36 049 Voorstel voor een aanbeveling van de Raad inzake operationele politiële samenwerking (COM(2021)780) | Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de uitwisseling van informatie tussen de rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten en tot intrekking van Kaderbesluit 2006/960/JBZ van de Raad (COM(2021)782) | Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende geautomatiseerde gegevensuitwisseling ten behoeve van politiële samenwerking («Prüm II») en tot wijziging van de Besluiten 2008/615/JBZ en 2008/616/JBZ van de Raad en de Verordeningen (EU) 2018/1726, (EU) 2019/817 en (EU) 2019/818 van het Europees Parlement en de Raad (COM(2021)784)

B VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 3 mei 2022

De leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid1 hebben in de commissievergadering van 15 maart 2022 beraadslaagd over de door de Europese Commissie voorgestelde EU-code voor politiële samenwerking, een pakket bestaande uit drie voorstellen.2 De leden van de fracties van de VVD, GroenLinks, de PVV en 50PLUS hebben naar aanleiding van het pakket enkele vragen.

Naar aanleiding hiervan is op 22 maart 2022 een brief gestuurd aan de Minister van Justitie en Veiligheid.

De Minister heeft op 26 april 2022 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, Van Dooren

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Minister van Justitie en Veiligheid

Den Haag, 22 maart 2022

De leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid hebben in haar commissievergadering van 15 maart 2022 beraadslaagd over de door de Europese Commissie voorgestelde EU-code voor politiële samenwerking, een pakket bestaande uit drie voorstellen.3 De leden van de fracties van de VVD, GroenLinks, de PVV en 50PLUS hebben naar aanleiding van het pakket enkele vragen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie vinden de verdere politiële samenwerking om grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit, terrorisme, drugshandel en mensensmokkel beter aan te kunnen pakken, van groot belang. De leden danken de regering voor de uitgebreide BNC-fiches over de verschillende voorstellen aangaande dit onderwerp. Ter verduidelijking van het standpunt van de regering hebben de leden van de VVD-fractie nog een aantal vragen.

In BNC-fiche 6 (Raadsaanbeveling operationele politiesamenwerking)4 geeft de regering aan dat «wat betreft het omvormen van bestaande centra voor politie- en douanesamenwerking tot gezamenlijke politie- en douanestations, de regering zich ervoor inzet dat lidstaten zoals Nederland die een dergelijk centrum niet hebben, de ruimte behouden om op eigen wijze gezamenlijke operaties uit te voeren en te coördineren». Kunt u aangeven op welke wijze Nederland dat denkt in te vullen? Wat zijn de belangrijkste redenen van de regering om dat op een eigen wijze te willen uitvoeren?

Bent u van mening dat de Raadsaanbeveling alleen een meerwaarde heeft als het als een aanvulling op al bestaande bi- of multilaterale afspraken of verdragen kan worden beschouwd?

Met betrekking tot BNC-fiche 2 (Richtlijn informatie-uitwisseling rechthandhavingsautoriteiten)5 hebben de leden van de VVD-fractie de volgende vraag. Kunt u aangeven hoe de positie van Europol, als centraal informatiepunt van de EU, in het licht van voorliggende richtlijn, het beste vormgegeven kan worden?

De leden van de VVD-fractie kijken met belangstelling uit naar de beantwoording van de vragen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GroenLinks

De aanbeveling inzake operationele politiële samenwerking heeft tot doel de grensoverschrijdende samenwerking tussen de politie en andere opsporingsdiensten binnen de Europese Unie te vergemakkelijken. De leden van de GroenLinks-fractie zien, net als de regering, waarom dit opportuun is, in het bijzonder in het kader van de bestrijding van georganiseerde transnationale criminaliteit, mensensmokkel en terrorisme. In het BNC-fiche inzake voorstel COM(2021)780 constateert de regering echter ook terecht dat duidelijke kaders en waarborgen in het onderhavige voorstel ontbreken.6 Vanwege het gebrek hieraan plaatst de regering naar eigen zeggen vraagtekens bij het voorstel. Mogen deze leden hieruit concluderen dat de regering het voorstel in de huidige vorm niet steunt?

De regering schrijft dat zij zich zal inzetten voor het opnemen van waarborgen en voorwaarden in de aanbeveling. Kunt u uiteenzetten op welke concrete voorwaarden en waarborgen wordt gedoeld en op welke wijze u voornemens bent zich hiervoor in te zetten en wat het beoogde resultaat daarvan is?

De regering geeft aan dat grondrechten, zoals privacy van burgers, bij grensoverschrijdende activiteiten aandacht verdienen. Kunt u uiteenzetten op welke wijze u voornemens bent aandacht daarvoor te vragen, of meer concreet; welke waarborgen zult u op dit punt vragen teneinde te bewerkstelligen dat grondrechten worden gerespecteerd?

