bedoeling is. Kennelijk is er dus een verschil – niet alleen in naam, maar ook in hoogte, in de uitvoering of in de dekkingsgrond – tussen wat je een sociaal ijkpunt noemt en wat geldt voor het Caribisch gedeelte van het Nederlandse koninkrijk, en wat we het sociaal minimum noemen. Ik denk dat wij hier op zoek zijn naar dat verschil, in definitie en dekkingsgrond. Wat is dat nou? Misschien is dat voor de collega's wel duidelijk, maar dat is mij in ieder geval niet duidelijk.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dit kabinet vond bij de start dat het sociaal minimum, het niveau van de uitkeringen en de salarissen, onvoldoende was. Dat is al vastgesteld in een eerder afgesloten akkoord, het Akkoord van Kralendijk, waarin staat: dit is onvoldoende; we moeten toegroeien naar een ander niveau. Dat heet dan «het ijkpunt». De kern is dat wij ook in dit kabinet hebben gezegd dat dat ingevuld moet worden: we moeten ervoor zorgen dat het minimumloon en de uitkeringen omhooggaan en we moeten ook voor Caribisch Nederland bijvoorbeeld zoiets als een werkloosheidsuitkering gaan realiseren. Maar dat doen we niet in één stap. We gaan vanaf dit moment niet in één stap naar dat niveau, ook omdat dat niet haalbaar is voor bijvoorbeeld werkgevers. Maar we willen er wel naartoe groeien. We moeten blijven onderzoeken – dat doet vooral Minister Schouten, maar we doen dat ook samen – of dat uiteindelijk ook voldoende is. Die stapjes die we nu omhoog zetten, helpen voor wat betreft het sociaal minimum. Maar ook het invoeren van de subsidie voor bijvoorbeeld water en telecom helpt natuurlijk om de kosten van levensonderhoud naar beneden te halen. Dat draagt ook bij aan de verduurzaming van de energievoorziening op de drie eilanden van Caribisch Nederland. Maar in 2025 stellen we vast of we voldoende zijn gegroeid.

Nogmaals, van de uitvoering van dit hele stelsel, dus van de stappen die we gaan zetten, komt vlak na de zomer een voortgangsrapportage. Daarin zal Minister Schouten uitleggen hoe een en ander in de komende tijd precies zal worden ingevuld. Maar de kern van alles blijft: we vinden natuurlijk dat iemand moet kunnen rondkomen van een uitkering op de eilanden, en dat we rekening moeten houden met de lokale omstandigheden, die maken dat sommige dingen goedkoper maar ook een heleboel dingen duurder zijn enzovoort, enzovoort.

De voorzitter:

Dank aan de Staatssecretaris. Eerst mevrouw Van den Berg en daarna de heer Ceder.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Ik ga nog even door op dit punt. De Staatssecretaris zei heel terecht: we zijn op weg naar gelijkwaardige voorzieningen. Gelijkwaardig hoeft niet gelijk te zijn. Een simpel voorbeeldje: de hele ziektekostenvoorziening, en ook de financiering daarvan, is op de eilanden anders georganiseerd dan in Nederland. In Nederland besteden we geld om het vooral warm te krijgen, maar op de eilanden besteden we geld om het juist wat koeler te krijgen. Ik denk dus dat het woord «gelijkwaardig» op z'n plaats is. Ik heb ook al aangegeven dat dit wat ons betreft een groeipad is en dat je ook moet kijken naar zelfvoorzienendheid en andere kosten, zoals voor telecom en water, die de Staatssecretaris terecht noemde. Misschien moet je dat dus ook wel op een andere manier organiseren. In het coalitieakkoord staat dat we iedere vier jaar een onderzoek gaan doen om het sociaal minimum te bepalen. Betekent dat dan ook dat dezelfde elementen worden getoetst bij het onderzoek op de BES-eilanden? Als de Staatssecretaris daar liever in een brief op terugkomt of dat mee wil nemen in de zomerbrief, dan is dat wat ons betreft prima. Maar ik denk dat we met elkaar even aan het zoeken zijn of dit nou eenzelfde soort aanpak is, waarbij je er dus wel rekening mee houdt dat de omstandigheden anders zijn en dat je daardoor misschien tot andere oplossingen komt.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Ik denk dat het goed is dat ik de Minister van Sociale Zaken en de Minister voor Armoedebeleid specifiek vraag of alles wordt meegenomen op dezelfde manier als in Nederland. Dat kan ik niet helemaal overzien. De kern is dat je de kosten van levensonderhoud ook in brede context meeneemt. Ik kan schriftelijk zeker terugkomen op de vraag hoe we dat precies willen inrichten om inderdaad dat gelijkwaardige voorzieningenniveau te realiseren. Dat betekent dus ook dat we ervoor zorgen dat mensen in principe kunnen rondkomen van een uitkering of van het minimumloon.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Toch even een verduidelijkende vraag. Sinds mijn aantreden als Kamerlid hebben we het al over dit ijkpunt. Het was inderdaad ook voor mij verwarrend. We zeggen namelijk dat we gelijkwaardige voorzieningen willen, maar zullen inderdaad ook wat aan het kostenaspect moeten doen, dus niet alleen aan de inkomenskant. Maar er blijft wel wat verwarring bestaan, volgens mij doordat niet hardop wordt uitgesproken wat er aan de hand is. Volgens mij werken we ernaartoe en nemen we goede stappen, maar klopt het dat het besteedbaar inkomen van iemand die van het minimum leeft op de BES-eilanden zowel in absolute zin – dat snap je – als in relatieve zin lager is dan dat van iemand die van het minimum leeft in Nederland? Volgens mij is dat het probleem. We werken daarnaartoe door aan de kostenkant verlagingen door te voeren en ook wat aan de inkomenskant te doen. Maar klopt het dat dat nu het punt is, dus dat daarin een ongelijkheid zit die we met elkaar eigenlijk niet zouden moeten willen?

Staatssecretaris Van Huffelen:

Ja, er is ongelijkheid. Dat willen we ook veranderen. Het kabinet heeft bij de start, bij het coalitieakkoord, middelen vrijgemaakt die ook gericht zijn op het maken van die inhaalslag. Overigens is het wel echt goed om de lokale omstandigheden te wegen, zowel in de plus als in de min, om te zorgen dat je daadwerkelijk de goeie stappen zet. Met een groot pakket zetten we nu aan de inkomenskant en de kostenkant in op het verbeteren van de situatie. We realiseren ons dat we daarbij rekening moeten houden met de inflatie en met wat er gebeurt in de wereld om ons heen. Ook willen we, als het onvoldoende zou blijken te zijn, in 2025 een nieuw ijkpunt gaan bepalen. Maar het is op dit moment niet hetzelfde als in Nederland.

De voorzitter:

De heer Ceder voor een vervolgvraag.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Het zit ’m in die laatste zin. Ik snap dat het ’m niet zit in de lokale context van de eilanden. Zowel aan de kostenkant als aan de inkomenskant doen we er alles aan. Volgens mij zetten we ook goeie stappen. Maar het gaat om de constatering dat het relatief besteedbaar inkomen – dus niet in absolute zin, want de kosten zijn anders – voor een inwoner op de BES-eilanden die van het minimum leeft, lager is dan iemand die in het Europees deel van Nederland woont. Dat is de ongelijkheid waarin volgens mij het verschil zit. De vergelijking tussen iemand in Europees Nederland en iemand in Caribisch Nederland zouden we daarom wat vlotter willen trekken. Volgens mij zit het ’m daarin, niet in absolute maar in relatieve zin.

De voorzitter:

En uw vraag is?

De heer Ceder (ChristenUnie):

Is de Staatssecretaris het daarmee eens?

Staatssecretaris Van Huffelen:

Ik kan dat niet precies zeggen. Ik vind het ook heel moeilijk om die vergelijking te maken. Het is dus denk ik goed, vooral als dat wordt meegenomen in de voortgangsrapportage ... We hebben gezegd dat we vinden dat het minimuminkomen op de BES-eilanden, in Caribisch Nederland, op dit moment te laag is. We vinden dat het moet groeien. Maar hoe de verhouding met Nederland precies is, kan ik niet helemaal aangeven. Dat is ook best ingewikkeld, omdat we niet al die kosten in beeld hebben. Maar de kern is dat we op weg zijn naar stevige groei, om te zorgen dat zowel de inkomens omhooggaan als de kosten voor levensonderhoud verlaagd worden ten opzichte van vandaag de dag.

De voorzitter:

Dank u wel. Misschien nog even voor de collega's: de Staatssecretaris heeft veel cijfers en percentages genoemd. Die zijn allemaal terug te lezen in de brieven die we afgelopen vrijdag hebben ontvangen. Staatssecretaris, vervolgt u uw betoog.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dan ga ik door met de vraag die door mevrouw Wuite is gesteld over de kinderopvang. Die gaat over de vergoeding voor kinderopvang, waarover in het coalitieakkoord is opgenomen dat die wordt verhoogd tot 95%. U vroeg: kan dat tot 100% worden verhoogd? We willen hierbij ook kiezen voor hetzelfde niveau in Caribisch Nederland als in Europees Nederland. Dat betekent dat die kosten voor kinderopvang daarmee dus ook daadwerkelijk behoorlijk worden verlaagd. Er zou natuurlijk lokaal voor kunnen worden gekozen om die verhoging nog aan te vullen met 5% om de kinderopvang daarmee voor alle ouders of voor sommige ouders goedkoper te maken, maar vanuit Nederland werken we met de ondersteuning daarvoor dus toe naar die 95%. Openbare lichamen zouden daar nog met andere keuzes aan toe kunnen gaan voegen.

De voorzitter:

Voor u verder gaat, Staatssecretaris, heb ik daar namens de VVD een vraag over, als de collega's mij dat toestaan. Dat doen ze. Want hoor ik dan goed dat de ruimte om die 5% aan te vullen er voor de openbare lichamen in Caribisch Nederland wel is?

Staatssecretaris Van Huffelen:

Ja, die ruimte is er.

De voorzitter:

Dank u wel. Vervolgt u uw betoog. O, excuus. Mevrouw Van den Berg heeft een interruptie.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Ja, dan wil ik daar nog even op ingaan. Het volgende was een punt van mevrouw Wuite, dus die wil ik ook even de credits geven. Ik baalde er naderhand van dat ik die vraag gewoon ben vergeten op te nemen. Maar we hadden het net over gelijkwaardigheid, en we hadden het erover dat gelijkwaardig niet gelijk is en dat je ook rekening moet houden met de omstandigheden daar. En 5% daar betekent relatief veel geld voor de ouders, en is aan de andere kant qua uitvoeringskosten een enorm bedrag ten opzichte van het geld dat binnenkomt. De prijzen zijn daar namelijk allemaal anders. Dus die 5% is relatief een laag bedrag, hoewel het voor de ouders veel is om te betalen, en aan de andere kant heb je er weer veel uitvoeringskosten bij. Ik zou de Staatssecretaris dus toch willen vragen – daarop hoef ik ook niet nu een antwoord te ontvangen – om hier toch nog even met alle pragmatisme naar te kijken. Als we kijken naar gelijkwaardigheid, wil dat zeggen dat we sommige dingen dan dus ook niet gelijk doen, maar dat we die ook wat anders organiseren omdat het dan ook beter uitvoerbaar is. Ik wil niet terugkomen op de Krankzinnigenwet uit 1893 die er nog steeds is, maar ik wil maar zeggen: we hebben ook op andere punten dingen nog wat anders georganiseerd, soms ook uit pragmatisme.

De voorzitter:

Dat is een aanmoediging voor de Staatssecretaris op dit punt. Die zullen we noteren. Vervolgt u uw betoog.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Die is dan bij dezen genoteerd.

