Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 36093 nr. 2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 36093 nr. 2 |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het ter uitvoering van Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PbEU 2019, L 169) en Verordening (EU) 2020/740 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 2020 inzake de etikettering van banden met betrekking tot hun brandstofefficiëntie en andere parameters, tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1369 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1222/2009 (PbEU 2020, L 177) noodzakelijk is om aanvullende bevoegdheden te introduceren voor het uitoefenen van toezicht op de naleving van productregelgeving en de handhaving van die regelgeving;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat is het verbindingsbureau als bedoeld in artikel 10, derde lid, van Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PbEU 2019, L 169).
De Meststoffenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, eerste lid, onderdeel w, komt te luiden:
Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de Verordening (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PbEU 2019, L 169);.
B
Na artikel 5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
C
Na artikel 47 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
1. Een krachtens artikel 47, eerste lid, aangewezen ambtenaar is in afwijking van artikel 5:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bevoegd met medeneming van de benodigde apparatuur een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner ten behoeve van de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 14, vierde lid, onderdelen a, d en e, van verordening (EU) 2019/1020.
2. Voor het uitoefenen van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, is een voorafgaande machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
3. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het tweede lid, staat voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister binnen veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
4. De artikelen 2 en 3 van de Algemene wet op het binnentreden zijn niet van toepassing.
1. Een krachtens artikel 47, eerste lid, aangewezen ambtenaar is bevoegd om, ter uitvoering van verordening (EU) 2019/1020, onder verstrekking van onjuiste of onvolledige gegevens met betrekking tot zijn identiteit en hoedanigheid, meststoffen te verkrijgen en hieraan gerelateerde handelingen te verrichten voor zover dat voor de vervulling van zijn taak noodzakelijk is. Artikel 5:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
2. De ambtenaar die gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, maakt daarvan een schriftelijk verslag op waarin hij vermeldt:
a. zijn naam of nummer en zijn hoedanigheid;
b. de motivering van de noodzaak tot uitoefening van de bevoegdheid;
c. de voorschriften op de naleving waarvan wordt toegezien;
d. het adres, waaronder indien van toepassing, het elektronisch adres, waar de meststof is verkregen en, voor zover bekend, de omschrijving van de betrokkene;
e. de onjuiste of onvolledige gegevens die bij de handelingen ten behoeve van het verkrijgen van de meststof zijn verstrekt;
f. de wijze waarop en het tijdvak waarin de handelingen hebben plaatsgevonden;
g. hetgeen tijdens het onderzoek van de meststof is verricht, gebleken en overigens is voorgevallen.
Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing voor zover een krachtens artikel 47, eerste lid, aangewezen ambtenaar bijstand verleent aan een markttoezichtautoriteit als bedoeld in artikel 3, onderdeel 4, van verordening (EU) 2019/1020 uit een andere lidstaat van de Europese Unie op grond van artikel 22 of artikel 23 van genoemde verordening.
D
Na artikel 49 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Ter uitvoering van verordening (EU) 2019/1020 kan Onze Minister, indien er geen andere doeltreffende middelen voorhanden zijn om een ernstig risico als bedoeld in artikel 3, onderdeel 20, van genoemde verordening, gevormd door een meststof, weg te nemen, een zelfstandige last opleggen aan:
a. degene die daartoe in staat is, om inhoud te verwijderen van of de toegang te beperken tot een online interface als bedoeld in artikel 3, onderdeel 15, van genoemde verordening, of opdracht te geven tot de duidelijke weergave van een waarschuwing aan eindgebruikers wanneer die zich toegang tot de online interface verschaffen, of;
b. indien niet binnen de daarvoor gestelde termijn aan een last als bedoeld onder a is voldaan, een aanbieder van diensten van de informatiemaatschappij als bedoeld in artikel 3, onderdeel 14, van genoemde verordening om alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd om de toegang tot een online interface te beperken, onder meer door een daarvoor in aanmerking komende derde te verzoeken dergelijke maatregelen uit te voeren.
2. Degene tot wie een zelfstandige last als bedoeld in het eerste lid is gericht, handelt overeenkomstig die last.
3. Op grond van het eerste lid kan geen zelfstandige last worden opgelegd die leidt tot het blokkeren of filteren van internetverkeer.
4. Voor een zelfstandige last als bedoeld in het eerste lid, is voorafgaande machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
5. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het vierde lid, staat voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister binnen veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
6. Onze Minister maakt de machtiging van de rechter-commissaris gelijktijdig met de zelfstandige last, bedoeld in het eerste lid, bekend.
De Metrologiewet wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 1 worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel q door een puntkomma, vier onderdelen toegevoegd, luidende:
Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PbEU 2019, L 169);
fulfilmentdienstverlener als bedoeld in artikel 3, onderdeel 11, van verordening (EU) 2019/1020;
aanbieder van een dienst zoals gedefinieerd in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEU 2015, L 241);
online interface als bedoeld in artikel 3, onderdeel 15, van verordening (EU) 2019/1020.
B
Artikel 9a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «de marktdeelnemer» ingevoegd «of de fulfilmentdienstverlener».
2. Aan het tweede lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. de in artikel 16, derde lid, onderdelen d tot en met g, van verordening (EU) 2019/1020 bedoelde maatregelen, voor zover het een meetinstrument betreft waar die verordening op van toepassing is.
C
Na artikel 23 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. Het is een ieder verboden een meetinstrument waar verordening (EU) 2019/1020 op van toepassing is, in de handel te brengen in strijd met artikel 4, eerste lid, van die verordening.
2. Het is ten aanzien van een meetinstrument waar verordening (EU) 2019/1020 op van toepassing is, de fabrikant, de importeur, de gemachtigde, die is aangewezen om de in artikel 4, derde lid, van die verordening vermelde taken namens de fabrikant te verrichten of de fulfilmentdienstverlener verboden te handelen in strijd met artikel 4, derde en vierde lid, van die verordening.
3. Het is de gemachtigde, bedoeld in het tweede lid, verboden te handelen in strijd met artikel 5, tweede lid, van verordening (EU) 2019/1020.
1. Het is een marktdeelnemer en een fulfilmentdienstverlener ten aanzien van een meetinstrument waar verordening (EU) 2019/1020 op van toepassing is, verboden te handelen in strijd met artikel 7, eerste lid, van die verordening.
2. Het is aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij ten aanzien van een meetinstrument waar verordening (EU) 2019/1020 op van toepassing is, verboden te handelen in strijd met artikel 7, tweede lid, van die verordening.
D
In artikel 27, eerste lid, wordt na «hoofdstuk 5 en artikel 39 van deze wet» ingevoegd «en verordening (EU) 2019/1020, voor zover die betrekking heeft op de in bijlage I van die verordening, onder 3, 6, 28, 50 en 51 genoemde richtlijnen.»
E
Aan artikel 28 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing voor zover de ambtenaren, bedoeld in artikel 27, bijstand verlenen aan een markttoezichtautoriteit als bedoeld in artikel 3, onderdeel 4, van verordening (EU) 2019/1020 uit een andere lidstaat van de Europese Unie op grond van artikel 22 of artikel 23 van die verordening.
F
Na artikel 28 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
1. De ambtenaren, bedoeld in artikel 27, zijn in afwijking van artikel 5:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bevoegd met medeneming van de benodigde apparatuur een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner ten behoeve van de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 14, vierde lid, onderdelen a, d en e, van verordening (EU) 2019/1020.
2. Voor het uitoefenen van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, is een voorafgaande machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
3. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het tweede lid, staat voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister binnen veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
4. De artikelen 2 en 3 van de Algemene wet op het binnentreden zijn niet van toepassing.
1. De ambtenaren, bedoeld in artikel 27, zijn bevoegd om, ter uitvoering van verordening (EU) 2019/1020, onder verstrekking van onjuiste of onvolledige gegevens met betrekking tot hun identiteit en hoedanigheid, meetinstrumenten te verkrijgen en de hieraan gerelateerde handelingen te verrichten voor zover dat voor de vervulling van hun taak noodzakelijk is. Artikel 5:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
2. De ambtenaar die gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, maakt daarvan een schriftelijk verslag op waarin hij vermeldt:
a. zijn naam of nummer en hoedanigheid;
b. de motivering van de noodzaak tot uitoefening van de bevoegdheid;
c. de voorschriften op de naleving waarvan wordt toegezien;
d. het adres, waaronder indien van toepassing, het elektronische adres, waar het meetinstrument is verkregen en, voor zover bekend, de omschrijving van de betrokken marktdeelnemer;
e. de onjuiste of onvolledige gegevens die bij de handelingen ten behoeve van het verkrijgen van het meetinstrument zijn verstrekt;
f. de wijze waarop en het tijdvak waarin de handelingen hebben plaatsgevonden;
g. hetgeen tijdens het onderzoek van het meetinstrument is verricht, gebleken en overigens is voorgevallen.
1. Ter uitvoering van verordening (EU) 2019/1020 kan Onze Minister, indien er geen andere doeltreffende middelen voorhanden zijn om een meetinstrument dat een risico vormt waarvoor, op basis van een risicobeoordeling en rekening houdend met het normale en voorzienbare gebruik van het meetinstrument, de combinatie van de waarschijnlijkheid dat zich een gevaar voordoet dat schade veroorzaakt en de ernst van die schade, een snel ingrijpen noodzakelijk wordt geacht, met inbegrip van de gevallen waarin de gevolgen van het risico zich niet onmiddellijk voordoen, een zelfstandige last opleggen aan degene die daartoe in staat is, om inhoud te verwijderen van of de toegang te beperken tot een online interface of opdracht te geven tot de duidelijke weergave van een waarschuwing voor eindgebruikers wanneer zij zich toegang verschaffen tot een online interface.
2. Indien niet binnen de daarvoor gestelde termijn aan een last als bedoeld in het eerste lid is voldaan, kan Onze Minister een zelfstandige last opleggen aan een aanbieder van diensten van de informatiemaatschappij om alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd om de toegang tot een online interface te beperken, onder meer door een daarvoor in aanmerking komende derde te verzoeken dergelijke maatregelen uit te voeren.
3. Degene tot wie een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of tweede lid is gericht, handelt overeenkomstig die last.
4. Op grond van het eerste of tweede lid kan geen zelfstandige last worden opgelegd die leidt tot het blokkeren of filteren van internetverkeer.
5. Voor een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of tweede lid is voorafgaande machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
6. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het vijfde lid, staat voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister binnen veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
7. Onze Minister maakt de machtiging van de rechter-commissaris gelijktijdig met de zelfstandige last, bedoeld in het eerste of tweede lid, bekend.
G
In artikel 35, eerste lid, wordt na «22 tot en met 25a» ingevoegd «, 28c, derde lid,».
De Tabaks- en rookwarenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, eerste lid, wordt in de alfabetische volgorde een begripsbepaling ingevoegd, luidende:
de door Onze Minister aan te wijzen verordening;.
B
In artikel 11b, eerste lid, wordt na «de artikelen 2, 3, 3a, 3b, 3c, 3e, 4a, 4b, 4c, 4e, 4h, 4i, 5, 5a, 7, 8, 9, 9a, 10, 11, 17a of 18» ingevoegd «van deze wet of artikel 7 van de markttoezichtverordening».
C
In artikel 13, eerste lid, wordt na «het bepaalde bij of krachtens deze wet» ingevoegd «en bindende EU-rechtshandelingen die bij of krachtens deze wet zijn geïmplementeerd».
D
Na artikel 13 worden vier artikelen ingevoegd, luidende:
1. De toezichthouders zijn in afwijking van artikel 5:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bevoegd met medeneming van de benodigde apparatuur een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner ten behoeve van de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 14, vierde lid, onderdelen a, d en e, van de markttoezichtverordening.
2. Voor het uitoefenen van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, is een voorafgaande machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
3. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het tweede lid, staat voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister binnen veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
4. De artikelen 2 en 3 van de Algemene wet op het binnentreden zijn niet van toepassing.
1. De toezichthouders zijn bevoegd om, ter uitvoering van de markttoezichtverordening, onder verstrekking van onjuiste of onvolledige gegevens met betrekking tot hun identiteit en hoedanigheid, producten waarop de tabaksproductenrichtlijn van toepassing is te verkrijgen en de hieraan gerelateerde handelingen te verrichten voor zover dat voor de invulling van hun taak noodzakelijk is. Artikel 5:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
2. De toezichthoudende ambtenaar die gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, maakt daarvan een schriftelijk verslag op waarin hij vermeldt:
a. zijn naam of nummer en hoedanigheid;
b. de motivering van de noodzaak tot uitoefening van de bevoegdheid;
c. de voorschriften op de naleving waarvan wordt toegezien;
d. het adres, waaronder indien van toepassing, het elektronische adres, waar het product is verkregen en, voor zover bekend, de omschrijving van de betrokken marktdeelnemer als bedoeld in artikel 3, onderdeel 13, van de markttoezichtverordening;
e. de onjuiste of onvolledige gegevens die bij het verkrijgen van het product zijn verstrekt;
f. de wijze waarop en het tijdvak waarin het product is verkregen; en
g. hetgeen tijdens het onderzoek van het product is verricht, gebleken en overigens is voorgevallen.
Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing voor zover een toezichthoudende ambtenaar bijstand verleent aan een markttoezichtautoriteit als bedoeld in artikel 3, onderdeel 4, van de markttoezichtverordening uit een andere lidstaat van de Europese Unie op grond van de artikelen 22 en 23 van de markttoezichtverordening.
1. Ter uitvoering van de markttoezichtverordening kan Onze Minister, indien er geen andere doeltreffende middelen voorhanden zijn om een ernstig risico als bedoeld in artikel 3, onderdeel 20, van de markttoezichtverordening, gevormd door een product waarop de tabaksproductenrichtlijn van toepassing is, weg te nemen, een zelfstandige last opleggen aan:
a. degene die daartoe in staat is, om inhoud te verwijderen van of de toegang te beperken tot een online interface als bedoeld in artikel 3, onderdeel 15, van de markttoezichtverordening, of opdracht te geven tot de duidelijke weergave van een waarschuwing aan eindgebruikers wanneer die zich toegang tot de online interface verschaffen, of;
b. indien niet binnen de daarvoor gestelde termijn aan een last als bedoeld onder a is voldaan, een aanbieder van diensten van de informatiemaatschappij als bedoeld in artikel 3, onderdeel 14, van de markttoezichtverordening om alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd om de toegang tot een online interface te beperken, onder meer door een daarvoor in aanmerking komende derde te verzoeken dergelijke maatregelen uit te voeren.
2. Degene tot wie een zelfstandige last als bedoeld in het eerste lid is gericht, handelt overeenkomstig die last.
3. Op grond van het eerste lid kan geen zelfstandige last worden opgelegd die leidt tot het blokkeren of filteren van internetverkeer.
4. Voor een zelfstandige last als bedoeld in het eerste lid, is voorafgaande machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
5. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het vierde lid, staat voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister binnen veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
6. Onze Minister maakt de machtiging van de rechter-commissaris gelijktijdig met de zelfstandige last, bedoeld in het eerste lid, bekend.
7. Onze Minister kan een last onder dwangsom opleggen aan degene die handelt in strijd met het tweede lid.
E
In artikel 14 wordt na «de artikelen 3, tweede lid en 17a, eerste en tweede lid» ingevoegd «, van deze wet en artikel 7 van de markttoezichtverordening».
F
In categorie A van de bijlage wordt na «– Artikel 18» onder vervanging van de punt door een puntkomma de volgende zinsnede toegevoegd «– Artikel 7 van de markttoezichtverordening.»
De Telecommunicatiewet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.1 worden in de alfabetische volgorde vier begripsbepalingen ingevoegd, luidende:
aanbieder van een dienst zoals gedefinieerd in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEU 2015, L 241);
fulfilmentdienstverlener als bedoeld in artikel 3, onderdeel 11, van verordening (EU) 2019/1020;
online interface als bedoeld in artikel 3, onderdeel 15, van verordening (EU) 2019/1020;
Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PbEU 2019, L 169).
B
Na artikel 10.11b worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. Het is een ieder verboden uitrusting of radioapparaten waar verordening (EU) 2019/1020 op van toepassing is, in de handel te brengen in strijd met artikel 4, eerste lid, van die verordening.
2. Het is ten aanzien van uitrusting of radioapparaten waar verordening (EU) 2019/1020 op van toepassing is, de fabrikant, de importeur, de gemachtigde, die is aangewezen om de in artikel 4, derde lid, van die verordening vermelde taken namens de fabrikant te verrichten of de fulfilmentdienstverlener verboden te handelen in strijd met artikel 4, derde en vierde lid, van die verordening.
3. Het is de gemachtigde, bedoeld in het tweede lid, verboden te handelen in strijd met artikel 5, tweede lid, van verordening (EU) 2019/1020.
1. Het is een marktdeelnemer en een fulfilmentdienstverlener ten aanzien van uitrusting of radioapparaten waar verordening (EU) 2019/1020 op van toepassing is, verboden te handelen in strijd met artikel 7, eerste lid, van die verordening.
2. Het is een aanbieder van diensten van de informatiemaatschappij ten aanzien van uitrusting of radioapparaten waar verordening (EU) 2019/1020 op van toepassing is, verboden te handelen in strijd met artikel 7, tweede lid, van die verordening.
C
Artikel 15.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt «bij of krachtens deze wet en de eidas-verordening» vervangen door «bij of krachtens deze wet, de eidas-verordening en verordening (EU) 2019/1020, voor zover die betrekking heeft op de in bijlage I van die verordening, onder 49 en 56 genoemde richtlijnen».
2. In onderdeel h wordt «hoofdstuk 10 en hoofdstuk 20» vervangen door «de hoofdstukken 10 en 20 en verordening (EU) 2019/1020, voor zover die betrekking heeft op de in bijlage I van die verordening, onder 49 en 56 genoemde richtlijnen».
D
Na artikel 15.7 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
1. De ambtenaren, bedoeld in artikel 15.1, eerste lid, zijn in afwijking van artikel 5:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bevoegd met medeneming van de benodigde apparatuur een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner ten behoeve van de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 14, vierde lid, onderdelen a, d en e, van verordening (EU) 2019/1020.
2. Voor het uitoefenen van de bevoegdheid, bedoeld in het derde lid, is een voorafgaande machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
3. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het vierde lid, staat voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister binnen veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
4. De artikelen 2 en 3 van de Algemene wet op het binnentreden zijn niet van toepassing.
5. Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing voor zover de ambtenaren, bedoeld in artikel 15.1, eerste lid, bijstand verlenen aan een markttoezichtautoriteit als bedoeld in artikel 3, onderdeel 4, van verordening (EU) 2019/1020 uit een andere lidstaat van de Europese Unie op grond van artikel 22 of artikel 23 van die verordening.
1. De ambtenaren, bedoeld in artikel 15.1, eerste lid, zijn bevoegd om, ter uitvoering van verordening (EU) 2019/1020, onder verstrekking van onjuiste of onvolledige gegevens met betrekking tot hun identiteit en hoedanigheid, uitrusting of radioapparaten te verkrijgen en de hieraan gerelateerde handelingen te verrichten voor zover dat voor de vervulling van hun taak noodzakelijk is. Artikel 5:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
2. De ambtenaar die gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, maakt daarvan een schriftelijk verslag op waarin hij vermeldt:
a. zijn naam of nummer en hoedanigheid;
b. de motivering van de noodzaak tot uitoefening van de bevoegdheid;
c. de voorschriften op de naleving waarvan wordt toegezien;
d. het adres, waaronder indien van toepassing, het elektronische adres, waar de uitrusting of het radioapparaat is verkregen en, voor zover bekend, de omschrijving van de betrokken marktdeelnemer;
e. de onjuiste of onvolledige gegevens die bij de handelingen ten behoeve van het verkrijgen van de uitrusting of het radioapparaat zijn verstrekt;
f. de wijze waarop en het tijdvak waarin de handelingen hebben plaatsgevonden;
g. hetgeen tijdens het onderzoek van de uitrusting of het radioapparaat is verricht, gebleken en overigens is voorgevallen.
1. Ter uitvoering van verordening (EU) 2019/1020 kan Onze Minister, indien er geen andere doeltreffende middelen voorhanden zijn om uitrusting die, of een radioapparaat dat, een risico vormt waarvoor, op basis van een risicobeoordeling en rekening houdend met het normale en voorzienbare gebruik van de uitrusting of het radioapparaat, de combinatie van de waarschijnlijkheid dat zich een gevaar voordoet dat schade veroorzaakt en de ernst van die schade, een snel ingrijpen noodzakelijk wordt geacht, met inbegrip van de gevallen waarin de gevolgen van het risico zich niet onmiddellijk voordoen, een zelfstandige last opleggen aan degene die daartoe in staat is, om inhoud te verwijderen van of de toegang te beperken tot een online interface of opdracht te geven tot de duidelijke weergave van een waarschuwing voor eindgebruikers wanneer zij zich toegang verschaffen tot een online interface.
2. Indien niet binnen de daarvoor gestelde termijn aan een last als bedoeld in het eerste lid is voldaan, kan Onze Minister een zelfstandige last opleggen aan een aanbieder van diensten van de informatiemaatschappij om alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd om de toegang tot een online interface te beperken, onder meer door een daarvoor in aanmerking komende derde te verzoeken dergelijke maatregelen uit te voeren.
3. Degene tot wie een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of tweede lid is gericht, handelt overeenkomstig die last.
4. Op grond van het eerste of tweede lid kan geen zelfstandige last worden opgelegd die leidt tot het blokkeren of filteren van internetverkeer.
5. Voor een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of tweede lid is voorafgaande machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
6. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het vijfde lid, staat voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister binnen veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
7. Onze Minister maakt de machtiging van de rechter-commissaris gelijktijdig met de zelfstandige last, bedoeld in het eerste of tweede lid, bekend.
E
Artikel 16.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «ingevolge het bepaalde bij of krachtens deze wet of de eidas-verordening» vervangen door «ingevolge het bepaalde bij of krachtens deze wet, de eidas-verordening en verordening (EU) 2019/1020, voor zover die betrekking heeft op de in bijlage I van die verordening, onder 49 en 56 genoemde richtlijnen».
2. In het tweede lid wordt «naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet of van de eidas-verordening» vervangen door «naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet, de eidas-verordening en verordening (EU) 2019/1020, voor zover die betrekking heeft op de in bijlage I van die verordening, onder 49 en 56 genoemde richtlijnen».
De Warenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 1, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel g door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PbEU 2019, L 169).
B
De aanhef van artikel 25, eerste lid, komt te luiden:
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet, van het bepaalde bij of krachtens bindende EU-rechtshandelingen die bij of krachtens deze wet zijn geïmplementeerd of van het bepaalde bij of krachtens deze wet met betrekking tot door Onze Minister aangewezen categorieën van waren zijn belast:.
C
Na artikel 32c worden vier nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:
1. Een krachtens artikel 25, eerste lid, aangewezen ambtenaar is in afwijking van artikel 5:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bevoegd met medeneming van de benodigde apparatuur een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner ten behoeve van de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 14, vierde lid, onderdelen a, d en e, van Verordening (EU) 2019/1020.
2. Voor het uitoefenen van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, is een voorafgaande machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
3. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het tweede lid, staat voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister binnen veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
4. De artikelen 2 en 3 van de Algemene wet op het binnentreden zijn niet van toepassing.
1. Een krachtens artikel 25, eerste lid, aangewezen ambtenaar is bevoegd om ter uitvoering van Verordening (EU) 2019/1020, onder verstrekking van onjuiste of onvolledige gegevens met betrekking tot zijn identiteit en hoedanigheid, waren te verkrijgen en hieraan gerelateerde handelingen te verrichten voor zover dat voor de vervulling van zijn taak noodzakelijk is. Artikel 5:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
2. De ambtenaar die gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, maakt daarvan een schriftelijk verslag op waarin diegene vermeldt:
a. zijn naam of nummer en hoedanigheid;
b. de motivering van de noodzaak tot uitoefening van de bevoegdheid;
c. de voorschriften op de naleving waarvan wordt toegezien;
d. het adres, waaronder indien van toepassing, het elektronische adres, waar de waar is verkregen en, voor zover bekend, de omschrijving van de betrokken marktdeelnemer als bedoeld in artikel 3, onderdeel 13, van Verordening (EU) 2019/1020;
e. de onjuiste of onvolledige gegevens die bij het verkrijgen van het product zijn verstrekt;
f. de wijze waarop en het tijdvak waarin het product is verkregen; en
g. hetgeen tijdens het onderzoek van de waar is verricht, gebleken en overigens is voorgevallen.
Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing voor zover een krachtens artikel 25, eerste lid, aangewezen ambtenaar bijstand verleent aan een markttoezichtautoriteit als bedoeld in artikel 3, onderdeel 4, van Verordening (EU) 2019/1020 uit een lidstaat van de Europese Unie op grond van de artikelen 22 en 23 van Verordening (EU) 2019/1020.
1. Ter uitvoering van Verordening (EU) 2019/1020 kan Onze Minister, indien er geen andere doeltreffende middelen voorhanden zijn om een ernstig risico als bedoeld in artikel 3, onderdeel 20, van Verordening (EU) 2019/1020, gevormd door een waar, weg te nemen, een zelfstandige last opleggen aan:
a. degene die daartoe in staat is, om inhoud te verwijderen van of de toegang te beperken tot een online interface als bedoeld in artikel 3, onderdeel 15, van Verordening (EU) 2019/1020, of opdracht te geven tot de duidelijke weergave van een waarschuwing aan eindgebruikers wanneer die zich toegang tot de online interface verschaffen, of;
b. indien niet binnen de daarvoor gestelde termijn aan een last als bedoeld onder a, is voldaan, aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij als bedoeld in artikel 3, onderdeel 14, van Verordening (EU) 2019/1020 om alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd om de toegang tot een online interface te beperken, onder meer door een daarvoor in aanmerking komende derde te verzoeken dergelijke maatregelen uit te voeren.