In het voornoemde BNC-fiche wijst de regering terecht op bestaande bi- en multilaterale afspraken, die de belemmeringen die opsporingsdiensten in grensgebieden ondervinden pogen op te heffen. De regering spreekt de wens uit dat deze afspraken, evenals andere bestaande internationale instrumenten, inclusief EU-ondersteuning via agentschappen, Europol, het herziene Benelux politieverdrag en andere verdragen, kunnen worden voortgezet. Welke (mogelijke) spanningen ziet u tussen het onderhavige voorstel en de relevante bestaande internationale afspraken en verdragen? Kunt u de beantwoording op deze vraag in ieder geval specifiek uitsplitsen naar de verhouding tussen het voorstel en 1) het (herziene) Benelux politieverdrag; 2) Europol; en 3) het Verdrag van Enschede inzake de grensoverschrijdende politiële samenwerking en de samenwerking in strafrechtelijke aangelegenheden? Hoe waarborgt u dat deze spanningen er niet in zullen resulteren dat bestaande afspraken en verdragen (inclusief de bijbehorende waarborgen) aan effectiviteit zullen inboeten nadat het onderhavige voorstel is aangenomen?

Volgens de regering dienen de definities, voorwaarden en normen die in het herziene Benelux politieverdrag aan grensoverschrijdende samenwerking van opsporingsdiensten worden gekoppeld als uitgangspunten en ondergrens te worden beschouwd bij de door de Commissie bepleite invulling van nieuwe vormen van grensoverschrijdende operationele samenwerking tussen rechtshandhavingsdiensten. Dit geldt ook voor de beslissende rol van de lidstaat op wiens grondgebied een actie wordt ondernomen en het gebruik van het deurwaardersmodel. Mogen de leden van de GroenLinks-fractie hieruit concluderen dat indien de Commissie deze definities, voorwaarden en normen niet in het voorstel opneemt als uitgangspunten en ondergrens, het voorstel niet op Nederlandse steun kan rekenen? Op welke manier bent u voornemens om te toetsen of het voorstel aan deze eisen van de regering voldoet?

Kunt u uiteenzetten of, en zo ja waarom, u het wenselijk acht dat verdergaande politiële samenwerking (zowel op het gebied van grensoverschrijdende politiële samenwerking, uitwisseling van informatie tussen rechtshandhavingsinstanties en geautomatiseerde gegevensuitwisseling) plaatsvindt met landen waarvan duidelijk is dat de rechtsstaat en/of de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht onder druk staat, zoals Hongarije en Polen. Kunt u daarbij in het bijzonder ingaan op de vraag wat samenwerking met deze landen betekent voor het naleven van rechtsstatelijke waarborgen voor onderdanen van de Europese Unie.

De leden menen dat bij verdergaande Europese politiesamenwerking bescherming van rechtsstatelijkheid voorop moet staan. De Raad van Europa, de Verenigde Naties en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa hebben in het verleden internationale normen voor het handelen door de politie geformuleerd. De leden menen dat bij verdergaande Europese samenwerking een EU-brede Code of Police Ethics zou moeten gelden. Kunt u aangeven hoe u tegen een dergelijke code aankijkt en of u bereid bent u hard te maken voor het instellen van een dergelijke code.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV

Op pagina 1 van het persbericht bij de EU-code voor politiële samenwerking van de Europese Commissie van 8 december 2021 staat het volgende: «De voorstellen bevatten onder meer de volgende elementen. Een aanbeveling over operationele politiële samenwerking, met gemeenschappelijke normen voor samenwerking tussen politiefunctionarissen die deelnemen aan gezamenlijke patrouilles en optreden op het grondgebied van een andere lidstaat. De aanbeveling omvat een gemeenschappelijke lijst van misdrijven waarvoor grensoverschrijdende achtervolging mogelijk is, alsook veilige berichtentools waarmee politiefunctionarissen die operaties in een andere lidstaat uitvoeren, met hun collega's uit dat land kunnen communiceren. Hoewel politieoperaties en strafrechtelijke onderzoeken onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten blijven vallen, zullen deze gemeenschappelijke normen het werk van politiefunctionarissen vergemakkelijken wanneer ze in een andere lidstaat actief zijn.».

Op pagina 25 en 26 van voorstel COM(2021)780 is onder paragraaf 2.3 Gezamenlijke operaties het volgende opgenomen:

«(a) De lidstaten zouden functionarissen van de bevoegde rechtshandhavingsinstantie van een andere lidstaat die betrokken is bij gezamenlijke operaties op hun grondgebied, moeten toestaan:

  • i. identiteitscontroles uit te voeren en eenieder te onderscheppen die een identiteitscontrole tracht te ontlopen;

  • ii. hun uniform te dragen en hun dienstwapen en munitie bij zich te hebben;

  • iii. hun dienstwapen te gebruiken in noodweer en, zo nodig, ter verdediging van anderen;

  • iv. gebruik te maken van hun radioapparatuur in grensgebieden binnen de EU.

(b) De lidstaten zouden:

  • i. moeten voorzien in taalopleidingen en opleidingen voor functionarissen van de bevoegde rechtshandhavingsinstanties die waarschijnlijk bij gezamenlijke operaties betrokken zullen zijn, namelijk inzake operationele procedures, bepalingen van administratief en strafrecht en strafrechtelijke procedures van andere lidstaten die in grensgebieden binnen de EU worden gevolgd, onder meer inzake het bestrijden van mensenhandel en migrantensmokkel en het voorkomen en opsporen van illegaal verblijf en grensoverschrijdende criminaliteit in verband met irreguliere migratie, en andere zware en georganiseerde criminele activiteiten van grensoverschrijdende aard;

  • ii. statistieken moeten verzamelen over de grensoverschrijdende gezamenlijke patrouilles en operaties die hun bevoegde rechtshandhavingsinstanties hebben uitgevoerd en deze statistieken jaarlijks moeten meedelen aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.».