Dan ga ik door naar het thema van comply or explain. Dat is een onderwerp dat aangestipt is door onder anderen mevrouw Wuite. De kern van het idee van comply or explain is eigenlijk in feite waar we het net ook al over hadden: er op een goede manier voor zorgen dat de regelingen of wetten die voor Nederland gelden en die wij met elkaar maken in principe ook gelden voor Caribisch Nederland, tenzij je vindt dat dat niet van toepassing is. Het is, denk ik, wel belangrijk om daar twee dingen over te zeggen. Het eerste is dat ik heb gemerkt dat dat op de eilanden soms heel anders wordt uitgelegd dan hoe wij dat, als kabinet in ieder geval, bedoelen. Wij bedoelen het namelijk niet ten nadele, maar ten voordele. We hebben in de afgelopen tijd juist ook achterstanden gerealiseerd omdat we wetten vaak niet een-op-een invoerden. Denk bijvoorbeeld aan het feit dat het Groeifonds of bepaalde subsidies niet golden voor de eilanden. We vinden juist dat die wel moeten gelden voor de eilanden, maar soms misschien net een beetje anders omdat dat nou eenmaal anders werkt.

Maar, om dat gelijkwaardige voorzieningenniveau te houden en dat ook verder nog te ontwikkelen voor zover dat niet gelijkwaardig is, moet de kern zijn dat we dat steeds bekijken vanuit het perspectief dat een regeling of wet in principe geldt, behalve wanneer die niet noodzakelijk is; ik heb dat voorbeeld van die warmtepomp genoemd. Maar ik weet en begrijp dat mensen vanuit de eilanden steeds zeggen: ja, maar het is juist bedoeld om te kunnen afwijken en om iets niet in te kunnen voeren ten nadele van ons. Dat is uitdrukkelijk niet de wens van het kabinet, maar we zijn dus nog wel op weg om dit verder te realiseren, omdat we vanaf de periode van 10-10-10 tot nu een ander soort beleid voerden. We zeiden namelijk vaak ook: we moeten er terughoudend in zijn wetgeving te ontwikkelen enzovoort, enzovoort, enzovoort. Maar goed, de kern is dus dat we hebben gezegd – daar heb ik daarnet ook al iets over aangegeven – dat het juist nodig is om dit «comply or explain»-principe in te voeren om met elkaar de gelijkwaardigheid van die voorzieningenniveaus te definiëren. Ik heb met mijn collega's in het kabinet afgesproken dat we dat op een heleboel thema's doen, of het nou gaat over de sociale voorzieningen, over huisvesting of over cultuur. We gaan precies definiëren met elkaar – en «met elkaar» is dus ook samen met de eilanden – wat het niveau is waar we naartoe willen groeien, hoe we dat invullen en hoe we ervoor zorgen dat we die zogenaamde referentiepunten invullen; ik wil het woord «ijkpunten» hier even niet noemen, want dat leidt alleen maar tot meer onduidelijkheid. Daarbij geldt de Caraïbische context steeds als een belangrijke maatstaf.

De heer Van Raan (PvdD):

Maar dan heb ik twee voorbeelden op dit punt. Ik begrijp dat op de BES-eilanden geen WW-uitkering bestaat. Dat viel niet te explainen; daar gaat het kabinet aan werken. Dat complied nu en er komt een werkloosheidsuitkering. Dat is één.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Precies.

De heer Van Raan (PvdD):

Dat heb ik dan goed begrepen, fijn.

Het tweede voorbeeld: er hoeft niet voldaan te worden aan de Klimaatwet, want die geldt daar niet. Daar zoek ik nog even naar een antwoord. Is dat al explained en heb ik dat gemist, of gaan we alsnog complyen? Hoe zit het met dat voorbeeld?

Staatssecretaris Van Huffelen:

Sterker nog, vanwege de omstandigheden op de eilanden, die maken dat je de energievoorziening daar heel goed kunt verduurzamen, tot zeer hoge percentages, is de inzet van de Minister voor Klimaat en Energie, Rob Jetten, dat we de energievoorziening op de eilanden van Caribisch Nederland op de korte termijn al voor zo'n 80% verduurzamen, met zowel zon als wind, afhankelijk van de situatie per eiland. Het idee is dus dat we daar een nog veel grotere stap kunnen zetten dan we in Nederland kunnen zetten de komende tijd, om te zorgen dat we de energievoorziening daar echt sterk verduurzamen, met een effect op de prijzen voor energie. Want die zijn door de wereldwijde energieprijsontwikkelingen enorm gestegen.

De voorzitter:

Meneer Van Raan, dit wordt dan uw laatste interruptie, want ik kijk ook even naar de klok. O, er valt een glas water om bij een van uw buren.

De heer Van Raan (PvdD):

Ja, ik moet eerst even een watersnoodramp oplossen.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de klok. Het is inmiddels 12.15 uur.

De heer Van Raan (PvdD):

Dat begrijp ik. Ik vind dit van belang, dus ik wijd graag mijn laatste interruptie hieraan. Ik snap wat de Staatssecretaris bedoelt als zij zegt dat het eigenlijk bedoeld is om het beter te doen dan wat de Nederlandse regelgeving in het Europese gedeelte van het Koninkrijk behelst. Voorbeeld: de Klimaatwet; meer doen.

Maar dan snap ik oprecht niet – dat begrijp ik gewoon niet – waarom wij, ondanks allerlei tegenvoorstellen, op Bonaire een beleidsdeelneming door EZK opgericht hebben die helemaal niet die 80% verduurzaming voorstond, terwijl er al jaren een plan ligt van het waterleidingbedrijf op Bonaire, WEB – misschien is er op een ander eiland precies hetzelfde aan de hand – om juist tot die 80% te komen. Zegt de Staatssecretaris nu: wij zijn ten halve gekeerd en gaan nu inderdaad dat plan van WEB uitvoeren? Ik werk even om de watersnoodramp heen. Zijn wij inderdaad ten halve gekeerd, wat goed nieuws zou zijn, en gaan we dat plan van WEB uitvoeren? Dat ging om 54 miljoen. Nee, dat is niet waar; dat ging om iets van 70 miljoen euro, inmiddels, maar dan wel 80% duurzaam. Of is dat niet zo en gaan we toch met die 10 miljoen seed money voor BBT, dat voor de rest een volstrekt fossiele organisatie is, door?

De voorzitter:

Volgens mij is uw vraag helder, meneer van Raan.

De heer Van Raan (PvdD):

Wat gaan we doen?

Staatssecretaris Van Huffelen:

Even voor wat betreft het streven. Het streven is inderdaad om te komen tot een zeer hoog percentage verduurzaming, ongeveer die 80%, ook op Bonaire. Dat betekent dat er projecten moeten worden uitgevoerd op het gebied van zowel zon als wind. De partijen op het eiland die werken aan de energievoorziening, zoals WEB als BBT als ContourGlobal, hebben daar, samen met het openbaar lichaam, afspraken over gemaakt met de Minister voor Klimaat en Energie, om dat in de komende tijd te realiseren. Die afspraken moeten nu verder worden uitgewerkt. De kern daarvan – daar komt in de augustusnota meer informatie over – is dus het plan om verduurzaming tot dat zeer hoge percentage te realiseren. Voor de helderheid: de werkzaamheden van BBT zijn er vooral op gericht om te zorgen dat er daar waar nog een noodzaak is, fossiele brandstoffen zijn, bijvoorbeeld om vliegtuigen op te laten vliegen. Maar de verduurzaming van de elektriciteitsvoorziening van het eiland zelf, dus als het gaat over de elektriciteit die wordt gebruikt door inwoners en bedrijven, moet in eerste instantie groeien naar in totaal 80%, en daarna zelfs nog veel hoger. Dus er wordt hard aan gewerkt om dat voor elkaar te krijgen.

De voorzitter:

Dank u wel. Gelet op de tijd zou ik toch willen voorstellen dat we de Staatssecretaris elk blokje nu even helemaal laten afmaken en dat we dan aan het einde van het blokje even kijken of er nog aanleiding is voor interrupties.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dan de vraag van de heer Ceder, ook over comply or explain, of de Kamer een overzicht kan ontvangen waarin wordt toegelicht waar we complyen en waar we dat niet doen. Dat instrument hebben we in principe al, want alle departementen doen een eigen bijdrage voor CN, Caribisch Nederland, en die bijdragen worden steeds toegelicht. Daaruit kun je ook opmaken waarvoor middelen worden vrijgemaakt. O, de heer Ceder is er niet. Het idee is dat we met de openbaar lichamen en de departementen een soort wetgevingsoverzicht gaan maken. Dat is het overzicht dat niet zozeer over de kosten gaat, maar over hoe de wetgeving eruitziet. Zo kunnen we steeds kijken wat er eventueel nog aan achterstallig onderhoud in die wetgeving is – en dat is er, weten we – zodat we ervoor kunnen zorgen dat we ook op wetgevingsniveau weer in de pas komen. Na het reces komt zowel over de financiële kant van die comply or explain als over de wetgevingskant meer informatie.

Dan was er nog een vraag van mevrouw Wuite over dit onderwerp, dus over comply or explain. Ze vroeg of we het transparanter kunnen maken en kunnen laten zien hoe het in de begrotingen van de verschillende departementen is opgegeven. Het is ons idee om het steeds meer inzichtelijk te maken. Vanaf het boekjaar 2022, dus dit jaar, zullen alle betreffende departementen een eigen bijlage maken voor de uitgaven voor Caribisch Nederland, met een toelichting. Dus dat gaan we ook verder voortzetten. Daarmee wordt helder welke bijdragen vanuit de verschillende departementen komen.

Er was nog wel een vraag over hoe dat nou precies zit. De vraag van mevrouw Van den Berg was: kunnen we ervoor zorgen dat er niet te veel van die incidentele middelen zijn? Want los van de inzichtelijkheid daarvan wil je natuurlijk zorgen dat er zo veel mogelijk helderheid komt over hoe dat in elkaar steekt. Ook daar spreken we met de departementen over. Maar het belangrijkste vind ik eigenlijk dat we vanuit het gedachtegoed van comply or explain met elkaar opschrijven wat het niveau is waar we naartoe werken. Dan wordt dat onze maatstaf, en minder de al dan niet incidentele middelen die nodig zijn om dat te realiseren, of het nou gaat over infrastructuur, over energie of over andere thema's.

Er waren nog vragen van de heer Van Raan over het voorzieningenniveau. Waarom is er niet in alle opzichten dezelfde standaard als in Europa? Dat is voor een deel omdat de omstandigheden echt anders zijn. De watervoorziening op Saba maakt het heel erg lastig om een drinkwaterleidingnetwerk aan te leggen. Daarom wordt daar gewerkt met het opvangen van regenwater. Dat doen mensen thuis in zo'n bak waarin je het regenwater opvangt, dat je dan ook zo veel mogelijk gebruikt. Er is een waterbottelfabriek ingericht, niet in de laatste plaats om ervoor te zorgen dat uit zeewater geproduceerd drinkwater voor een zo reëel mogelijke prijs kan worden gedistribueerd. Ik ben bij die fabriek geweest. Het gaat om drinkwater dat voldoet aan de kwaliteitseisen die je ook echt wilt, met de nodige mineralen erin enzovoort. Maar goed, er is dus nog veel om in te investeren. Ik heb het al gehad over de verduurzaming. Het gaat erom dat de kosten van het produceren van dat drinkwater zo laag mogelijk zijn en dat dit op duurzame basis gebeurt. Nogmaals, het is niet altijd zo dat je een-op-een dezelfde eisen kunt stellen. Het is soms heel erg lastig om een drinkwaterleiding aan te leggen, maar je moet natuurlijk wel zorgen dat er betaalbaar drinkwater beschikbaar is.

Mevrouw Van den Berg vroeg om te reflecteren op de doeltreffendheid en doelmatigheid van de doelen in de begroting: degelijk bestuur, zelfvoorzienendheid, armoedebestrijding enzovoort. Je zou kunnen zeggen dat er op veel punten nog veel werk te doen is. «Degelijk bestuur» is per eiland heel erg verschillend, maar we moeten ervoor zorgen dat er goed bestuur is en vooral ook dat de eilanden in staat zijn om hun eigen taken uit te voeren. Wij kunnen natuurlijk allerlei dingen willen en eisen en wij kunnen wetgeving maken, maar het moet ook uitvoerbaar zijn voor de mensen op het eiland zelf, of het nou gaat om de ruimtelijke ordening op Bonaire – ik kom daar zo meteen op terug – of dat het gaat over de staat van de wegen of het aanpakken van de natuur- en milieuproblematiek. Van belang is natuurlijk dat we daar waar dat nog niet mogelijk is, op basis van verbeterplannen die we in onze bestuursakkoorden hebben opgenomen met elkaar aan het werk gaan en dat wij de eilanden ondersteunen waar dat nodig is. En «ondersteunen» is dus niet alleen hulp in financiële zin, maar soms ook hulp in personele zin. We gaan dat ook niet altijd noodzakelijkerwijs inzetten vanuit het Rijk, want dat kan bijvoorbeeld ook vanuit gemeenten in Nederland. Kennis over bijvoorbeeld aanleg en onderhoud van wegen is in Nederland immers veel meer een gemeentelijke taak dan een taak van het Rijk. Wij doen dat ook, maar dan gaat het om rijkswegen en dat is vaak weer iets anders dan het werk dat op de eilanden gedaan moet worden. Dus daarin blijven investeren is een van de kernelementen van onze bestuursakkoorden.

