Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 36068 nr. C |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 36068 nr. C |
Vastgesteld 19 juli 2022
De leden van de vaste commissies voor Justitie en Veiligheid1, Volksgezondheid, Welzijn en Sport2 en Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van de Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning3 hebben kennisgenomen van de brief van 16 mei 2022 in reactie op de vragen van de commissies van 12 april 20224 over het Voorstel voor een Verordening tot wijziging van de Verordening betreffende het Digitaal EU-COVID-certificaat (DCC) van de Europese Commissie5 en de kabinetsappreciatie van dit voorstel6. De leden van de fracties van PVV en PvdD hebben naar aanleiding hiervan nog enige aanvullende vragen.
Naar aanleiding hiervan is op 15 juni 2022 een brief gestuurd aan de Minister van Justitie en Veiligheid.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 13 juli 2022 gereageerd.
De commissies brengen bijgaand verslag uit van het gevoerde nader schriftelijk overleg.
De griffier voor dit verslag, Van Dooren
BRIEF VAN DE VOORZITTERS VAN DE VASTE COMMISSIES VOOR JUSTITIE EN VEILIGHEID, VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN BINNENLANDSE ZAKEN EN DE HOGE COLLEGES VAN DE STAAT / ALGEMENE ZAKEN EN HUIS VAN DE KONING
Aan de Minister van Justitie en Veiligheid
Den Haag, 15 juni 2022
De leden van de vaste commissies voor Justitie en Veiligheid (J&V), Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van de Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van 16 mei 2022 in reactie op de vragen van de commissies van 12 april 20227 over het Voorstel voor een Verordening tot wijziging van de Verordening betreffende het Digitaal EU-COVID-certificaat (DCC) van de Europese Commissie8 (hierna: DCC-verordening) en de kabinetsappreciatie van dit voorstel9. De leden van de fracties van PVV en PvdD hebben naar aanleiding hiervan nog enige aanvullende vragen.
Vragen van de PVV-fractie
1. Bij het antwoord op vraag 2 lezen de leden van de PVV-fractie: «Los van de Schengengrenscode moeten de maatregelen proportioneel zijn en moeten fundamentele rechten van een ieder worden geborgd. Alle lidstaten moeten deze fundamentele grondbeginselen zoals ook neergelegd in het VWEU naleven.» Kunt u aangeven hoe de afweging van de proportionaliteit van de maatregelen concreet wordt ingevuld en op welke wijze een gelijke behandeling van een ieder plaatsvindt bij toepassing van de DCC-verordening? Kunt u tevens verduidelijken hoe op het waarborgen van deze fundamentele rechten wordt toegezien?
2. In de reactie op vraag 3 staat: «De COVID-19 situatie is een zeer uitzonderlijke situatie en de DCC-controles helpen om het gevaar van verspreiding van het virus tegen te gaan.» Voor het DCC worden naast testbewijzen ook vaccinatie- of herstelbewijzen toegepast, waarbij − zoals u in de beantwoording van vraag 4 zelf aangeeft − vaccins minder goed beschermen tegen infectie. Nu op deze manier besmetting en verspreiding niet effectief wordt tegengegaan, krijgen de leden van de PVV-fractie graag nader geduid waarom die DCC-controles nog zouden helpen. Zorgt deze vorm van schijnveiligheid niet voor de instandhouding van een disproportionele maatregel?
3. «Op dit moment wordt het DCC in Nederland, net als het ctb, niet meer gebruikt. Ook wordt er niet om gevraagd bij inkomende reizigers», zo luidt het antwoord op vraag 4. Momenteel (d.d. 5 juni 2022) geldt echter nog wel een EU-inreisverbod voor «niet-veilige» landen, waarbij volgens de website van de rijksoverheid wel degelijk het DCC wordt toegepast: «U woont buiten de EU. Vanwege het EU-inreisverbod mag u niet naar Nederland reizen. Tenzij: u een geldig papieren vaccinatiebewijs heeft; OF u een digitaal vaccinatiebewijs heeft van een land dat is aangesloten bij het EU DCC (ec.Europa.eu).»10 Hoe verhoudt deze toepassing van het DCC zich tot uw uitspraak dat het DCC in Nederland niet meer wordt gebruikt?