Kunt u een indicatie geven wat de kosten voor de Nederlandse belastingbetaler gaan zijn inzake taalopleidingen, opleidingen en eventuele andere voorzieningen voor functionarissen van de bevoegde rechtshandhavingsinstanties?

Kunt u aangeven of tot op heden buitenlandse politiefunctionarissen op welke manier dan ook zijn ingezet bij demonstraties en/of vergelijkbare bijeenkomsten op Nederlands grondgebied en of het voorliggende voorstel dit vergemakkelijkt? De leden van de PVV-fractie ontvangen graag een gemotiveerd antwoord met zoveel mogelijk details op beide vragen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van 50PLUS

Met belangstelling hebben de leden van de 50PLUS-fractie kennisgenomen van de voorstellen voor een EU-code voor politiële samenwerking. Deze leden hebben nog een aantal aanvullende vragen.

Kunt u nader motiveren waarom u het niet noodzakelijk acht om EU-brede afspraken te maken om mensenhandel tegen te gaan en stoffelijke resten te identificeren zolang dit kan gebeuren binnen de bestaande samenwerkingsverbanden? Kunt u verduidelijken wat de Europese Commissie heeft voorgesteld ten aanzien van gezamenlijke operaties om mensenhandel tegen te gaan? En tevens ten aanzien van het identificeren van stoffelijke resten?7

Wat gaat Nederland doen nu deze voorstellen van de Europese Commissie slechts een aanbeveling zijn, maar Nederland politiek wel kan binden? Wat zal dat voor een uitwerking in de praktijk hebben?8

De regering kan zich vinden in de waarborg die de Commissie voorstelt met het alleen verstrekken van persoons- en zaakgerelateerde informatie na bevestiging van een hit en zal zich ervoor inzetten dat wordt verduidelijkt dat deze bevestiging altijd wordt uitgevoerd door een forensisch deskundige op basis van een vergelijkend morfologisch onderzoek. De regering is daarbij voorstander van een bevestiging door meerdere deskundigen om de objectiviteit te optimaliseren en de foutkans te minimaliseren. Zal dit een deskundige zijn uit het land waar de beelden vandaan komen of uit het ontvangende land? Bent u het met deze leden eens dat de beoordelingsruimte per land kan verschillen?9

De regering is voorstander van het hanteren van een minimumnorm met betrekking tot de beeldkwaliteit, maar kan uit het voorstel nog onvoldoende opmaken wat deze norm zal inhouden en zal hierover verduidelijking aan de Commissie vragen. De regering zal daarbij pleiten voor een hoge beeldkwaliteit en bijpassende normen als voorwaarde voor opname van deze gegevenscategorie in het Prüm-kader. Hoe bindend zal dit karakter van de bijpassende normen zijn? Hoeveel ruimte zal er voor het opsporingsapparaat zijn om beelden van lagere beeldkwaliteit toch te gebruiken?10

De leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid zien uw reactie – bij voorkeur binnen vier weken – met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, M.M. de Boer

BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 april 2022

Hierbij stuur ik uw Kamer de beantwoording van de gestelde vragen aangaande de voorstellen van de Europese Commissie voor een Raadsaanbeveling inzake operationele politiële samenwerking, een Prüm II verordening en een Richtlijn Informatie-uitwisseling.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

De leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid hebben in haar commissievergadering van 15 maart 2022 beraadslaagd over de door de Europese Commissie voorgestelde EU-code voor politiële samenwerking, een pakket bestaande uit drie voorstellen.1 De leden van de fracties van de VVD, GroenLinks, de PVV en 50PLUS hebben naar aanleiding van het pakket enkele vragen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie vinden de verdere politiële samenwerking om grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit, terrorisme, drugshandel en mensensmokkel beter aan te kunnen pakken, van groot belang. De leden danken de regering voor de uitgebreide BNC-fiches over de verschillende voorstellen aangaande dit onderwerp. Ter verduidelijking van het standpunt van de regering hebben de leden van de VVD-fractie nog een aantal vragen.

In BNC-fiche 6 (Raadsaanbeveling operationele politiesamenwerking) geeft de regering aan dat «wat betreft het omvormen van bestaande centra voor politie- en douanesamenwerking tot gezamenlijke politie- en douanestations, de regering zich ervoor inzet dat lidstaten zoals Nederland die een dergelijk centrum niet hebben, de ruimte behouden om op eigen wijze gezamenlijke operaties uit te voeren en te coördineren». Kunt u aangeven op welke wijze Nederland dat denkt in te vullen? Wat zijn de belangrijkste redenen van de regering om dat op een eigen wijze te willen uitvoeren?

Antwoord

In de aanbeveling wordt verwezen naar centra voor politie- en douanesamenwerking (Politie en Douane Samenwerking Centra – PCCC in het Engels). Deze zijn door lidstaten in grensgebieden in het Schengengebied opgezet in het kader van grensoverschrijdende samenwerking. Nederland heeft geen PCCC. Wel is er een politieel samenwerkingscentrum in de Euregio Maas-Rijn, EPICC genaamd. Het EPICC is onderdeel van Internationaal Rechtshulp Centrum (IRC) Limburg en heeft politiële informatie-uitwisseling en ondersteuning van operaties als taak. Daarnaast is goed om op te merken dat de Nederlandse douane niet deelneemt aan het EPICC, aangezien de douane in Nederland geen opsporingsinstantie is. Naast het EPICC bestaan in de Nederlandse grensstreek met buurlanden al gezamenlijke politieposten (o.a. Bad Bentheim, Baarle Hertog – Baarle Nassau). Deze posten hebben een andere functionaliteit dan een Politie en Douane Samenwerking centrum. Door ruimte te houden voor lidstaten om het op eigen wijzen in te vullen, blijft de mogelijkheid bestaan recht te doen aan lokale en nationale verschillen.

