Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 35990 nr. C |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 35990 nr. C |
Ontvangen 25 januari 2023
Met veel belangstelling heb ik kennisgenomen van de opmerkingen en vragen van de leden van de fracties van GroenLinks, PvdA, CDA, D66, PVV, ChristenUnie, SGP en OSF. Ik ben deze partijen erkentelijk voor de vragen en opmerkingen bij het wetsvoorstel in het voorlopig verslag. Ook heb ik kennis genomen van de brieven die aan Uw Kamer zijn gezonden door het College voor de Rechten van de Mens (hierna: CRM) en door de Vereniging Vrouw en Recht Clara Wichmann (hierna: VVR), waarnaar in het voorlopig verslag wordt verwezen door de leden van de fracties van GroenLinks, de PvdA en D66. Graag ga ik in deze memorie van antwoord in op de vragen en opmerkingen. Ik zal daarbij zoveel mogelijk dezelfde clustering en volgorde hanteren zoals in het voorlopig verslag is aangebracht, met uitzondering van een reactie op de genoemde brieven. Deze hebben betrekking op de vangnetbepaling, welke in het wetsvoorstel ongewijzigd blijft, en om die reden ook onder dat kopje aan de orde zullen komen. Waar in deze memorie van antwoord wordt gesproken over huwelijk, gehuwd, echtgenoot of echtgenote, wordt omwille van de leesbaarheid mede begrepen: geregistreerd partnerschap, in een geregistreerd partnerschap verbonden, geregistreerde partner.
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of er voor de regering ook een aanwijsbare aansporing bestond vanuit mensenrechtenverdragen, Europese regelgeving en jurisprudentie om dit wetsvoorstel in te dienen en op welke onderdelen de voorgestelde wettekst nog niet (geheel) aan de mensenrechtelijke en Europese normen voldoet.
Met het wetsvoorstel wordt beoogd om aan burgers die daaraan behoefte hebben de mogelijkheid te bieden gezamenlijk de keuze te maken om hun kind een geslachtsnaam mee te geven die bestaat uit een combinatie van hun beider geslachtsnamen. Ondanks dat vele andere landen, onder meer een meerderheid van de Europese landen, een dergelijke mogelijkheid reeds kennen, is het bieden van een dergelijke keuze aan burgers geen verplichting die voortvloeit uit mensenrechtenverdragen. In mijn overtuiging is het huidige Nederlandse naamrecht, inclusief de voorgestelde uitbreiding van het keuzerecht voor de gecombineerde geslachtsnaam in overeenstemming met de mensenrechtelijke en Europese normen. In paragraaf 5 van deze memorie van antwoord zal ik ingaan op hetgeen het CRM en de VVR aan Uw Kamer hebben geschreven over de in hun visie bestaande strijdigheid met mensenrechten. Ik verwijs voor een verdere onderbouwing van mijn standpunt hierover graag ook naar mijn brief van 12 september 2022 aan de voorzitter van de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2021/22, 35 990, nr. 13).
De leden van de fracties van de ChristenUnie, SGP en OSF vragen naar de noodzaak van dit wetsvoorstel en een reflectie op hetgeen diverse van mijn ambtsvoorgangers hebben aangegeven over het niet starten van een wijziging van de naamrechtwetgeving. De SGP benadrukt in dit verband een publiekspeiling onvoldoende te vinden voor een wetswijziging en vragen om een nadere onderbouwing van dit besluit.
De vraag of de behoefte van een deel van de samenleving aan de invoering van een keuzemogelijkheid voor een dubbele geslachtsnaam een wetswijziging noodzakelijk maakt, is het resultaat van een politieke weging. Die weging is in het verleden door mijn ambtsvoorgangers negatief beantwoord. De ontwikkelingen in binnen- en buitenland zijn evenwel doorgegaan. De afgelopen jaren ontving mijn ministerie in toenemende mate burgerbrieven met een verzoek om de dubbele geslachtsnaam in Nederland mogelijk te maken. In 2016 werd een petitie aangeboden aan de Tweede Kamer die door bijna 15.000 burgers is ondertekend. Met het aannemen van de motie Bergkamp/Groothuizen op 29 januari 2019 werd duidelijk dat ook de Tweede Kamer in ruime meerderheid wenste dat de mogelijkheid van keuze voor een dubbele geslachtsnaam in Nederland zou worden ingevoerd. In de publiekspeiling werd vervolgens bevestigd dat een aanzienlijk deel van de ondervraagden voorstander is van de mogelijkheid voor ouders om te kunnen kiezen voor een dubbele geslachtsnaam (32%). Dat het niet om een handjevol burgers gaat die dit graag wil, kwam overigens ook naar voren in een door Een vandaag uitgevoerd onderzoek: 27% van de in dat onderzoek ondervraagden bleek voorstander van invoering van deze nieuwe keuzemogelijkheid. Met het onderhavige wetsvoorstel ondersteun ik deze wens van de Tweede Kamer en van een flink deel van de samenleving. Ik vind het terecht dat wij rekening houden met de wensen van een dergelijke omvangrijke groep burgers, ook zonder dat internationale regelgeving en rechtspraak het invoeren van deze keuze nu direct noodzakelijk maken. Belangrijk vind ik overigens dat de nieuwe keuze aan niemand wordt opgedrongen. Wie geen interesse heeft in de gecombineerde geslachtsnaam staat het volkomen vrij om die keuze niet te maken. In de reacties van burgers werd onder meer genoemd dat de extra keuzemogelijkheid ook een oplossing zou kunnen bieden voor moeilijke gesprekken die (aanstaande) ouders moeten voeren over de geslachtsnaam van hun kind, een aspect waarop de leden van de fractie van de SGP ook wijzen en waarvoor zij een nadere onderbouwing vragen. In de in 2002 uitgevoerde evaluatie van de invoering van de keuzemogelijkheid voor de naam van de moeder, is het besluitvormingsproces onderzocht. Geconcludeerd werd dat de destijds nieuwe keuze het verloop van het besluitvormingsproces tussen de betrokken ouders faciliteerde ten gunste van een daadwerkelijke gelijkwaardigheid van man en vrouw. Desondanks besloten (aanstaande) ouders in verreweg de meeste gevallen om hun kind de geslachtsnaam van de vader te laten verkrijgen. Uit een destijds gehouden bevolkingsenquête bleek dat in meer dan driekwart van het aantal gevallen achteraf bij de ouders sprake was van tevredenheid over het proces en de uiteindelijk genomen beslissing over de naamgeving. Met het nu aan de bestaande keuze tussen de naam van een van de ouders toevoegen van een keuze voor een gecombineerde geslachtsnaam komt straks een compromis op tafel te liggen waarin ouders elkaar mogelijk (nog) gemakkelijker zullen kunnen vinden. Te zijner tijd zal in de evaluatie van deze wet het effect op het besluitvormingsproces en de gevoelens van gelijkwaardigheid van ouders opnieuw worden onderzocht.