4. In het antwoord op vraag 7 van de PVV-fractie staat dat het kabinet op basis van de door het kabinet in de kamerbrieven over de lange termijn genoemde criteria «een open samenleving en een toegankelijke zorgketen» kan besluiten tot het treffen van nieuwe maatregelen om het virus te vertragen en (potentiële) druk op de zorgketen te verminderen. Kunt u aangeven wat het kabinet concreet doet om de (potentiële) druk op de zorgketen te verminderen? Welke inzet wordt gepleegd om die zorgketen op korte termijn te versterken?
5. In het antwoord op vraag 9 staat dat het DCC enkel wordt ingezet in het kader van de huidige COVID-19 pandemie. «De inrichting van het raamwerk voor een Europese Digitale Identiteit, dat de huidige eIDAS-Verordening herziet, en de ontwikkeling van de toolbox voor een digitale identiteit van de EU staan hier dan ook los van. Vanzelfsprekend zullen de lessen die we geleerd hebben tijdens het gebruik van het Digitaal Corona Certificaat wel meegenomen worden in de ontwikkeling van deze toolbox.» De gemeente Rotterdam maakte onlangs bekend de authenticatieapp «itsme» te gaan gebruiken.11 Deze app is ontwikkeld door Belgische banken en mobiele providers en voldoet aan de eIDAS-verordening om als Europees inlogmiddel te dienen. In België verdubbelde het aantal gebruikers van deze app het afgelopen jaar tot 6,5 miljoen gebruikers, 80 procent van de volwassen bevolking. De voornaamste reden voor deze groei is volgens het bedrijf de uitrol van de CovidSafeBE-app (het Belgische ctb) afgelopen jaar.12 Kunt u aangeven hoe deze ontwikkeling in België zich verhoudt tot uw stelling dat de ontwikkelingen rond het DCC en de Europese digitale identiteit los van elkaar staan, mede gelet op het feit dat deze app nu ook door Nederlandse overheden gebruikt wordt?
6. In de reactie op vraag 10 staat: «Wanneer het ECDC of een nationaal gezondheidsinstituut een nieuwe variant van zorg detecteert kan het noodzakelijk zijn het DCC opnieuw te gebruiken.» Kunt u concreet aangeven wat de criteria en voorwaarden zijn voor het vaststellen van een «variant van zorg»?
7. Bij de antwoorden op vraag 11 lezen de leden van de PVV-fractie: «Elk voorstel van de Commissie om de verordening te verlengen is in de tijd beperkt, aangezien het doel van de Commissie is om terug te keren naar onbeperkt vrij verkeer zodra de epidemiologische situatie dit toelaat». Dit antwoord veronderstelt dat het DCC een onbeperkt vrij verkeer verhindert. Hoe verhoudt dit zich verhoudt tot het antwoord op vraag 2, waarin juist naar voren komt dat het DCC naar zijn aard geen invloed heeft op het vrij verkeer: «In dit verband worden er geen controles uitgevoerd of personen toegang kunnen krijgen tot het grondgebied van een lidstaat. De DCC verordening biedt geen juridisch kader om de toegang van personen tot een grondgebied te weigeren.» De leden van de PVV-fractie krijgen graag een verduidelijking op dit punt.
Vragen van de PvdD-fractie
1. Het kabinet is van oordeel dat verwerking van gegevens voor andere doeleinden dan die van de verordening rechtens mag plaatsvinden als een (andere) lidstaat in een wettelijke bevoegdheid daartoe voorziet. Zien de leden van de PvdD-fractie het goed dat gegevens die door of over Nederlandse burgers aangeleverd en verwerkt zijn in het Europese certificaat, zonder toestemming van de houder van dat certificaat in zo’n geval voor andere doeleinden kunnen worden gebruikt, indien de wetgeving van die andere lidstaat daarin voorziet? Zo ja, op grond van welke overwegingen heeft Nederland daarmee ingestemd? Kan het kabinet daarin nog verandering brengen?
2. In het antwoord op vraag 3b van de PvdD-fractie staat dat het niet in overeenstemming is met de AVG wanneer personenvervoerders passagiers vragen om hun DCC te uploaden voor verificatie in online check-in processen.
2a: Geldt dat ook als de personenvervoerder van een lidstaat zich beroept op een wettelijke regeling in die lidstaat die daartoe bevoegdheid schept?
2b: Als het standpunt van het kabinet juist is, hoe wordt dan voorkomen dat personenvervoerders dat vragen en hoe wordt de in de visie van het kabinet met de AVG strijdige handelwijze dan gesanctioneerd?