Bent u van mening dat de Raadsaanbeveling alleen een meerwaarde heeft als het als een aanvulling op al bestaande bi- of multilaterale afspraken of verdragen kan worden beschouwd?

Antwoord

Het kabinet is inderdaad van mening dat de aanbeveling voor Nederland moet worden beschouwd als een aanvulling op bestaande bi- of multilaterale verdragen. Voor andere lidstaten is dat wellicht anders. De aanbeveling kan in het kader van grensoverschrijdende samenwerking lidstaten helpen om binnen de EU beter richting te geven aan gezamenlijke normen en waarden.

Met betrekking tot BNC-fiche 2 (Richtlijn informatie-uitwisseling rechthandhavingsautoriteiten) hebben de leden van de VVD-fractie de volgende vraag. Kunt u aangeven hoe de positie van Europol, als centraal informatiepunt van de EU, in het licht van voorliggende richtlijn, het beste vormgegeven kan worden?

Antwoord

Wat het kabinet betreft is de rol van Europol als centraal informatiepunt van de EU waardevol wanneer zij in staat wordt gesteld de lidstaten te ondersteunen bij het effectief voorkomen, opsporen en onderzoeken van strafbare feiten. Europol kan vooral van meerwaarde zijn bij grensoverschrijdende criminaliteit. Europol kan ook bijdragen aan de effectiviteit van het werk van rechtshandhavingsautoriteiten van lidstaten wanneer het gaat om niet-grensoverschrijdende criminaliteit, zoals in gevallen waar Europol door de informatiepositie verbanden kan leggen die de individuele lidstaten vanuit hun informatiepositie en beschikbare capaciteit niet zouden herkennen. Er kunnen bijvoorbeeld gelijkenissen optreden in de handelwijzen van criminele groepen die onafhankelijk van elkaar in verschillende lidstaten actief zijn.

In het licht van voorliggende richtlijn betekent dat, dat het kabinet voorstander is van het aanmoedigen tot het in de regel gebruiken van het door Europol beheerde, beveiligde communicatiekanaal SIENA, maar geen voorstander is van een absolute verplichting hiertoe. Het kabinet snapt de meerwaarde van het regelmatig in kopie zetten van Europol bij informatie-uitwisseling over informatieverzoeken tussen lidstaten, voor zover dit kan bijdragen aan ondersteunende rol die Europol heeft ten aanzien van de lidstaten. Nederland pleit daarom in de onderhandelingen voor het opnemen van voldoende uitzonderingen op de regel dat lidstaten over het algemeen Europol in kopie zetten bij communicatie over informatieverzoeken in het kader van de voorgestelde richtlijn informatie-uitwisseling.

De leden van de VVD-fractie kijken met belangstelling uit naar de beantwoording van de vragen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GroenLinks

De aanbeveling inzake operationele politiële samenwerking heeft tot doel de grensoverschrijdende samenwerking tussen de politie en andere opsporingsdiensten binnen de Europese Unie te vergemakkelijken. De leden van de GroenLinks-fractie zien, net als de regering, waarom dit opportuun is, in het bijzonder in het kader van de bestrijding van georganiseerde transnationale criminaliteit, mensensmokkel en terrorisme. In het BNC-fiche inzake voorstel COM(2021)780 constateert de regering echter ook terecht dat duidelijke kaders en waarborgen in het onderhavige voorstel ontbreken. Vanwege het gebrek hieraan plaatst de regering naar eigen zeggen vraagtekens bij het voorstel. Mogen deze leden hieruit concluderen dat de regering het voorstel in de huidige vorm niet steunt?

Antwoord

Het kabinet steunt het voorstel in beginsel doch zet zich er inderdaad voor in dat de tekst zoals voorgesteld door de Commissie op een aantal punten, met name waar het kaders en waarborgen betreft, wordt aangevuld. Dit wordt bij de beantwoording van de volgende vraag nader uiteengezet.

De regering schrijft dat zij zich zal inzetten voor het opnemen van waarborgen en voorwaarden in de aanbeveling. Kunt u uiteenzetten op welke concrete voorwaarden en waarborgen wordt gedoeld en op welke wijze u voornemens bent zich hiervoor in te zetten en wat het beoogde resultaat daarvan is?

Antwoord

De voorwaarden en waarborgen ten aanzien van grensoverschrijdende achtervolgingen en observaties zoals het uitgangspunt dat de lidstaat op wiens grondgebied een actie wordt ondernomen daar altijd het laatste woord over heeft, wordt door het kabinet beschouwd als uitgangspunten en ondergrens voor de door de Commissie bepleite invulling van nieuwe vormen van grensoverschrijdende operationele samenwerking tussen rechtshandhavingsdiensten. Tijdens de onderhandelingen pleit Nederland ervoor de aanbeveling op die punten aan te vullen.