Het thema van de zelfvoorzienendheid is natuurlijk een heel interessante route. Ik denk dat het gewoon fair is om te zeggen dat de eilanden nooit helemaal zelfvoorzienend kunnen zijn, tenzij we een heel ander voorzieningenniveau voor ons zien dan we op dit moment voor ons zien. Dat betekent dus dat we waar dat kan zorgen voor betere en goedkopere voedselproductie. Ik denk dan bijvoorbeeld aan het ontwikkelen van de landbouw, zodat de voedselproductie beter en goedkoper wordt en dus meer betaalbaar voor de mensen die daar wonen. Het kan ook gaan om de energieproductie, een ander heel belangrijk thema. Zon en wind zijn daar natuurlijk veel meer beschikbaar dan op veel andere plekken in de wereld. Dat zijn de thema's waar we in de bestuursakkoorden veel aandacht aan besteden. Tegelijkertijd hebben de eilanden natuurlijk ook werk te doen om hun eigen economieën verder te ontwikkelen en daar kunnen wij ook bij helpen.

U had het over het thema van de armoedebestrijding. Ik denk dat we het daar al over gehad hebben. Het gaat erom dat we zorgen dat er reële inkomens en reële uitkeringen zijn en dat we goed kijken naar de kosten van levensonderhoud. Zo proberen we de armoede te bestrijden. Ik weet en ik heb ook gezien dat dat op alle eilanden een belangrijke rol speelt, overigens ook in de landen van ons Koninkrijk. Er is echt werk te doen nu we dat willen aanpakken. En nogmaals, ook onze bestuursakkoorden zijn er echt op gericht om dat voor elkaar te krijgen.

De voorzitter:

Ik kijk toch nog even naar de klok, want ik denk dat we ook behoefte hebben aan een tweede termijn. Ik doe een beroep op de Staatssecretaris, want ik zie best nog wel een stapeltje liggen. Hoezeer wij op prijs stellen dat zij met voorbeelden inkleuring geeft aan haar verhaal, vraag ik haar toch om te kijken of het iets beknopter kan, ook omdat we de afgelopen week al heel veel antwoorden via brieven hebben ontvangen.

Mevrouw Wuite (D66):

Voorzitter, een punt van orde. Ik weet het niet, maar misschien kan helder worden gemaakt hoeveel blokjes of mapjes er zijn. Als ik dat weet, kan ik beter timen wanneer wel of niet te interrumperen.

De voorzitter:

Ik ga dat aan de Staatssecretaris vragen.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Acht blokjes.

De voorzitter:

Nog acht blokjes hierna! Dus ...

Staatssecretaris Van Huffelen:

De vragen van D66 over de bevoegdheden van de gezaghebber. De positie van de gezaghebber op de eilanden van Caribisch Nederland is op heel veel punten te vergelijken met die van een burgemeester. Hij treedt op bij thema's als de openbare orde en veiligheid. Hij ziet toe op goed bestuur. Het is soms ook een ingewikkeldere taak, want je hebt te maken met een kleine gemeenschap en met heel veel extra taken in vergelijking met veel gemeenten in Nederland. Daarbij valt te denken aan een haven, een luchthaven enzovoort, enzovoort. Er is ook sprake van meer kleinschaligheid, maar dat is overigens dan wel weer vergelijkbaar met sommige gemeenten in Nederland. Dat alles heeft natuurlijk invloed op de rol die je hebt.

Als hoofd van een bestuurscollege kan een gezaghebber meestemmen over besluiten. Daarover is een vraag gesteld, maar in mijn perspectief is het vooral raadzaam dat de gezaghebber zich politiek gezien neutraal opstelt. Hij zal met name moeten zorgen voor de openbare orde en veiligheid, goed bestuur, integriteit en dat soort onderwerpen.

Dan de vragen van mevrouw Van den Berg over de bijzondere uitkering. Daar heb ik net al iets over gezegd. De vragen van de Partij voor de Dieren heb ik volgens mij ook beantwoord.

Ik ga naar het volgende blokje, het blokje ruimtelijke ordening en natuur. Mevrouw Van den Berg heeft vragen gesteld over het onderwerp wonen en dan met name of men op Bonaire zelf de verantwoordelijkheid kan nemen om woningen te realiseren. Dat is natuurlijk een hele brede vraag, maar in principe kan dat inderdaad. Een openbaar lichaam kan onderzoek doen naar de behoefte aan woningen, het aantal woningen dat nodig is. Vervolgens kun je een woonvisie maken en daarbij kan het Rijk helpen. Vervolgens kijken we wat er nodig is om de kansen te pakken en hoe we zowel bij het sociale huurdomein als bij de private huisvesting ontwikkelingen kunnen stimuleren.

Over de sociale huur zijn afspraken gemaakt en daar komt ook een extra impuls voor vanuit Nederland. Nederland stelt 9 miljoen dollar beschikbaar voor het versnellen van de bouw van 204 woningen op Bonaire. Maar het is dus vooral de taak van het openbaar lichaam om in kaart te brengen wat er nodig is en waar dat op het eiland het beste zou kunnen. Daarvoor maken ze de ruimtelijke plannen en vervolgens werken ze met hulp van ons plannen uit voor zowel de sociale huurmarkt als de private huurmarkt. Het is goed om te weten dat daar afspraken over zijn gemaakt door Minister De Jonge toen wij samen op eigenlijk alle eilanden waren.

Dan was er een vraag van D66 over de natuur en ruimtelijke ordening. Bonaire groeit snel. Dat klopt. De vraag was wat ik vind van de ruimtelijke ordening. Wij vinden het echt heel belangrijk dat er vooral moet worden gekeken naar wat de ruimtelijke ontwikkeling van Bonaire zou moeten zijn. Daarvoor moet een plan worden vastgesteld. Dat is een taak die het eiland zelf heeft, maar wij, en met name Minister De Jonge, willen eraan werken om dat in kaart te brengen. Als je de natuur en de cultuur veilig wil stellen en je scherp wil zijn op welke activiteiten je waar op het eiland plaats wil laten vinden, dan is het heel erg belangrijk om de ruimtelijke plannen daarvoor goed te definiëren. De Minister van VROM, dus Minister De Jonge, werkt aan zo'n ruimtelijk ontwikkelingsprogramma met de hulp van het openbaar lichaam om de kaders daadwerkelijk in te vullen. Nogmaals, dat is van belang om te zorgen dat je een beeld hebt van wat je waar wil doen. Vervolgens is van belang om de plannen die binnen dat ruimtelijk kader worden ontwikkeld, ook mogelijk te maken, al dan niet op basis van vergunningen. Daarbij speelt het openbaar lichaam een rol. Het is ook zeker belangrijk om te handhaven wanneer er niet wordt voldaan aan die vergunningen. In die zin werkt het op de eilanden hetzelfde als in Nederland: wanneer wij vinden dat er ergens woningen, industrie, of iets op het gebied van duurzame energie moeten komen, dan zijn wij ook scherp op wat we willen en handhaven we daarop.

Er was een vraag van de heer Van Raan die hier een beetje in lijn mee was. Ik ga er nu snel doorheen, hoor. Die vraag ging over Chogogo. De vraag was hoe het staat met de keermuur die verhoogd moest worden als onderdeel van de vergunning. Ik heb begrepen dat het Openbaar Lichaam Bonaire de vergunningscriteria heeft getoetst. Er is aan de voorwaarden voldaan. Maar ik heb ook gevraagd om een evaluatie over dit onderwerp, om duidelijk te krijgen hoe het staat met de vergunningverlening, vooral of daadwerkelijk aan de eisen is voldaan.

Dan was er nog een vraag van de heer Van Raan over Bonaire. Die ging over plantage Bolivia. De kern is dat die oude plantage inderdaad een natuurgebied is. Minister De Jonge en ik hebben dat gebied bezocht. Het natuurgebied is helaas wel behoorlijk onderkomen, niet in de laatste plaats doordat ongelofelijk veel wilde dieren, de zogenaamde roaming animals, zoals loslopende geiten en ezels, maken dat de natuur daar echt niet op het niveau is waarop je het zou willen hebben. Daarin is dus absoluut werk te doen.

Het is nodig om in het kader van het bepalen van wat je daar nou precies wil, dat ruimtelijk ontwikkelingsprogramma vast te stellen. Je moet goed kijken wat je met dit natuurgebied wil doen. Het is gekocht en het heeft op dit moment de bestemming «open landschap». Dat betekent niet dat bouwen daar helemaal niet mogelijk is, maar dat moet onder zekere condities. Afhankelijk van de plannen die de eigenaar heeft, zou een bestemmingsplanwijziging noodzakelijk zijn. Dat is iets waar het openbaar lichaam iets over moet zeggen. Het is helder dat die plannen wel heel groot zijn. Zie de hoeveelheid huizen die er gebouwd moet worden in relatie tot de voorraad die er al is. Ik heb begrepen dat het percentage huizen dat in het wat goedkopere segment zit, relatief klein is ten opzichte van de duurdere huizen. Ik denk dus dat het heel erg belangrijk is dat op basis van het ruimtelijk ontwikkelingsprogramma en discussies op het eiland zelf, goed gekeken wordt of deze toevoeging aan de woningvoorraad met deze hoeveelheid noodzakelijk is. Vinden we dit de goede verhouding? Vinden we dit goed in relatie tot het natuurgebied? Enzovoorts, enzovoorts, enzovoorts. Ik denk dat die discussie nog zal moeten worden gevoerd.

De heer Van Raan vroeg nog of wij het gebied zouden kunnen kopen. Dat ligt niet voor de hand. Het was overigens al particulier initiatief. Maar voorlopig denk ik dat we vooral moeten kijken vanuit het perspectief van die ontwikkelings- en ruimtelijke plannen over wat daar zou moeten gebeuren.

De voorzitter:

Voor u verdergaat naar het volgende blokje heeft mevrouw Van den Berg een interruptie.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Heel kort, voorzitter, gezien de tijd. Maar ik stel toch even het volgende vast. De Staatssecretaris zegt heel terecht dat het een wijziging van het bestemmingsplan zou zijn om tot die grote nederzetting te kunnen komen, en dat het aan het bestuurscollege – ik gebruik een verkeerd woord – en de eilandsraad is. Het gaat mij om de vorige opmerking van de Staatssecretaris dat het goed zou zijn dat de gezaghebber daarin een neutrale rol zou vervullen. Die wil ik dus graag nog even extra voor het verslag benoemd hebben. Daar ging het mij om.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Ik denk dat het in alle gevallen goed is als gezaghebbers in de brede zin van het woord, dus niet alleen op Bonaire, zo'n rol spelen en dat de politiek zijn werk doet. Overigens zie ik hier dus ook een rol voor de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening om te ondersteunen bij het maken van dat ruimtelijk ontwikkelingsplan.

Dan ga ik door met vragen over Sint-Eustatius, Statia. Mevrouw Wuite vroeg naar de voortgang om te komen tot het herstel van de situatie zoals die was voordat de bestuurlijke ingreep is gedaan. Daartoe hebben we in de afgelopen maanden een paar behoorlijke stappen gezet. Niet in de laatste plaats hebben de regeringscommissarissen en de leden van de eilandsraad met elkaar in een traject van mediation bepaald dat ze een heleboel stappen willen zetten voor een terugkeer van de situatie zoals die zou moeten zijn, namelijk met volledige bevoegdheden voor zowel de eilandsraad als straks weer voor gedeputeerden en een gezaghebber. Die mediation heeft ertoe geleid dat er op heel veel punten stappen worden gezet. Zo zal binnenkort het KB naar uw Kamer komen om ervoor te zorgen dat gedeputeerden weer door de eilandsraad benoemd kunnen worden.