2. Degene tot wie een zelfstandige last als bedoeld in het eerste lid is gericht, handelt overeenkomstig die last. Het niet uitvoeren van de zelfstandige last is een misdrijf.
3. Op grond van het eerste lid kan geen zelfstandige last worden opgelegd die leidt tot het blokkeren of filteren van internetverkeer.
4. Voor een zelfstandige last als bedoeld in het eerste lid, is voorafgaande machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
5. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het vierde lid, staat voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister binnen veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
6. Onze Minister maakt de machtiging van de rechter-commissaris gelijktijdig met de zelfstandige last, bedoeld in het eerste lid, bekend.
De Wegenverkeerswet 1994 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel fd, wordt «EU-verordening en de op die verordening gebaseerde uitvoeringshandelingen en gedelegeerde handelingen, die wordt genoemd in de bijlagen bij verordening (EU) 2018/858 en» vervangen door «bij ministeriële regeling aangewezen EU-verordening en de op die verordening gebaseerde uitvoeringshandelingen en gedelegeerde handelingen».
2. In het eerste lid worden, onder verlettering van onderdeel ff tot fj, vier onderdelen ingevoegd, luidende:
bij ministeriële regeling aangewezen richtlijn en op die richtlijn gebaseerde uitvoeringshandelingen en gedelegeerde handelingen in verband met de goedkeuring van motorvoertuigen;
Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PbEU 2019, L 169);
Verordening (EU) 2020/740 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 2020 inzake de etikettering van banden met betrekking tot hun brandstofefficiëntie en andere parameters, tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1369 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1222/2009 (PbEU 2020, L 177);
fabrikant, vertegenwoordiger van de fabrikant, importeur, distributeur of, indien van toepassing, hetgeen onder marktdeelnemer wordt verstaan in de in de onderdelen f, fa, fb, fd of fg bedoelde verordeningen;
3. Lid 1a vervalt.
B
In artikel 4b, eerste lid, onderdelen a en a1 wordt «EU-verordeningen» vervangen door «EU-verordeningen en -richtlijnen».
C
In de artikelen 20e, tweede lid, onderdeel a, 20f, eerste lid, 20g, eerste lid, aanhef, tweede lid, en derde lid, onderdeel c, en 20h wordt «artikel 20b, eerste lid, aanhef» vervangen door «artikel 20b, eerste lid, aanhef en onderdeel b».
D
In artikel 20f, eerste lid, wordt na de «Dienst Wegverkeer» ingevoegd «en de bij besluit van Onze Minister aangewezen personen als bedoeld in artikel 158, eerste lid,».
E
Na artikel 20g wordt een artikel ingevoegd, luidende:
F
In artikel 21, tweede lid, onderdeel a, en vierde lid, onderdeel a, wordt «in de desbetreffende EU-verordening» vervangen door «in de desbetreffende EU-verordening of -richtlijn».
G
In artikel 27, eerste lid, wordt na de «Dienst Wegverkeer» ingevoegd «indien de betreffende goedkeuring door hem is verleend, en de bij besluit van Onze Minister aangewezen personen als bedoeld in artikel 158, eerste lid,».
H
In artikel 28, eerste lid, wordt «EU-verordening» vervangen door «EU-verordening of -richtlijn».
I
Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef van het eerste en van het derde lid, wordt «EU-verordening» vervangen door «EU-verordening of -richtlijn».
2. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. zonder dat daarvoor goedkeuring is verleend of indien de indruk van goedkeuring wordt gewekt met documenten, certificaten van overeenstemming, voorgeschreven platen of goedkeuringsmerken, die zijn vervalst;.
J
Na artikel 29 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Het is marktdeelnemers die betrokken zijn bij het op de markt aanbieden of in de handel brengen van voertuigen en systemen, onderdelen, technische eenheden, voertuigdelen, uitrustingsstukken en voorzieningen voor dergelijke voertuigen en aanhangwagens daarvan of voorzieningen ter bescherming van inzittenden van voertuigen en kwetsbare weggebruikers, als bedoeld in een EU-verordening of -richtlijn in verband met de goedkeuring van motorvoertuigen, waar verordening (EU) 2019/1020 op van toepassing is, verboden in strijd te handelen met artikel 7, eerste lid, van die verordening.
2. Het is aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij als bedoeld in artikel 3, onderdeel 14, van verordening (EU) 2019/1020 die betrokken zijn bij het op de markt aanbieden of in de handel brengen van voertuigen en systemen, onderdelen, technische eenheden, voertuigdelen, uitrustingsstukken en voorzieningen voor dergelijke voertuigen en aanhangwagens daarvan of voorzieningen ter bescherming van inzittenden van voertuigen en kwetsbare weggebruikers, als bedoeld in een EU-verordening of -richtlijn in verband met de goedkeuring van motorvoertuigen waar verordening (EU) 2019/1020 op van toepassing is, verboden in strijd te handelen met artikel 7, tweede lid, van die verordening.
K
Artikel 30, eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. zonder dat een dergelijke goedkeuring is verleend of indien de indruk van goedkeuring wordt gewekt met documenten, certificaten van overeenstemming, voorgeschreven platen of goedkeuringsmerken, die zijn vervalst;.
L
Na artikel 30 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Het is verboden voertuigen, systemen, onderdelen, technische eenheden, voertuigdelen, uitrustingsstukken en voorzieningen die voor dergelijke voertuigen en aanhangwagens daarvan zijn ontworpen en gebouwd en voorzieningen die ter bescherming van inzittenden van voertuigen en kwetsbare weggebruikers zijn ontworpen en gebouwd, door het aanbrengen van een teken of tekens, het afgeven van een bewijs of bewijzen dan wel het doen van mededelingen te doen of laten doorgaan voor goedgekeurd.
M
Na artikel 33 wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd, luidende:
Onverminderd artikel 21 is het verboden bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen voertuigen op de markt aan te bieden of in de handel te brengen zonder dat aan in de maatregel gestelde eisen wat betreft de beschikbaarheid van consumenteninformatie over het brandstofverbruik en de CO2 uitstoot wordt voldaan.
Onverminderd artikel 21 is het verboden banden op de markt aan te bieden of in de handel te brengen zonder dat aan de daaraan gestelde eisen wat betreft etikettering wordt voldaan als bedoeld in de artikelen 4 tot en met 9 van verordening (EU) 2020/740.
1. Het is marktdeelnemers die betrokken zijn bij het op de markt aanbieden of in de handel brengen van de in dit hoofdstuk bedoelde voertuigen of banden waar verordening (EU) 2019/1020 op van toepassing is, verboden in strijd te handelen met artikel 7, eerste lid, van die verordening.
2. Het is aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij als bedoeld in artikel 3, onderdeel 14, van verordening (EU) 2019/1020 die betrokken zijn bij het op de markt aanbieden of in de handel brengen van de in dit hoofdstuk bedoelde voertuigen of banden waar verordening (EU) 2019/1020 op van toepassing is, verboden in strijd te handelen met artikel 7, tweede lid, van die verordening.
N
In artikel 149aa, eerste lid, wordt «waarvoor op grond van de krachtens artikel 21 gestelde regels een voorlopige of tijdelijke goedkeuring is vereist» vervangen door «waarvoor een goedkeuring voor nieuwe technologieën of nieuwe concepten, als bedoeld in een EU-kaderverordening in verband met de goedkeuring van motorvoertuigen of krachtens artikel 21, tweede lid, onderdeel a, is vereist».
O
Artikel 158a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Onder toezicht bedoeld in artikel 158, eerste lid, wordt voor de toepassing van de artikelen 20f, 20g, 25, 27, de bij of krachtens artikel 29, genoemde artikelen van een EU-verordening of -richtlijn in verband met de goedkeuring van motorvoertuigen, en de artikelen 29a, 30, 30a, 34, 34a en 35 van deze wet en van verordening (EU) 2019/1020 en verordening (EU) 2020/740 tevens verstaan markttoezicht.
2. Het tweede lid, komt te luiden:
2. Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing voor zover door de bij besluit van Onze Minister aangewezen personen als bedoeld in artikel 158, eerste lid, bijstand verlenen aan een markttoezichtautoriteit als bedoeld in artikel 3, onderdeel 4, van verordening (EU) 2019/1020 uit een andere lidstaat van de Europese Unie op grond van artikel 22 of artikel 23 van die verordening.
P
Na artikel 158a worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
1. De bij besluit van Onze Minister aangewezen personen als bedoeld in artikel 158, eerste lid, zijn in afwijking van artikel 5:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bevoegd met medeneming van de benodigde apparatuur een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner ten behoeve van de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 14, vierde lid, onderdelen a, d en e, van verordening (EU) 2019/1020.
2. Voor het uitoefenen van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, is een voorafgaande machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
3. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het tweede lid, staat voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister binnen veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
4. De artikelen 2 en 3 van de Algemene wet op het binnentreden zijn niet van toepassing.
1. De bij besluit van Onze Minister aangewezen personen als bedoeld in artikel 158, eerste lid, zijn bevoegd om, onder verstrekking van onjuiste of onvolledige gegevens met betrekking tot hun identiteit en hoedanigheid, voertuigen, systemen, onderdelen, technische eenheden, voertuigdelen, uitrustingsstukken of voorzieningen voor dergelijke voertuigen en aanhangwagens daarvan of voorzieningen ter bescherming van inzittenden van voertuigen en kwetsbare weggebruikers als bedoeld in artikel 21, voertuigen als bedoeld in artikel 34 of banden als bedoeld in artikel 34a, te verkrijgen ten behoeve van het controleren van de kenmerken van deze producten en de verificatie van de documenten en de hieraan gerelateerde handelingen te verrichten voor zover dat voor de vervulling van hun taak noodzakelijk is. Artikel 5:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
2. De persoon die gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, maakt daarvan een schriftelijk verslag op waarin hij vermeldt:
a. zijn naam of nummer en hoedanigheid;
b. de motivering van de noodzaak tot uitoefening van de bevoegdheid;
c. de voorschriften op de naleving waarvan wordt toegezien;
d. het adres, waaronder indien van toepassing, het elektronische adres, waar een in het eerste lid bedoeld product is verkregen en, voor zover bekend, de omschrijving van de betrokken marktdeelnemer;
e. de onjuiste of onvolledige gegevens die bij de handelingen ten behoeve van het verkrijgen van een in het eerste lid bedoelde product, zijn verstrekt;
f. de wijze waarop en het tijdvak waarin de handelingen hebben plaatsgevonden;
g. hetgeen tijdens het onderzoek van een in het eerste lid bedoelde product, is verricht, gebleken en overigens is voorgevallen.
1. Ter uitvoering van verordening (EU) 2019/1020 kan Onze Minister, indien er geen andere doeltreffende middelen voorhanden zijn om een ernstig risico als bedoeld in artikel 3, onderdeel 20, van verordening (EU) 2019/1020, gevormd door een product als bedoeld in artikel 158c, eerste lid, weg te nemen, een zelfstandige last opleggen aan degene die daartoe in staat is, om de inhoud te verwijderen van of de toegang te beperken tot een online interface als bedoeld in artikel 3, onderdeel 15, van die verordening of opdracht te geven tot de duidelijke weergave van een waarschuwing voor eindgebruikers, als bedoeld in artikel 3, onderdeel 21, van die verordening wanneer zij zich toegang verschaffen tot een online interface.
2. Indien niet binnen de daarvoor gestelde termijn aan een last als bedoeld in het eerste lid is voldaan, kan Onze Minister een zelfstandige last opleggen aan een aanbieder van diensten van de informatiemaatschappij, als bedoeld in artikel 3, onderdeel 14, van verordening (EU) 2019/1020, om alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd om de toegang tot een online interface te beperken, onder meer door een daarvoor in aanmerking komende derde te verzoeken dergelijke maatregelen uit te voeren.
3. Degene tot wie een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of het tweede lid is gericht, handelt overeenkomstig die last.
4. Op grond van het eerste of tweede lid kan geen zelfstandige last worden opgelegd die leidt tot het blokkeren of filteren van internetverkeer.
5. Voor een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of tweede lid is voorafgaande machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
6. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het vijfde lid, staat voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister, binnen veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
7. De Minister maakt de machtiging van de rechter-commissaris gelijktijdig met de zelfstandige last, bedoeld in het eerste of tweede lid, bekend.
Q
In artikel 169, eerste lid, wordt «een EU-verordening in verband met de goedkeuring van motorvoertuigen» vervangen door «een EU-verordening of -richtlijn in verband met de goedkeuring van motorvoertuigen, verordening (EU) 2019/1020 of verordening (EU) 2020/740».
R
In artikel 169a wordt «een EU-verordening» vervangen door «een EU-verordening of -richtlijn».
S
In artikel 174b, eerste en in het derde lid, wordt «EU-verordening» vervangen door «EU-verordening of -richtlijn».
T
Artikel 174c wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «de artikelen 20g, 21, derde lid, onderdeel b, en vierde lid, onderdelen b en c, 25, 27 en 30» vervangen door «de artikelen 20f, 20g, 20ga, 25, 27, 29a, 30, 30a, 34, 34a en 35».