De regering geeft aan dat grondrechten, zoals privacy van burgers, bij grensoverschrijdende activiteiten aandacht verdienen. Kunt u uiteenzetten op welke wijze u voornemens bent aandacht daarvoor te vragen, of meer concreet; welke waarborgen zult u op dit punt vragen teneinde te bewerkstelligen dat grondrechten worden gerespecteerd?

Antwoord

Tijdens de onderhandelingen zet Nederland zich ervoor in om in de tekst de verplichting op te laten nemen om de grondrechten en rechtsbeginselen zoals neergelegd in artikel 6 VEU te eerbiedigen, met inbegrip van het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht, alsmede de hoge normen inzake gegevensbescherming die zijn vastgelegd in het Unierecht, met name in Richtlijn 2016/680 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing of de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens.

In het voornoemde BNC-fiche wijst de regering terecht op bestaande bi- en multilaterale afspraken, die de belemmeringen die opsporingsdiensten in grensgebieden ondervinden pogen op te heffen. De regering spreekt de wens uit dat deze afspraken, evenals andere bestaande internationale instrumenten, inclusief EU-ondersteuning via agentschappen, Europol, het herziene Benelux politieverdrag en andere verdragen, kunnen worden voortgezet. Welke (mogelijke) spanningen ziet u tussen het onderhavige voorstel en de relevante bestaande internationale afspraken en verdragen? Kunt u de beantwoording op deze vraag in ieder geval specifiek uitsplitsen naar de verhouding tussen het voorstel en 1) het (herziene) Benelux politieverdrag; 2) Europol; en 3) het Verdrag van Enschede inzake de grensoverschrijdende politiële samenwerking en de samenwerking in strafrechtelijke aangelegenheden? Hoe waarborgt u dat deze spanningen er niet in zullen resulteren dat bestaande afspraken en verdragen (inclusief de bijbehorende waarborgen) aan effectiviteit zullen inboeten nadat het onderhavige voorstel is aangenomen?

Antwoord

Het Benelux-politieverdrag biedt een nieuwe grondslag voor de politiesamenwerking tussen Nederland, België en Luxemburg, ter vervanging van het huidige Senningen-verdrag en ziet op de politiesamenwerking in Benelux-verband. De aanbeveling geldt voor het gehele Schengengebied, dus voor de EU-lidstaten en de Schengen-geassocieerde landen. De aanbeveling gaat in die zin verder en is minder in detail uitgewerkt dan het Benelux-politieverdrag.

Europol faciliteert samenwerking tussen rechtshandhavingsinstanties van EU-lidstaten en een aantal derde landen en biedt lidstaten daarbij een hoogwaardig instrumentarium voor informatie-uitwisseling en gegevensanalyse ter ondersteuning van hun onderzoeken in de bestrijding van georganiseerde misdaad, terrorisme en andere ernstige misdrijven. De aanbeveling ziet met name op gezamenlijk operationeel optreden door lidstaten, vooral in grensgebieden. Bij het gezamenlijke optreden zoals in de aanbeveling genoemd zou van het Europolinstrumentarium gebruik gemaakt kunnen worden, waardoor de aanbeveling en het Europolinstrumentarium elkaar aanvullen. Zoals in het fiche genoemd, waakt het kabinet er echter voor dat de aanbeveling niet overlapt met de rol van Europol.

Een juridische grondslag voor politiële samenwerking met Duisland is gelegen in het Verdrag van Enschede. Dit verdrag biedt specifieke regels voor politiesamenwerking van Nederland met Duitsland. De door de Commissie voorgestelde aanbeveling geldt voor het gehele Schengengebied, dus ook hier gaat het voorstel verder en is minder in detail, ook qua expliciete waarborgen, uitgewerkt.

Tijdens de onderhandelingen zal Nederland zich inzetten voor het aanvullen van de aanbeveling met eerdergenoemde waarborgen en voor een formulering van de aanbeveling die lidstaten meer mogelijkheden en ruimte voor eigen invulling en maatwerk geeft. Bovendien laat de aanbeveling de reeds gemaakte afspraken in het kader van het Benelux-politieverdrag en het Verdrag van Enschede onverlet.

Volgens de regering dienen de definities, voorwaarden en normen die in het herziene Benelux politieverdrag aan grensoverschrijdende samenwerking van opsporingsdiensten worden gekoppeld als uitgangspunten en ondergrens te worden beschouwd bij de door de Commissie bepleite invulling van nieuwe vormen van grensoverschrijdende operationele samenwerking tussen rechtshandhavingsdiensten. Dit geldt ook voor de beslissende rol van de lidstaat op wiens grondgebied een actie wordt ondernomen en het gebruik van het deurwaardersmodel. Mogen de leden van de GroenLinks-fractie hieruit concluderen dat indien de Commissie deze definities, voorwaarden en normen niet in het voorstel opneemt als uitgangspunten en ondergrens, het voorstel niet op Nederlandse steun kan rekenen? Op welke manier bent u voornemens om te toetsen of het voorstel aan deze eisen van de regering voldoet?

Kunt u uiteenzetten of, en zo ja waarom, u het wenselijk acht dat verdergaande politiële samenwerking (zowel op het gebied van grensoverschrijdende politiële samenwerking, uitwisseling van informatie tussen rechtshandhavingsinstanties en geautomatiseerde gegevensuitwisseling) plaatsvindt met landen waarvan duidelijk is dat de rechtsstaat en/of de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht onder druk staat, zoals Hongarije en Polen. Kunt u daarbij in het bijzonder ingaan op de vraag wat samenwerking met deze landen betekent voor het naleven van rechtsstatelijke waarborgen voor onderdanen van de Europese Unie.