Er is één onderwerp waarover de eilandsraad en de regeringscommissarissen het nog niet met elkaar eens waren. Dat gaat over het moment waarop ook het budgetrecht weer terugkomt bij de eilandsraad. Ik heb daarover een aantal weken geleden gesproken met de leden van de eilandsraad op Sint-Eustatius. We hebben met elkaar afgesproken dat we daartoe een onderzoek instellen, met name omdat het gaat over het criterium wat voldoende financieel beheer is om daadwerkelijk die stap te zetten in relatie tot de herstelwet. De eilandsraad heeft mij afgelopen vrijdag bezocht en is erop teruggekomen in de zin van «wij willen toch nog wat scherper weten wat dan precies onze rol daarin is, enzovoorts, enzovoorts». Met andere woorden: wij zijn daarover nog met elkaar in gesprek. Mijn intentie is om daar samen met de eilandsraad daadwerkelijk uit te komen, zodat we een onderzoek kunnen laten uitvoeren waarmee we kunnen vaststellen welke stappen eventueel nog gezet moeten worden. Op basis daarvan kunnen we een goede datum bepalen wanneer dat budgetrecht daadwerkelijk weer naar de eilandsraad terug kan. Daar wordt dus werk voor gedaan. Dat is een spannend en heel belangrijk proces, waarbij ook ik probeer om het evenwicht te zoeken tussen zo snel mogelijk de democratie weer helemaal herstellen, en tegelijkertijd ook recht doen aan de wet die we hier met elkaar hebben vastgesteld en die zegt dat er dan ook wel aan een aantal voorwaarden moet zijn voldaan. Zodra ik daar meer over weet, zal ik u daarover informeren, zoals we dat steeds doen met die voortgangsrapportages.

De vraag van het CDA was ook of het aantal eilandsraadsleden op Sint-Eustatius kan worden vergroot. Dat is op dit moment het aantal dat is vastgesteld op basis van de staatkundige wijziging van 10-10-10. In het kader van de WolBES gaan we daarover met de eilanden praten. Ik weet dat er eilandsraadsleden zijn die hebben gezegd: zou dat nog eerder kunnen of niet? Dat is iets waar we over moeten spreken, maar in ieder geval gaan we in het kader van de WolBES de gemeentelijke staffel overnemen. Dat zou betekenen dat we dan groeien naar elf eilandsraadsleden voor Sint-Eustatius.

Mevrouw Van den Berg had een vraag over de Rekenkamer en Sint-Eustatius. De aanbevelingen van de Rekenkamer sluiten precies aan op de aanpak die wij hebben ingezet. We gaan uit van de minimale criteria die nodig zijn om de volgende stappen te zetten. We keren terug naar de oude situatie. Dat doen we samen met de eilandsraad en de regeringscommissarissen. Ik zei net dat er een evenwicht moet zijn. Aan de ene kant moeten we ervoor zorgen dat we voldoen aan de wet en dat er duurzaam herstel is. Het moet dus niet zo zijn dat we na een tijdje weer moeten ingrijpen. Aan de andere kant moeten we ervoor zorgen dat we de overstap op een goede en stevige manier kunnen maken. Door mediation is er inzicht in het tijdsverschil tussen de regeringscommissarissen en de eilandsraden. Daar gaan we in het kader van de overstap naar het budgetrecht in de komende tijd hopelijk overeenstemming over bereiken.

Er was nog een vraag over de ...

De voorzitter:

Ik wil echt even de aandacht van de Kamerleden vragen. Ik realiseer me dat we waarschijnlijk geen schorsing meer nodig hebben, maar het is wel goed om echt te luisteren naar de beantwoording van de Staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Welke stappen nemen we ten aanzien van de aanstaande eilandsraadverkiezingen op Statia? We gaan dit najaar fase 2.0 in. Dat betekent dat er dit najaar al gedeputeerden kunnen worden benoemd. De verkiezingen vinden in maart volgend jaar plaats. Op dat moment komt er een nieuwe eilandsraad. Er kunnen dan weer nieuwe gedeputeerden worden benoemd.

Ik moet terugkomen op de precieze afspraak over het budgetrecht. Dat doe ik op het moment dat ik samen met de eilandsraad een uitkomst kan vinden die ertoe leidt dat duurzaam financieel beheer voldoende is gewaarborgd. Ik zeg steeds «voldoende», omdat het niet gaat over excellente situaties. We moeten er echter wel voor zorgen dat het goed is geregeld.

Mevrouw Wuite vroeg naar GTI, de opslagfaciliteit op het eiland. Ik ben daar geweest. Ik heb gesproken met de directie van het bedrijf. Met mijn collega's ter plaatse ben ik daarover in gesprek, omdat de situatie spannend is. Het woord «zorgelijk» is hier ook echt wel op z'n plek. Op dit moment is lang niet alle tankopslagfaciliteit daadwerkelijk beschikbaar. Er is een discussie over in hoeverre de economische situatie op de langere termijn dragelijk is. Het is goed om ons daarover te laten informeren. Het is uiteraard aan het bedrijf zelf om naar de eigen toekomst te kijken. Ik vind het wél van belang dat we deze situatie goed in de gaten houden en dat we kijken hoe die zich ontwikkelt, ook ten aanzien van de eventuele verkoop van terreinen en bedrijven en ten aanzien van de milieusituatie. Daarover zal er binnenkort meer informatie komen. Het is echt ontzettend belangrijk om te benoemen dat dit bedrijf een belangrijke functie heeft op het eiland. Er werken namelijk een heleboel mensen. Er zijn ook veel toeleveranciers. Zij zijn van GTI afhankelijk.

Volgens mij heb ik al meer verteld over de budgetverantwoordelijkheid.

Dan heb ik het blokje Statia afgerond.

De voorzitter:

Dat leidt nog tot een vraag van mevrouw Wuite.

Mevrouw Wuite (D66):

Kan de Staatssecretaris specificeren wanneer we nader worden geïnformeerd over GTI? Ik stel mijn vraag expliciet heel staccato en kort.

De voorzitter:

Dank!

Staatssecretaris Van Huffelen:

Het is een beetje lastig om daar een precies tijdstip voor te geven. Het is namelijk even afhankelijk van welke ontwikkelingen er zijn. Laat ik het volgende met u afspreken. Als er relevantie ontwikkelingen zijn, informeer ik u daarover. Dat is bijvoorbeeld als er meer duidelijkheid is over de toekomst van het bedrijf. We zorgen ervoor dat u daar in ieder geval in het najaar van op de hoogte bent.

Mevrouw Wuite (D66):

Kan het wat betreft de meest cruciale aspecten in ieder geval voor het begrotingsdebat of zelfs voor Prinsjesdag?

Staatssecretaris Van Huffelen:

Ik kan u natuurlijk altijd de stand van zaken op dat moment geven.

De voorzitter:

Dank u wel. Vervolgt u uw betoog.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Er waren nog een aantal andere vragen over Caribisch Nederland, onder andere over het notariaat en de RCN. Hier staat nog iets over de fossiele situatie op Bonaire, maar daar heb ik volgens mij al aardig wat over gezegd.

De notariële dienstverlening hangt samen met een aantal andere thema's. Dat wordt steeds genoemd door de eilanden, dus dat wordt terecht ook door uw Kamer benoemd. Ik wil twee dingen doen. Ik wil allereerst het voorzieningenniveau in zijn totaliteit in kaart brengen en daar een aanpak voor maken, of het nu gaat over banken, notarissen, het Kadaster, de overdracht van gronden of onverdeelde boedels. Anders blijven deze thema's steeds weer terugkomen. Als ik op de eilanden ben, dan merk ik dat het per eiland net een beetje een andere invalshoek kent of dat er sprake is van net wat andere problemen. Ik heb gezegd dat we een taskforce oprichten om dit thema fundamenteel aan te pakken, want het leidt terecht tot grote ergernis. Het zorgt er ook voor dat bepaalde transacties ontzettend moeilijk zijn of heel veel kosten met zich meebrengen. Dat moeten we gewoon niet willen.

Dan even specifiek over het notariaat, dat daar een onderdeel van is. Mijn collega voor Rechtsbescherming is hier hard mee aan het werk. Er is een advertentie uitgezet voor notarissen die kunnen werken op Saba en Sint-Eustatius. Het is nog niet duidelijk wie dat gaat overnemen. Die waarneming moeten we echt op hele korte termijn inrichten, dus ik ga mij daarvoor inzetten. Ik ga daar in de komende dagen/weken hard mee aan de slag. Ik kan niet helemaal overzien of digitaal werken ook een oplossing kan zijn, maar dat neem ik graag mee. Digitaal overleggen met de notaris kan natuurlijk altijd, maar je moet ook kijken naar wat er wel en niet digitaal mag en naar welke rol partijen daarbij kunnen spelen in het kader van het legaliseren van dat soort afspraken.

De voorzitter:

Voordat u uw betoog vervolgt, is er een vraag van mevrouw Simons.

Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):

Ik ben heel erg blij om te horen dat de Staatssecretaris een taskforce in het leven wil roepen om dit vraagstuk uit te pluizen. Dat brengt mij bij een gedeelte van mijn bijdrage waarin ik gerefereerd heb aan de grond. Ik weet niet of de Staatssecretaris daar straks op terug wil komen; dat is ook prima. Ik moet het er even bij pakken; vergeeft u mij. Wat zegt u? Ja, het ging inderdaad over de onverdeelde boedels en de geschiedenis van de grondverdeling. Is dat ook iets waar zo'n taskforce zich over zou kunnen buigen?

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dit onderwerp kwam ook aan de orde toen ik daar was met mijn collega Hugo de Jonge. We willen daar samen naar kijken. Ik weet niet of we het onderdeel maken van dezelfde taskforce, maar we willen het wel oplossen. Er spelen twee soorten problemen. Het heeft voor een deel te maken met grond die vererfd is over de jaren heen en die inmiddels eigendom is van een hele grote groep mensen. Als je die grond wilt verkopen, dan moet je in principe iedereen vinden omdat zij daar allemaal toestemming voor moeten geven. Dat is een enorme toestand. Daar willen we naar kijken. Er spelen ook andere problemen bij die grondtransacties. Hugo de Jonge gaat daarmee aan het werk, want daardoor kun je bepaalde ontwikkelingen soms niet goed uitvoeren. Het is zeker ons idee om dat aan te pakken.

Dan over het onderwerp ...

De voorzitter:

Voordat u verdergaat, is er een vraag van de heer Ceder.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Nog even over het notariaat. Bedankt dat dat wordt aangepakt. Alleen, het is nu 4 juli. Klopt het dat er op dit moment geen notarisdiensten mogelijk zijn? Dat was de vraag die ik had. Dit is natuurlijk allemaal ontstaan omdat artikel 79, lid 2 van de Wet op het notarisambt BES alleen notarissen uit Sint-Maarten aanmerkt als rechtsgeldige notarissen. Door dat aspect te schrappen of ook te kijken naar andere notarissen die elders op Sint-Maarten gestationeerd zijn, zou je dat gewoon kunnen regelen. Mijn vraag is of dit specifieke punt ook op het netvlies van de Staatssecretaris staat. Kan dit punt ook meegenomen worden? Daarmee los je het eigenlijk gewoon op. In alle wijsheid van de Kamer is het ooit zo geregeld, maar volgens mij zien we de behoefte om het ook op een andere manier te kunnen regelen dan alleen via Sint-Maarten.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dat staat ook op mijn netvlies en ook op dat van de Minister voor Rechtsbescherming. We willen kijken hoe we dit ook structureel kunnen oplossen. De snelste methode is door er nu voor te zorgen dat er iemand komt die het weer kan doen, zodat je niet van het eiland af moet om je zaken te kunnen regelen. Dat is de feitelijke situatie; je moet dan naar Sint-Maarten toe. Maar er moet ook daadwerkelijk iemand zijn die op de eilanden beschikbaar is voor het maken van testamenten, voor transacties van grond of huizen, enzovoort, enzovoort. De kern is wel dat ik ook naar een wat meer structurele voorziening toe wil. Dat zou dus ook kunnen betekenen dat die ervaring anders wordt ingericht. Het is uiteraard van belang dat daar iemand komt die ook daadwerkelijk het werk kan doen en daar ook voor opgeleid is. Als er echt te grote belemmeringen zijn, moeten we ervoor zorgen dat die worden weggehaald. We gaan daar dus mee aan het werk.