2. In het eerste, derde en in het vierde lid, wordt «EU-verordening» vervangen door «EU-verordening of -richtlijn».
3. Onder vernummering van het tweede tot en met vijfde lid tot derde tot en met zesde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. De bestuurlijke boete die voor een overtreding van artikel 34 of artikel 34a kan worden opgelegd, komt overeen met ten hoogste een boete van de tweede categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
4. In het vijfde lid (nieuw) wordt «artikel 20g, derde lid, artikel 21, derde lid, onderdeel b, en vierde lid, onderdelen b en c, artikel 25, artikel 27, of artikel 30, derde lid,» vervangen door «of de artikelen 20f, 20g, derde lid, 25, 27, 29a, 30, derde lid, of 35».
Artikel 5.13, onderdeel c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht komt te luiden:
c. de Wet milieubeheer:
– ten aanzien van gevaarlijke afvalstoffen en
– ten behoeve van de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 14, vierde lid, onderdelen a, d en e, van Verordening (EU) nr. 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PbEU 2019 L169), voor zover het gaat om handhaving van het bepaalde bij of krachtens:
1°. de titels 9.3, 9.3a en 9.4,
2°. de EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen,
3°. de EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels,
4°. de EG-verordening EU-milieukeur of
5°. de titels 2.5, 9.2 en 9.5, voor zover daarbij uitvoering wordt gegeven aan een internationale verplichting,.
De Wet explosieven voor civiel gebruik wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1» geplaatst.
2. In het eerste lid (nieuw) worden in de alfabetische volgorde twee begripsbepalingen ingevoegd, luidende:
aanbieder van diensten van de informatiemaatschappij als bedoeld in artikel 3, onderdeel 14, van verordening 2019/1020;
Verordening (EU) nr. 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PbEU 2019, L 169);.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Voor de toepassing van deze wet wordt, voor zover dat voor de toepassing van verordening 2019/1020 noodzakelijk is, onder «marktdeelnemer» verstaan, hetgeen daaronder in artikel 3, onder 13, van die verordening wordt verstaan.
B
Het opschrift van Hoofdstuk Ia komt te luiden:
C
Aan het slot van Hoofdstuk Ia wordt een paragraaf toegevoegd, luidende:
D
De artikelen 23 tot en met 26 komen te luiden:
1. De ingevolge artikel 22, eerste lid, aangewezen toezichthoudende ambtenaren, zijn in afwijking van artikel 5:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bevoegd met medeneming van de benodigde apparatuur een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner ten behoeve van de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 14, vierde lid, onderdelen a, d en e, van verordening 2019/1020.
2. Voor het uitoefenen van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, is een voorafgaande machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
3. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het tweede lid, staat voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister binnen veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
4. De artikelen 2 en 3 van de Algemene wet op het binnentreden zijn niet van toepassing.
1. De ingevolge artikel 22, eerste lid, aangewezen toezichthoudende ambtenaren zijn bevoegd om, ter uitvoering van verordening 2019/1020 onder verstrekking van onjuiste of onvolledige gegevens met betrekking tot hun identiteit en hoedanigheid, explosieven en bijzondere explosieven te verkrijgen ten behoeve van het controleren van de kenmerken van een explosief of een bijzonder explosief en de verificatie van de documenten en de hieraan gerelateerde handelingen te verrichten voor zover dat voor de vervulling van hun taak noodzakelijk is. Artikel 5:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
2. De ambtenaar die gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid, maakt daarvan een schriftelijk verslag op waarin hij vermeldt:
a. zijn naam of nummer en hoedanigheid;
b. de motivering van de noodzaak tot uitoefening van de bevoegdheid;
c. de voorschriften op de naleving waarvan wordt toegezien;
d. het adres, waaronder indien van toepassing, het elektronische adres waar het explosief of het bijzondere explosief, is verkregen en voor zover bekend, de omschrijving van de betrokken marktdeelnemer;
e. de onjuiste of onvolledige gegevens die zijn verstrekt bij de verkrijging van het explosief of het bijzondere explosief;
f. de wijze waarop en het tijdvak waarin de handelingen hebben plaatsgevonden;
g. wat de uitkomst is van het onderzoek van het verkregen explosief of bijzondere explosief.
1. Ter uitvoering van verordening 2019/1020 kan Onze Minister, indien er geen andere doeltreffende middelen voorhanden zijn om een ernstig risico als bedoeld in artikel 3, onderdeel 20, van verordening 2019/1020, gevormd door een explosief of een bijzonder explosief, weg te nemen, een zelfstandige last opleggen aan degene die daartoe in staat is, om inhoud te verwijderen van of de toegang te beperken tot een online interface als bedoeld in artikel 3, onderdeel 15, van verordening 2019/1020 of opdracht te geven tot de duidelijke weergave van een waarschuwing voor eindgebruikers als bedoeld in artikel 3, onderdeel 21, van verordening 2019/1020, wanneer zij zich toegang verschaffen tot een online interface.
2. Indien niet binnen de daarvoor gestelde termijn aan een last als bedoeld in het eerste lid is voldaan, kan Onze Minister, een zelfstandige last opleggen aan een aanbieder van diensten van de informatiemaatschappij, om alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd om de toegang tot een online interface te beperken, onder meer door een daarvoor in aanmerking komende derde te verzoeken dergelijke maatregelen uit te voeren.
3. Degene tot wie een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of tweede lid is gericht, handelt overeenkomstig die last.
4. Op grond van het eerste of tweede lid kan geen zelfstandige last worden opgelegd die leidt tot het blokkeren of filteren van internetverkeer.
5. Voor een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of tweede lid is voorafgaande machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
6. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het vijfde lid, staat voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister, binnen veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
7. Onze Minister maakt de machtiging van de rechter-commissaris gelijktijdig met de zelfstandige last, bedoeld in het eerste of tweede lid, bekend.
Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing voor zover de ingevolge artikel 22, eerste lid, aangewezen toezichthoudende ambtenaren bijstand verlenen aan een markttoezichtautoriteit als bedoeld in artikel 3, onderdeel 4, van verordening 2019/1020, uit een andere lidstaat van de Europese Unie op grond van artikel 22 of artikel 23 van die verordening.
De Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, eerste lid, wordt in de alfabetische volgorde een begripsbepaling ingevoegd, luidende:
Verordening (EU) nr. 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PbEU 2019, L 169);.
B
Artikel 43 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt «overtredingen van de verordening» vervangen door «overtredingen van de verordening en van de verordening (EU) nr. 2019/1020».
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende: 5. Het is verboden in strijd te handelen met artikel 7 van verordening (EU) nr. 2019/1020.
C
Aan Hoofdstuk 7, titel 1, wordt een paragraaf toegevoegd, luidende:
1. De ingevolge artikel 82, eerste lid, aangewezen ambtenaren, zijn in afwijking van artikel 5:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bevoegd met medeneming van de benodigde apparatuur een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner ten behoeve van de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 14, vierde lid, onderdelen a, d en e, van verordening (EU) nr. 2019/1020.
2. Voor het uitoefenen van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, is een voorafgaande machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
3. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het tweede lid, staat voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister binnen veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
4. De artikelen 2 en 3 van de Algemene wet op het binnentreden zijn niet van toepassing.
1. Een krachtens artikel 82, eerste lid, aangewezen ambtenaar is bevoegd om, ter uitvoering van verordening (EU) nr. 2019/1020, onder verstrekking van onjuiste of onvolledige gegevens met betrekking tot zijn identiteit en hoedanigheid, biociden te verkrijgen en hieraan gerelateerde handelingen te verrichten, verrichten voor zover dat voor de vervulling van hun taak noodzakelijk is. Artikel 5:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
2. De ambtenaar die gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, maakt daarvan een schriftelijk verslag op waarin hij vermeldt:
a. zijn naam of nummer en hoedanigheid;
b. de motivering van de noodzaak tot uitoefening van de bevoegdheid;
c. de voorschriften op de naleving waarvan wordt toegezien;
d. het adres, waaronder indien van toepassing het elektronische adres, waar de biocide is verkregen, en voor zover bekend, de omschrijving van de betrokken marktdeelnemer;
e. de onjuiste of onvolledige gegevens die zijn verstrekt de verkrijging van de biocide;
f. de wijze waarop en het tijdvak waarin de handelingen hebben plaatsgevonden;
g. wat de uitkomst is van het onderzoek van de verkregen biocide.
1. Ter uitvoering van verordening (EU) nr. 2019/1020 kan Onze Minister, indien er geen andere doeltreffende middelen voorhanden zijn om een ernstig risico als bedoeld in artikel 3, onderdeel 20, van verordening (EU) nr. 2019/1020, gevormd door een biocide, weg te nemen, een zelfstandige last opleggen aan degene die daartoe in staat is, om inhoud te verwijderen van of de toegang te beperken tot een online interface als bedoeld in artikel 3, onderdeel 15, van verordening (EU) 2019/1020 of opdracht te geven tot de duidelijke weergave van een waarschuwing voor eindgebruikers, bedoeld in artikel 3, onderdeel 21, van verordening (EU) nr. 2019/1020, wanneer zij zich toegang verschaffen tot een online interface.
2. Indien niet binnen de daarvoor gestelde termijn aan een last als bedoeld in het eerste lid is voldaan, kan Onze Minister een zelfstandige last opleggen aan een aanbieder van diensten van de informatiemaatschappij, als bedoeld in artikel 3, onderdeel 14, van verordening (EU) nr. 2019/1020 om alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd om de toegang tot een online interface te beperken, onder meer door een daarvoor in aanmerking komende derde te verzoeken dergelijke maatregelen uit te voeren.
3. Degene tot wie een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of tweede lid is gericht, handelt overeenkomstig die last.
4. Op grond van het eerste of tweede lid kan geen zelfstandige last worden opgelegd die leidt tot het blokkeren of filteren van internetverkeer.
5. Voor een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of tweede lid is voorafgaande machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
6. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het vijfde lid, staat voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister, binnen veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
7. Onze Minister maakt de machtiging van de rechter-commissaris gelijktijdig met de zelfstandige last, bedoeld in het eerste of tweede lid, bekend.
Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing voor zover een krachtens artikel 82, eerste lid, aangewezen ambtenaar bijstand verleent aan een markttoezichtautoriteit als bedoeld in artikel 3, onderdeel 4, van verordening (EU) nr. 2019/1020, uit een andere lidstaat van de Europese Unie op grond van artikel 22 of artikel 23 van die verordening.
D
In artikel 90 wordt «39, 43, 71 tot en met 81,» vervangen door «39, 43, met uitzondering van het vijfde lid, 71 tot en met 81,».
De Wet uitvoering EU-handelingen energie-efficiëntie wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel l door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PbEU 2019, L 169).
B
Na artikel 31 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
1. Een krachtens artikel 31, eerste lid, aangewezen ambtenaar is in afwijking van artikel 5:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bevoegd met medeneming van de benodigde apparatuur een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner ten behoeve van de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 14, vierde lid, onderdelen a, d en e, van verordening (EU) 2019/1020.
2. Voor het uitoefenen van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, is een voorafgaande machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
3. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het tweede lid, staat voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister binnen veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
4. De artikelen 2 en 3 van de Algemene wet op het binnentreden zijn niet van toepassing.
1. Een krachtens artikel 31, eerste lid, aangewezen ambtenaar is bevoegd om, ter uitvoering van verordening (EU) 2019/1020, onder verstrekking van onjuiste of onvolledige gegevens met betrekking tot zijn identiteit en hoedanigheid, energiegerelateerde producten te verkrijgen en hieraan gerelateerde handelingen te verrichten voor zover dat voor de vervulling van zijn taak noodzakelijk is. Artikel 5:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
2. De ambtenaar die gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, maakt daarvan een schriftelijk verslag op waarin hij vermeldt:
a. zijn naam of nummer en hoedanigheid;
b. de motivering van de noodzaak tot uitoefening van de bevoegdheid;
c. de voorschriften op de naleving waarvan wordt toegezien;
d. het adres, waaronder indien van toepassing het elektronische adres, waar het energiegerelateerde product is verkregen, en voor zover bekend, de omschrijving van de betrokkene;
e. de onjuiste of onvolledige gegevens die bij de handelingen ten behoeve van het verkrijgen van het energiegerelateerde product zijn verstrekt;
f. de wijze waarop en het tijdvak waarin de handelingen hebben plaatsgevonden;
g. hetgeen tijdens het onderzoek van het energiegerelateerde product is verricht, gebleken en overigens is voorgevallen.
Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing voor zover een krachtens artikel 31, eerste lid, aangewezen ambtenaar bijstand verleent aan een markttoezichtautoriteit als bedoeld in artikel 3, onderdeel 4, van verordening (EU) 2019/1020 uit een andere lidstaat van de Europese Unie op grond van artikel 22 of artikel 23 van genoemde verordening.
De Wet kabelbaaninstallaties wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, eerste lid, wordt in de alfabetische volgorde een begripsbepaling ingevoegd, luidende:
Verordening (EU) nr. 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PbEU 2019, L 169);.