Antwoord

Het kabinet gaat uit van wederzijds vertrouwen binnen de EU op basis waarvan verdergaande politiële samenwerking mogelijk is. Elke lidstaat van de EU is gehouden aan naleving van de waarden van artikel 2 van het EU-Verdrag, waaronder de rechtsstaat. Op basis hiervan wordt uitgegaan van wederzijds vertrouwen binnen de EU, wat een randvoorwaarde is voor politiële samenwerking. De Commissie, als hoedster van de EU-verdragen, ziet toe op naleving van de EU-verdragen en bijbehorende waarden. De EU beschikt over een breed juridisch, financieel en politiek instrumentarium om de rechtsstatelijke problematiek in de Unie te adresseren. Zo kan de Commissie inbreukprocedures starten om rechtsstatelijke problemen te adresseren. Daarnaast vraagt de aanhoudende rechtsstaatproblematiek in Polen en Hongarije om een stevig politiek signaal vanuit de Raad. De inzet van het kabinet is erop gericht de artikel 7-procedure regelmatig ter bespreking te blijven agenderen om de druk op beide landen te behouden.

De leden menen dat bij verdergaande Europese politiesamenwerking bescherming van rechtsstatelijkheid voorop moet staan. De Raad van Europa, de Verenigde Naties en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa hebben in het verleden internationale normen voor het handelen door de politie geformuleerd. De leden menen dat bij verdergaande Europese samenwerking een EU-brede Code of Police Ethics zou moeten gelden. Kunt u aangeven hoe u tegen een dergelijke code aankijkt en of u bereid bent u hard te maken voor het instellen van een dergelijke code.

Antwoord

In mijn brief aan de Tweede Kamer van 4 juli 2019 over internationale politiesamenwerking is de toezegging gedaan te verkennen «in hoeverre het toegevoegde waarde heeft en haalbaar is om binnen EU of Raad van Europa verband tot een bindende ethische code te komen die toeziet op het integer handelen van Europese politiediensten binnen en buiten de landsgrenzen»11. In het halfjaarbericht politie van 29 mei 202012 is daarover het volgende gecommuniceerd.

Het instellen van een juridisch bindende ethische code voor Europese politiediensten is, zowel in verband van de Europese Unie als de Raad van Europa, niet haalbaar gebleken. Het instellen van een dergelijke code is voorbehouden aan de nationale overheden. Ondanks dat een bindende code niet haalbaar is, vindt binnen Europa wel toetsing aan bepaalde standaarden, zoals genoemd in het Handvest van de grondrechten en het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens, plaats. Het Hof van Justitie van de EU ziet toe op de eerbiediging en toepassing van deze standaard. Alle uitspraken van het Hof zijn bindend. Andere organisaties houden toezicht op de naleving van standaarden, zoals de GRECO (Group of States against Corruption, onderdeel van de Raad van Europa).

Naast de toetsing op het optreden en handelen van de politie, is in de afgelopen jaren (in EU-verband) door verschillende landen initiatief getoond om politie ethiek onder de aandacht te brengen. Op Frans initiatief is bijvoorbeeld een handboek samengesteld. Europese politieorganisaties kennen vaak een eigen gedragscode.

In het Europese politieonderwijs wordt specifieke aandacht gegeven aan mensenrechten. In de jaarlijkse trainingen van de Europese politieacademie CEPOL voor rechtshandhavers wordt bijzondere nadruk gelegd op mensenrechten en fundamentele vrijheden. In het onderwijsaanbod komt dit duidelijk naar voren.

Op 20 en 21 oktober 2020 heeft de Raad van Europa een internationale conferentie georganiseerd met het thema: «The police role in democratic Societies – European Code of Police Ethics, nearly ten years.». Mijn departement en de Nederlandse politie hebben aan deze conferentie een bijdrage verleend. Hiermee laat Nederland zien het onderwerp mede tot haar verantwoordelijkheid te nemen en belang te hechten aan integer handelen van haar eigen korps, maar ook de andere korpsen binnen Europa.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV

Op pagina 1 van het persbericht bij de EU-code voor politiële samenwerking van de Europese Commissie van 8 december 2021 staat het volgende: «De voorstellen bevatten onder meer de volgende elementen. Een aanbeveling over operationele politiële samenwerking, met gemeenschappelijke normen voor samenwerking tussen politiefunctionarissen die deelnemen aan gezamenlijke patrouilles en optreden op het grondgebied van een andere lidstaat. De aanbeveling omvat een gemeenschappelijke lijst van misdrijven waarvoor grensoverschrijdende achtervolging mogelijk is, alsook veilige berichtentools waarmee politiefunctionarissen die operaties in een andere lidstaat uitvoeren, met hun collega's uit dat land kunnen communiceren. Hoewel politieoperaties en strafrechtelijke onderzoeken onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten blijven vallen, zullen deze gemeenschappelijke normen het werk van politiefunctionarissen vergemakkelijken wanneer ze in een andere lidstaat actief zijn.». Op pagina 25 en 26 van voorstel COM(2021)780 is onder paragraaf 2.3 Gezamenlijke operaties het volgende opgenomen:

«(a) De lidstaten zouden functionarissen van de bevoegde rechtshandhavingsinstantie van een andere lidstaat die betrokken is bij gezamenlijke operaties op hun grondgebied, moeten toestaan:

i. identiteitscontroles uit te voeren en eenieder te onderscheppen die een identiteitscontrole tracht te ontlopen; ii. hun uniform te dragen en hun dienstwapen en munitie bij zich te hebben; iii. hun dienstwapen te gebruiken in noodweer en, zo nodig, ter verdediging van anderen; iv. gebruik te maken van hun radioapparatuur in grensgebieden binnen de EU.

