36 094 Wijziging van het voorstel van wet tot wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen (novelle verbetering uitvoerbaarheid)

Nr. 9 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 november 2022

Op 24 mei jl. heeft Kamerlid Beckerman een amendement1 ingediend op het wetsvoorstel tot wijziging van het voorstel van wet tot wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen (novelle verbetering uitvoerbaarheid). Met deze brief geef ik mijn appreciatie van dit amendement als oordeel Kamer en licht ik ten behoeve van het wetgevingsoverleg over het genoemde wetsvoorstel van 30 november a.s. tevens de inhoudelijke afweging daarbij toe.

Met het ingediende amendement stelt het Kamerlid voor om de uitsluiting van artikel 21 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen (Kaderwet) op het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) als zelfstandig bestuursorgaan ongedaan te maken. Dit maakt het mogelijk dat ik algemene aanwijzingen kan geven aan het IMG in de vorm van beleidsregels. In de nota naar aanleiding van het verslag, die ik op 23 september jl. aan uw Kamer heb doen toekomen, heb ik de inhoudelijke overwegingen om het IMG destijds uit te zonderen van de aanwijzingsbevoegdheid aan uw Kamer toegelicht.2 Daarbij heb ik aangegeven dat ik bij mijn uiteindelijke oordeel over dit amendement de evaluatie van de Tijdelijke wet Groningen (TwG) betrek.

In de door Andersson Elffers Felix (AEF) uitgevoerde onafhankelijke evaluatie van de TwG, die ik recent met uw Kamer heb gedeeld, wordt gewezen op het belang van de onafhankelijke positie van het IMG binnen de kaders van de TwG.3 Het IMG zoekt, zo stelt AEF, de grenzen van de TwG op. AEF beveelt hierbij aan om duidelijker te stellen hoe binnen het wettelijk kader het begrip ruimhartigheid zou moeten worden uitgelegd door het IMG. In de evaluatie is ook de mogelijkheid van het toepassen van de aanwijzingsbevoegdheid aan bod gekomen. AEF adviseert de aanwijzingsbevoegdheid niet alsnog van toepassing te verklaren.

Mijn constatering is echter dat de afwegingen om het IMG uit te zonderen van de aanwijzingsbevoegdheid aan verandering onderhevig zijn. In het licht van de maatschappelijke ontwikkelingen bestaan er vanuit de Kamer en bij mijzelf wensen over de inrichting van de schadeafhandeling. Daarbij wordt van mij gevraagd uitleg te geven aan de wet en ook invulling te geven aan wat wenselijk is. De aanwijzingsbevoegdheid is bedoeld om, zoals eerder aangegeven4, algemene regels te stellen ten aanzien van de uitleg van wettelijke voorschriften en ik wil deze bevoegdheid gebruiken om die uitleg te kunnen geven. Dit biedt tevens de mogelijkheid enige grip te verkrijgen op de schadeafhandeling door het IMG, zonder daarmee de beoordeling van individuele gevallen door het IMG te beperken. Ik ondersteun daarom dit amendement en laat, alles overwegende, dit amendement aan het oordeel van de Kamer.

Uw Kamer heeft mij daarnaast ook gevraagd toe te lichten in welke mate de afweging tot het buiten toepassing verklaren van de aanwijzingsbevoegdheid voor het IMG daarbij uniek was. Conform mijn toezegging aan uw Kamer tijdens het Commissiedebat Mijnbouw/Groningen op 29 september jl. (Kamerstuk 33 529, nr. 1069) vindt u in de bijlage een overzicht van andere situaties waarbij de aanwijzingsbevoegdheid buiten toepassing is verklaard.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, J.A. Vijlbrief


X Noot
1

Kamerstuk 36 094, nr. 5.

X Noot
2

Kamerstuk 36 094, nr. 7.

X Noot
3

Kamerstuk 35 250, nr. 45.

X Noot
4

Kamerstuk 36 094, nr. 7.

Naar boven