De voorzitter:

Voor u verdergaat, zeg ik het volgende. Het is inmiddels 12.50 uur. We hebben dus nog tien minuten. Ik zie nog heel wat mapjes en we willen daarna ook nog een tweede termijn. Ik kijk dus ook heel even naar de collega's en ook naar de Staatssecretaris. Is er nog enige mogelijkheid om bijvoorbeeld een kwartiertje of twintig minuten uit te lopen? Als dat niet zo is, moeten we echt even een andere afspraak met elkaar maken. Een kwartier kan? Dan zou ik echt willen voorstellen om nog maximaal tien minuten te gebruiken voor de rest en ook te focussen. Ik heb natuurlijk alle begrip gehad voor iedereen die alle vragen heeft gesteld, maar tegelijkertijd hebben we ook al best wel veel brieven gekregen waar heel veel antwoorden in staan. Er zijn ook best wel wat onderwerpen waar we nog een nader debat over gaan voeren. Het gaat hier echt over de slotwet en over het jaarverslag. Laten we daar ook even de focus op leggen in de beantwoording. Laten we zo kort mogelijk bij de rest stilstaan. De Staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Ik ga het zo snel mogelijk proberen te doen.

Dan even over de thema's rondom IT en de onvolkomenheden die door mevrouw Kamminga en mevrouw Van den Berg zijn genoemd. Wij willen dit ook heel graag zo snel mogelijk oppakken. Er is overigens ook nog veel werk voor te doen. Helemaal à la minute, om het maar even zo te zeggen, kan dat niet. Het loopt zeker nog door, maar het heeft grote aandacht en we willen in de komende tijd stappen zetten om die onvolkomenheden ook daadwerkelijk op te lossen.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Ik had concreet gevraagd of we een tussenrapportage konden krijgen.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Ja, dat kan.

De voorzitter:

We noteren die toezegging. De Staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dan ga ik over naar de beantwoording van de specifieke vragen ten aanzien van de landen. Die beginnen met de vragen uit het blokje financieel. Ik ga dan naar de vraag van het CDA over de liquiditeitssteun en wat er gebeurt met de leningen. De liquiditeitssteun is in de vorm van leningen gegeven. Dat zijn leningen waarover geen rente wordt betaald. Daarop hoeft tijdens de looptijd niet te worden afgelost, maar ze hebben wel een einddatum, namelijk 10 oktober 2023. Voor alle drie de landen is er in totaal ruim 1 miljard euro verstrekt. Wij moeten dus met de landen in ons Koninkrijk aan het werk om de terugbetaling en/of de herfinanciering van deze leningen te regelen. Dat zullen we dan ook in de komende tijd doen. Maar deze leningen lopen dus af op 10 oktober volgend jaar. Daar is door anderen ook een vraag over gesteld, maar die zal ik omwille van de snelheid maar even overslaan.

Dan de vraag van mevrouw Kamminga over de inning van belastingen in de landen. Dat is natuurlijk een onderwerp dat eigenlijk in ieder van de landen versterking behoeft. Het is daarom ook onderdeel van de landspakketten. Dat heeft te maken met de hervormingen die we graag willen zien en die de landen zelf ook willen zien in de toekomst, om ervoor te zorgen dat zij beter, sterker en weerbaarder terugkomen na de pandemie. Dat betekent dat er gewerkt moet worden aan de belastingdiensten zelf, de bezetting en de automatisering. Soms moeten ook de stelsels worden aangepast. Vanuit het Ministerie van Financiën in Nederland, maar ook organisaties als het IMF en CARTAC, wordt gewerkt aan het ondersteunen daarvan. In Aruba wordt er gewerkt aan een nieuw fiscaal stelsel met de introductie van de btw. Curaçao en Sint-Maarten zorgen voor het verbreden van de belastingbasis, zodat iedereen die belasting moet betalen in beeld komt en ook belasting gaat betalen. Op Curaçao zijn er al behoorlijke stappen in die richting gezet. De compliance is daardoor ook toegenomen. Dat is goed om te horen, want dat betekent dat er de komende tijd geen aanvullende liquiditeitssteun nodig is. Dat helpt natuurlijk bij het versterken van de situatie van de landen.

Mevrouw Kamminga vroeg ook naar de salarissen van politieke ambtsdragers. Volgens de arbeidsvoorwaarden als onderdeel van het pakket van die kortingen van 12,5% was altijd het idee dat dat voor politieke ambtsdragers 25% zou zijn. Dus sinds 1 juli 2020 worden de salarissen van politieke ambtsdragers gekort met 25%. Dat is een maatregel die tijdelijk is afgesproken, maar tot nu toe niet met een einddatum. Dat heeft er ook mee te maken dat wij in de RMR in het kader van het weer terugdraaien van die salariskortingen over het toestaan daarvan hebben afgesproken dat deze kortingen blijven gelden voor de komende periode.

Dan de vraag, ook van mevrouw Kamminga, over de financiële situatie met name in Aruba. Het door Aruba gevoerde begrotingsbeleid voor de vastgestelde begroting doorloopt nu een zogenaamde artikel 11-procedure. Dat betekent dat er hoor en wederhoor is samen met het CAft over de bepaling van de verschillende posten en over de omvang van de begroting. Ik heb daar ook over gesproken met het bestuur van Aruba, maar het is vooral van belang dat eerst de discussie plaatsvindt tussen de regering van Aruba en het CAft. Zodra er meer informatie over is, zal ik u daarover informeren en ook over mogelijke besluitvorming in de RMR. Ik hoop natuurlijk vooral ook dat het CAft en de regering van Aruba met elkaar tot een overeenkomst komen over de vraag welke elementen wel en niet zouden moeten worden opgenomen in de begroting en vooral ook welke hervormingen moeten plaatsvinden.

Dan over het verdienvermogen van de landen. Uw vraag ging vooral over de CAS: wat is er mogelijk om dat verdienvermogen te vergroten en om niet alleen maar te werken aan het verminderen van kosten? Dat is natuurlijk een belangrijk onderwerp. Duurzame economische groei is iets wat we bespreken en wat ook onderdeel is van de landspakketten. Dat zit vooral in de zogenaamde cost of doing business: zorgen dat de structuur wordt versterkt, dat de kosten voor het starten van een bedrijf worden verlaagd, dat er helderheid is over vergunningen en ook over de flexibilisering van de arbeidsmarktwetgeving, enzovoort enzovoort, enzovoort. Want ik denk dat het erg van belang is dat er de mogelijkheid is om de economie verder te diversificeren; dat wordt ook heel erg gedragen door de regeringen van de landen.

Dan over het thema buitenlandse handel en de rol van BHOS in dit verband. De Caraïbische delen van het Koninkrijk kunnen ook aansluiten bij internationale handelsmissies die worden georganiseerd. Dat gebeurt gelukkig ook overal als die plaatsvinden op het westelijk halfrond. Vanuit de verschillende posten die Buitenlandse Zaken heeft, is er ook ondersteuning, politiek of bestuurlijk, voor dit soort missies. Het is vooral belangrijk om te weten dat het instrumentarium dat de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland op dit gebied heeft, ook toegankelijk is voor zowel de CAS-landen als Caribisch Nederland. Er zijn dus mogelijkheden om daarvan gebruik te maken en te kijken hoe kan worden meegelift op georganiseerde handelsmissies.

Mevrouw Wuite (D66):

Ik had gevraagd of de toezegging kon worden gedaan dat de Staatssecretaris met de Minister in overleg gaat om dat te intensiveren, vanwege haar coördinerende rol. Is ze bereid om dat te doen?

Staatssecretaris Van Huffelen:

Ik ben altijd graag bereid om overleg te voeren. Ik denk dat de kern is dat het gelukkig ook wel kan. Ik wil zeker verder daarover spreken. Het is wel goed om dan ook te weten welke behoefte er vanuit de landen is, want daar gaat het dan natuurlijk voornamelijk over.

Dan ga ik even over naar het blokje COHO en het landspakket. Mevrouw Van den Berg stelde een vraag over het tijdpad. Zoals u weet heb ik gesprekken gevoerd met de drie Minister-Presidenten over hoe we kunnen komen tot een antwoord op de reactie die de verschillende parlementen, de Tweede Kamer en de Staten van de drie landen, hebben gegeven. Ik heb u daar ook een brief over gestuurd. We zijn daar nog niet uit. De Caribische landen hebben aangegeven dat zij een richting willen uitwerken die voor hen het meest wenselijk is. Laat ik daar helder over zijn. Ik heb duidelijk gemaakt wat de uitgangspunten van Nederland daarbij zijn. Het is namelijk van belang dat het pakket ertoe leidt dat er daadwerkelijk op een duurzame manier hervormingen plaatsvinden die aansluiten op de landspakketten. Die hervormingen moeten niet alleen maar plaatsvinden en duurzaam zijn, maar vooral ook uptempo gebeuren, vanuit de noodzaak om niet alleen maar de economieën van de landen te versterken, maar ook het dagelijks leven te verbeteren van de mensen die er wonen. Zodra ik daar meer over weet ... De planning is dat wij elkaar begin september weer spreken. Ik hoop dat dat ook plaats gaat vinden. Eind september is er ook weer een IPKO-vergadering. Ik hoop dat we op dat onderwerp dan een stap verder zijn gekomen. Het verder uitvoeren van de hervormingen staat daarbij wat mij betreft als een paal boven water. Dat is ook het punt dat mevrouw Kamminga maakte. Terwijl we nog aan het nadenken zijn over het antwoord dat we met elkaar willen geven op de vragen en opmerkingen van de parlementen, wordt door de tijdelijke werkorganisatie dus gewoon doorgewerkt aan het ondersteunen en verder uitwerken van de hervormingen die we met elkaar in de landspakketten hebben bepaald.

Dan de wederopbouw. Daarbij gaat het vooral over de Bovenwindse Eilanden, en in dit geval over Sint-Maarten. Mevrouw Wuite vroeg wanneer de beleidsdoorlichting wordt opgeleverd. Dat stond inderdaad in eerste instantie voor vorig jaar gepland. De verwachting is nu dat die voor het einde van dit jaar wordt opgeleverd.

Dan was er nog een vraag over de laatste tranche van het trust fund: wordt die ingezet voor de verbetering van de afvalverwerking? Dat is inderdaad de bedoeling. In de Kamerbrief die u op 10 juni van dit jaar heeft ontvangen, wordt aangegeven dat de vierde tranche vooral wordt ingezet of mede wordt ingezet voor het aanpakken van de afvalproblematiek.

De voorzitter:

De laatste interruptie van mevrouw Wuite.

Mevrouw Wuite (D66):

Ik wil het toch nog iets scherper krijgen, want ik wil de uitkomst van de beleidsdoorlichting echt meenemen naar het begrotingsdebat. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat de beleidsdoorlichting er iets ruimer voor dat debat ligt, dus niet één dag ervoor?

De voorzitter:

Ik kijk naar de Staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Nee, dat kan ik helaas niet toezeggen. Dat halen we niet. Ik weet niet helemaal wat de datum is, maar die is er wel voor het einde van dit jaar. Ik zal anders in tweede termijn nog even terugkomen op de precieze planning.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog. We zijn bij het laatste blokje.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Ja. Dat is een blokje met wat diverse vragen.

Mevrouw Wuite vroeg naar de mensenrechtenverdragen. Zij vroeg wanneer zij de reactie op het advies van de Raad van State tegemoet kan zien en zij stelde nog een aantal andere vragen. De reactie op het advies van de Raad van State wordt in de ministerraad van 15 juli besproken. Ik hoop dat we u snel daarna kunnen informeren. Ik kan natuurlijk niet vooruitlopen op de uitkomsten daarvan. Eerder heeft de Rijksministerraad al gezegd het belangrijk te vinden dat we op basis van het advies van de Adviesraad Internationale Vraagstukken verdere stappen zetten op het gebied van de mensenrechtenverdragen in het Koninkrijk. De landen werken nu samen in het Ambtelijk Wetgevingsoverleg Koninkrijksrelaties, ofwel de mensenrechtenverdragencommissie. Die is inmiddels een aantal keren bij elkaar gekomen. Zij probeert in het vizier te krijgen wat precies nodig is om ervoor te zorgen dat de komende tijd stappen worden gezet zodat dit, waar de verdragen nog niet door alle landen zijn ondertekend, verder wordt ingevuld. In de loop van dit jaar hopen we de eerste resultaten te boeken en dan zullen we uw Kamer daar ook over informeren.