(b) De lidstaten zouden: i. moeten voorzien in taalopleidingen en opleidingen voor functionarissen van de bevoegde rechtshandhavingsinstanties die waarschijnlijk bij gezamenlijke operaties betrokken zullen zijn, namelijk inzake operationele procedures, bepalingen van administratief en strafrecht en strafrechtelijke procedures van andere lidstaten die in grensgebieden binnen de EU worden gevolgd, onder meer inzake het bestrijden van mensenhandel en migrantensmokkel en het voorkomen en opsporen van illegaal verblijf en grensoverschrijdende criminaliteit in verband met irreguliere migratie, en andere zware en georganiseerde criminele activiteiten van grensoverschrijdende aard;

ii. statistieken moeten verzamelen over de grensoverschrijdende gezamenlijke patrouilles en operaties die hun bevoegde rechtshandhavingsinstanties hebben uitgevoerd en deze statistieken jaarlijks moeten meedelen aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.».

Kunt u een indicatie geven wat de kosten voor de Nederlandse belastingbetaler gaan zijn inzake taalopleidingen, opleidingen en eventuele andere voorzieningen voor functionarissen van de bevoegde rechtshandhavingsinstanties? Kunt u aangeven of tot op heden buitenlandse politiefunctionarissen op welke manier dan ook zijn ingezet bij demonstraties en/of vergelijkbare bijeenkomsten op Nederlands grondgebied en of het voorliggende voorstel dit vergemakkelijkt? De leden van de PVV-fractie ontvangen graag een gemotiveerd antwoord met zoveel mogelijk details op beide vragen.

Antwoord

Ten aanzien van uw eerste vraag is het voor nu nog niet mogelijk een indicatie van kosten te geven, mede omdat de onderhandelingen pas begonnen zijn en het niet duidelijk is of alle voorstellen ook door de lidstaten worden ondersteund. De Europese politieacademie CEPOL verzorgt opleidingen voor functionarissen van rechtshandhavingsinstanties. Alle financiële middelen komen uit de algemene begroting van de Europese Unie.

Ten aanzien van uw tweede vraag, of tot op heden buitenlandse politiefunctionarissen zijn ingezet bij demonstraties en/of vergelijkbare bijeenkomsten op Nederlands grondgebied, heeft het Landelijk Operationeel CoördinatieCentrum (LOCC) geen bijstandsaanvragen hiervoor ontvangen of in behandeling gehad in de afgelopen jaren.

Het voorstel is niet bindend dus laat in die vorm de kaders voor inzet van buitenlandse politiefunctionarissen bij demonstraties ongemoeid.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van 50PLUS

Met belangstelling hebben de leden van de 50PLUS-fractie kennisgenomen van de voorstellen voor een EU-code voor politiële samenwerking. Deze leden hebben nog een aantal aanvullende vragen.

Kunt u nader motiveren waarom u het niet noodzakelijk acht om EU-brede afspraken te maken om mensenhandel tegen te gaan en stoffelijke resten te identificeren zolang dit kan gebeuren binnen de bestaande samenwerkingsverbanden? Kunt u verduidelijken wat de Europese Commissie heeft voorgesteld ten aanzien van gezamenlijke operaties om mensenhandel tegen te gaan? En tevens ten aanzien van het identificeren van stoffelijke resten?

Wat gaat Nederland doen nu deze voorstellen van de Europese Commissie slechts een aanbeveling zijn, maar Nederland politiek wel kan binden? Wat zal dat voor een uitwerking in de praktijk hebben?

Antwoord

Het kabinet meent dat het van belang is dat de strijd tegen mensenhandel binnen bestaande bilaterale of Europese samenwerkingsverbanden zoals EMPACT wordt uitgevoerd. In de EMPACT-projecten werken de lidstaten gecoördineerd samen, ondersteund door onder meer Europol, Frontex en Eurojust. In het kader van deze projecten vinden vele operationele activiteiten plaats die goede resultaten opleveren. Bij het EMPACT-project tegen mensenhandel zijn bijna alle lidstaten aangesloten. In de grensstreek werkt de politie daarnaast samen tegen mensenhandel op basis van informatie-uitwisseling en afspraken over gerichte controles en geconstateerde feiten (zoals arbeidsmigratie).

Het voorstel stelt dat onder andere het aanpakken van mensenhandel en het identificeren en assisteren van de slachtoffers door middel van gezamenlijke operaties moet kunnen gebeuren. Dit is echter al mogelijk, onder andere op basis van bi- en multilaterale verdragen en in het kader van Joint Investigation Teams (JITs). Het kabinet acht het daarom niet noodzakelijk om op dit terrein aanvullende EU-brede afspraken te maken.