3. In het antwoord op vraag 3c van de fractie van de PvdD staat dat de verordening «voor voldoende borging van de bescherming van deze persoonsgegevens» zorgt. Waarop baseert het kabinet dit standpunt?
4. Op de vragen 4a en 4b van de PvdD is geen antwoord gegeven. Kunt u deze vragen alsnog beantwoorden?
5. In het antwoord op de vraag 6a lezen de leden van de PvdD-fractie dat in de verordening is geregeld dat het bezit van een vaccinatiebewijs geen voorwaarde mag zijn. In welke bepaling is dat geregeld? Kunt u aangeven hoe het kabinet tot die interpretatie komt?
De leden van de vaste commissies voor Justitie en Veiligheid (J&V), Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van de Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag voor 1 juli 2022.
Voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid M.M. de Boer
Voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport T. Klip-Martin
Voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning B.O. Dittrich
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 juli 2022
Hieronder vindt u de antwoorden op de nadere vragen die door de leden van uw Kamer zijn gesteld, met als kenmerk 170921.03U, over het voorstel voor een Verordening tot wijziging van de Verordening betreffende het digitaal EU-COVID-certificaat. Deze vragen zijn gesteld aan de Minister van Justitie en Veiligheid, maar gezien de inhoud van deze vragen beantwoord ik deze mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers
Vragen van de PVV-fractie
Bij het antwoord op vraag 2 lezen de leden van de PVV-fractie: «Los van de Schengengrenscode moeten de maatregelen proportioneel zijn en moeten fundamentele rechten van een ieder worden geborgd. Alle lidstaten moeten deze fundamentele grondbeginselen zoals ook neergelegd in het VWEU naleven.» Kunt u aangeven hoe de afweging van de proportionaliteit van de maatregelen concreet wordt ingevuld en op welke wijze een gelijke behandeling van een ieder plaatsvindt bij toepassing van de DCC-verordening? Kunt u tevens verduidelijken hoe op het waarborgen van deze fundamentele rechten wordt toegezien?
Het DCC met informatie over de coronastatus van reizigers is een instrument om het vrij verkeer binnen de EU tijdens de coronapandemie te faciliteren. Reizigers hebben de mogelijkheid om een DCC vaccinatiebewijs, negatief testbewijs of herstelbewijs te overleggen. Het is echter aan de lidstaten om te bepalen welke eisen zij met het oog op de volksgezondheid stellen bij het inreizen. Een groot aantal EU-landen, waaronder Nederland stelt op dit moment geen inreiseisen meer voor reizigers uit de EU. In de herziene DCC verordening is bepaald dat de lidstaten EU-burgers alleen een bewijs van vaccinatie, test of herstel tegen COVID-19 zouden moeten vragen of aanvullende beperkingen zouden moeten opleggen indien dergelijke beperkingen niet-discriminerend, noodzakelijk en evenredig zijn met het oog op de bescherming van de volksgezondheid op basis van de meest recente beschikbare wetenschappelijke gegevens, waaronder epidemiologische gegevens die door het ECDC zijn gepubliceerd op basis van Aanbeveling (EU) 2022/107 en in overeenstemming zijn met het voorzorgsprincipe.
Bij de toepassing van de DCC-verordening, in de uitgifte van DCC’s, wordt geen (direct) onderscheid gemaakt naar nationaliteit. Ook betekent dit dat EU-burgers hun recht op vrij verkeer moeten kunnen blijven uitoefenen, bijvoorbeeld door te zorgen dat elke burger de mogelijkheid heeft om een DCC te verkrijgen.
In de reactie op vraag 3 staat: «De COVID-19 situatie is een zeer uitzonderlijke situatie en de DCC-controles helpen om het gevaar van verspreiding van het virus tegen te gaan.» Voor het DCC worden naast testbewijzen ook vaccinatie- of herstelbewijzen toegepast, waarbij − zoals u in de beantwoording van vraag 4 zelf aangeeft − vaccins minder goed beschermen tegen infectie. Nu op deze manier besmetting en verspreiding niet effectief wordt tegengegaan, krijgen de leden van de PVV-fractie graag nader geduid waarom die DCC-controles nog zouden helpen. Zorgt deze vorm van schijnveiligheid niet voor de instandhouding van een disproportionele maatregel?