Het lid van de OSF-fractie vraagt naar de (mogelijke) voor- en nadelen van dit wetsvoorstel, en waarom de voordelen volgens de regering zwaarder wegen dan de nadelen.
Laat ik beginnen met te zeggen dat voor- en nadelen van een toch wel gevoelig onderwerp als naamgeving niet helemaal objectief zijn vast te stellen. In de internetconsultatie is in meerdere reacties als voordeel genoemd dat met de gecombineerde geslachtsnaam de verbinding met beide ouders en hun families beter tot uitdrukking kan worden gebracht. Ook kan de mogelijkheid van een gecombineerde geslachtsnaam leiden tot een beleefde gelijkheid tussen beide ouders in relatie tot het kind. Geen van de ouders wordt immers nog verplicht afstand te doen van een wens om de eigen naam door te geven. Voordeel van het bieden van een extra keuze, waarbij geenszins een verplichting geldt om die ook te maken, is dat wie geen gecombineerde geslachtsnaam wil doorgeven dat ook niet hoeft. Dat de nieuwe keuzemogelijkheid (aanstaande) ouders meer vrijheid biedt, kan als een voordeel worden gezien, maar anderen kunnen de extra overwegingen die aan de naamskeuze gewijd zullen kunnen worden, als een nadeel ervaren.
De leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA stellen enkele vragen over het effect van het wetsvoorstel op de gendergelijkheid en waarom deze als neutraal tot positief worden beoordeeld. Ook vragen genoemde leden of de effecten van de gekozen vangnetnorm zijn onderzocht en afgezet tegen mogelijke effecten op gendergelijkheid van alternatieven voor deze norm.
De toets op effecten op de gendergelijkheid die is uitgevoerd, is als bijlage bij deze memorie van antwoord gevoegd. Een belangrijk in de toets geconstateerd aspect is dat het bij de naamskeuze niet alleen gaat over gelijkheid tussen mannen en vrouwen, maar ook om gelijkwaardig ouderschap. Gelijkwaardig ouderschap is als een recht van het kind en een plicht van de ouders vastgelegd in de wet (artikel 1:247 BW). Ouders hebben de plicht om de banden van het kind met de andere ouder te bevorderen. Zij kunnen hier uitdrukking aan geven door hun beider geslachtsnamen aan het kind te geven, maar zij hoeven dit niet te doen. De gelijkwaardigheid van hun ouderschap bestaat uiteraard uit vele aspecten, waar de naam slechts een deel van uitmaakt. Het wetsvoorstel kan bijdragen aan het ervaren van gelijkwaardigheid in het proces van naamskeuze. Daarom is het effect van dit wetsvoorstel voorzien als neutraal tot positief. In de toets is de vangnetnorm niet als zodanig onderzocht. In de in 2002 uitgevoerde evaluatie van de huidige wet kwam wel naar voren dat mede als gevolg van de reacties van (schoon)familie op een voorgenomen keuze van de ouders voor de naam van de moeder, vrouwen vaker bleken te zwichten om verdere onenigheid te voorkomen. Dat gold echter zowel in de situaties waarin de vangnetnorm de naam van de vrouw aanwees als waarin de vangnetnorm de naam van de man aanwees. Bij de evaluatie van deze nieuwe wet kan opnieuw worden nagegaan in welke mate de wet aansluit bij de in de samenleving bestaande opvattingen over de naam, de mate waarin de wet bekend is en of de uitvoering van de wet geen onnodige drempels opwerpt voor ouders ter realisering van hun keuze.
De leden van de SGP-fractie vragen of de regering heeft onderzocht wat vanuit de literatuur bekend is over de rol van de achternaam voor de ontwikkeling van het kind en stellen dat er met de invoering van de nieuwe keuzemogelijkheid voor een gecombineerde geslachtsnaam meer ongelijkheid komt tussen kinderen.
Onderzoek naar de rol van de achternaam voor de ontwikkeling van een kind, is niet gedaan. De opvatting dat met de invoering van de nieuwe keuzemogelijkheid voor een gecombineerde geslachtsnaam meer ongelijkheid komt tussen kinderen, deel ik niet. Er zullen kinderen zijn die straks de geslachtsnaam van een van hun ouders hebben en er zullen kinderen zijn die straks een gecombineerde geslachtsnaam zullen hebben. Dat is in mijn ogen geen kwestie van ongelijkheid. Net zo min als het een kwestie van ongelijkheid is dat er kinderen zijn die in eenoudergezinnen leven, in meeroudergezinnen, in samengestelde gezinnen, kinderen die geadopteerd zijn, pleegkinderen, kinderen die onder voogdij staan etc. De geslachtsnaam die deze kinderen dragen en die soms niet die van een ouder is, maar van een stiefouder of een voogd of pleegouder, maakt niet dat zij daarmee ongelijk zijn ten opzichte van kinderen, die de geslachtsnaam van één ouder of een gecombineerde geslachtsnaam dragen.
De leden van de SGP-fractie vragen voorts of overwegingen dat alle ouders die de geslachtsnaam niet bepaald willen zien door de vangnetbepaling naar de gemeente moeten voor het doen van de naamskeuze voldoende gewicht in de schaal leggen als het gaat om het beoordelen van het belang van het kind.