In het voorstel voor de aanbeveling wordt geen gewag gemaakt van het identificeren van stoffelijke resten. Wel stelt de Commissie met het voorstel voor de Prüm II verordening voor om het kader van Prüm II te gebruiken voor het identificeren van menselijke stoffelijke resten. Het kabinet is hier voorstander van.

Ten aanzien van het niet bindende karakter van de aanbeveling, zet het kabinet zich in voor een formulering van de aanbeveling die lidstaten meer mogelijkheden en ruimte voor eigen invulling geeft.

De regering kan zich vinden in de waarborg die de Commissie voorstelt met het alleen verstrekken van persoons- en zaakgerelateerde informatie na bevestiging van een hit en zal zich ervoor inzetten dat wordt verduidelijkt dat deze bevestiging altijd wordt uitgevoerd door een forensisch deskundige op basis van een vergelijkend morfologisch onderzoek. De regering is daarbij voorstander van een bevestiging door meerdere deskundigen om de objectiviteit te optimaliseren en de foutkans te minimaliseren. Zal dit een deskundige zijn uit het land waar de beelden vandaan komen of uit het ontvangende land? Bent u het met deze leden eens dat de beoordelingsruimte per land kan verschillen?

Antwoord

Net zoals met de andere datacategorieën die uitgewisseld worden binnen het Prüm-kader is het in beginsel de bevraagde lidstaat die (automatisch) meldt dat een er een match is geconstateerd. Slechts de referentiedata die nodig zijn om een hit te bevestigen worden vervolgens naar de vragende lidstaat gestuurd. Over het algemeen is het de vragende lidstaat die de hit bevestigt op basis van de ontvangen referentiedata. De afspraak dat de vragende lidstaat de hit bevestigt is gebaseerd op het wederzijds vertrouwen in de deskundigheid van de aangesloten lidstaten en de afspraken die hierover op detailniveau worden gemaakt, bijvoorbeeld in de expertcomités en de daaruit volgende handboeken en uitvoeringshandelingen. Zoals beschreven in het BNC fiche, wordt de hit wat het kabinet betreft in het geval van het bevragen van de database met gezichtsbeelden van een andere lidstaat bevestigd op basis van vergelijkend morfologisch onderzoek door meerdere deskundigen. Tot en met de bevestiging van de hit is de data die is uitgewisseld tussen lidstaten nog onherleidbaar naar een persoon omdat het slechts referentiedata betreft. Na het bevestigen van een hit door de vragende lidstaat, kan de vragende lidstaat persoonsgegevens opvragen bij de bevraagde lidstaat.

De regering is voorstander van het hanteren van een minimumnorm met betrekking tot de beeldkwaliteit, maar kan uit het voorstel nog onvoldoende opmaken wat deze norm zal inhouden en zal hierover verduidelijking aan de Commissie vragen. De regering zal daarbij pleiten voor een hoge beeldkwaliteit en bijpassende normen als voorwaarde voor opname van deze gegevenscategorie in het Prüm-kader. Hoe bindend zal dit karakter van de bijpassende normen zijn? Hoeveel ruimte zal er voor het opsporingsapparaat zijn om beelden van lagere beeldkwaliteit toch te gebruiken?

Antwoord

De normen zullen worden vastgelegd door uitvoeringshandelingen. De procedure van het comité waarin deze uitvoeringshandelingen worden besproken staat in artikel 76 van het voorstel voor de Prüm verordening. Tijdens dit proces onderhandelen experts van de lidstaten met elkaar over de normen, onder andere over de haalbaarheid en werkbaarheid daarvan. Uitvoeringshandelingen zijn bindend.

De leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid zien uw reactie – bij voorkeur binnen vier weken – met belangstelling tegemoet.


X Noot
1

Samenstelling:

Backer (D66), De Boer (GL) (voorzitter), Van Dijk (SGP), Van Hattem (PVV), Rombouts (CDA), Baay-Timmerman (50PLUS), Van den Berg (VVD), arbouw (VVD), Bezaan (PVV), De Blécourt-Wouterse (VVD), Dittrich (D66), Doornhof (CDA), Janssen (SP), Karimi (GL), Meijer (VVD), Nicolaï (PvdD), Otten (Fractie-Otten) (ondervoorzitter), Recourt (PvdA), Rietkerk (CDA), Veldhoen (GL), Van Wely (Fractie-Nanninga), Nanninga (Fractie-Nanninga), Raven (OSF), Karakus (PvdA), Talsma (CU) en Hiddema (Fractie-Frentrop).

X Noot
2

Zie E-dossier E220003, betreffende COM(2021) 780, COM(2021) 782 en COM(2021) 784.

X Noot
3

Zie E-dossier E220003, betreffende COM(2021) 780, COM(2021) 782 en COM(2021) 784.

X Noot
4

BNC-fiche inzake COM(2021) 780.

X Noot
5

BNC-fiche inzake COM(2021) 782.

X Noot
6

BNC-fiche inzake COM(2021) 780, p. 4.

X Noot
7

BNC-fiche inzake COM(2021)780, p. 6.

X Noot
8

BNC-fiche inzake COM(2021)780, p. 5.

X Noot
9

BNC-fiche inzake COM(2021)784, p. 5.

X Noot
10

BNC-fiche inzake COM(2021)784, P. 5.

X Noot
11

Kamerstukken II 2018–2019, 29 628 nr. 895.

X Noot
12

Bijlage bij Kamerstuk 29 628 nr. 948.

Naar boven