Dan vroeg mevrouw Wuite nog hoe het Unierecht zich verhoudt tot het Statuut. Het feit dat de Caribische delen van ons Koninkrijk binnen de Europese Unie de status van LGO hebben, staat niet in de weg aan de lijn die de Rijksministerraad voorstaat met betrekking tot het gelden van de mensenrechtenverdragen. Met andere woorden: wij willen graag dat de mensenrechtenverdragen gaan gelden voor de landen binnen het Koninkrijk.

Dan de eerder ingediende motie van mevrouw Wuite over de uitvoering van de klimaatverdragen. Zij vroeg mij die te bespreken met de Minister-Presidenten. Dit staat op de agenda van de gesprekken die de Minister voor Klimaat en Energie met de landen voert. Dat is een belangrijk thema, dat we dus ook in de komende tijd naar voren gaan brengen. Daar is ook al eerder overleg over gevoerd. Kern is natuurlijk dat de landen zelf verantwoordelijk zijn voor de uitvoering op deze onderwerpen, maar wij zijn graag met hen in gesprek over het realiseren van ambitieuze klimaatplannen voor de landen binnen het Koninkrijk.

Dan de vraag van de heer Ceder over gedetineerden uit Sint-Maarten die zich op dit moment in Nederland bevinden. Dat doen we op basis van een onderlinge afspraak tussen de Ministers van Justitie. In algemene zin is de bedoeling dat zo veel mogelijk mensen teruggaan naar Sint-Maarten, omdat dat, zoals u ook aangaf, de re-integratie bevordert. Uiteraard is het belangrijk dat dan ook alle rechten kunnen worden gewaarborgd. Wij zijn dit verder aan het uitwerken, zodat dit feitelijk ook gebeurt. Ik zie dat de heer Ceder er niet is.

Ten aanzien van buitenlandse betrekkingen in relatie tot Koninkrijkaangelegenheden had de ChristenUnie nog een vraag gesteld over sanctie- en handelsbeleid. De sancties zoals ze zijn afgesproken binnen de EU en de Verenigde Naties gelden ook voor de Caribische delen van het Koninkrijk. De handhaving daarop wordt lokaal belegd, maar er is veel contact tussen het Ministerie van Buitenlandse Zaken, ons ministerie en de landen. Waar nodig wordt op technisch niveau assistentie en hulp geboden, bijvoorbeeld bij de vraag of een bepaald schip wel of niet mag worden bediend in een haven. Daarmee heb ik volgens mij alle vragen in eerste instantie beantwoord.

De voorzitter:

Mevrouw Simons heeft nog een interruptie.

Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):

Nog even een check. Ik meende dat de Staatssecretaris iets had gezegd over het energiebedrijf en dat ze ons daarover nog op de hoogte zou houden. Maar ik twijfel even of ze daar inderdaad op is ingegaan.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Heeft u het specifiek over Bonaire?

Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):

Ja.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Ik heb daarover in de beantwoording al iets gezegd, namelijk dat het openbaar lichaam samen met het Ministerie van Economische Zaken, BBT, WEB en Contour Global probeert een oplossing te vinden om daadwerkelijk die duurzame energievoorziening te realiseren, in eerste instantie voor ongeveer 80%, maar later meer. Mijn collega Rob Jetten zal u daarover bij de augustusbesluitvorming verder kunnen informeren.

De voorzitter:

Dank aan de Staatssecretaris voor de beantwoording. We hadden eigenlijk nog even willen schorsen, maar omdat we om 13.15 uur moeten stoppen, is de ruimte zeer beperkt. Ik wil daarom voorstellen om meteen met de tweede termijn door te gaan. Nee, we willen toch schorsen, hoor ik. Drie minuten? Dan gaan we om 13.10 uur verder. De heer Ceder is er niet meer. Ik zal ook afzien van een tweede termijn, dus dat scheelt.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik roep de afspraken die we hebben gemaakt, ook naar aanleiding van de commissie-Van der Staaij, in herinnering om vooral een motie in te dienen over een onderwerp waarop nog geen toezegging is of die ook echt onder de orde van het debat valt. In die context kijk ik dus even naar de collega's en doe ik een beroep op hen. Ik geef het woord aan mevrouw Simons namens BIJ1.

Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):

Dank, voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor de beantwoording van onze vragen. Ik moet mezelf corrigeren: ik stelde net een vraag over Bonaire waar ik Saba bedoelde. Misschien kan de Staatssecretaris daar straks dus nog wat over zeggen.

Ik heb in ieder geval twee moties, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de commissie Binnenlandse Zaken twee rondetafelgesprekken heeft gehouden over het Nederlandse slavernijverleden in Suriname, Aruba, Curaçao, Sint-Maarten, Bonaire, Statia en Saba;

overwegende dat de uitgenodigde sprekers veel indruk hebben gemaakt op de aanwezige Kamerleden en partijen, en verdiepende kennis het parlement hebben binnengebracht over zowel het slavernijverleden als de manieren waarop dat nog altijd doorwerkt in het heden;

overwegende dat de uitgenodigde sprekers slechts een fractie van de verhalen hebben kunnen delen die in deze lang verzwegen geschiedenis verborgen liggen, en dat de gesprekken die tijdens deze rondetafels zijn gevoerd van grote waarde zijn voor het opbouwen van een gelijkwaardige toekomst voor alle Nederlandse staatsburgers;

verzoekt de regering om, in samenwerking met wetenschappers, maatschappelijke en grassrootsorganisaties en overheden (afkomstig) uit de voormalige Nederlandse koloniën, vanaf 2023 jaarlijks een meerdaagse conferentie te organiseren waarin het delen van verhalen en expertise over het Nederlandse koloniale en slavernijverleden, en de doorwerking daarvan, centraal staan, ter verdieping van de kennis die ten grondslag ligt aan Nederlands beleid en ter bevordering van koninkrijksbrede gelijkwaardigheid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Sylvana Simons en Van Raan.

Zij krijgt nr. 9 (36 100 IV).

Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):

Nog een motie, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het parlement van Sint-Maarten een Commissie Constitutionele Zaken en Dekolonisatie heeft ingesteld die verdiepende informatie en advies biedt over onder andere het eventueel aanpassen van het Koninkrijksstatuut ter bevordering van dekolonisatie;

overwegende dat het ook vanuit het Nederlands parlement van groot belang is dat we ons verdiepen in vraagstukken rondom dekolonisatie, het herzien van het Koninkrijksstatuut en hoe koninkrijksrelaties eruitzien op basis van gelijkwaardigheid;

verzoekt de regering om een soortgelijke commissie in te stellen in het Nederlands parlement, bestaande uit wetenschappers en experts (afkomstig) uit de voormalige Nederlandse koloniën, die kennis verzamelt, opbouwt en advies biedt over:

  • de manieren waarop het koloniale en slavernijverleden doorleven in regeringsbeleid;

  • de manieren waarop het parlement restanten van het koloniale en slavernijverleden kan ontmantelen binnen de eigen organisatie;

  • de verdere taken en verantwoordelijkheden van Nederland in het voortdurende proces van dekolonisatie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Sylvana Simons en Van Raan.

Zij krijgt nr. 10 (36 100 IV).

Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Simons. Dan ga ik naar mevrouw Van den Berg, die spreekt namens het CDA.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Op de eerste plaats dank aan de Staatssecretaris en de ondersteuning voor de antwoorden op alle vragen, en ook dank voor de toezegging dat de Staatssecretaris nader terug gaat komen op wat nou de onderzoekspunten zijn bij het bepalen van het sociaal minimum. In het kader van het principe dat «gelijkwaardig» niet altijd «gelijk» is, ook gezien de omstandigheden, zou ik nogmaals aandacht willen vragen voor de kinderopvang. Dat was dus eigenlijk het verzoek van collega Wuite.

Voorzitter. Ook dank voor de tussenrapportage die we gaan krijgen met betrekking tot ICT-onvolkomenheid. Ik hoop dus dat daarin het rapport daarover, of in ieder geval een reactie daarop, van de Auditdienst Rijk is opgenomen.

Voorzitter. De Staatssecretaris gaf aan dat andere ministeries nu bij hun jaarverslag een bijlage gaan opnemen met wat zij doen voor de BES-eilanden. Dan lijkt het mij toch logisch dat daar dan één mooi overzicht van komt bij het jaarverslag dat wij hebben voor Koninkrijksrelaties, en dat wij niet allemaal de puzzel bij elkaar hoeven te zoeken.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dan heb ik nog even een vraag voor u. Verzoekt u dan om een toezegging daarop?

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Ja, ik verzoek inderdaad om een toezegging daarop, maar dat lijkt me peanuts als de anderen hun huiswerk goed doen.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van den Berg. Dan mevrouw Wuite, die spreekt namens D66.

Mevrouw Wuite (D66):

Ook namens D66, en mijzelf natuurlijk, dank voor de uitvoerige antwoorden op het brede palet aan vragen die zijn gesteld. Dat was niet makkelijk, en moest helaas onder hoge tijdsdruk gebeuren. Dat geeft wel een gevoel van frustratie, maar dat geeft ook iets aan over de actualiteit van diverse beleidsontwikkelingen, niet alleen op Curaçao, Aruba en Sint-Maarten, maar ook op Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, en geeft aan dat we daar misschien wat vaker een debat over zouden moeten voeren.

Ik heb twee moties. Als eerste de volgende.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er grote uitdagingen zijn binnen het Koninkrijk der Nederlanden;

constaterende dat een langetermijnvisie over de toekomst van het Koninkrijk en het Statuut ontbreekt;

overwegende dat naast het Interparlementair Koninkrijksoverleg en het vierlandenoverleg, het wenselijk is om periodiek bij elkaar te komen om een langeretermijnvisie voor het Koninkrijk te formuleren en te monitoren;

van mening dat periodiek overleg over de toekomst van het Koninkrijk tussen de bijzondere gemeenten en alle vier de landen kan bijdragen aan wederzijds begrip, versterking van de democratische beleving en de rechtsstaat, en onderlinge samenwerking bevordert;

roept de regering op om in 2023 een Koninkrijksconferentie te organiseren met onder andere de volgende onderwerpen: het Statuut, het Unierecht in relatie tot het Koninkrijk, mensenrechten, klimaatverandering, economische versterking en regionale/internationale samenwerking,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wuite.

Zij krijgt nr. 11 (36 100 IV).

Mevrouw Wuite (D66):

Ik heb anderen helaas niet kunnen consulteren over deze motie. Als tweede heb ik de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Caribisch gebied zich kwalificeert als een van de meest «disaster prone regions» van de wereld;

constaterende dat verschillende rapporten van het Intergovernmental Panel on Climate Change bevestigen dat vanwege klimaatverandering de natuurrampen frequenter en intensiever zullen zijn;

overwegende dat een langetermijnvisie en doelstellingen gekoppeld aan klimaatverandering een plaats dienen te krijgen als de realiteit verandert;

van mening dat klimaatadaptatie en -mitigatie voor zowel de bijzondere gemeenten alsook voor de Caribische landen een fundamenteel onderdeel is van duurzame hervormingen;

verzoekt de regering om in het begrotingshoofdstuk Koninkrijksrelaties het beleidsartikel klimaatadaptatie en -mitigatie toe te voegen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wuite.

Zij krijgt nr. 12 (36 100 IV).

Mevrouw Wuite (D66):

We kunnen natuurlijk later kijken of er nog anderen mee kunnen tekenen, maar ik heb ze maar eventjes ingediend met alleen mij als ondertekenaar, voorzitter. Dan is er altijd de mogelijkheid om dat te corrigeren.