B
In artikel 30 wordt «de artikelen 3, aanhef en onderdeel b, 20, eerste lid, 24, eerste lid, 25, 27 en 28» vervangen door «de artikelen 3, aanhef en onderdeel b, 20, eerste lid, 24, eerste lid, 25, 27, 28, 33a en 34c, derde lid».
C
In hoofdstuk 7 wordt na artikel 33 een artikel ingevoegd, luidende:
D
Na hoofdstuk 8 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
1. De ingevolge artikel 34, eerste lid, aangewezen ambtenaren zijn in afwijking van artikel 5:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bevoegd met medeneming van de benodigde apparatuur een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner ten behoeve van de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 14, vierde lid, onderdelen a, d en e, van verordening (EU) nr. 2019/1020.
2. Voor het uitoefenen van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, is een voorafgaande machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
3. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het tweede lid, staat voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister binnen veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
4. De artikelen 2 en 3 van de Algemene wet op het binnentreden zijn niet van toepassing.
1. De ingevolge artikel 34, eerste lid, aangewezen ambtenaren zijn bevoegd om, ter uitvoering van verordening (EU) nr. 2019/1020, onder verstrekking van onjuiste of onvolledige gegevens met betrekking tot hun identiteit en hoedanigheid, subsystemen of veiligheidscomponenten te verkrijgen ten behoeve van het controleren van de kenmerken van deze subsystemen of veiligheidscomponenten en de verificatie van de documenten en de hieraan gerelateerde handelingen te verrichten voor zover dat voor de vervulling van hun taak noodzakelijk is. Artikel 5:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
2. De ambtenaar die gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, maakt daarvan een schriftelijk verslag op waarin hij vermeldt:
a. zijn naam of nummer en hoedanigheid;
b. de motivering van de noodzaak tot uitoefening van de bevoegdheid;
c. de voorschriften op de naleving waarvan wordt toegezien;
d. het adres, waaronder indien van toepassing, het elektronische adres waar het subsysteem of de veiligheidscomponent, is verkregen, en voor zover bekend, de omschrijving van de betrokken marktdeelnemer, bedoeld in artikel 3, onderdeel 13, van verordening (EU) nr. 2019/1020;
e. de onjuiste of onvolledige gegevens die zijn verstrekt bij de verkrijging van het subsysteem of de veiligheidscomponent;
f. de wijze waarop en het tijdvak waarin de handelingen hebben plaatsgevonden;
g. wat de uitkomst is van het onderzoek van het verkregen subsysteem of de verkregen veiligheidscomponent.
1. Ter uitvoering van verordening (EU) nr. 2019/1020 kan Onze Minister, indien er geen andere doeltreffende middelen voorhanden zijn om een ernstig risico als bedoeld in artikel 3, onderdeel 20, van verordening (EU) nr. 2019/1020, gevormd door een subsysteem of een veiligheidscomponent, weg te nemen, een zelfstandige last opleggen aan degene die daartoe in staat is, om inhoud te verwijderen van of de toegang te beperken tot een online interface als bedoeld in artikel 3, onderdeel 15, van verordening (EU) nr. 2019/1020 of opdracht te geven tot de duidelijke weergave van een waarschuwing voor eindgebruikers, bedoeld in artikel 3, onderdeel 21, van verordening (EU) nr. 2019/1020, wanneer zij zich toegang verschaffen tot een online interface.
2. Indien niet binnen de daarvoor gestelde termijn aan een last als bedoeld in het eerste lid is voldaan, kan Onze Minister een zelfstandige last opleggen aan een aanbieder van diensten van de informatiemaatschappij, als bedoeld in artikel 3, onderdeel 14, van verordening (EU) nr. 2019/1020 om alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd om de toegang tot een online interface te beperken, onder meer door een daarvoor in aanmerking komende derde te verzoeken dergelijke maatregelen uit te voeren.
3. Degene tot wie een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of tweede lid is gericht, handelt overeenkomstig die last.
4. Op grond van het eerste of tweede lid kan geen zelfstandige last worden opgelegd die leidt tot het blokkeren of filteren van internetverkeer.
5. Voor een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of tweede lid is voorafgaande machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
6. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het vijfde lid, staat voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister, binnen veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
7. Onze Minister maakt de machtiging van de rechter-commissaris gelijktijdig met de zelfstandige last, bedoeld in het eerste of tweede lid, bekend.
Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing voor zover de ingevolge artikel 34, eerste lid, aangewezen ambtenaren bijstand verlenen aan een markttoezichtautoriteit als bedoeld in artikel 3, onderdeel 4, van verordening (EU) nr. 2019/1020, uit een andere lidstaat van de Europese Unie op grond van artikel 22 of artikel 23 van die verordening.
De Wet luchtvaart wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.1, eerste lid, wordt in de alfabetische volgorde een begripsbepaling ingevoegd, luidende:
Verordening (EU) nr. 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PbEU 2019, L 169);.
B
Aan artikel 11.15, onderdeel b, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van subonderdeel 11° door een puntkomma, een subonderdeel toegevoegd, luidende:
12°. artikel 7 van de verordening markttoezicht voor zover die verordening van toepassing is op het ontwerp, de productie en het in de handel brengen van luchtvaartuigen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen a en b, van die basisverordening wat betreft onbemande luchtvaartuigen, en hun motoren, propellers, onderdelen en apparatuur om het luchtvaartuig van een afstand te bedienen.
C
Aan hoofdstuk 11 wordt een titel toegevoegd, luidende:
1. De ingevolge artikel 1.5 aangewezen toezichthouders, zijn, in afwijking van artikel 5:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, ter uitvoering van de verordening markttoezicht in verband met de basisverordening, voor zover het gaat om het ontwerp, de productie en het in de handel brengen van luchtvaartuigen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a en b, van de basisverordening wat betreft onbemande luchtvaartuigen, en hun motoren, propellers, onderdelen en apparatuur om het luchtvaartuig van een afstand te bedienen, bevoegd met medeneming van de benodigde apparatuur een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner ten behoeve van de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 14, vierde lid, onderdelen a, d en e, van de verordening markttoezicht.
2. Voor het uitoefenen van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, is een voorafgaande machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
3. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het tweede lid, staat voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister binnen veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
4. De artikelen 2 en 3 van de Algemene wet op het binnentreden zijn niet van toepassing.
1. Toezichthouders als bedoeld in artikel 11.28a zijn bevoegd om, onder verstrekking van onjuiste of onvolledige gegevens met betrekking tot hun identiteit en hoedanigheid, motoren, propellers, onderdelen en apparatuur om luchtvaartuigen van een afstand te bedienen te verkrijgen ten behoeve van het controleren van de kenmerken van deze producten en de verificatie van de documenten en de hieraan gerelateerde handelingen te verrichten voor zover dat voor de vervulling van hun taak noodzakelijk is, ter uitvoering van de verordening markttoezicht en voor zover het gaat om:
a. het toezicht op de naleving van de basisverordening, en
b. het ontwerp, de productie en het in de handel brengen van luchtvaartuigen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a en b, van die basisverordening wat betreft onbemande luchtvaartuigen, en hun motoren, propellers, onderdelen en apparatuur om het luchtvaartuig van een afstand te bedienen.
Artikel 5:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
2. De toezichthouder die gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, maakt daarvan een schriftelijk verslag op waarin hij vermeldt:
a. zijn naam of nummer en hoedanigheid;
b. de motivering van de noodzaak tot uitoefening van de bevoegdheid;
c. de voorschriften op de naleving waarvan wordt toegezien;
d. het adres, waaronder indien van toepassing, het elektronische adres waar de motor, de propeller, het onderdeel of de apparatuur om luchtvaartuigen van een afstand te bedienen is verkregen, en voor zover bekend, de omschrijving van de betrokken marktdeelnemer, bedoeld in artikel 3, onderdeel 13, van de verordening markttoezicht;
e. de onjuiste of onvolledige gegevens die zijn verstrekt bij de verkrijging van de motor, de propeller, het onderdeel of de apparatuur om luchtvaartuigen van een afstand te bedienen;
f. de wijze waarop en het tijdvak waarin de handelingen hebben plaatsgevonden;
g. wat de uitkomst is van het onderzoek van de verkregen motor of propeller, het verkregen onderdeel of de verkregen apparatuur om luchtvaartuigen van een afstand te bedienen.
1. Ter uitvoering van de verordening markttoezicht kan Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat, indien er geen andere doeltreffende middelen voorhanden zijn om een ernstig risico als bedoeld in artikel 3, onderdeel 20, van de verordening markttoezicht, gevormd door het product of onderdeel, bedoeld in artikel 11.28b, eerste lid, weg te nemen, een zelfstandige last opleggen aan degene die daartoe in staat is, om inhoud te verwijderen van of de toegang te beperken tot een online interface als bedoeld in artikel 3, onderdeel 15, van de verordening markttoezicht of opdracht te geven tot de duidelijke weergave van een waarschuwing voor eindgebruikers, bedoeld in artikel 3, onderdeel 21, van de verordening markttoezicht wanneer zij zich toegang verschaffen tot een online interface.
2. Indien niet binnen de daarvoor gestelde termijn aan een last als bedoeld in het eerste lid is voldaan, kan Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat een zelfstandige last opleggen aan een aanbieder van diensten van de informatiemaatschappij, als bedoeld in artikel 3, onderdeel 14, van de verordening markttoezicht om alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd om de toegang tot een online interface te beperken, onder meer door een daarvoor in aanmerking komende derde te verzoeken dergelijke maatregelen uit te voeren.
3. Degene tot wie een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of tweede lid is gericht, handelt overeenkomstig die last.
4. Op grond van het eerste of tweede lid kan geen zelfstandige last worden opgelegd die leidt tot het blokkeren of filteren van internetverkeer.
5. Voor een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of tweede lid is voorafgaande machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
6. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het vijfde lid, staat voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat, binnen veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
7. Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat maakt de machtiging van de rechter-commissaris gelijktijdig met de zelfstandige last, bedoeld in het eerste of tweede lid, bekend.
Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing voor zover de ingevolge artikel 1.5 aangewezen toezichthouders bijstand verlenen aan een markttoezichtautoriteit als bedoeld in artikel 3, onderdeel 4, van de verordening markttoezicht, uit een andere lidstaat van de Europese Unie op grond van artikel 22 of artikel 23 van die verordening.
De Wet medische hulpmiddelen wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van het laatste onderdeel door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PbEU 2019, L169).
B
In artikel 7, eerste lid, wordt «Verordening (EU) 2017/745 en Verordening (EU) 2017/746» vervangen door «Verordening (EU) 2017/745, Verordening (EU) 2017/746 en Verordening (EU) 2019/1020».
C
In artikel 10 wordt «Verordening (EU) 2017/745 en Verordening (EU) 2017/746» vervangen door «Verordening (EU) 2017/745, Verordening (EU) 2017/746 en Verordening (EU) 2019/1020».
D
Na artikel 10 worden vier artikelen ingevoegd, luidende:
1. De toezichthouders, bedoeld in artikel 10, zijn in afwijking van artikel 5:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht bevoegd met medeneming van de benodigde apparatuur een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner ten behoeve van de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 14, vierde lid, onderdelen a, d en e, van Verordening (EU) 2019/1020.
2. Voor het uitoefenen van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, is een voorafgaande machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
3. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het tweede lid, staat voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister binnen veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
4. De artikelen 2 en 3 van de Algemene wet op het binnentreden zijn niet van toepassing.
1. De toezichthouders, bedoeld in artikel 10, zijn bevoegd om, ter uitvoering van Verordening (EU) 2019/1020, onder verstrekking van onjuiste of onvolledige gegevens met betrekking tot hun identiteit en hoedanigheid, medische hulpmiddelen of medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek te verkrijgen en de hieraan gerelateerde handelingen te verrichten voor zover dat voor de invulling van hun taak noodzakelijk is. Artikel 5:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
2. De toezichthouder die gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid, maakt daarvan een schriftelijk verslag op waarin hij vermeldt:
a. zijn naam of nummer en hoedanigheid;
b. de motivering van de noodzaak tot uitoefening van de bevoegdheid;
c. de voorschriften op de naleving waarvan wordt toegezien;
d. het adres, waaronder indien van toepassing, het elektronische adres, waar het medisch hulpmiddel of het medisch hulpmiddel voor in-vitrodiagnostiek is verkregen en, voor zover bekend, de omschrijving van de betrokken marktdeelnemer;
e. de onjuiste of onvolledige gegevens die bij het verkrijgen van het medisch hulpmiddel of medisch hulpmiddel voor in-vitrodiagnostiek zijn verstrekt;
f. de wijze waarop en het tijdvak waarin het medisch hulpmiddel of medisch hulpmiddel voor in-vitrodiagnostiek is verkregen; en
g. hetgeen tijdens het onderzoek van het medisch hulpmiddel of medisch hulpmiddel voor in-vitrodiagnostiek is verricht, gebleken en overigens is voorgevallen.
Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing voor zover een toezichthouder bijstand verleent aan een markttoezichtautoriteit als bedoeld in artikel 3, onderdeel 4, van Verordening (EU) 2019/1020 uit een lidstaat van de Europese Unie op grond van de artikelen 22 of 23 van Verordening (EU) 2019/1020.
1. Ter uitvoering van Verordening (EU) 2019/1020 kan Onze Minister, indien er geen andere doeltreffende middelen voorhanden zijn om een ernstig risico als bedoeld in artikel 3, onderdeel 20, van Verordening (EU) 2019/1020, gevormd door een medisch hulpmiddel of medisch hulpmiddel voor in-vitrodiagnostiek, weg te nemen, een zelfstandige last opleggen aan:
a. degene die daartoe in staat is, om inhoud te verwijderen van of de toegang te beperken tot een online interface als bedoeld in artikel 3, onderdeel 15, van Verordening (EU) 2019/1020, of opdracht te geven tot de duidelijke weergave van een waarschuwing aan eindgebruikers wanneer die zich toegang tot de online interface verschaffen, of;
b. indien niet binnen de daarvoor gestelde termijn aan een last als bedoeld onder a is voldaan, aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij als bedoeld in artikel 3, onderdeel 14, van Verordening (EU) 2019/1020 om alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd om de toegang tot een online interface te beperken, onder meer door een daarvoor in aanmerking komende derde te verzoeken dergelijke maatregelen uit te voeren.
2. Degene tot wie een zelfstandige last als bedoeld in het eerste lid is gericht, handelt overeenkomstig die last.
3. Op grond van het eerste lid kan geen zelfstandige last worden opgelegd die leidt tot het blokkeren of filteren van internetverkeer.
4. Voor een zelfstandige last als bedoeld in het eerste lid, is voorafgaande machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
5. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het vierde lid, staat voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister binnen veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
6. Onze Minister maakt de machtiging van de rechter-commissaris gelijktijdig met de zelfstandige last, bedoeld in het eerste lid, bekend.
E
In artikel 12, onderdeel c, wordt «6 en 9a» vervangen door «6, 9a en 10d, tweede lid,».
F
Artikel 13 komt te luiden:
G
Aan artikel 14, tweede lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel c door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. artikel 7 van Verordening (EU) 2019/1020.
De Wet milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.1, eerste lid, wordt in de alfabetische volgorde een begripsbepaling ingevoegd, luidende:
verordening (EU) nr. 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PbEU 2019, L 169);.
B
Artikel 2.54 van de Wet milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Het is verboden in strijd te handelen met de volgende bepaling van de EU-verordening markttoezicht: artikel 7.
C
Na artikel 9.3.3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
D
In artikel 9.3a.3, eerste lid, wordt «25, eerste, tweede en vierde tot en met zesde lid,» vervangen door «25, eerste, tweede en vierde tot en met achtste lid,».
E
Artikel 9.3a.4 komt te luiden:
F
In artikel 9.4.1, eerste lid, worden in de alfabetische volgorde twee begripsbepalingen ingevoegd, luidende:
aanbieder van een dienst zoals gedefinieerd in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEU 2015, L 241);
marktdeelnemer als bedoeld in artikel 3, onderdeel 13, van de EU-verordening markttoezicht.
G
Na artikel 9.4.8 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Het is een marktdeelnemer die betrokken is of betrokken is geweest bij het op de markt aanbieden of in de handel brengen van een energiegerelateerd product dat behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie of tot een categorie aangewezen in een uitvoeringsmaatregel die in de vorm van een verordening is gesteld, verboden in strijd te handelen met de artikelen 4, eerste, derde en vierde lid, en 7, eerste lid, van de EU-verordening markttoezicht.
2. Het is een aanbieder van diensten van de informatiemaatschappij die betrokken is of is geweest bij het op de markt aanbieden of in de handel brengen van een energiegerelateerd product dat behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie of tot een categorie aangewezen in een uitvoeringsmaatregel die in de vorm van een verordening is gesteld, verboden in strijd te handelen met artikel 7, tweede lid, van de EU-verordening markttoezicht.
3. Het is een gemachtigde als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel c, van de EU-verordening markttoezicht, die betrokken is of betrokken is geweest bij het op de markt aanbieden of in de handel brengen van een energiegerelateerd product dat behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie of tot een categorie aangewezen in een uitvoeringsmaatregel die in de vorm van een verordening is gesteld, verboden te handelen in strijd met artikel 5, tweede lid, tweede volzin, van de EU-verordening markttoezicht.
H
Artikel 15.51, tweede lid, komt te luiden:
2. Het eerste lid is niet van toepassing op inrichtingen:
a. die uitsluitend of in hoofdzaak zijn bestemd tot het telen van eetbare paddenstoelen of witlof onder een opstand als bedoeld in dat lid, of
b. waarop titel 16.2 van toepassing is.
I
Aan artikel 18.1a, tweede lid, onderdeel d, wordt, onder de vervanging van de punt aan het slot van dat onderdeel door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. de EG-verordening EU-milieukeur.
J
Aan artikel 18.1a, eerste lid, onderdeel d, wordt, onder de vervanging van de punt aan het slot van dat onderdeel door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. de EG-verordening EU-milieukeur.
K
Artikel 18.2b, eerst lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. de titels 9.2 tot en met 9.5 en de artikelen 17.19 en 18.21, derde lid;.
L
Aan het einde van hoofdstuk 18 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
1. De artikelen 18.20 tot en met 18.22 hebben, in verband met de uitvoering van de EU-verordening markttoezicht, betrekking op de handhaving van het bepaalde bij of krachtens:
a. de titels 9.3, 9.3a en 9.4,
b. de EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen,
c. de EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels,
d. de EG-verordening EU-milieukeur of
e. de titels 2.5, 9.2 en 9.5, voor zover daarbij uitvoering wordt gegeven aan een internationale verplichting.
2. In verband met de uitvoering van het eerste lid, zijn bevoegd om, onder verstrekking van onjuiste of onvolledige gegevens met betrekking tot hun identiteit en hoedanigheid, stoffen, mengsels of producten te verkrijgen ten behoeve van het controleren van de kenmerken van deze stoffen, mengsels of producten en de verificatie van de betreffende documenten en de hieraan gerelateerde handelingen te verrichten voor zover dat voor de vervulling van hun taak noodzakelijk is:
i. krachtens artikel 5.10, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aangewezen toezichthouders,
ii. Onze Minister voor zover de op grond van artikel 18.2b, eerste lid, bedoelde zorg voor de bestuursrechtelijke handhaving bij hem berust, en
iii. Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat, Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid of Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, voor zover deze de zorg voor de bestuursrechtelijke handhaving ingevolge artikel 18.2b, tweede lid, tot taak heeft. Artikel 5.12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
3. Degene die gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in het tweede lid, maakt daarvan een schriftelijk verslag op, waarin vermeld wordt:
a. zijn naam of nummer en hoedanigheid;
b. de motivering van de noodzaak tot uitoefening van de bevoegdheid;
c. de voorschriften op de naleving waarvan wordt toegezien;
d. het adres, waaronder indien van toepassing, het elektronische adres waar de stof, het mengsel of het product, is verkregen en, voor zover bekend, de omschrijving van de betrokken marktdeelnemer, bedoeld in artikel 3, onderdeel 13, van de EU-verordening markttoezicht;
e. de onjuiste of onvolledige gegevens die zijn verstrekt bij de verkrijging van de stof, het mengsel of het product;
f. de wijze waarop en het tijdvak waarin de handelingen hebben plaatsgevonden;
g. wat de uitkomst is van het onderzoek van de verkregen stof, het verkregen mengsel of het verkregen product.
1. In verband met de uitvoering van artikel 18.20, eerste lid, kan Onze ingevolge artikel 18.20, tweede lid, onderdelen ii en iii, bevoegde Minister, indien er geen andere doeltreffende middelen voorhanden zijn om een ernstig risico als bedoeld in artikel 3, onderdeel 20, van de EU-verordening markttoezicht, gevormd door een stof, mengsel of product, weg te nemen, een zelfstandige last opleggen aan degene die daartoe in staat is, om inhoud te verwijderen van of de toegang te beperken tot een online interface als bedoeld in artikel 3, onderdeel 15, van de EU-verordening markttoezicht of opdracht te geven tot de duidelijke weergave van een waarschuwing voor eindgebruikers, bedoeld in artikel 3, onderdeel 21, van de EU-verordening markttoezicht, wanneer zij zich toegang verschaffen tot een online interface.
2. Indien niet binnen de daarvoor gestelde termijn aan een last als bedoeld in het eerste lid is voldaan, kan Onze Minister een zelfstandige last opleggen aan een aanbieder van diensten van de informatiemaatschappij, als bedoeld in artikel 3, onderdeel 14, van de EU-verordening markttoezicht om alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd om de toegang tot een online interface te beperken, onder meer door een daarvoor in aanmerking komende derde te verzoeken dergelijke maatregelen uit te voeren.
3. Degene tot wie een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of het tweede lid is gericht, handelt overeenkomstig die last.
4. Op grond van het eerste of tweede lid kan geen zelfstandige last worden opgelegd die leidt tot het blokkeren of filteren van internetverkeer.
5. Voor een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of tweede lid is voorafgaande machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
6. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het vijfde lid, staat voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister, binnen veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
7. Onze Minister maakt de machtiging van de rechter-commissaris gelijktijdig met de zelfstandige last, bedoeld in het eerste of tweede lid, bekend.
Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing voor zover de krachtens artikel 5.10, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, aangewezen toezichthouders, bijstand verlenen aan een markttoezichtautoriteit als bedoeld in artikel 3, onderdeel 4, van de EU-verordening markttoezicht, uit een andere lidstaat van de Europese Unie op grond van artikel 22 of artikel 23 van die verordening.
M
Aan het einde van hoofdstuk 18 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
1. De artikelen 18.20 tot en met 18.22 hebben, in verband met de uitvoering van de EU-verordening markttoezicht, betrekking op de handhaving van het bepaalde bij of krachtens:
a. de titels 9.3, 9.3a en 9.4,
b. de EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen,
c. de EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels,
d. de EG-verordening EU-milieukeur of
e. de titels 2.5, 9.2 en 9.5, voor zover daarbij uitvoering wordt gegeven aan een internationale verplichting.
2. In verband met de uitvoering van het eerste lid, zijn bevoegd om, onder verstrekking van onjuiste of onvolledige gegevens met betrekking tot hun identiteit en hoedanigheid, stoffen, mengsels of producten te verkrijgen ten behoeve van het controleren van de kenmerken van deze stoffen, mengsels of producten en de verificatie van de betreffende documenten en de hieraan gerelateerde handelingen te verrichten voor zover dat voor de vervulling van hun taak noodzakelijk is:
i. krachtens artikel 18.6 van de Omgevingswet juncto artikel 18.1a, eerste lid, aangewezen toezichthouders,
ii. Onze Minister voor zover de op grond van artikel 18.2b, eerste lid, bedoelde zorg voor de bestuursrechtelijke handhaving bij hem berust, en
iii. Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat, Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid of Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, voor zover deze de zorg voor de bestuursrechtelijke handhaving ingevolge artikel 18.2b, tweede lid, tot taak heeft. Artikel 5.12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
3. Degene die gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in het tweede lid, maakt daarvan een schriftelijk verslag op, waarin vermeld wordt:
a. zijn naam of nummer en hoedanigheid;
b. de motivering van de noodzaak tot uitoefening van de bevoegdheid;
c. de voorschriften op de naleving waarvan wordt toegezien;
d. het adres, waaronder indien van toepassing, het elektronische adres waar de stof, het mengsel of het product, is verkregen en, voor zover bekend, de omschrijving van de betrokken marktdeelnemer, bedoeld in artikel 3, onderdeel 13, van de EU-verordening markttoezicht;
e. de onjuiste of onvolledige gegevens die zijn verstrekt bij de verkrijging van de stof, het mengsel of het product;
f. de wijze waarop en het tijdvak waarin de handelingen hebben plaatsgevonden;
g. wat de uitkomst is van het onderzoek van de verkregen stof, het verkregen mengsel of het verkregen product.
1. In verband met de uitvoering van artikel 18.20, eerste lid, kan Onze ingevolge artikel 18.20, tweede lid, onderdelen ii en iii, bevoegde Minister, indien er geen andere doeltreffende middelen voorhanden zijn om een ernstig risico als bedoeld in artikel 3, onderdeel 20, van de EU-verordening markttoezicht, gevormd door een stof, mengsel of product, weg te nemen, een zelfstandige last opleggen aan degene die daartoe in staat is, om inhoud te verwijderen van of de toegang te beperken tot een online interface als bedoeld in artikel 3, onderdeel 15, van de EU-verordening markttoezicht of opdracht te geven tot de duidelijke weergave van een waarschuwing voor eindgebruikers, bedoeld in artikel 3, onderdeel 21, van de EU-verordening markttoezicht, wanneer zij zich toegang verschaffen tot een online interface.