De (aanstaande) ouders die niet opteren voor de door de vangnetbepaling aangewezen geslachtsnaam, kunnen – zoals ook nu reeds gebruikelijk is – samen op het gemeentehuis een verklaring afleggen over hun keuze. Als de ouders niet met elkaar zijn gehuwd, wordt het kind veelal erkend en dat gebeurt doorgaans al voor de geboorte. Wensen de ouders dan niet dat het kind de geslachtsnaam van de moeder zal krijgen, dan kan bij de gelegenheid van de erkenning de keuze voor de geslachtsnaam van de vader meteen gedaan worden. Straks zal dan in plaats van de naam van de vader ook gekozen kunnen worden voor een gecombineerde geslachtsnaam. Dat brengt dan ook geen verdere administratieve last voor de burger teweeg. Voor met elkaar gehuwde (aanstaande) ouders is dat anders. In dat geval is geen erkenning nodig, waardoor ouders als zij een andere geslachtsnaam wensen dan de naam van de vader speciaal daarvoor samen naar het gemeentehuis moeten om de verklaring van hun andersluidende keuze af te leggen. Deze handeling levert voor zowel de (aanstaande) ouders als voor het overheidsapparaat een extra belasting op. Nu deze extra belasting niet noodzakelijk is, acht ik het in het belang van de samenleving in het algemeen en van de (aanstaande) ouders in het bijzonder om daarmee rekening houden. Het belang van het kind wordt daarmee ook niet geschaad.
Genoemde leden vragen tot slot van dit onderdeel of de uitvoeringspraktijk niet eenvoudiger zou worden als alle kinderen voortaan een gecombineerde geslachtsnaam zouden krijgen.
Een stelsel zonder keuzemogelijkheid is uiteraard eenvoudiger voor de uitvoeringspraktijk. Maar het doel van het wetsvoorstel is juist om voor ouders de naamskeuzemogelijkheden te vergroten. Een verplichte gecombineerde geslachtsnaam voor alle kinderen voorschrijven, zou de keuzemogelijkheid die ouders hebben juist aanmerkelijk verkleinen. De uitvoeringspraktijk zal daarbij altijd te maken blijven houden met diversiteit in situaties; kinderen die één ouder hebben, kinderen die twee ouders hebben en situaties waarbij buitenlands recht van toepassing is op de naam.
De leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA vragen hoe op dit moment de naamskeuze wordt gedaan en wat er gebeurt als er geen naamskeuze wordt gedaan.
Als ouders niet gehuwd zijn en zij gaan naar de gemeente om de erkenning van het kind te regelen, komt ook de geslachtsnaam van het kind aan de orde. Als zij niet tijdig samen de verklaring van hun keuze afleggen, zal de ambtenaar voor het kind de naam noteren die de wet voorschrijft. Het wetsvoorstel brengt hier geen verandering in. Dat geldt ook als de erkenning plaatsvindt met de schriftelijk gegeven toestemming van de moeder, omdat ook in dat geval zonder de gezamenlijk afgelegde verklaring van een andersluidende keuze de vangnetbepaling in werking treedt. Voor met elkaar gehuwde (aanstaande) ouders geldt dat als zij een andere geslachtsnaam wensen dan de naam van de vader, zij daarvoor samen naar het gemeentehuis moeten om de verklaring van hun andersluidende keuze af te leggen. Ook hierin brengt het wetsvoorstel geen verandering. Overigens staat op rijksoverheid.nl informatie over welke naam ouders kunnen kiezen voor hun kind. Daarbij wordt ook aangegeven wat er gebeurt als ouders voor de geboorte geen naamskeuze doen. Vergelijkbare informatie is te vinden op de websites van gemeenten.
De leden van de fractie van het CDA vragen of het wetsvoorstel niet tot extra keuzeproblemen bij toekomstige generaties ouders leidt.
Met het wetsvoorstel is beoogd om mensen meer keuzevrijheid te bieden voor de geslachtsnaam van kinderen. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de wens van het deel van de burgers dat het kunnen doorgeven van de gecombineerde geslachtsnamen van grote toegevoegde waarde vindt om de verbondenheid met beide ouders tot uitdrukking te kunnen brengen. Ook volgende generaties hebben daardoor meer keuzes.
De leden van de fractie van D66 leggen een casus voor met de vraag welke keuzemogelijkheden deze oplevert. Het lid van de OSF-fractie vraagt welke keuzemogelijkheden de ouders hebben, meer specifiek als één (of beide) ouder(s) momenteel al een (ogenschijnlijk) dubbele achternaam heeft.
Het gaat in de door de D66-fractie voorgelegde casus om een persoon die de gecombineerde geslachtsnaam Jansen Pietersen heeft en die in het huwelijk treedt met een persoon die de geslachtsnaam Jansen Pieters de Vries heeft. Daarbij is Jansen Pieters een van oudsher bestaande meervoudige geslachtsnaam is, zoals wij die nu reeds kennen. Dit is het soort naam waar ook in de vraag van het lid van de OSF-fractie aan wordt gerefereerd. In de voorgelegde casus is de geslachtsnaam de Vries, afkomstig van de andere ouder, toegevoegd. Van oudsher bestaande meervoudige geslachtsnamen worden in de nieuwe regeling aangemerkt als een enkelvoudige naam. Een reeds bestaande meervoudige geslachtsnaam kan dus als één geheel worden doorgegeven al dan niet in combinatie met een geslachtsnaam van de andere ouder. Dit betekent dat als deze mensen in de casus een kind krijgen voor wie zij een gecombineerde geslachtsnaam wensen, zij de keuze hebben uit de tien door de leden van de D66-fractie genoemde mogelijkheden.
Ook vragen de leden van de fractie van D66 of de geslachtsnaam van één van de ouders kan verdwijnen na een scheiding en of hiertegen nog bezwaar kan worden gemaakt en of het meerderjarige kind de naam van de vader of de moeder kan laten doorhalen.
Het is de bedoeling om de nieuwe naamskeuzemogelijkheid die met dit wetsvoorstel ontstaat, in te bedden in het Besluit geslachtsnaamswijziging en tegelijkertijd met de nieuwe wet in werking te laten treden. Dat betekent onder meer dat, mits aan de voorwaarden is voldaan, een gecombineerde geslachtsnaam kan worden gewijzigd. Bij een wijziging komen de eerder genoemde mogelijkheden van de naam van een van de ouders of een (andere) combinatie van beide namen opnieuw in beeld om uit te kiezen. Op dit moment kent het huidige Besluit geslachtsnaamswijziging een regeling voor naamswijziging van minderjarige kinderen in artikel 3 en voor meerderjarigen in artikel 4 en 5. In het besluit is het terughoudende beleid in het omgaan met naamswijziging van minderjarigen vastgelegd. Wordt een verzoek tot naamswijziging voor een minderjarige door de Dienst Justis, die deze regeling uitvoert, ontvangen, dan wordt om de instemming van de andere ouder gevraagd. Weigert deze ouder de instemming, dan wordt het verzoek afgewezen, tenzij een van de uitzonderingsgronden van toepassing is (artikel 3 lid 4 van het Besluit). Bij verzoeken tot naamswijziging van een meerderjarige, is geen instemming van de ouder(s) vereist. Wel worden de ouders over het verzoek geïnformeerd. De hiervoor genoemde aanpassing van het Besluit geslachtsnaamswijziging beoogt geen wijziging te brengen in de betrokkenheid van de (andere) ouder(s). Overigens ben ik voornemens om een beleidsdoorlichting uit te voeren naar de gronden voor naamswijziging en zal op termijn tevens nader bezien of de regels met betrekking tot naamswijziging na scheiding aanpassing behoeven.
