36 067 Wijziging van de Pensioenwet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere wetten in verband met herziening van het pensioenstelsel, standaardisering van het nabestaandenpensioen, aanpassing van de fiscale behandeling van pensioen en enige andere wijzigingen ten aanzien van pensioen (Wet toekomst pensioenen)

Nr. 197 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN PENSIOENEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 februari 2024

Tijdens de behandeling van de Wet toekomst pensioenen eind 2022 heeft uw Kamer het amendement van het lid Palland aangenomen1. Dit amendement heeft als doel bij te dragen aan de uitvoerbaarheid en uitlegbaarheid van de solidaire premieregeling, door de pensioenuitkeringen met procentueel gelijke aanpassingen te kunnen verhogen of verlagen, in combinatie met het in de tijd spreiden van financiële resultaten («gelijke aanpassingen met spreiden»).

Het amendement voorziet in de mogelijkheid om in de uitkeringsfase van de solidaire premieregeling de toedelingsregels voor financiële resultaten aan te kunnen passen, om daarmee gelijke aanpassingen met spreiden in de uitkeringsfase te realiseren. Hierbij is beperkte herverdeling tussen pensioengerechtigden toegestaan voor zover dat nodig is om gelijke aanpassingen te realiseren. Dit is vergelijkbaar met de beperkte herverdeling die in het collectief toedelingsmechanisme van de flexibele premieregeling kan ontstaan.

In het najaar van 2023 bleek dat het amendement zonder nadere kaders pensioenuitvoerders onvoldoende duidelijkheid geeft over de voorwaarden waaraan een uitkeringsfase met gelijke aanpassingen met spreiden moet voldoen in de uitvoering van een solidaire premieregeling. Daarom zijn de afgelopen periode experts uit de pensioensector in constructieve samenwerking met De Nederlandsche Bank en mijn ministerie aan de slag gegaan om uitvoerbare voorwaarden op te stellen. Met deze brief informeer ik uw Kamer over de uitkomst van deze gezamenlijke verkenning, zoals ook toegezegd in het debat van 17 januari jl.

Vormgeving

De verkenning heeft geresulteerd in het volgende uitvoeringskader voor een pensioenuitvoerder die een solidaire premieregeling met gelijke aanpassingen en spreiden in de uitkeringsfase wenst toe te passen:

  • Het voor de pensioenuitkering bestemde vermogen van een pensioengerechtigde bestaat uit twee delen, te weten een deel waaruit de pensioenuitkering wordt gefinancierd («het uitkeringsvermogen») en een deel waarin de nog niet in de pensioenuitkering verwerkte financiële resultaten zijn verwerkt («het spreidingsvermogen»). De wettelijke norm dat het voor de pensioenuitkering bestemde vermogen niet negatief mag zijn, geldt zowel voor het uitkeringsvermogen als voor het voor pensioenuitkering bestemde vermogen als geheel. Voor het spreidingsvermogen geldt dat deze onder nader vast te stellen kaders negatief kan zijn, zodat ook negatieve financiële resultaten gespreid in de uitkering kunnen worden verwerkt. Een pensioenuitvoerder kan in de uitkeringsfase werken met een administratief samengevoegd (collectief) spreidingsvermogen, dat het persoonlijke aandeel van iedere pensioengerechtigde bevat.

  • De hoogte van de pensioenuitkering van een pensioengerechtigde wordt vastgesteld op basis van het uitkeringsvermogen en het projectierendement. Het uitkeringsvermogen wordt op individueel niveau beschermd voor rente-, microlangleven- en/of macrolanglevenrisico via toedeling van het beschermingsrendement. Aan het uitkeringsvermogen worden in eerste instantie geen overrendementen toegedeeld. Op collectief niveau kan aan uitkeringsgerechtigden een onvolledig beschermingsrendement worden toegekend, waarbij de mismatch ten opzichte van volledige bescherming via het overrendement in het spreidingsvermogen wordt verwerkt.

  • Het overrendement in de uitkeringsfase wordt hier gezien als het totale rendement waaraan het voor de pensioenuitkering bestemde vermogen van een pensioengerechtigde in enig periode blootstaat, onder aftrek van het beschermingsrendement. Dit overrendement wordt eerst toegekend aan het spreidingsvermogen en daarna gespreid in de tijd bijgeschreven bij het uitkeringsvermogen. Vermogensverschuivingen tussen de spreidingsvermogens van pensioengerechtigden onderling zijn mogelijk voor zover dat nodig is om gelijke aanpassingen te realiseren, conform de strekking van het amendement.