2. Indien niet binnen de daarvoor gestelde termijn aan een last als bedoeld in het eerste lid is voldaan, kan Onze Minister een zelfstandige last opleggen aan een aanbieder van diensten van de informatiemaatschappij, als bedoeld in artikel 3, onderdeel 14, van de EU-verordening markttoezicht om alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd om de toegang tot een online interface te beperken, onder meer door een daarvoor in aanmerking komende derde te verzoeken dergelijke maatregelen uit te voeren.
3. Degene tot wie een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of het tweede lid is gericht, handelt overeenkomstig die last.
4. Op grond van het eerste of tweede lid kan geen zelfstandige last worden opgelegd die leidt tot het blokkeren of filteren van internetverkeer.
5. Voor een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of tweede lid is voorafgaande machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
6. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het vijfde lid, staat voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister, binnen veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
7. Onze Minister maakt de machtiging van de rechter-commissaris gelijktijdig met de zelfstandige last, bedoeld in het eerste of tweede lid, bekend.
Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing voor zover de krachtens artikel 18.6 van de Omgevingswet juncto artikel 18.1a, eerste lid, aangewezen toezichthouders, bijstand verlenen aan een markttoezichtautoriteit als bedoeld in artikel 3, onderdeel 4, van de EU-verordening markttoezicht, uit een andere lidstaat van de Europese Unie op grond van artikel 22 of artikel 23 van die verordening.
N
Artikel 18.20, tweede lid, onderdeel i, komt te luiden:
i. krachtens artikel 18.6 van de Omgevingswet juncto artikel 18.1a, eerste lid, aangewezen toezichthouders,.
O
Artikel 18.22 komt te luiden:
Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing voor zover de krachtens artikel 18.6 van de Omgevingswet juncto artikel 18.1a, eerste lid, aangewezen toezichthouders, bijstand verlenen aan een markttoezichtautoriteit als bedoeld in artikel 3, onderdeel 4, van de EU-verordening markttoezicht, uit een andere lidstaat van de Europese Unie op grond van artikel 22 of artikel 23 van die verordening.
De Wet op de economische delicten wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel 1°, wordt bij «de Telecommunicatiewet» «10.1, 10.11, tweede lid, 10.15, eerste lid, 10.17, eerste lid» vervangen door «10.1, 10.11, tweede lid, 10.11c, 10.11d, 10.15, eerste lid, 10.17 eerste lid».
2. In onderdeel 3°, wordt bij «de Warenwet» «artikel 21, tweede lid, 27, tweede lid, 30, derde lid« vervangen door «artikel 21, tweede lid, 27, tweede lid, 30, derde lid, en 32g, tweede lid»;
3. In onderdeel 4°, wordt bij «de Metrologiewet» «23, eerste en tweede lid en vijfde lid, tweede volzin» vervangen door «23, eerste, tweede en vijfde lid, tweede volzin, 23a, 23b» en wordt bij «de Wet scheepsuitrusting 2016» «artikel 22, met uitzondering van artikel 22, eerste lid en vijfde lid, onderdeel a» vervangen door «artikel 22, met uitzondering van het eerste en vijfde lid, onderdelen a en d».
B
Artikel 1a wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel 2°, wordt bij «de Wegenverkeerswet 1994» «de krachtens artikel 29 en 31 genoemde artikelen van een EU-verordening in verband met de goedkeuring van motorvoertuigen en de artikelen 30, 31, tweede lid en 33» vervangen door «de krachtens artikel 29 en 31 genoemde artikelen van een EU-verordening of -richtlijn in verband met de goedkeuring van motorvoertuigen en de artikelen 20ga, 29a, 30, 30a en 33» en wordt bij de «Wet milieubeheer» «9.4.4. tot en met 9.4.7» vervangen door «9.4.4 tot en met 9.4.7, 9.4.9».
2. In onderdeel 3°, wordt bij «de Meststoffenwet» «de artikelen 4, 5, 6, 9, tweede en derde lid, 11, tweede en derde lid, 13, vierde lid, 15, 16, 34, 35, 36, 37, 38, derde lid en 40» vervangen door «de artikelen 4, 5, 5a, 6, 9, tweede en derde lid, 11, tweede en derde lid, 13, vierde lid, 15, 16, 34, 35, 36, 37, 38, derde lid en 40».
De Wet pleziervaartuigen 2016 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt in de alfabetische volgorde een begripsbepaling ingevoegd, luidende:
Verordening (EU) nr. 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PbEU 2019 L169);.
B
Aan artikel 12 wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. Het is verboden te handelen in strijd met:
a. artikel 4, eerste, derde en vierde lid, van de EU-verordening markttoezicht, en
b. de artikelen 5, tweede lid, tweede volzin, en 7 van de EU-verordening markttoezicht.
C
Na artikel 13 worden vier artikelen ingevoegd, luidende:
1. De ingevolge artikel 13 aangewezen ambtenaren, zijn in afwijking van artikel 5:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bevoegd met medeneming van de benodigde apparatuur een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner ten behoeve van de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 14, vierde lid, onderdelen a, d en e, van de EU-verordening markttoezicht.
2. Voor het uitoefenen van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, is een voorafgaande machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
3. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het tweede lid, staat voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister binnen veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
4. De artikelen 2 en 3 van de Algemene wet op het binnentreden zijn niet van toepassing.
1. De ingevolge artikel 13 aangewezen ambtenaren zijn bevoegd om, ter uitvoering van de EU-verordening markttoezicht, onder verstrekking van onjuiste of onvolledige gegevens met betrekking tot hun identiteit en hoedanigheid, producten als bedoeld in artikel 3, eerste lid, te verkrijgen ten behoeve van het controleren van de kenmerken van deze producten en de verificatie van de documenten en de hieraan gerelateerde handelingen te verrichten voor zover dat voor de vervulling van hun taak noodzakelijk is. Artikel 5:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
2. De ambtenaar die gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid, maakt daarvan een schriftelijk verslag op waarin wordt vermeld:
a. zijn naam of nummer en hoedanigheid;
b. de motivering van de noodzaak tot uitoefening van de bevoegdheid;
c. de voorschriften op de naleving waarvan wordt toegezien;
d. het adres, waaronder indien van toepassing, het elektronische adres waar het product, bedoeld in het eerste lid, is verkregen en, voor zover bekend, de omschrijving van de betrokken marktdeelnemer;
e. de onjuiste of onvolledige gegevens die zijn verstrekt bij de verkrijging van het product;
f. de wijze waarop en het tijdvak waarin de handelingen hebben plaatsgevonden;
g. wat de uitkomst is van het onderzoek van het verkregen product.
1. Ter uitvoering van de EU-verordening markttoezicht kan Onze Minister, indien er geen andere doeltreffende middelen voorhanden zijn om een ernstig risico als bedoeld in artikel 3, onderdeel 20, van de EU-verordening markttoezicht, gevormd door het product, weg te nemen, een zelfstandige last opleggen aan degene die daartoe in staat is, om inhoud te verwijderen van of de toegang te beperken tot een online interface als bedoeld in artikel 3, onderdeel 15, van de EU-verordening markttoezicht of opdracht te geven tot de duidelijke weergave van een waarschuwing voor eindgebruikers, bedoeld in artikel 3, onderdeel 21, van de EU-verordening markttoezicht, wanneer zij zich toegang verschaffen tot een online interface.
2. Indien niet binnen de daarvoor gestelde termijn aan een last als bedoeld in het eerste lid is voldaan, kan Onze Minister een zelfstandige last opleggen aan een aanbieder van diensten van de informatiemaatschappij, als bedoeld in artikel 3, onderdeel 14, van de EU-verordening markttoezicht om alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd om de toegang tot een online interface te beperken, onder meer door een daarvoor in aanmerking komende derde te verzoeken dergelijke maatregelen uit te voeren.
3. Degene tot wie een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of tweede lid is gericht, handelt overeenkomstig die last.
4. Op grond van het eerste of tweede lid kan geen zelfstandige last worden opgelegd die leidt tot het blokkeren of filteren van internetverkeer.
5. Voor een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of tweede lid is voorafgaande machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
6. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het vijfde lid, staat voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister, binnen veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
7. Onze Minister maakt de machtiging van de rechter-commissaris gelijktijdig met de zelfstandige last, bedoeld in het eerste of tweede lid, bekend.
Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing voor zover de krachtens artikel 13 van de wet aangewezen toezichthouders bijstand verlenen aan een markttoezichtautoriteit uit een andere lidstaat van de Europese Unie op grond van artikel 22 of artikel 23 van die verordening.
D
Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
Onze Minister kan aan degene die handelt in strijd met de in artikel 12, met uitzondering van het zevende lid, onderdeel b, gestelde verboden een bestuurlijke boete opleggen.
2. In het vierde lid wordt «artikel 12, vijfde lid, onderdeel a,» vervangen door «artikel 12, vijfde lid, onderdeel a, en zevende lid, onderdeel a».
De Wet scheepsuitrusting 2016 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt in de alfabetische volgorde een begripsbepaling ingevoegd, luidende:
Verordening (EU) nr. 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PbEU 2019 L 169);.
B
Na artikel 16 worden vier artikelen ingevoegd, luidende:
1. De ingevolge artikel 16 aangewezen ambtenaren, zijn in afwijking van artikel 5:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bevoegd met medeneming van de benodigde apparatuur een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner ten behoeve van de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 14, vierde lid, onderdelen a, d en e, van de EU-verordening markttoezicht.
2. Voor het uitoefenen van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, is een voorafgaande machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
3. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het tweede lid, staat voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister binnen veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
4. De artikelen 2 en 3 van de Algemene wet op het binnentreden zijn niet van toepassing.
1. De ingevolge artikel 16 aangewezen ambtenaren zijn bevoegd om, ter uitvoering van de EU-verordening markttoezicht, onder verstrekking van onjuiste of onvolledige gegevens met betrekking tot hun identiteit en hoedanigheid, producten te verkrijgen ten behoeve van het controleren van de kenmerken van deze producten en de verificatie van de documenten en de hieraan gerelateerde handelingen te verrichten voor zover dat voor de vervulling van hun taak noodzakelijk is. Artikel 5:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
2. De ambtenaar die gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid, maakt daarvan een schriftelijk verslag op waarin wordt vermeld:
a. zijn naam of nummer en hoedanigheid;
b. de motivering van de noodzaak tot uitoefening van de bevoegdheid;
c. de voorschriften op de naleving waarvan wordt toegezien;
d. het adres, waaronder indien van toepassing, het elektronische adres waar het product, bedoeld in het eerste lid, is verkregen en, voor zover bekend, de omschrijving van de betrokken marktdeelnemer;
e. de onjuiste of onvolledige gegevens die zijn verstrekt bij de verkrijging van het product;
f. de wijze waarop en het tijdvak waarin de handelingen hebben plaatsgevonden;
g. wat de uitkomst is van het onderzoek van het verkregen product of de verkregen scheepsuitrusting.
1. Ter uitvoering van de EU-verordening markttoezicht kan Onze Minister, indien er geen andere doeltreffende middelen voorhanden zijn om een ernstig risico als bedoeld in artikel 3, onderdeel 20, van de EU-verordening markttoezicht, gevormd door het product, weg te nemen, een zelfstandige last opleggen aan degene die daartoe in staat is, om inhoud te verwijderen van of de toegang te beperken tot een online interface als bedoeld in artikel 3, onderdeel 15, van de EU-verordening markttoezicht of opdracht te geven tot de duidelijke weergave van een waarschuwing voor eindgebruikers, bedoeld in artikel 3, onderdeel 21, van de EU-verordening markttoezicht, wanneer zij zich toegang verschaffen tot een online interface.
2. Indien niet binnen de daarvoor gestelde termijn aan een last als bedoeld in het eerste lid is voldaan, kan Onze Minister een zelfstandige last opleggen aan een aanbieder van diensten van de informatiemaatschappij, als bedoeld in artikel 3, onderdeel 14, van de EU-verordening markttoezicht om alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd om de toegang tot een online interface te beperken, onder meer door een daarvoor in aanmerking komende derde te verzoeken dergelijke maatregelen uit te voeren.
3. Degene tot wie een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of het tweede lid is gericht, handelt overeenkomstig die last.
4. Op grond van het eerste of tweede lid kan geen zelfstandige last worden opgelegd die leidt tot het blokkeren of filteren van internetverkeer.
5. Voor een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of tweede lid is voorafgaande machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
6. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het vijfde lid, staat voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister, binnen veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
7. Onze Minister maakt de machtiging van de rechter-commissaris gelijktijdig met de zelfstandige last, bedoeld in het eerste of tweede lid, bekend.
Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing voor zover de krachtens artikel 16 aangewezen toezichthouders bijstand verlenen aan een markttoezichtautoriteit uit een andere lidstaat van de Europese Unie op grond van artikel 22 of artikel 23 van die verordening.
C
Aan artikel 22, vijfde lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. artikel 7 van de EU-verordening markttoezicht.
D
In artikel 23, eerste lid, wordt na «opleggen» ingevoegd:, met uitzondering van het verbod gesteld in het vijfde lid, onderdeel d.