De leden van de fractie van de SGP vragen of ouders die ieder een gecombineerde geslachtsnaam hebben ook nog terug kunnen naar een enkelvoudige naam en hoe zal worden omgegaan met hetgeen in de publiekspeiling is geconstateerd dat burgers het maximum van twee namen lastig te begrijpen vinden. Ook de leden van de fractie van D66 vragen (onder het kopje vangnetbepaling) hoe de publieksvoorlichting vorm zal krijgen.
Als ouders allebei een gecombineerde geslachtsnaam hebben, dan hebben we het over vier namen die naar keuze van de ouders met elkaar kunnen worden gecombineerd. De combinatie zal dan steeds bestaan uit twee namen. Voorafgaand aan de invoering van de nieuwe keuzemogelijkheid voor een gecombineerde geslachtsnaam zal worden zorggedragen voor voorlichting over de nieuwe keuzemogelijkheden. Er zal informatie worden gegeven via de bekende kanalen zoals rijksoverheid.nl. Ook op websites van de gemeenten staat informatie voor (aanstaande) ouders over het doen van naamskeuze in de desbetreffende gemeente. Met een communicatiestrategie worden ketenpartners en projecten waar naamrecht een rol speelt geïnformeerd over de wijziging en het bijbehorende handelingsperspectief. Zo kunnen zij interne medewerkers informeren en externe communicatie richting ouders inrichten. Belangrijke partners hierbij zullen gemeenten zijn. Deze staan, gelet op hun rol rondom het opmaken van geboorteaktes, vanzelfsprekend veelal in direct contact met (aanstaande) ouders.
De leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA vragen om nader te onderbouwen dat het duur is als alle ouders die voor hun kind niet de door de wet bepaalde geslachtsnaam wensen naamskeuze moeten doen. Ook vragen zij wat de lasten zijn in verband met het opmaken van de akte van naamskeuze in de gevallen waarin een kind na erkenning de naam van de vader krijgt.
Kort gezegd houdt de huidige wettelijke naamrechtregeling in dat als een kind in juridische zin alleen een moeder heeft, het haar geslachtsnaam krijgt. Verder bepaalt de wet dat het kind eveneens de geslachtsnaam van de geboortemoeder krijgt als het voor of na de geboorte wordt erkend. Vrij gebruikelijk is dat de (aanstaande) ouders voor de erkenning van het kind samen naar het gemeentehuis gaan. Als zij voor het kind in plaats van de geslachtsnaam van de moeder de geslachtsnaam van de vader wensen, hetgeen bij de overgrote meerderheid het geval is, leggen zij de daarvoor benodigde verklaring bij de erkenning af. Van deze verklaring wordt vervolgens melding gemaakt in de akte van erkenning. Een aparte akte van naamskeuze wordt in dit geval niet opgemaakt. Deze gang van zaken levert derhalve nagenoeg geen extra administratieve last op. Dat is anders als een kind wordt geboren binnen huwelijk. De door de wet bepaalde geslachtsnaam van het kind is in dat geval de naam van de vader. Ook deze ouders hebben echter de mogelijkheid van naamskeuze, in dit geval voor de geslachtsnaam van de moeder, en kunnen hierover tijdens de zwangerschap of uiterlijk ter gelegenheid van de aangifte van geboorte samen op het gemeentehuis een verklaring afleggen. Het komt om begrijpelijke redenen niet vaak voor dat ouders samen naar het gemeentehuis gaan om de geboorteaangifte te doen; doorgaans neemt de vader die taak op zich of wordt de aangifte digitaal gedaan. Omdat bovendien verreweg de meeste met elkaar gehuwde ouders voor hun kind de geslachtsnaam van de vader wensen, is een gang naar het gemeentehuis voor hen ook niet nodig om dit resultaat te bereiken. Bij aanpassing van de vangnetnorm, kan dat anders komen te liggen; de (aanstaande) ouders die een andere geslachtsnaam voor hun kind wensen zullen dan voor de geboorte samen de verklaring van die andersluidende naamskeuze moeten afleggen. Van die verklaring moet dan een akte van naamskeuze worden opgemaakt. Dat betekent een extra administratieve last voor burger en overheid. Gelet op de ervaringen met de keuzemogelijkheid tot op heden en de op de publiekspeiling gebaseerde verwachting van de wensen van burgers in de toekomst, moet ervan worden uitgegaan dat voorlopig nog steeds de meeste met elkaar gehuwde ouders voor hun kind de geslachtsnaam van de vader wensen. Door de vangnetbepaling ongewijzigd te laten, worden (aanstaande) ouders en gemeenten het minste belast. Aanpassen van de huidige vangnetnorm zou nog een ander, in mijn ogen onwenselijk, neveneffect hebben. Indien (aanstaande) ouders die ondanks alle aandacht die hieraan in voorlichting zal worden besteed niet op de hoogte zijn van deze ingrijpende verandering en niet in actie komen, krijgt hun kind een andere geslachtsnaam dan waar zij van uitgingen.
De leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA vragen voorts, zo begrijp ik, naar de taakopvatting van de regering ten aanzien van het veranderen van stereotiepe keuzes en gedragingen van burgers teneinde gendergelijkheid te bevorderen.