Hartelijk dank voor uw voorzitterschap, voorzitter. Ook hartelijk dank voor de informatie tot nu toe. Ik ben erg nieuwsgierig naar de reactie van de Staatssecretaris. Ik ben vooral ook benieuwd naar de manier waarop die beleidsdoorlichting er zo snel mogelijk komt. We zitten in een ...

De voorzitter:

U bent eigenlijk door uw tijd heen, mevrouw Wuite.

Mevrouw Wuite (D66):

We zitten in een rampensituatie met betrekking tot het orkaanseizoen, wilde ik zeggen. Zo zie je: als je onder druk staat, ga je gewoon stotteren. Het antwoord met betrekking tot de beleidsdoorlichting hoop ik dus nog van de Staatssecretaris te vernemen.

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Voordat ik de heer Van Raan het woord geef, is het misschien goed om even aan de leden te laten weten dat de stemmingen over deze moties niet morgen zijn, maar donderdag. Mochten er dus nog wijzigingen zijn of mocht iemand de behoefte hebben om mee te ondertekenen, dan kan dat nog. De heer Van Raan.

De heer Van Raan (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Ook dank aan de Staatssecretaris voor de toezegging om een overzicht te geven van comply or explain. Dat wordt ook door mij zeer op prijs gesteld. Ik heb begrepen dat dat een toezegging is, dus dank daarvoor.

Voorzitter. Ik heb vier moties. De eerste is net tot stand gekomen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de gezaghebber(s) een neutrale rol dient (dienen) te hebben bij vergunningverlening en/of wijziging van bestemmingsplannen;

verzoekt het kabinet om erop toe te zien dat de gezaghebber(s) bij deze vergunningverleningen en bestemmingsplanwijzigingen daadwerkelijk een neutrale rol heeft (hebben),

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Raan.

Zij krijgt nr. 13 (36 100 IV).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering vanaf 2019 voor Bonaire, Statia en Saba zogenaamde «ijkpunten voor het sociaal minimum» heeft vastgesteld die ver onder de noodzakelijke kosten van levensonderhoud liggen en daarmee ongelijkwaardig zijn aan de normeringen voor het sociaal minimum in het Europese deel van Nederland;

overwegende dat meer dan 40% van de huishoudens op Bonaire, Statia en Saba moet rondkomen van een inkomen dat ver onder de noodzakelijke kosten van levensonderhoud ligt;

constaterende dat de regering voor dit onderscheid tussen Europees Nederland en de bijzondere gemeenten Bonaire, Statia en Saba redenen aanvoert die niet onderbouwd zijn met wetenschappelijk onderzoek;

verzoekt de regering om een onafhankelijk aanvullend onderzoek te starten als onderdeel van de SZW-voortgangsrapportage naar de kosten van een aan Europees Nederland gelijkwaardig sociaal minimum op basis van de noodzakelijke kosten van levensonderhoud op de genoemde eilanden, en de Kamer daarover te informeren voor de begrotingsbehandeling 2023 van het Ministerie van BZK,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Raan en Sylvana Simons.

Zij krijgt nr. 14 (36 100 IV).

De heer Van Raan (PvdD):

Even kijken. Ik doe eerst deze even.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in 1868 de Nederlandse Staat vijf delen van het eiland Bonaire, waaronder Plantage Bolivia en Klein Bonaire, heeft verkocht via een openbare veiling;

constaterende dat Klein Bonaire in 1999 met steun van de overheid is teruggekocht om de natuur te beschermen;

overwegende dat de natuur op Bonaire bijdraagt aan een schone leefomgeving, klimaatadaptatie en ook aan alle economische activiteiten;

constaterende dat onderzoek het belang van de unieke natuur op Plantage Bolivia aantoont, met name van het droog tropisch bos en het koraal;

constaterende dat begin 2020 Plantage Bolivia aan een projectontwikkelaar is verkocht voor 12 miljoen US dollar;

constaterende dat volgens de huidige bestemmingsplannen niet gebouwd mag worden op Plantage Bolivia;

constaterende dat uit het concept-ruimtelijkeontwikkelingsplan van 2020 blijkt dat er voldoende ruimte is om woningen te bouwen aan en in bestaande kernen om de bevolkingsgroei tot 2050 aan te kunnen;

overwegende dat de huidige projectontwikkelaar toch van plan is om ten koste van de unieke natuur circa 2.000 huizen te bouwen en actief aan het lobbyen is voor een wijziging van het bestemmingsplan;

verzoekt de regering om Plantage Bolivia terug te kopen om de unieke natuur voor de toekomstige generaties van het Koninkrijk der Nederlanden te behouden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Raan en Sylvana Simons.

Zij krijgt nr. 15 (36 100 IV).

De heer Van Raan (PvdD):

Dan de laatste motie, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat volgens artikel 20 van de Nederlandse Grondwet de overheid verantwoordelijkheid draagt voor de bestaanszekerheid der bevolking en Nederlanders hier te lande, die niet in het bestaan kunnen voorzien, een bij de wet te regelen recht op bijstand van overheidswege dient te geven;

constaterende dat reeds in 2016 zowel in de Eerste als in de Tweede Kamer moties zijn aangenomen die de regering oproepen een sociaal minimum vast te stellen op basis van de kosten voor levensonderhoud;

constaterende dat meer dan 40% van de huishoudens op Bonaire, Statia en Saba moet rondkomen van een inkomen dat ver onder de noodzakelijke kosten van levensonderhoud ligt;

verzoekt de regering voor Bonaire, Statia en Saba om in 2022 een aan Europees Nederland gelijkwaardig sociaal minimum vast te stellen op basis van de noodzakelijke kosten van het levensonderhoud,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Raan.

Zij krijgt nr. 16 (36 100 IV).

De heer Van Raan (PvdD):

Ik dien deze motie toch in. We hebben het erover gehad en ik weet dat de Staatssecretaris ermee bezig is, maar we weten ook dat de bedragen in verhouding tot de totale begroting bijzonder overzichtelijk zijn. Eigenlijk is er dus geen reden om dat niet nu al te kunnen doen.

Dank u wel, voorzitter, voor uw coulance.

De voorzitter:

Ik neem daar kennis van. Ik ben wel nieuwsgierig naar de dekkingsvoorstellen van de heer Van Raan, maar dat is misschien een ander debat. Ik kijk even naar de Staatssecretaris. Hoeveel tijd heeft zij nodig om de appreciatie van de moties voor te bereiden? Eén à twee minuten, hoor ik. Dan komen we zo bij u terug.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Nu we weer compleet zijn, wil ik de vergadering heropenen om de Staatssecretaris de gelegenheid te geven om de nog resterende vragen te beantwoorden en de moties te appreciëren. De Staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Volgens mij had ik nog één vraag openstaan. Dat was de vraag van mevrouw Wuite over die beleidsdoorlichting, of dat ook nog eerder zou kunnen. Ik heb het uitgezocht en dat lukt gewoon niet voor de begrotingsbehandeling. Dat is niet omdat we dat niet willen, maar omdat er ongelofelijk veel tijd nodig is om alle informatie te verzamelen. We hebben ook nog input van alle landen nodig. Dus we kunnen dat helaas niet op hele korte termijn halen.

Dan ga ik naar de moties toe.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Voorzitter, ik had ook nog een korte vraag.

De voorzitter:

Kunt u de vraag dan misschien nog even herhalen?

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Ja. Als al die andere ministeries zo'n mooi overzicht maken van wat ze doen aan koninkrijksrelaties, kan dat dan ook met het KR-verslag mee?

Staatssecretaris Van Huffelen:

Met excuses. Dat kunnen we doen.

Dan komen de moties. We beginnen met de eerste motie, de motie op stuk nr. 9, van mevrouw Simons en de heer Van Raan. Die gaat over het samenstellen van een commissie, of beter gezegd: niet om een commissie samen te stellen, maar om een jaarlijkse conferentie te organiseren waarin we met elkaar verhalen delen over het slavernijverleden en de gevolgen die dat verleden heeft. Ik vind dat een heel sympathiek idee. Ik zou eigenlijk willen vragen of u die motie kan aanhouden, want de regering is bezig om haar reactie te maken op het rapport van de dialooggroep. We gaan met heel veel partijen spreken om ervoor te zorgen dat we een goede reactie kunnen geven die ook echt antwoord geeft op de punten die de dialooggroep heeft gemaakt. Dus mijn voorstel zou zijn om hier in die kabinetsreactie op terug te komen. Dat is dan wel het moment om daar een antwoord op te geven. Ik vraag dus om deze motie aan te houden.

De voorzitter:

Ik kijk even naar mevrouw Simons.

Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):

Ik sta daar wel degelijk voor open, maar ik zou willen vragen of de Staatssecretaris dan vooral het structurele karakter kan meenemen. Wij zijn niet op zoek naar een eenmalige bijeenkomst. Als de Staatssecretaris dat kan meenemen, dan kunnen wij deze even aanhouden.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dat zal ik zeker doen. Ik zal dat ook meenemen naar de overleggen die ik daarover heb met de Minister van Binnenlandse Zaken.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Sylvana Simons stel ik voor haar motie (36 100 IV, nr. 9) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Van Huffelen:

De motie op stuk nr. 10 heeft mij een beetje gepuzzeld, omdat er staat dat de regering wordt gevraagd om een commissie in te stellen in het parlement. Dat is iets wat u natuurlijk zelf zal moeten doen, dus ik heb haar eigenlijk gelezen als een spreekt-uitmotie, en dan is het natuurlijk niet aan mij om daar iets over te zeggen.

De voorzitter:

Ik kijk even naar mevrouw Simons.

Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):

Dan zal ik de motie wijzigen, zodat het geen spreekt-uitmotie meer is maar een motie die om directe actie vraagt. Want het moet inderdaad natuurlijk niet «in het parlement» zijn, maar «van kabinetswege». Het gaat gewoon om het instellen van een commissie.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Maar die commissie ...

De voorzitter:

De Staatssecretaris voor een verduidelijkingsvraag.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dan heb ik even een vraag. We hebben de dialooggroep gehad. We zijn ook nog op basis van de motie van de heer Ceder aan het werk om verder onderzoek te doen naar de rol van de Nederlandse Staat als het gaat over het slavernijverleden. Ik weet niet welke commissie hier dan nog aan wordt toegevoegd. Nogmaals, we hebben dat onderzoek heel uitgebreid laten doen. We zijn voornemens om voor het einde van het jaar antwoord te geven op de aanbevelingen die worden gedaan en er loopt op dit moment dus ook nog een onderzoek.

Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):

Dan kan ik me voorstellen dat ik deze motie aanhoud, maar dan zou ik aan de Staatssecretaris willen vragen om deze wens mee te nemen in de bredere reflectie die straks komt op de aanbevelingen die gedaan zijn.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dat is prima.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Sylvana Simons stel ik voor haar motie (36 100 IV, nr. 10) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dan kom ik op de motie van mevrouw Wuite op stuk nr. 11, die vraagt om volgend jaar een Koninkrijksconferentie te organiseren met onderwerpen als het Statuut, Unierecht enzovoort. Die motie kan wat mij betreft oordeel Kamer krijgen, maar de landen moeten daar natuurlijk wel daadwerkelijk behoefte aan hebben. Ik kan iets organiseren, maar dat moet wel een gezamenlijk georganiseerde activiteit zijn. U zegt dat daar ook Caribisch Nederland bij betrokken moet worden, maar de thema's die hier aan de orde komen, zijn natuurlijk niet echt thema's voor Caribisch Nederland. Wat mij betreft kan iedereen deelnemen, maar dit zijn onderwerpen die met name de landen aangaan.

Mevrouw Wuite (D66):

Heel kort, voorzitter. Dank voor de appreciatie van de Staatssecretaris. Ik zei het al: de druk was hoog om zaken scherp te krijgen, om op te letten en om te voorkomen dat je tot moties komt. Ook die discipline hebben we nodig. Ik zou willen voorstellen dat ik een kleine aanpassing doe, zodat deze aspecten van de Staatssecretaris worden meegenomen en gecorrigeerd. Dat kan toch nog, voorzitter?

De voorzitter:

U kunt tot aan de stemming de motie wijzigen, maar het is wel van belang dat we weten wat dan het oordeel over de gewijzigde motie wordt, voordat we gaan stemmen.