DCC-controles zijn enkel aan de orde in het kader van het Europees inreisverbod, dat een Europees afgestemde maatregel is. Reizigers kunnen hiervan worden uitgezonderd indien zij op basis van een coronabewijs kunnen aantonen dat zij gevaccineerd of hersteld zijn. Dit mag een papieren bewijs of DCC zijn. Zoals aangegeven is het van belang om de mogelijkheid te behouden het DCC in te zetten wanneer de epidemiologische situatie hier aanleiding toe geeft, zoals bij de detectie van een nieuwe zorgwekkende variant. De mogelijkheid tot inzet van het DCC bij inreizen, wanneer epidemiologisch noodzakelijk, is meegenomen in de eerste tranche aanpassing van de Wet Publieke Gezondheid.
Ten tijde van de dominante alfa- en deltavarianten zorgden de vaccins voor een reductie in de kans op transmissie en infectie, waardoor inzet van een coronabewijs (DCC/CTB) op basis van zowel een vaccinatie-, herstel- als negatief testbewijs bijdroeg aan het verminderen van transmissie en infectie. Bekend is dat de vaccins nog steeds goed beschermen tegen ernstige ziekte en ziekenhuisopname. Momenteel werken fabrikanten aan aangepaste vaccins die mogelijk ook weer beter beschermen tegen transmissie en infectie. In afwachting van deze ontwikkelingen is het belangrijk om de mogelijkheid voor de inzet van het DCC, ook op basis van een vaccinatiebewijs, te behouden, zodat het risico op besmetting tijdens de reis en het risico op import van het coronavirus verkleind kan worden wanneer epidemiologisch noodzakelijk.
«Op dit moment wordt het DCC in Nederland, net als het ctb, niet meer gebruikt. Ook wordt er niet om gevraagd bij inkomende reizigers», zo luidt het antwoord op vraag 4. Momenteel (d.d. 5 juni 2022) geldt echter nog wel een EU-inreisverbod voor «niet-veilige» landen, waarbij volgens de website van de rijksoverheid wel degelijk het DCC wordt toegepast: «U woont buiten de EU. Vanwege het EU-inreisverbod mag u niet naar Nederland reizen. Tenzij: u een geldig papieren vaccinatiebewijs heeft; OF u een digitaal vaccinatiebewijs heeft van een land dat is aangesloten bij het EU DCC (ec.Europa.eu).» 4 Hoe verhoudt deze toepassing van het DCC zich tot uw uitspraak dat het DCC in Nederland niet meer wordt gebruikt?
Het Europees inreisverbod is een maatregel die in Europees verband is afgestemd. Reizigers uit derde landen (landen buiten de EU/Schengen) kunnen worden uitgezonderd op het EU-inreisverbod indien zij uit een land dat op de «veilige landenlijst» staat komen of, onder een van de andere uitzonderingen13 vallen. Zo kunnen volledig gevaccineerde reizigers die over een geldig bewijs beschikken en reizigers die over een geldig herstelbewijs beschikken, worden uitgezonderd van het inreisverbod en dus Nederland inreizen. Deze reizigers dienen aan te tonen dat zij op basis van hun immuniteitstatus onder een van deze uitzonderingscategorieën vallen. Deze bewijslast kan worden aangeleverd door middel van een papieren vaccinatiecertificaat of geldig herstelbewijs. Als alternatief kunnen zij deze bewijslast digitaal tonen door middel van het EU DCC. Dit laatste geldt alleen voor reizigers uit (derde) landen die op het DCC-stelsel zijn aangesloten14.
Nederland vraagt dus geen DCC-bewijs aan inreizigers, tenzij het Europees inreisverbod van kracht is voor het land van herkomst en de reiziger op basis van de uitzonderingscategorie voor gevaccineerde of herstelde reizigers naar Nederland reist.
Zoals ik uw Kamer in de Kamerbrief15 over de langetermijnstrategie heb aangegeven, zet het kabinet binnen Europa in op afschaffing van het inreisverbod zoals dat in de huidige pandemische fase voor alle landen buiten de EU/Schengen van toepassing is. Het kabinet zet er op in om het inreisverbod alleen in het leven te roepen als noodremmechanisme wanneer een «variant of concern» (VOC) gedetecteerd wordt.