  • Behaalde financiële resultaten moeten op basis van de gehanteerde spreidingsperiode onvoorwaardelijk in zowel de voor pensioenuitkering bestemde vermogens als de toekomstige pensioenuitkeringen van een pensioengerechtigde (het uitkeringspatroon) worden verwerkt. De onvoorwaardelijke verwerking van latere financiële resultaten kan hierbij afgestemd worden op de aanpassingen die, vanwege de onvoorwaardelijke verwerking van eerdere financiële resultaten, wel al in het spreidingsvermogen zijn verwerkt, maar nog niet in de feitelijke uitkering. Deze methode van afstemming kan sterk bijdragen aan de administratieve uitvoerbaarheid van de uitkeringsfase.

  • Het spreiden van behaalde financiële resultaten komt alleen tot uitdrukking in het uitkeringspatroon binnen de gehanteerde spreidingsperiode. De spreidingsperiode is maximaal 10 jaar, conform de wettelijke voorwaarden.

  • Een wijziging van de spreidingsmethode of spreidingsperiode heeft geen gevolgen voor de al onvoorwaardelijke verwerkte en toebedeelde financiële resultaten. Een wijziging kan alleen betrekking hebben op nieuwe financiële resultaten die nog niet verwerkt en toebedeeld zijn.

  • Bij pensioeningang van de pensioengerechtigde wordt bij toetreding tot de uitkeringsfase, op basis van de hoogte van het totale aanwezige (mogelijk negatieve) spreidingsvermogen van de pensioengerechtigden in de uitkeringsfase, een deel van diens voor de pensioenuitkering bestemde vermogen aangemerkt als spreidingsvermogen. Het andere deel geldt als uitkeringsvermogen. Deze verdeling mag worden bepaald op basis van de geldende verhouding op totaalniveau voor alle pensioengerechtigden in de uitkeringsfase.

Deze verdeling bij toetreding kan leiden tot beperkte herverdeling bij toetreding tot de uitkeringsfase. Het toepassen van een rekenregel die leidt tot minder herverdeling is ook toegestaan.

Sturingsruimte

Binnen bovenstaand kader hebben sociale partners en pensioenfondsbestuurders sturingsruimte om gelijke aanpassingen met spreiden nader vorm te geven op een wijze die zij passend achten binnen hun pensioenregeling, namelijk:

  • Het overrendement en beschermingsrendement dat aan pensioengerechtigden wordt toebedeeld. Hoe minder risicovol belegd wordt voor pensioengerechtigden en hoe minder overrendement en meer beschermingsrendement wordt toebedeeld, hoe stabieler de verwachte pensioenuitkeringen.

  • De spreidingsperiode, waarbij een maximale periode van 10 jaar geldt.

  • De spreidingsmethode, bijvoorbeeld asymptotisch (zoals een groter deel aan het begin van de spreidingsperiode) of gelijkmatig over de spreidingsperiode.

Vervolg

Ik ben voornemens om bovenstaand uitvoeringskader bij het amendement van het lid Palland vast te leggen in het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling. Dit uitvoeringskader doet recht aan de doelen van het amendement en biedt helderheid over hoe deze doelen beheerst en integer in de uitvoeringspraktijk kunnen worden gerealiseerd.

Het beleggingsbeleid en de vormgeving van gelijke aanpassingen met spreiden hebben impact op de hoogte van het spreidingsvermogen. Dit spreidingsvermogen bepaalt mede de verwachte uitkeringspatronen van pensioengerechtigden en nieuwe toetreders. Bij de uitwerking van het uitvoeringskader zal daarom onderzocht worden hoe hierover gecommuniceerd dient te worden naar (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden, fondsorganen en andere belanghebbenden.

Bij het opstellen van het Besluit zal ik de sector en toezichthouders De Nederlandsche Bank en Autoriteit Financiële Markten blijven betrekken. De conceptversie van de wijzigingen van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt op korte termijn ter internetconsultatie aangeboden, waarbij ik streef dat het Besluit medio 2024 in werking kan treden.

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten


X Noot
1

Kamerstukken II 2022/23, 36 067, nr. 175.

Naar boven