De Wet vervoer gevaarlijke stoffen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, eerste lid, worden in de alfabetische volgorde twee begripsbepalingen ingevoegd, luidende:
Richtlijn (EU) nr. 2010/35 van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2010 betreffende vervoerbare drukapparatuur en houdende intrekking van Richtlijnen 76/767/EEG, 84/525/EEG, 85/526/EEG, 84/527/EEG, en 1999/36/EG van de Raad (PbEU 2010, L 165);
Verordening (EU) nr. 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PbEU 2019 L169);.
B
Na artikel 34 worden vier artikelen ingevoegd, luidende:
1. De ingevolge artikel 34 aangewezen ambtenaren, zijn in afwijking van artikel 5:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bevoegd voor de bij of krachtens deze wet in verband met de EU-richtlijn vervoerbare drukapparatuur gestelde verplichtingen, met medeneming van de benodigde apparatuur een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner ten behoeve van de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 14, vierde lid, onderdelen a, d en e, van EU-verordening markttoezicht.
2. Voor het uitoefenen van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, is een voorafgaande machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
3. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het tweede lid, staat voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister binnen veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
4. De artikelen 2 en 3 van de Algemene wet op het binnentreden zijn niet van toepassing.
1. De ingevolge artikel 34 aangewezen ambtenaren zijn bevoegd om, ter uitvoering van de EU-verordening markttoezicht en voor de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen in verband met de EU-richtlijn vervoerbare drukapparatuur, onder verstrekking van onjuiste of onvolledige gegevens met betrekking tot hun identiteit en hoedanigheid, producten waarvoor krachtens artikel 10a verplichtingen zijn gesteld, te verkrijgen ten behoeve van het controleren van de kenmerken van deze producten en de verificatie van de documenten en de hieraan gerelateerde handelingen te verrichten voor zover dat voor de vervulling van hun taak noodzakelijk is. Artikel 5:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
2. De ambtenaar die gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid, maakt daarvan een schriftelijk verslag op waarin hij vermeldt:
a. zijn naam of nummer en hoedanigheid;
b. de motivering van de noodzaak tot uitoefening van de bevoegdheid;
c. de voorschriften op de naleving waarvan wordt toegezien;
d. het adres, waaronder indien van toepassing, het elektronische adres waar het product, bedoeld in het eerste lid, is verkregen en, voor zover bekend, de omschrijving van de betrokken marktdeelnemer, bedoeld in artikel 3, onderdeel 13, van EU-verordening markttoezicht;
e. de onjuiste of onvolledige gegevens die zijn verstrekt bij de verkrijging van het product;
f. de wijze waarop en het tijdvak waarin de handelingen hebben plaatsgevonden;
g. wat de uitkomst is van het onderzoek van het verkregen product.
1. Ter uitvoering van de EU-verordening markttoezicht kan Onze Minister, voor de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen in verband met de EU-richtlijn vervoerbare drukapparatuur, en indien er geen andere doeltreffende middelen voorhanden zijn om een ernstig risico als bedoeld in artikel 3, onderdeel 20, van de EU-verordening markttoezicht, gevormd door het product, weg te nemen, een zelfstandige last opleggen aan degene die in staat is, om inhoud te verwijderen van of de toegang te beperken tot een online interface als bedoeld in artikel 3, onderdeel 15, van EU-verordening markttoezicht of opdracht te geven tot de duidelijke weergave van een waarschuwing voor eindgebruikers wanneer zij zich toegang verschaffen tot een online interface.
2. Indien niet binnen de daarvoor gestelde termijn aan een last als bedoeld in het eerste lid is voldaan, kan Onze Minister een zelfstandige last opleggen aan een aanbieder van diensten van de informatiemaatschappij, als bedoeld in artikel 3, onderdeel 14, van de EU-verordening markttoezicht om alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd om de toegang tot een online interface te beperken, onder meer door een daarvoor in aanmerking komende derde te verzoeken dergelijke maatregelen uit te voeren.
3. Degene tot wie een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of het tweede lid is gericht, handelt overeenkomstig die last.
4. Op grond van het eerste of tweede lid kan geen zelfstandige last worden opgelegd die leidt tot het blokkeren of filteren van internetverkeer.
5. Voor een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of tweede lid is voorafgaande machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
6. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het vijfde lid, staat voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister, binnen veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
7. Onze Minister maakt de machtiging van de rechter-commissaris gelijktijdig met de zelfstandige last, bedoeld in het eerste of tweede lid, bekend.
Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing voor zover de krachtens artikel 34 aangewezen toezichthouders bijstand verlenen aan een markttoezichtautoriteit als bedoeld in artikel 3, onderdeel 4, van de EU-verordening markttoezicht, uit een andere lidstaat van de Europese Unie op grond van artikel 22 of artikel 23 van die verordening.
In artikel 10, eerste lid, onderdeel g, van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie wordt in onderdeel g «en artikel 30 van die wet» vervangen door «en de artikelen 20ga, 29a, 30, 30a 34, 34a en 35 van die wet».
De Woningwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 1 wordt een lid toegevoegd, luidende:
8. Voor de toepassing van verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PbEU 2019, L169) wordt voor het bij of krachtens deze wet bepaalde verstaan onder:
aanbieder van een dienst zoals gedefinieerd in artikel 1, eerste lid, onder b, van Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEU 2015, L 241);
fulfilmentdienstverlener als bedoeld in artikel 3, onderdeel 11, van verordening (EU) 2019/1020;
marktdeelnemer als bedoeld in artikel 3, onderdeel 13, van verordening (EU) 2019/1020;
online interface als bedoeld in artikel 3, onderdeel 15, van verordening (EU) 2019/1020;
verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PbEU 2019, L169).
B
Na artikel 93 worden vier artikelen ingevoegd, luidende:
1. De toezichthoudende ambtenaren, bedoeld in artikel 93, tweede lid, zijn in afwijking van artikel 5:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bevoegd met medeneming van de benodigde apparatuur een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner ten behoeve van de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 14, vierde lid, onderdelen a, d en e, van verordening (EU) 2019/1020 met betrekking tot bouwproducten.
2. Voor het uitoefenen van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, is een voorafgaande machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
3. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het tweede lid, staat voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister binnen veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
4. De artikelen 2 en 3 van de Algemene wet op het binnentreden zijn niet van toepassing.
1. De toezichthoudende ambtenaren, bedoeld in artikel 93, tweede lid, zijn bevoegd om, ter uitvoering van verordening (EU) 2019/1020, onder verstrekking van onjuiste of onvolledige gegevens met betrekking tot hun identiteit en hoedanigheid, bouwproducten te verkrijgen en de hieraan gerelateerde handelingen te verrichten voor zover dat voor de vervulling van hun taak noodzakelijk is. Artikel 5:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
2. De ambtenaar die gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, maakt daarvan een schriftelijk verslag op waarin hij vermeldt:
a. zijn naam of nummer en hoedanigheid;
b. de motivering van de noodzaak tot uitoefening van de bevoegdheid;
c. de voorschriften op de naleving waarvan wordt toegezien;
d. het adres, waaronder indien van toepassing, het elektronische adres, waar het bouwproduct is verkregen en, voor zover bekend, de omschrijving van de betrokken marktdeelnemer;
e. de onjuiste of onvolledige gegevens die bij de handelingen ten behoeve van het verkrijgen van het bouwproduct zijn verstrekt;
f. de wijze waarop en het tijdvak waarin de handelingen hebben plaatsgevonden;
g. hetgeen tijdens het onderzoek van het bouwproduct is verricht, gebleken en overigens is voorgevallen.
1. Ter uitvoering van verordening (EU) 2019/1020 kan Onze Minister, indien er geen andere doeltreffende middelen voorhanden zijn om een ernstig risico als bedoeld in artikel 3, onderdeel 20, van verordening (EU) 2019/1020, gevormd door een bouwproduct, weg te nemen, een zelfstandige last opleggen aan degene die daartoe in staat is, om inhoud te verwijderen van of de toegang te beperken tot een online interface of opdracht te geven tot de duidelijke weergave van een waarschuwing voor eindgebruikers wanneer zij zich toegang verschaffen tot een online interface.
2. Indien niet binnen de daarvoor gestelde termijn aan een last als bedoeld in het eerste lid is voldaan, kan Onze Minister een zelfstandige last opleggen aan een aanbieder van diensten van de informatiemaatschappij om alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd om de toegang tot een online interface te beperken, onder meer door een daarvoor in aanmerking komende derde te verzoeken dergelijke maatregelen uit te voeren.
3. Degene tot wie een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of tweede lid is gericht, handelt overeenkomstig die last.
4. Op grond van het eerste of tweede lid kan geen zelfstandige last worden opgelegd die leidt tot het blokkeren of filteren van internetverkeer.
5. Voor een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of tweede lid is voorafgaande machtiging vereist van de rechter-commissaris. In het verzoek om afgifte van een machtiging worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
6. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het vijfde lid, staat voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor Onze Minister binnen veertien dagen beroep open bij de rechtbank, sector strafrecht.
7. Onze Minister maakt de machtiging van de rechter-commissaris gelijktijdig met de zelfstandige last, bedoeld in het eerste of tweede lid, bekend.
8. Onze Minister kan een last onder dwangsom opleggen aan degene die handelt in strijd met het derde lid.
Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing voor zover een toezichthoudende ambtenaar, bedoeld in artikel 93, tweede lid, bijstand verleent aan een markttoezichtautoriteit als bedoeld in artikel 3, onderdeel 4, van verordening (EU) 2019/1020 uit een andere lidstaat van de Europese Unie op grond van artikel 22 of artikel 23 van die verordening.
C
Artikel 119 wordt vernummerd tot artikel 118a.
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. In dat besluit kan worden bepaald dat artikel 2.14, onderdeel h, van deze wet terugwerkt tot en met 2 maart 2022.
Indien de Invoeringswet Omgevingswet:
a. eerder in werking is getreden of treedt dan artikel 2.20 van deze wet, wordt deze wet als volgt gewijzigd:
1. Artikel 2.15, onderdeel B, onder 1, komt te luiden:
1. In onderdeel 2°, wordt bij «de Wegenverkeerswet 1994» «de krachtens artikel 29 en 31 genoemde artikelen van een EU-verordening in verband met de goedkeuring van motorvoertuigen en de artikelen 30, 31, tweede lid en 33» vervangen door «de krachtens artikel 29 en 31 genoemde artikelen van een EU-verordening of -richtlijn in verband met de goedkeuring van motorvoertuigen en de artikelen 20qa, 29a, 30, 30a en 33», wordt bij de «Wet milieubeheer» «9.4.4. tot en met 9.4.7» vervangen door «9.4.4 tot en met 9.4.7, 9.4.9» en wordt bij de «Woningwet» «de artikelen 14a, 119, tweede lid, en 120, tweede lid» vervangen door «de artikelen 14a, 119, tweede lid, 119a, tweede lid, en 120, tweede lid».
2. In artikel 2.20, onderdeel A, wordt «8.» vervangen door «7.».
3. In artikel 2.20, onderdeel B, wordt «artikel 93, tweede lid» telkens vervangen door «artikel 93, derde lid».
4. Artikel 2.20, onderdeel C, komt te luiden:
C
Het artikel 119 dat begint met «Onze Minister kan» wordt vernummerd tot artikel 118a.
5. Aan artikel 2.20 worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
D
Na artikel 119 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
E
In artikel 120b, eerste lid, wordt «artikel 119, tweede lid, en artikel 120, tweede lid» vervangen door: artikel 119, tweede lid, artikel 119a, tweede lid, en artikel 120, tweede lid.
b. later in werking treedt dan artikel 2.20 van deze wet, wordt die wet als volgt gewijzigd:
1. In artikel 2.47 wordt «de Woningwet, de artikelen 14a, 119, tweede lid, en 120, tweede lid» vervangen door «de Woningwet, de artikelen 14a, 119, tweede lid, 119a, tweede lid, en 120, tweede lid».
2. In artikel 2.55, onderdeel A, wordt «4. Het zevende lid vervalt» vervangen door «4. Het zevende lid vervalt, onder vernummering van het achtste lid tot zevende lid».
3. In artikel 2.55 wordt na onderdeel S een onderdeel ingevoegd, luidende:
Sa
In de artikelen 93a, 93b en 93d wordt «artikel 93, tweede lid,» telkens vervangen door «artikel 93, derde lid».
4. In artikel 2.55 wordt na onderdeel X een onderdeel ingevoegd, luidende:
Xa
Na artikel 119 (nieuw) wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden gegeven ter uitvoering van verordening (EU) 2019/1020.
2. Gedragingen in strijd met voorschriften als bedoeld in het eerste lid zijn verboden.
5. In artikel 2.55, onderdeel Z, wordt «artikel 119, tweede lid, en artikel 120, tweede lid« vervangen door «artikel 119, tweede lid, artikel 119a, tweede lid, en artikel 120, tweede lid».
Na inwerkingtreding van artikel 2.6 berust het Besluit etikettering energiegebruik personenauto’s in plaats van op artikel 13 van de Wet uitvoering EU-handelingen energie-efficiëntie en artikel 4b van de Wegenverkeerswet, op de artikelen 4b en 34 van de Wegenverkeerswet 1994.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36093-2.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.