In het antwoord op vraag 7 van de PVV-fractie staat dat het kabinet op basis van de door het kabinet in de kamerbrieven over de lange termijn genoemde criteria «een open samenleving en een toegankelijke zorgketen» kan besluiten tot het treffen van nieuwe maatregelen om het virus te vertragen en (potentiële) druk op de zorgketen te verminderen. Kunt u aangeven wat het kabinet concreet doet om de (potentiële) druk op de zorgketen te verminderen? Welke inzet wordt gepleegd om die zorgketen op korte termijn te versterken?
Binnen en buiten de zorg wordt hard gewerkt om de toegankelijkheid van de gehele zorgketen voor iedereen zo goed als mogelijk te borgen, ook in het geval we te maken krijgen met een opleving van het virus. Hiertoe werkt het kabinet, na advies van de taskforce16, aan de implementatie van een aantal concrete maatregelen die op korte en (middel)lange termijn de optimale beschikbaarheid van zorgmedewerkers vergroten. Daarnaast heeft het expertteam17 COVID-zorg onderzocht wat nodig is om de zorgketen zo te optimaliseren dat bij een nieuwe COVID-opleving de reguliere (ziekenhuis)zorg zoveel mogelijk kan worden blijven geleverd. Het expertteam heeft hiertoe succesvolle initiatieven gepresenteerd die in het land al zijn toegepast. Enkele voorbeelden hiervan zijn het gebruik van zuurstof thuis en telemonitoring, regionale coördinatie van zorg en taakdifferentiatie. Ik wil me er, samen met onder meer LNAZ en de ROAZ’en, hard voor maken dat deze goede initiatieven overal in het land worden ingezet.
In het antwoord op vraag 9 staat dat het DCC enkel wordt ingezet in het kader van de huidige COVID-19 pandemie. «De inrichting van het raamwerk voor een Europese Digitale Identiteit, dat de huidige eIDAS-Verordening herziet, en de ontwikkeling van de toolbox voor een digitale identiteit van de EU staan hier dan ook los van. Vanzelfsprekend zullen de lessen die we geleerd hebben tijdens het gebruik van het Digitaal Corona Certificaat wel meegenomen worden in de ontwikkeling van deze toolbox.» De gemeente Rotterdam maakte onlangs bekend de authenticatieapp «itsme» te gaan gebruiken. Deze app is ontwikkeld door Belgische banken en mobiele providers en voldoet aan de eIDAS-verordening om als Europees inlogmiddel te dienen. In België verdubbelde het aantal gebruikers van deze app het afgelopen jaar tot 6,5 miljoen gebruikers, 80 procent van de volwassen bevolking. De voornaamste reden voor deze groei is volgens het bedrijf de uitrol van de CovidSafeBE-app (het Belgische ctb) afgelopen jaar. Kunt u aangeven hoe deze ontwikkeling in België zich verhoudt tot uw stelling dat de ontwikkelingen rond het DCC en de Europese digitale identiteit los van elkaar staan, mede gelet op het feit dat deze app nu ook door Nederlandse overheden gebruikt wordt?
Itsme is de Belgische variant van de Nederlandse DigiD-app. Het is in feite een authenticatiemiddel (een digitale sleutel) waarmee de burger zich veilig digitaal kan identificeren bij dienstverleners voor e-dienstverlening (bijvoorbeeld de Belgische CovidSafeBE-app). Mede door de komst van die CovidSafeBE-app heeft het gebruik van de Itsme-app een forse groei doorgemaakt. Authenticatie met Itsme was voorwaardelijk voor het aanmelden bij de CovidSafeBE-app. De Itsme-app kan ook in Nederland gebruikt worden. Ik merk op dat ook in Nederland het gebruik van de DigiD-app voor authenticatie tijdens de coronapandemie een forse groei heeft laten zien.
Het voorstel voor een raamwerk voor een Europese Digitale Identiteit beoogt geen regeling van het coronatoegangsbewijs. In het voorstel heeft de Europese Commissie in Bijlage VI een minimale lijst van attributen opgenomen, die lidstaten uit authentieke bronnen ter beschikking zouden moeten stellen voor gebruik in wallets. In deze lijst zijn geen attributen met medische gegevens, en dus ook geen Corona certificaten, opgenomen. Met welke gegevens deze wallet gevuld wordt en welke functies deze wallet krijgt, is aan de lidstaten zelf om nader te bepalen.
In de reactie op vraag 10 staat: «Wanneer het ECDC of een nationaal gezondheidsinstituut een nieuwe variant van zorg detecteert kan het noodzakelijk zijn het DCC opnieuw te gebruiken.» Kunt u concreet aangeven wat de criteria en voorwaarden zijn voor het vaststellen van een «variant van zorg»?