Zoals hiervoor al aangegeven is een gegeven dat verreweg de meeste kinderen nog steeds de geslachtsnaam van de vader krijgen, een traditie die al enkele eeuwen bestaat. Verplicht is die geslachtsnaam van de vader echter al een kleine vijfentwintig jaar niet meer. De regering heeft zich destijds actief ingespannen om mogelijk te maken dat (aanstaande) ouders ook een andere keuze konden maken door hun kinderen de geslachtsnaam van de moeder te geven. Het maken van een keuze vóór de geslachtsnaam van de ene ouder kan ook worden ervaren als een keuze tégen de geslachtsnaam van de andere. Dat een deel van de (aanstaande) ouders dit daadwerkelijk als een nadeel van de in 1998 ingevoerde regeling ervaart, bleek ook uit de vele burgerbrieven die mijn departement ontving. Om dit nadeel op te heffen en (aanstaande) ouders de mogelijkheid te geven hun gelijkwaardige positie als ouders in de naamgeving van hun kinderen te benadrukken, wordt met dit wetsvoorstel de combinatie van hun beider namen mogelijk. Welke keuze de ouders uiteindelijk maken is aan hen. Wijziging in de traditie van naamgeving zal uiteindelijk vanuit de samenleving zelf moeten komen. Als dat gebeurt, dan kunnen die gewijzigde opvattingen te zijner tijd aanleiding vormen voor het aanpassen van de vangnetbepaling. Dat wordt in eerste instantie al bezien bij de evaluatie van de wet.
De leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA vragen ook een reactie op de stelling: «Ik ga er geen ruzie over maken, want ik trek toch aan het kortste eind.»
Samen de beslissing nemen over welke geslachtsnaam een kind krijgt, is een van zeer vele beslissingen die de ouders over hun kind zullen gaan nemen. Voornoemde leden stellen dat de ouder wiens achternaam door de vangnetbepaling wordt gebruikt een veel sterkere positie heeft in de onderhandeling over welke geslachtsnaam het kind moet krijgen, omdat het niet bereiken van overeenstemming in zijn of haar voordeel is. Omdat het aantal eerstgeboren kinderen binnen en buiten huwelijk ongeveer gelijk is, pakt die onderhandelingspositie derhalve in theorie ook ongeveer gelijk uit. In de praktijk blijkt echter dat de keuze voor de geslachtsnaam van de vader de voorkeur heeft van verreweg de meeste (aanstaande) ouders, zowel gehuwd als ongehuwd. Gelet op de grote voorkeur die (aanstaande) ouders aan de dag leggen om de geslachtsnaam van de vader aan hun kinderen door te geven, geeft de met de vangnetnorm aangewezen geslachtsnaam van de ongehuwde moeder dus kennelijk niet de doorslag bij het bereiken van overeenstemming. Dat blijkt ook uit de resultaten van de publiekspeiling. In de wetsevaluatie zal, evenals in de evaluatie van de invoering van de in 1998 ingevoerde keuzemogelijkheid, bezien kunnen worden welke rol de vangnetnorm speelt bij de besluitvorming van (aanstaande) ouders.
De leden van de fracties van GroenLinks, de PvdA en D66 wijzen op de brieven die de Eerste Kamer heeft ontvangen van de VRR en CRM. Zij vragen een reactie op hetgeen in deze brieven is gesteld over het discriminatoire karakter van de huidige vangnetbepaling die met het wetsvoorstel niet wordt gewijzigd. Ook vragen zij of de regering bereid is gelet op het advies van het CRM een novelle te maken waarin alsnog een sekseneutrale vangnetbepaling is opgenomen. De leden van de D66-fractie vragen eveneens te reageren op de brief van het CRM en aan te geven hoe de vangnetnorm zich verhoudt tot deze brief waarin wordt gesproken over een ongelijke behandeling van mannen en vrouwen. De leden van de fractie van de SGP vragen een bevestiging dat de rechtmatigheid van de vangnetnorm niet alleen afhangt van de feitelijke aantallen in de praktijk en de mate van evenredigheid, maar dat deze norm ook inhoudelijk goed te verdedigen valt.
Het CRM geeft in zijn brief aan dat de Tweede Kamer helaas geen steun heeft verleend aan het amendement van de leden Mutluer en Bromet dat voorzag in een sekseneutrale vangnetbepaling (Kamerstukken II 2021/22, 35 990, nr. 12). Het CRM roept Uw Kamer op om alsnog dit moment aan te grijpen om de regeling van het naamrecht in overeenstemming te brengen met nationale en internationale normen die de gelijke behandeling van vrouwen en mannen garanderen. De VVR schetst in haar commentaar de geschiedenis van de invoering van de keuzemogelijkheid voor de geslachtsnaam van de moeder en de totstandkoming van het huidige voorstel en kwalificeert de in 1998 ingevoerde vangnetnorm als de vaders-wil-is-wet bepaling. Met deze kwalificatie wordt kennelijk alleen gedoeld op de onderhandelingspositie die gehuwde vrouwen hebben, maar niet op de positie van ongehuwde vrouwen. In dat verband verwijs ik naar de in 2002 uitgevoerde evaluatie van de huidige vangnetbepaling waarin werd ingegaan op het besluitvormingsproces. Zowel in gevallen waarin vrouwen gehuwd waren als gevallen waarin dat niet zo was, bleken vrouwen zich uiteindelijk te hebben neergelegd bij de uitkomst dat het kind de naam van de vader kreeg. Het gegeven dat de wet in gevallen waarin geen sprake van een huwelijk was, bepaalde dat het kind de geslachtsnaam van de moeder zou krijgen, maakte de uitkomst van het uiteindelijke resultaat kennelijk niet anders. Ook (zware) druk van (schoon)familie bleek een rol te spelen bij de uiteindelijke beslissing die (aanstaande) ouders namen. De uitkomst lijkt daarmee niet zozeer gebonden aan de vangnetbepaling als wel het resultaat van de onderlinge verhouding tussen (aanstaande) ouders. Gelukkig bleek uit het onderzoek ook dat in ongeveer driekwart van het aantal gevallen het besluitvormingsproces naar tevredenheid van beide aanstaande ouders was verlopen.
De VVR en het CRM wijzen er terecht op dat met de huidige vangnetnorm een (indirect) onderscheid naar geslacht wordt gemaakt. Anders dan de VVR en het CRM, meen ik dat dit onderscheid te rechtvaardigen is. Een eerste opmerking verdient dat het onderscheid naar geslacht alleen aan de orde is in geval van ouders van verschillend geslacht.
