36 045 Situatie in de Oekraïne

19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 96 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 juli 2022

Zolang de oorlog in Oekraïne voortduurt en het COA de instroom van Oekraïense ontheemden niet aankan is het, om de crisissituatie het hoofd te bieden, noodzakelijk de opvangtaak voor ontheemden uit Oekraïne elders te beleggen. Daarvoor is een wettelijke basis nodig. Op 1 april jl. zijn daarom de artikelen 2c en 4 van de Wet verplaatsing bevolking (hierna: Wvb) geactiveerd. De inwerkingstelling van deze artikelen strekt ertoe om bij de burgemeesters de wettelijke taak te beleggen zorg te dragen voor de opvang en verzorging van ontheemden uit Oekraïne.

Met uw Kamer zijn wij van mening dat het staatsnoodrecht niet langer in werking moet zijn dan noodzakelijk. De buitengewone omstandigheden die tot de inwerkingstelling van het noodrecht noopten, duren weliswaar voort, maar het staatsnoodrecht is naar zijn aard bedoeld als tijdelijke oplossing. Zoals het er nu uitziet, lijkt het nodig om de opvangtaak tijdelijk, maar voor langere tijd bij gemeenten te beleggen. Daarom willen wij, zoals ook eerder aan uw kamer gemeld, overgaan op een andere, tijdelijke, juridische basis. Er zal via de reguliere wetgevingsprocedure een voorstel voor een tijdelijke wet in procedure worden gebracht. Zodra de tijdelijke wet in werking is zal de werking van het staatsnoodrecht direct worden beëindigd. Het is van groot belang dat de tijdelijke wet naadloos aansluit op het staatsnoodrecht.

Het opstellen van een tijdelijk wet moet zorgvuldig gebeuren en alle stappen van het reguliere wetgevingsproces doorlopen, waaronder de consultatiefase en advisering door de Raad van State. Waar dit proces versneld kan worden, zullen wij dat doen. Op dit moment wordt er hard gewerkt aan het afstemmen van de inhoud van deze wet en het opstellen van deze wet. Van belang is dat gewaarborgd wordt dat gemeenten deze taak daadwerkelijk voor een langere periode kunnen uitvoeren en dat aan de juiste randvoorwaarden wordt voldaan. Mede daartoe wordt met medeoverheden gesproken om te komen tot bestuurlijke afspraken om zo ook voor de langere termijn hun huidige inzet en taken te borgen.

Onze inzet is erop gericht om het wetsvoorstel zo spoedig mogelijk na het zomerreces bij uw Kamer in te dienen.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, E. van der Burg

Naar boven