Van het coronavirus zijn al duizenden varianten. Nederland classificeert (sub)varianten van het coronavirus niet zelf; de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) besluit op basis van wetenschappelijke adviezen over het al dan niet aanwijzen van «variants of concern». Het RIVM onderzoekt, samen met andere laboratoria, welke varianten er in Nederland zijn en wat dat betekent voor de verspreiding in Nederland. De WHO en het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) publiceren wekelijks overzichten met zorgelijke varianten (VOC), «interessante» varianten («Variants of Interest» – VOI) en varianten die gevolgd worden («Variants Under Monitoring» – VUM). Deze varianten worden in kaart gebracht vanwege hun (mogelijke) risicovolle kenmerken en mate van verspreiding. Het RIVM volgt en adviseert de WHO en het ECDC hierin18.
Bij de antwoorden op vraag 11 lezen de leden van de PVV-fractie: «Elk voorstel van de Commissie om de verordening te verlengen is in de tijd beperkt, aangezien het doel van de Commissie is om terug te keren naar onbeperkt vrij verkeer zodra de epidemiologische situatie dit toelaat». Dit antwoord veronderstelt dat het DCC een onbeperkt vrij verkeer verhindert. Hoe verhoudt dit zich verhoudt tot het antwoord op vraag 2, waarin juist naar voren komt dat het DCC naar zijn aard geen invloed heeft op het vrij verkeer: «In dit verband worden er geen controles uitgevoerd of personen toegang kunnen krijgen tot het grondgebied van een lidstaat. De DCC verordening biedt geen juridisch kader om de toegang van personen tot een grondgebied te weigeren.» De leden van de PVV-fractie krijgen graag een verduidelijking op dit punt.
De doelstelling van het DCC is het mogelijk maken van veilig reizen zonder belemmeringen van het vrij verkeer binnen de EU. De DCC is geen voorwaarde voor het verkrijgen van toegang tot het Nederlandse grondgebied op grond van de Schengengrenscode. Een reiziger kan op grond van een overtreding van de DCC-verplichting niet worden uitgezet of worden teruggestuurd naar het land van herkomst. Een overtreding kan wel worden beboet.
Vragen van de PvdD-fractie
Het kabinet is van oordeel dat verwerking van gegevens voor andere doeleinden dan die van de verordening rechtens mag plaatsvinden als een (andere) lidstaat in een wettelijke bevoegdheid daartoe voorziet. Zien de leden van de PvdD-fractie het goed dat gegevens die door of over Nederlandse burgers aangeleverd en verwerkt zijn in het Europese certificaat, zonder toestemming van de houder van dat certificaat in zo’n geval voor andere doeleinden kunnen worden gebruikt, indien de wetgeving van die andere lidstaat daarin voorziet? Zo ja, op grond van welke overwegingen heeft Nederland daarmee ingestemd? Kan het kabinet daarin nog verandering brengen?
De gegevens die verwerkt worden in het DCC worden eenmalig opgehaald, na een actie van de gebruiker, uit de medische (bron)systemen gekoppeld aan CoronaCheck. De gegevens staan daarna enkel op het apparaat van de gebruiker en worden, los van de (bron)systemen, verder nergens aanvullend opgeslagen. Andere Europese lidstaten en andere op het DCC-stelsel aangesloten landen lezen op dit moment enkel de gegevens uit door middel van het scannen van de QR-code. Artikel 10, derde lid, van de DCC-Verordening (2021/953) stelt dat in het land van bestemming de gegevens alleen verwerkt mogen worden ter identificatie en verificatie van het DCC. Dit betekent dat de lidstaten waar Nederlanders naartoe reizen de persoonsgegevens uit de DCC niet langdurig mogen opslaan.
De Verordening biedt daarmee geen grondslag voor de verwerking van gegevens voor andere doeleinden dan die van de Verordening. Indien lidstaten de gegevens willen gebruiken voor andere doeleinden, dan zal dit in de nationale wetgeving moeten worden neergelegd. Deze nationale wetgeving zal moeten voldoen aan de beginselen van de AVG.
In het antwoord op vraag 3b van de PvdD-fractie staat dat het niet in overeenstemming is met de AVG wanneer personenvervoerders passagiers vragen om hun DCC te uploaden voor verificatie in online check-in processen.