Het is daarbij belangrijk om op te merken dat de huidige vangnetnormen vrouwen en mannen die het samen niet eens kunnen worden feitelijk in gelijke mate bevoordelen of raken. Dat is anders als de gecombineerde geslachtsnaam in alfabetische volgorde de vangnetnorm zou worden. Dat zou de positie van ongehuwde vrouwen verslechteren. In het kader van de wetsevaluatie uit 2002 hebben vrouwen verklaard te zijn gezwicht om de relatie met de partner niet verder onder druk te zetten. Dan gaat het dus om (aanstaande) ouders die samen met hun kind een gezin willen vormen. In situaties waarin geen sprake is van die intentie zal doorgaans ook geen sprake zijn van (nog) met elkaar gehuwde ouders. Een verplichte gecombineerde geslachtsnaam als niet tijdig samen naamskeuze wordt gedaan, zal daarmee vooral ongehuwde vrouwen raken. Daarnaast zou een verplichte gecombineerde geslachtsnaam een rol kunnen spelen bij de keuze om al dan niet toestemming te verlenen voor een erkenning, waarmee de vangnetbepaling ook in die zin het belang van het kind raakt. Daar staat wel tegenover dat de positie van gehuwde vrouwen met een verplichte gecombineerde geslachtsnaam als vangnetnorm weliswaar in theorie zou worden versterkt, maar zolang het overgrote deel blijft kiezen voor de geslachtsnaam van de vader, levert deze versterking weinig op. Daarbij is er naar mijn oordeel geen sprake van strijdigheid met nationale of internationale normen die de gelijke behandeling van vrouwen en mannen garanderen. Ook de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens dwingt niet tot een andere vangnetnorm.
Verder zijn, meer praktisch, de opties om een sekseneutrale vangnetnorm te formuleren feitelijk beperkt tot het bij uitblijven van een gezamenlijke keuze de gecombineerde geslachtsnaam in alfabetische volgorde verplicht te stellen of om de geslachtsnaam te laten bepalen door loting. Zowel een verplichte gecombineerde geslachtsnaam in vaste volgorde als loting hebben als belangrijk nadeel dat toepassing van een dergelijke rechtsregel kan leiden tot een geslachtsnaam die geen van beide (aanstaande) ouders wenst. Bovendien zou het in geval van loting, zoals de VVR ook aangeeft, erg ingewikkeld worden, gelet op de vele mogelijkheden die dan mee moeten loten.
Resumerend onderschrijf ik volledig het door de VVR en het CRM naar voren gebrachte grote belang van de gelijke behandeling van mannen en vrouwen. De regering heeft evenwel met het handhaven van de huidige vangnetnormen de praktische uitwerking de doorslag laten geven, waarbij tevens van belang wordt geacht om de positie van ongehuwde vrouwen te consolideren en niet te ondergraven. Ik ben dan ook niet bereid met een daartoe strekkende novelle te komen.
De leden van de fractie van D66 vragen of bestaande samengestelde geslachtsnamen die in Nederland worden behandeld als een enkelvoudige geslachtsnaam en daarom in zijn geheel moeten worden doorgegeven niet alsnog problemen veroorzaken wanneer in een ander land deze gecombineerde geslachtsnaam wel als samengesteld wordt gezien en dus alleen deels kan worden doorgegeven.
De leden van D66 wijzen op een probleem dat inderdaad kan voorkomen als een gevolg van verschillen in naamrechtstelsels tussen landen. Dat probleem is niet nieuw. Ook nu kan het gebeuren dat de geslachtsnaam die in Nederland is vastgesteld, in het buitenland niet wordt overgenomen of dat daar in het kader van het doorgeven aan een volgende generatie anders mee wordt omgegaan. Of dat het geval is, is afhankelijk van het betreffende buitenlandse recht. De Nederlandse wet- en regelgeving heeft daar geen invloed op.
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen hoe op de langere termijn is uit te maken of een dubbele achternaam al voor de inwerkingtreding van de wet bestond of niet.
Op dit moment wordt in de Basisregistratie Personen (BRP) de geslachtsnaam als een geheel geregistreerd. Namen c.q. naamdelen worden daarbij niet onderscheiden. De ambtenaar van de burgerlijke stand kan echter via de BRP informatie vinden over de familierechtelijke betrekkingen. Het is daarbij mogelijk om vanuit de informatie over een persoon door te klikken naar informatie over diens ouders. Via de achternaam is dan de familielijn te vinden, die terugvoert tot de achternaam van het moment van inwerkingtreding van de wet. Het kan echter in de toekomst meerwaarde hebben om reeds bestaande dubbele achternamen die in het kader van de nieuwe regeling als één naam gezien worden te kunnen onderscheiden van gecombineerde achternamen die op basis van de nieuwe regeling tot stand komen. In het kader van de Ontwikkelagenda BRP zal daarom worden onderzocht of het wenselijk is om de registratie van de onderscheiden namen c.q. naamdelen in de BRP als zodanig mogelijk te maken.
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen in hoeverre de voorgestelde Nederlandse regels in overeenstemming zijn met de bepalingen omtrent het naamrecht in andere (Europese) landen en voor zover dat niet het geval is, wat dan de toegevoegde waarde van dit wetsvoorstel is.
Er bestaan vele verschillende naamrechtstelsels op de wereld. Sommige landen, zoals bijvoorbeeld Duitsland, kennen vrij strikte regels en beperkte keuzemogelijkheden voor ouders met betrekking tot de naam van hun kinderen. Maar er zijn ook landen, zoals bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten, waarin burgers zeer veel vrijheid hebben in het bepalen van de geslachtsnaam van hun kinderen. Met de uitbreiding van de keuzemogelijkheid voor een gecombineerde geslachtsnaam, zal Nederland in dat opzicht een tussenpositie gaan innemen. Mensen die meerdere nationaliteiten bezitten, lopen met de huidige Nederlandse naamrechtregels soms tegen belemmeringen aan, in die zin dat zij in Nederland niet met dezelfde geslachtsnaam zijn geregistreerd als in het land van hun andere nationaliteit. Die belemmeringen kunnen nu met onder meer naamswijziging worden weggenomen. Dat kost echter tijd, moeite en geld. Met de keuzemogelijkheid om een bipatride kind meteen de geslachtsnaam te geven die het op grond van zijn andere nationaliteit zou kunnen krijgen (artikel 10:25 lid 3 Burgerlijk Wetboek (nieuw, hierna: BW)), wordt die belemmering weggenomen.
De leden van de fractie van D66 vragen of de gecombineerde geslachtsnamen van bipatride kinderen die zijn geboren binnen de werkingstermijn van de overgangsregeling moeten worden gezien als enkelvoudig of als samengestelde geslachtsnaam.