Mevrouw Wuite (D66):

Die kan ik dan nog even ter consultatie voorleggen.

De heer Van Raan (PvdD):

Heel kort. De Staatssecretaris kan de motie toch overnemen, met deze interpretatie, als zij voornemens is dit te doen? Dan is het nog veel gemakkelijker.

De voorzitter:

Ik zat zelf nog even naar de motie te kijken. Het zou ook opgelost kunnen worden door «onder andere» te wijzigen in «zoals». Dat laat dan meer ruimte voor de toelichting.

Mevrouw Wuite (D66):

Ik ben voornemens om twee concrete aanpassingen te doen. Zoals de voorzitter net voorstelde, wil ik het ten eerste in «zoals» veranderen, want dan is het meer open en zeker meer open voor eventuele consultatie met de Caribische delen. Die willen wellicht ook een aantal andere onderwerpen opnemen. Daarnaast wil ik ook het punt in de overwegingen meenemen dat het natuurlijk altijd gaat om «samen met». Ik kan me voorstellen dat de Staatssecretaris aangeeft dat ze dit graag wil voorleggen aan de drie landen binnen het Koninkrijk.

De voorzitter:

Oké. Ik heb de suggestie van de heer Van Raan gehoord, maar ik proef niet in de woorden van mevrouw Wuite dat zij in wil zetten op overnemen. Volgens mij moeten we het dus maar zo laten om het niet nog ingewikkelder te maken.

Dan de volgende motie, Staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dan ga ik naar de volgende motie, ook van mevrouw Wuite. Dat is de motie op stuk nr. 12 die vraagt om de middelen voor klimaatadaptatie en -mitigatie in het begrotingshoofdstuk Koninkrijksrelaties te stoppen. Daar ben ik geen voorstander van. Het is goed en belangrijk dat er aan dit onderwerp wordt gewerkt. Natuurlijk zijn er ook middelen voor beschikbaar gesteld, maar ik zou die graag willen laten bij het ministerie dat er ook echt over gaat en dat is het Ministerie van EZK. Dus deze motie ontraad ik.

Ik moet de motie er even bij pakken, maar ik ga nu door met de eerste motie van de heer Van Raan op stuk nr. 14 over een onderzoek voor het ijkpunt. Het punt is dat ik in de beantwoording van mijn vragen ...

De voorzitter:

Excuus, Staatssecretaris. Het ligt misschien aan mijn administratie, maar volgens mij is de eerste motie van de heer Van Raan de motie op stuk nr. 13 over de gezaghebber.

Staatssecretaris Van Huffelen:

O, sorry, dan ga ik ...

De heer Van Raan (PvdD):

Ik heb daarvoor vanwege de onleesbaarheid volledig begrip.

De voorzitter:

Dat is een handgeschreven motie.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Sorry, het is de vijfde motie op stuk nr. 13. En het is inderdaad een handgeschreven versie. Ik dacht even dat de motie van mijn eigen team kwam, maar het is uw handschrift. Dat moet ik nog beter leren kennen.

Deze motie gaat over de rol van de gezaghebber. Kijk, feitelijk mag een gezaghebber ook meestemmen als hij of zij dat wenst. De uitdrukkelijke wens die ik hier heb uitgesproken, is dat de rol van de gezaghebber een neutrale rol is en dat die rol zich concentreert op datgene waar hij beleidsverantwoordelijk voor is. En dat is natuurlijk: goed bestuur, integriteit, enzovoort, enzovoort. Ik ben het er dus mee eens dat de gezaghebber bij inhoudelijke thema's, in dit geval ruimtelijke ordening, zijn rol in principe neutraal invult. Maar de wet geeft ook de mogelijkheid om mee te stemmen. Dus ik moet deze motie ontraden, ook al ben ik het wel eens met de strekking, namelijk dat een gezaghebber in principe zijn rol en functie neutraal moet vervullen.

De heer Van Raan (PvdD):

Ik ga even kijken of ik er een spreekt-uitmotie van kan maken. Ik begrijp namelijk uit de woorden van de Staatssecretaris dat ...

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dat zou heel goed kunnen.

De voorzitter:

Als het een spreekt-uitmotie wordt, hoeft er geen oordeel van de Staatssecretaris te zijn.

De heer Van Raan (PvdD):

Dat is mij bekend.

De voorzitter:

Als de motie blijft zoals die is, dan blijft het ontraden.

Mevrouw Wuite (D66):

Als het wordt aangepast door de heer Van Raan, dan tekenen wij graag mee.

De voorzitter:

De volgende motie.

Staatssecretaris Van Huffelen:

De volgende motie is de motie op stuk nr. 14 van de heer Van Raan en mevrouw Simons over het sociaal ijkpunt en een onafhankelijk onderzoek. Ik heb in mijn bijdrage aangegeven dat we eraan werken om het stapsgewijs te verhogen. In het najaar komt hierover een brief van de Minister van Sociale Zaken of beter gezegd de Minister voor Armoede en Participatie. Zij gaat namelijk aan het werk om hier nog verder invulling aan te geven. Het lijkt mij niet wenselijk dat we daar nog een onderzoek aan toevoegen, ook omdat we dat onderzoek al in 2025 gaan doen. Ik moet deze motie dus ontraden als het niet 2025 wordt, maar dat laat ik graag aan de heer Van Raan. Het oogmerk, namelijk zorgen dat we het bestaansminimum verbeteren, is zeker een onderwerp waar deze regering hard aan wil werken. Maar in deze vorm moet ik haar ontraden.

De heer Van Raan (PvdD):

Laten we kijken of we deze hele motie kunnen intrekken. Dat kan als de Staatssecretaris wil toezeggen dat de expertise van de Consumentenbond betrokken wordt bij wat zij sowieso al aan het opstellen is. Ik heb het dan over de Consumentenbond op de BES-eilanden. Als die betrokken kan worden bij de brief en daarin kan worden meegenomen, wellicht als een reflectie, als input of als duiding door de Staatssecretaris, dan kunnen we de hele motie vergeten.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Het is altijd goed om naar maatschappelijke partijen te luisteren. Ze hebben een brief gestuurd. Die input meenemen is iets wat het kabinet ongetwijfeld kan doen. Dat wil niet zeggen dat wij precies hetzelfde doen als wat zij vragen natuurlijk, maar dat kan. Dan is de motie op stuk nr. 14 daarmee vervallen.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Van Raan/Sylvana Simons (36 100 IV, nr. 14) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Dank u wel.

Staatssecretaris Van Huffelen:

De motie op stuk nr. 15 gaat over het aanschaffen van het terrein van de plantage Bolivia. Deze motie moet ik helaas ontraden. Ik heb aangegeven dat het afhangt van het ruimtelijk plan dat gemaakt moet worden en het openbaar lichaam wat er op de plantage wel of niet mag worden gerealiseerd. Maar het aanschaffen daarvan is niet iets wat deze regering zou willen doen.

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 16. Die gaat ook over het bestaanszekerheid en het ijkpunt van het sociaal minimum. Deze motie vraagt om dat vast te stellen op basis van de kosten van levensonderhoud. Wat mij betreft is dat een stap te ver. Eerst moeten we doen wat we hebben afgesproken, namelijk precies aangeven wat ... Nou ja, we gaan nu doen wat we hebben afgesproken. We gaan dat verder onderzoeken in 2025. Ik moet de motie op stuk nr. 16 dus ontraden, of u kunt deze motie aanhouden tot het moment dat de informatie van mijn collega er is over de stappen die we in de komende tijd gaan zetten. Maar dat precies gelijkwaardig vaststellen, kunnen we nu in 2022 niet doen.

De heer Van Raan (PvdD):

Hierdoor brengt de Staatssecretaris mij in een dilemma, want we hebben het hier niet over tientallen miljoenen. We gaan ook koopkrachtzaken repareren ...

De voorzitter:

Ik wil voorkomen dat we weer het debat gaan voeren, dus graag een reflectie op wat de Staatssecretaris heeft gezegd.

De heer Van Raan (PvdD):

Ik ga de motie op stuk nr. 16 wel in stemming brengen.

De voorzitter:

Dan wordt de motie op stuk nr. 16 ontraden. Dank.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dan zijn we er doorheen, voorzitter.

De voorzitter:

Dat waren inderdaad de moties. Dank voor de appreciaties. Dan rest mij nog om officieel decharge te verlenen, want uit het verloop van het debat heb ik geen van de sprekers bezwaren horen opwerpen. Daarmee hebben wij dus decharge verleend voor het jaarverslag Koninkrijksrelaties en het BES-fonds 2021.

Dan zijn er nog de toezeggingen. Ik hoop dat u met mij meeluistert en mij aanvult, indien mogelijk.

  • De Staatssecretaris komt schriftelijk terug op vragen over welke indicatoren worden meegenomen in het bepalen van het ijkpunt sociaal minimum en hoe zich dat verhoudt tot het sociaal minimum in Europees Nederland. Dat wordt dan betrokken bij de voortgangsrapportage die na de zomer komt.

  • De tweede toezegging is eigenlijk een herhaling van een eerdere toezegging. In het najaar komt een overzicht van de verschillen in de wetgeving CN per departement, inclusief financieel overzicht.

  • De Staatssecretaris informeert de Kamer over relevante ontwikkelingen rondom GTI en de stand van zaken op dat moment voor de begrotingsbehandeling in het najaar.

  • De Staatssecretaris stuurt de Kamer een tussenrapportage over het oplossen van de onvolkomenheden van de ICT.

  • Bij het jaarverslag plus de begroting KR komt een totaaloverzicht van de inzet van het andere ministeries. Dat was de laatste vraag van mevrouw Van den Berg. Het totaaloverzicht ziet dan op de incidentele bijdrages en bijzondere uitkeringen.

Dan zie ik mevrouw Simons nog.

Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):

Ik heb de woorden van de Staatssecretaris met betrekking tot de door mij ingediende moties die ik aanhou, eigenlijk ook als toezeggingen geïnterpreteerd, dus ik zou het fijn vinden als die als zodanig in de Handelingen terug kunnen komen.

De voorzitter:

Dat zullen we doen, want ik heb dat ook zo gehoord. Dan heb ik nog de heer Van Raan en mevrouw Wuite.

De heer Van Raan (PvdD):

Bij de eerste toezegging graag ook opnemen dat in dit geval de bevindingen van het onderzoek van de Consumentenbond van de BES-eilanden worden meegenomen. Dat zou fijn zijn. Dank.

De voorzitter:

Ja. Dat noteren we ook. Dank u wel. Als laatste is er nog mevrouw Wuite.

Mevrouw Wuite (D66):

Ik meen te missen dat er ook een toezegging was gedaan dat de Staatssecretaris in overleg zou gaan met de Minister voor BuHa-OS. Wellicht kan zij schriftelijk de uitkomsten van dat overleg delen, zodat meer economische missies en handelsrelaties kunnen worden versterkt. Dan kunnen wij dat ook meewegen in deze commissie. Ik dacht dat zij dat had toegezegd.

De voorzitter:

We hadden dat een beetje gezien als staand beleid, maar ik kijk even naar de Staatssecretaris of zij daarop kan reageren.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Ik denk dat ik daar eerst even over moet spreken met de landen zelf. Ik vind het belangrijk om te weten wat zij op dit gebied wensen en welke eventuele wensen er zijn. Dan kan ik daar zeker over in overleg treden. Ik heb ook aangegeven dat ik dat wil doen. Maar het is wel goed om die tweetrapsraket er een beetje in te houden, want anders weet ik niet goed wat ik aan de Minister voor BHOS moet vragen, behalve dan dat het staand beleid blijft. Maar volgens mij is dat ook de bedoeling.

Mevrouw Wuite (D66):

Ik vraag toch of zij ons over de uitkomsten daarvan schriftelijk kan informeren.

De voorzitter:

Ik zie dat de Staatssecretaris daarmee akkoord gaat. Dan gaan we dat nog toevoegen aan de toezeggingen. Dan wil ik deze vergadering afsluiten, zodat er ook nog gelegenheid is voor de volgende, die over een kwartier alweer begint. Dank aan allen voor het geduld, in het bijzonder aan de bodes, die ook geduld hebben gehad en nu nog maar een kwartiertje hebben. Dank u wel.

Sluiting 13.45 uur.

Naar boven