Geldt dat ook als de personenvervoerder van een lidstaat zich beroept op een wettelijke regeling in die lidstaat die daartoe bevoegdheid schept?
De personenvervoerder van een andere lidstaat is bevoegd om persoonsgegevens te verwerken als er in die lidstaat een wettelijke basis is om dat te doen ten behoeve van de uitvoering van de DCC-verordening. De DCC-verordening verbiedt echter expliciet in artikel 10, derde lid, dat persoonsgegevens worden bewaard. Het verbod tot het bewaren van persoonsgegeven geldt dus altijd; een lidstaat kan daar in een nationale wettelijke regeling niet van afwijken. Het kabinet is er niet van overtuigd dat het uploaden van het DCC in online check-in processen ook daadwerkelijk leidt tot het bewaren van de desbetreffende persoonsgegevens; hier is onvoldoende over bekend. Om die reden is het kabinet van mening dat die werkwijze onwenselijk is. Het is mogelijk dat andere lidstaten hier anders mee zijn omgegaan of dit aan de personenvervoerders hebben overgelaten. Uiteindelijk zijn de personenvervoerders verantwoordelijk voor de verwerking van de persoonsgegevens en richt het voornoemde verbod zich ook tot hen.
Als het standpunt van het kabinet juist is, hoe wordt dan voorkomen dat personenvervoerders dat vragen en hoe wordt de in de visie van het kabinet met de AVG strijdige handelwijze dan gesanctioneerd?
Personenvervoerders zijn verantwoordelijk voor de verwerking van persoonsgegevens. Het verbod om persoonsgegevens te bewaren is rechtstreeks op hen van toepassing. Het kabinet heeft personenvervoerders eerder op hun eigen verantwoordelijkheid gewezen. De Autoriteit Persoonsgegevens is bevoegd om uitspraken te doen of een handelwijze wel of niet in overeenstemming is met de AVG of UAVG en overgaan tot sanctionering bij een strijdige handelwijze.
In het antwoord op vraag 3c van de fractie van de PvdD staat dat de verordening «voor voldoende borging van de bescherming van deze persoonsgegevens» zorgt. Waarop baseert het kabinet dit standpunt?
Artikel 10, derde lid, van de DCC-Verordening (2021/953) stelt dat in het land van bestemming of het doorreisland de gegevens alleen verwerkt mogen worden om de vaccinatie, het testresultaat of het herstel van de houder te verifiëren en te bevestigen. Daartoe bepaalt het derde lid eveneens dat de persoonsgegevens
beperkt worden tot hetgeen strikt noodzakelijk is. Daarnaast stelt artikel 10, eerste lid, DCC-Verordening (2021/953) dat de AVG van toepassing is op de gegevens die verwerkt worden voor een Europees certificaat. Het kabinet acht dat de AVG en artikel 10 van de DCC-Verordening 2021/953 voldoende borging bieden voor de bescherming van persoonsgegevens.
Op de vragen 4a en 4b van de PvdD is geen antwoord gegeven. Kunt u deze vragen alsnog beantwoorden?
In de eerste set schriftelijke vragen over het voorstel vroegen de leden van de PvdD-fractie of het kabinet ervan uit gaat dat het mogelijk is dat lidstaten in de periode van gelding van de DCC-verordening «onnodig gebruik» kunnen maken van een DCC en hoe de gewenste duidelijkheid kon worden verkregen. Het kabinet heeft hier op geantwoord dat «de inzet van het DCC tussen de lidstaten is afgesproken met Raadsaanbeveling 2021/0396 betreffende een gecoördineerde aanpak van de beperking van het vrije personenverkeer, in reactie op de COVID-19-pandemie. Deze Raadsaanbeveling is niet juridisch bindend. Lidstaten kunnen hier (gemotiveerd) van afwijken. Lidstaten beslissen daarbij ultimo zelf wanneer de inzet als noodzakelijk wordt geacht.» Dit betekent dat het aan de lidstaten zelf is om te bepalen of zij het gebruik van een DCC noodzakelijk achten ter bescherming van de volksgezondheid, met inachtneming van het evenredigheids- en non-discriminatiebeginsel zoals opgenomen in zowel Verordening (EU) 2021/953 als de raadsaanbeveling (2021/0396).