Een geslachtsnaam die voor inwerkingtreding van deze wet in Nederland is geregistreerd, wordt bij toepassing van het interne Nederlandse recht aangemerkt als een enkelvoudige naam. Dat is ook het geval als het een dubbele naam is, zoals bijvoorbeeld García Márquez. Na inwerkingtreding van deze wet zullen dergelijke namen bij toepassing van de regels van Boek 1 BW in beginsel ook als enkelvoudige namen behandeld blijven worden. Dat betekent dat deze slechts als een geheel kunnen worden doorgegeven al dan niet in combinatie met (een deel van) de naam van de andere ouder. Dit is anders als betrokkene aannemelijk maakt dat de betreffende naam bij diens geboorte of als gevolg een wijziging in zijn persoonlijke staat (bijv. erkenning, gerechtelijke vaststelling vaderschap of adoptie) is samengesteld uit verschillende naamdelen. In dat geval kan betrokkene die dubbele naam als een geheel doorgeven óf een deel daarvan in combinatie met (een deel van) de geslachtsnaam van de andere ouder. Daarbij zullen voor het aannemelijk maken geen hoge eisen worden gesteld. Zo kan betrokkene bijvoorbeeld aannemelijk maken dat het een samengestelde naam betreft door aan te tonen welke namen zijn ouders hebben, aan de hand waarvan geconcludeerd kan worden dat zijn naam is samengesteld uit (delen) van die namen.
Overigens geldt voor kinderen voor wie de ouders op grond van de overgangsregeling alsnog een hernieuwde naamskeuze doen voor een gecombineerde geslachtsnaam, dat zij deze naam verkrijgen op grond van de nieuwe regels en dat aldus dan een gecombineerde naam ontstaat.
De leden van de fractie van de PVV vragen naar het gebruik van het instrument publiekspeilingen en of daar beleidsregels voor zijn.
Een publiekspeiling is een middel om na te gaan welke opvattingen er in de samenleving leven, en is een van de vele instrumenten die kunnen worden ingezet in beleidsvorming om een beter beeld van een onderwerp te krijgen. Dit hulpmiddel kan worden ingezet in het kader van de voorbereiding van een wetsvoorstel. Of en op welke wijze dat gebeurt hangt af van de aard en materie van het wetsvoorstel. Daarvoor gelden geen specifieke beleidsregels en er is geen, bijvoorbeeld rijksbreed, overzicht. Er gelden wel inkoop- c.q. aanbestedingsprocedures om de kwaliteit en zorgvuldigheid van het inkoopproces te borgen. Er bestaat geen overzicht van peilingen die zijn uitgevoerd en het is ook niet eenvoudig mogelijk om een dergelijk overzicht op te stellen.
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen zich af of het element van herkenbaar naar buiten treden zich zou moeten beperken tot een gezin – waarvan alle leden dezelfde geslachtsnaam dragen – of dat het ook betrekking heeft op een familielijn in breder verband en vragen om in te gaan op het behouden van herkenbaarheid van familielijnen door de generaties heen.
In de eerste plaats moet worden opgemerkt dat familielijnen zowel langs de lijn van de moeder als langs de lijn van vader lopen. Een (combinatie met de) geslachtsnaam van de moeder vormt daarmee eveneens een aanknopingspunt om familielijnen na te gaan. Daarbij geldt ook dat het Nederlandse naamrecht is in de loop der eeuwen door tal van ontwikkelingen beïnvloed. Familienamen kwamen voor de elfde eeuw nog bijna niet voor. Ter onderscheiding van personen werden toevoegingen gebruikt, zoals Janszoon en ook kwamen bijnamen in zwang. In 1811 werd de wettelijke verplichting voor iedere burger om een geslachtsnaam te hebben ingevoerd. De verplichte naam van de vader voor kinderen die een juridische vader hadden, was daarmee ook meteen een feit. In 1998 hebben wij in Nederland deze verplichte geslachtsnaam van de juridische vader losgelaten. Op dit moment hebben wij bij het nazoeken van familienamen al te maken met geslachtsnamen van de moeder en gecombineerde geslachtsnamen die uit het buitenland afkomstig zijn en als zodanig hier zijn erkend. Ik heb geen reden om aan te nemen dat het nazoeken van familielijnen niet langer mogelijk zal zijn als de gecombineerde geslachtsnaam in het Nederlandse systeem zal zijn ingevoerd.
De leden van de fracties van de SGP en OSF vragen een nadere toelichting op de timing en interpretatie van het door Kantar uitgevoerde onderzoek en een reflectie op de conclusies.
De directe aanleiding tot het starten met een wetgevingstraject om de keuzemogelijkheid voor een gecombineerde geslachtsnaam in te voeren was de motie Bergkamp/Groothuizen. Informatie over de opvattingen onder de bevolking in brede zin ontbrak nog en om daar een beeld van te krijgen is aan onderzoekbureau Kantar opdracht gegeven voor een publiekspeiling. Gelet op het doel van het onderzoek en de uitkomsten ervan is in de memorie van toelichting, in aansluiting op het rapport van Kantar waarin de resultaten zijn vermeld, aangegeven dat tweederde van de ondervraagden positief of neutraal tegenover het idee staat.
De leden van de fracties van het CDA en de OSF vragen uiteen te zetten wat het voorstel betekent voor gemeenten voor wat betreft de organisatorische en financiële uitvoering en de stand van zaken op het gebied van voor de uitvoering benodigde ICT en opleiding van personeel.
Met het oog op de gevolgen voor de gemeenten is in het kader van de voorbereiding van het wetsvoorstel aan de VNG gevraagd een impactanalyse uit te voeren. Uit de impactanalyse is gebleken dat de burgerzakenapplicaties en een aantal werkprocessen moeten worden aangepast. Daarnaast is het zaak dat betrokken medewerkers bij de gemeenten, zoals ambtenaren van de burgerlijke stand en ambtenaren burgerzaken, worden getraind zodat zij goed op de hoogte zijn van de wijzigingen en de nieuwe regels goed kunnen uitvoeren. Daarnaast is goede voorlichting voor het publiek, met name voor ouders, van belang. Rekening houdend hiermee worden de nodige voorbereidingen getroffen om de invoering gestalte te geven. Samen met de VNG en de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken zal worden zorggedragen voor een goede implementatie van de nieuwe regeling. De kosten in verband met de aanpassing van de burgerzakenapplicaties en de voorlichting over het wetsvoorstel bedragen incidenteel € 630.000,-. Daarnaast zijn er structurele kosten verbonden aan het wetsvoorstel samenhangend met de te maken naamskeuzen. Daarvoor is jaarlijks een bedrag van € 200.000 begroot. Deze kosten worden opgevangen binnen de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid.
