36 042 Goedkeuring van het Besluit houdende de vijfde verlenging van de geldingsduur van bepalingen van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 (Stb. 2022, 76) (Goedkeuringswet vijfde verlenging geldingsduur Tijdelijke wet maatregelen covid-19)

35 526 Tijdelijke bepalingen in verband met maatregelen ter bestrijding van de epidemie van covid-19 voor de langere termijn (Tijdelijke wet maatregelen covid-19)

25 295 Infectieziektenbestrijding

C1 MOTIE VAN HET LID VAN HATTEM C.S.

Voorgesteld 17 mei 2022

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de WHO een «International treaty on pandemic prevention and preparedness» in voorbereiding heeft, dat het verdrag van 2005 (de internationale Gezondheidsregeling) uitbreidt (pandemieverdrag)2;

constaterende dat het kabinet in beantwoording van Kamervragen3 ten aanzien van de Nederlandse inzet bij de thans ingezette onderhandelingen over dit verdrag heeft aangegeven:

«De inzet van Nederland zal nog nader vorm krijgen, maar is erop gericht om tot bindende afspraken te komen voor het verbeteren van de preventie, paraatheid en aanpak van pandemieën door lidstaten, die aansluiten bij de visie van Nederland op dit vlak en waarbij nauwe samenwerking is met multilaterale instellingen, met name de WHO.»;

constaterende dat op korte termijn verder onderhandeld zal worden over dit verdrag;

overwegende dat afspraken uit dit verdrag als bindende bepalingen worden verwerkt in de Nederlandse Wet publieke gezondheid;

overwegende dat Nederland als soeverein land zelf over haar publieke gezondheidsbeleid moet gaan en het onwenselijk is om dit door multilaterale instellingen als de WHO dwingend te laten bepalen;

roept het kabinet op af te zien van de inzet op bindende afspraken bij de onderhandelingen over dit verdrag,

en gaat over tot de orde van de dag.

Van Hattem

Faber-Van de Klashorst

Van Strien

Van Kesteren

Bezaan

Naar boven