Periodiek houdt de Commissie bij welke maatregelen de lidstaten hanteren. Het is mogelijk om daar bijvoorbeeld in een Raadswerkgroep nadere informatie over te vragen, maar de uiteindelijke verantwoordelijkheid ligt bij de lidstaten zelf die verantwoording afleggen aan hun nationale parlementen.
In het antwoord op de vraag 6a lezen de leden van de PvdD-fractie dat in de verordening is geregeld dat het bezit van een vaccinatiebewijs geen voorwaarde mag zijn. In welke bepaling is dat geregeld? Kunt u aangeven hoe het kabinet tot die interpretatie komt?
Overweging 36 van de DCC-Verordening (2021/953) bepaalt dat directe of indirecte discriminatie van personen die niet zijn gevaccineerd voorkomen moet worden en dat het bezit van een vaccinatiebewijs geen voorwaarde mag zijn voor de uitoefening van het recht op vrij verkeer of voor het gebruik van grensoverschrijdende passagiersvervoerdiensten zoals luchtvaartmaatschappijen, treinen enz. Overweging 20 en artikel 3, zevende lid, van de DCC-Verordening (2021/953) bepalen dat de afgifte van de certificaten niet leidt tot discriminatie op basis van het bezit van een van de drie specifieke categorie certificaten (vaccinatie, test of herstel). Om die reden kunnen personen hun coronastatus aantonen met behulp van alle drie de certificaten en is het bezit van enkel een vaccinatiebewijs geen voorwaarde voor de uitoefening van het recht op het vrij verkeer.
Samenstelling:
Backer (D66), De Boer (GL) (voorzitter), Van Dijk (SGP), Van Hattem (PVV), Rombouts (CDA), Baay-Timmerman (50PLUS), Van den Berg (VVD), arbouw (VVD), Bezaan (PVV), De Blécourt-Wouterse (VVD), Dittrich (D66), Doornhof (CDA), Janssen (SP), Karimi (GL), Meijer (VVD), Nicolaï (PvdD), Otten (Fractie-Otten) (ondervoorzitter), Recourt (PvdA), Rietkerk (CDA), Veldhoen (GL), Van Wely (Fractie-Nanninga), Nanninga (Fractie-Nanninga), Raven (OSF), Karakus (PvdA), Talsma (CU) en Hiddema (Fractie-Frentrop).
Samenstelling:
Ganzevoort (GL), Gerkens (SP), Van Dijk (SGP), Van Hattem (PVV), Oomen-Ruijten (CDA), Rombouts (CDA), Bredenoord (D66), Koole (PvdA), De Bruijn-Wezeman (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV), Klip-Martin (VVD) (voorzitter), Vos (VVD), Dessing (FVD), Van Gurp (GL), Prast (PvdD), Van Pareren (Fractie-Nanninga) (ondervoorzitter), Prins (CDA), Vendrik (GL), Verkerk (CU), De Vries (Fractie-Otten), Van der Voort (D66), Keunen (VVD), Hermans (Fractie-Nanninga), Raven (OSF) en Karakus (PvdA).
Samenstelling:
Kox (SP), Ganzevoort (GL), De Boer (GL), Van Hattem (PVV), Pijlman (D66), Rombouts (CDA), Schalk (SGP), Koole (PvdA), Klip-Martin (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), Bezaan (VVD), Van den Berg (VVD), Crone (PvdA), Dittrich (D66) (voorzitter), Doornhof (CDA), Frentrop (Fractie-Frentrop), Meijer (VVD), Nicolaï (PvdD) (ondervoorzitter), Rietkerk (CDA), Rosenmöller (GL), De Vries (Fractie-Otten), Keunen (VVD), Van der Linden (Fractie-Nanninga), Van Pareren (Fractie-Nanninga), Raven (OSF), Talsma (CU) en Dessing (FVD).
COM(2022)50; zie voor de behandeling in de Eerste Kamer dossier E220005 op de website van de Eerste Kamer (https://www.eerstekamer.nl/eu/edossier/e220005_voorstel_voor_een)
COM(2022)50; zie voor de behandeling in de Eerste Kamer dossier E220005 op de website van de Eerste Kamer (https://www.eerstekamer.nl/eu/edossier/e220005_voorstel_voor_een)
Lijst met uitzonderingen op het Europese inreisverbod | Coronavirus COVID-19 | Rijksoverheid.nl
Op dit moment zijn 45 non-EU-landen aangesloten op het EU DCC. EU Digital COVID Certificate | European Commission (europa.eu)
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36068-C.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.