De leden van de SGP-fractie vragen een reactie op de inbreng van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR), waarin wordt aangegeven dat de voorgestelde regeling veel zoekwerk, verwarring en kosten kan meebrengen en vragen of rekening is gehouden met de gevolgen voor semipublieke sectoren, zoals het onderwijs en de zorg. Deze leden wijzen er tevens op dat het Adviescollege toetsing regeldruk heeft aangegeven dat de regeldruk onvoldoende in beeld is gebracht.
Bij de voorbereiding van dit wetsvoorstel is overleg gevoerd met onder meer de VNG over de uitvoerbaarheid van het opnemen van de gecombineerde geslachtsnaam in de overheidsadministratie. Naar aanleiding van de opmerking van de NVvR in de internetconsultatie is nog nader overleg gevoerd met de Raad voor de rechtspraak. In deze overleggen is onder meer bevestigd dat het wetsvoorstel voor organisaties die de gegevens ontlenen aan de basisregistratie personen feitelijk geen wijziging met zich brengt, omdat deze organisaties ook nu reeds geconfronteerd worden met meervoudige en/of lange geslachtsnamen. Als in uitzonderlijke gevallen hele lange geslachtsnamen niet verwerkt kunnen worden, kunnen de daarvoor nu al in de praktijk gehanteerde oplossingen dienst blijven doen. Indien een geslachtsnaam moet worden ingevoerd zonder toegang tot de basisregistratie personen, zoals bijvoorbeeld in het onderwijs of de zorg, zal de betrokken burger zelf opgave van de geslachtsnaam moeten doen, eventueel onder overlegging van een identiteitsbewijs. Daarmee kan op laagdrempelige wijze worden voorzien in de juiste registratie van de geslachtsnaam. Het adviescollege Toetsing regeldruk heeft in reactie op de door mijn ambtsvoorganger verzochte adviesaanvraag laten weten nog een toelichting op de regeldruk te missen in de versie zoals die op internetconsultatie.nl was geplaatst. Deze toelichting is vervolgens op 1 maart 2021 alsnog aan het adviescollege gezonden en hierop heeft het college advies uitgebracht. De gevolgen voor de regeldruk zijn beoordeeld aan de hand van een toetsingskader. Het college adviseerde om in de memorie van toelichting een aparte regeldrukparagraaf op te nemen, waarin een onderbouwde indicatie zou worden opgenomen van de omvang van de doelgroepen van het voorliggende voorstel. Dit advies is in zoverre overgenomen dat in paragraaf 5 van de memorie van toelichting uitgebreid is ingegaan op de financiële gevolgen van het wetsvoorstel en de gevolgen voor organisaties en personen.
Het lid van de OSF-fractie vraagt naar de totale kosten van de voorbereiding en totstandkoming van dit wetsvoorstel. En mocht het niet mogelijk zijn om een dergelijke berekening te geven, verzoekt het lid van de OSF-fractie of de regering kan aangeven of er überhaupt weleens wordt berekend wat de kosten van een wetsvoorstel van A tot Z zijn geweest? Zo nee, waarom niet?
Het berekenen van de totale inzet van ambtelijke medewerkers en politici die zich op enig moment bezighouden met dit wetsvoorstel is niet goed mogelijk. Er zijn mij geen actuele gegevens bekend over de gemiddelde kosten van een wetsvoorstel van A tot Z. In dit kader kan ik enkel noemen dat in 2006 een verkennende studie is uitgevoerd om inzicht te krijgen in de kosten en de duur van departementale wetgevingsprocessen. Zoals in het rapport ook wordt aangegeven kent deze studie echter wel de nodige beperkingen. Zo bleek de informatie over o.m. kosten niet optimaal gekwantificeerd te kunnen worden. De informatie is gebaseerd op inschattingen van medewerkers van de toenmalige Ministeries van Economische Zaken en Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening en Milieu. En daarbij zijn alleen de kosten van de departementale wetgevingsjuristen, de beleidsmedewerkers en de coördinatoren betrokken.
Bij de studie is gekeken naar 102 regelingen waarvan 20 wetten. Geconcludeerd werd dat het maken van een regeling departementen, voor wat betreft de inzet van beleidsmedewerkers en wetgevingsjuristen, destijds gemiddeld 695 uur kostte, hetgeen uitgedrukt in euro’s in 2006 op een bedrag van € 51.600 kwam. Uitgesplitst naar onderscheiden regelingen gaf dat het volgende beeld. Met het maken van een wet was, voor wat betreft de departementale inspanningen, gemiddeld circa € 111.400 gemoeid.
De leden van de CU vragen of ook rechtsvergelijkende aspecten in de evaluatie van de wet zullen worden meegenomen.
De internationale aspecten van de nieuwe regeling zullen in de evaluatie worden betrokken. Daarbij zal onder meer nagegaan worden of de huidige frictie met buitenlandse naamrechtsstelsels die bipatride Nederlanders nu nog kunnen ondervinden met de aanpassing van artikel 25 van Boek 10 BW daadwerkelijk is weggenomen. Bij het evalueren van de opgedane ervaringen zullen, zoals prof. G.R. de Groot bepleitte in zijn artikel in het Tijdschrift voor familie- en jeugdrecht (FJR 2022/54), tevens eventuele voor- en nadelen van het invoeren van een rechtskeuze voor bipatride Nederlanders in kaart worden gebracht. Onderzoek naar de ervaringen die men in het buitenland heeft met de aldaar geldende naamrechtsregels, zal geen onderdeel vormen van de evaluatie van de Nederlandse wet.
De leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA vragen tot slot om aan te geven hoe ver het staat met de het nader bezien van de procedure en gronden voor geslachtsnaamwijziging.
Beoogd wordt om de wijzigingen in het Besluit geslachtsnaamswijziging die noodzakelijk zijn voor de inwerkingtreding van deze wet tegelijkertijd met deze wet in werking te laten treden. In de loop van 2023 zal tevens een beleidsdoorlichting worden opgestart. Afhankelijk van de resultaten daarvan zal worden bezien of verdere aanpassingen noodzakelijk zijn. Hierbij kan met name worden gedacht aan de procedure tot geslachtsnaamswijziging, de gronden, alsmede de in verband met een naamswijziging in rekening te brengen kosten.
De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35990-C.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.