35 934 (R2158) Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap en de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017, alsmede van de Rijkswet van 10 februari 2017, houdende wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap in verband met het intrekken van het Nederlanderschap in het belang van de nationale veiligheid (Stb. 2017, 52)

G VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 5 september 2023

De leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid1 hebben in haar commissievergadering van 23 mei 2023 beraadslaagd over de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid van 8 mei 2023 waarin de Minister ingaat op de toezegging aan de Eerste Kamer Bij berechting in regio landen ertoe bewegen dat zij afstand doen van doodstraf (T03383).2 De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn van mening dat de verduidelijking van de Minister nog altijd niet toereikend is om de toezegging gestand te doen, zij wensen de Minister daarom wederom enkele expliciete vragen voor te leggen over de nakoming van de toezegging. De leden van de fracties van D66, SP, Volt en OPNL sluiten zich aan bij deze vragen.

Naar aanleiding hiervan is op 4 juli 2023 een brief gestuurd aan de Minister van Justitie en Veiligheid.

De Minister heeft op 29 augustus 2023 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde nader schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, Van Dooren

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Minister van Justitie en Veiligheid

Den Haag, 4 juli 2023

De leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid hebben in haar commissievergadering van 23 mei 2023 beraadslaagd over uw brief van 8 mei 2023 waarin u ingaat op de toezegging aan de Eerste Kamer Bij berechting in regio landen ertoe bewegen dat zij afstand doen van doodstraf (T03383).3 De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn van mening dat uw verduidelijking nog altijd niet toereikend is om de toezegging gestand te doen, zij wensen u daarom wederom enkele expliciete vragen voor te leggen over de nakoming van de toezegging. De leden van de fracties van D66, SP, Volt en OPNL sluiten zich aan bij deze vragen.

U geeft in uw brief van 8 mei 2023 aan dat vanwege het feit dat bij intrekking van het Nederlanderschap alle belangen die in de specifieke casus spelen, in onderling verband en samenhang worden gewogen en de vraag of intrekking van het Nederlanderschap niet plaatsvindt als het risico bestaat dat de betrokkene bij berechting in de regio de doodstraf opgelegd kan krijgen, niet op voorhand te beantwoorden is.

Tijdens de plenaire behandeling van het voorstel Verlengen mogelijkheid om Nederlanderschap in het belang van de nationale veiligheid in te trekken heeft het lid Veldhoen (GroenLinks) een expliciete vraag gesteld die zag op de uitkomst van de weging die u in uw brief van 8 mei jl. benoemt, namelijk: «Is het zo dat intrekking niet plaatsvindt als er het risico is dat iemand in de regio de doodstraf opgelegd krijgt?» Aan de toezegging om dit na te gaan is met de brief met daarin het antwoord dat de vraag niet op voorhand te beantwoorden is, nog immer niet voldaan. U beperkt zich immers opnieuw tot het benoemen van de afweging. De commissie ontvangt graag een concreet antwoord op de vraag of intrekking van het Nederlanderschap niet plaatsvindt als er het risico bestaat dat iemand in de regio de doodstraf opgelegd krijgt.

Begrijpen de leden uit uw antwoord goed dat denkbaar is dat een individuele situatie zich kan voordoen dat intrekking van het Nederlanderschap plaatsvindt terwijl er een risico bestaat dat de betrokkene bij berechting in de regio de doodstraf opgelegd krijgt?

De leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid zien uw reactie – bij voorkeur binnen vier weken – met belangstelling tegemoet.

Voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, B.O. Dittrich

BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 augustus 2023

De leden van uw vaste commissie voor Justitie en Veiligheid hebben bij brief van 24 februari 2023 een nadere vraag gesteld met betrekking tot de toezegging om bij berechting van uitreizigers in de regio, landen ertoe te bewegen geen doodstraf op te leggen (T03383).

Bij brief van 8 mei jl. heb ik, mede namens de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de Eerste Kamer voorzien van een reactie.4 Naar aanleiding van deze brief hebben de leden van uw vaste commissie voor Justitie en Veiligheid gevraagd of uit mijn antwoord kan worden afgeleid dat het in een individuele situatie denkbaar is dat intrekking van het Nederlanderschap op grond van artikel 14, vierde lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) plaatsvindt, terwijl er een risico bestaat dat de betrokkene bij berechting in de regio de doodstraf opgelegd krijgt. Mede namens de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beantwoord ik deze vraag als volgt.

Bij een intrekking van het Nederlanderschap in het belang van de nationale veiligheid (artikel 14, vierde lid, RWN) gaat het om een Nederlander met een dubbele nationaliteit, die zich op het moment van intrekking in het buitenland bevindt en zich aldaar heeft aangesloten bij een terroristische organisatie. Door middel van het intrekken van de Nederlandse nationaliteit kan betrokkene niet meer legaal naar Nederland terugkeren – het recht op toegang tot het grondgebied van Nederland vervalt immers – en illegale terugkeer wordt bemoeilijkt.

Ik hecht eraan om nogmaals te benadrukken dat het betreffende andere (soevereine) land zelf bepaalt of een strafrechtelijke vervolging wordt gestart tegen een persoon – Nederlander of geen Nederlander – die wordt verdacht van het in dat land plegen van terroristische misdrijven. De Nederlandse staat kan door het al dan niet intrekken van de Nederlandse nationaliteit géén invloed uitoefenen op een vervolgingsbeslissing van buitenlandse autoriteiten of op de soort straf (bijvoorbeeld de doodstraf) die door een buitenlandse rechter in een strafzaak kan worden opgelegd.

In elk individueel geval waarin wordt overwogen om het Nederlanderschap in te trekken op grond van artikel 14, vierde lid, RWN wordt een belangenafweging gemaakt. Daarbij worden alle relevante omstandigheden die in een casus spelen, in onderling verband en samenhang gewogen. Geen enkel belang kan op voorhand als doorslaggevend worden aangemerkt; daarmee zou immers vooruitgelopen worden op een te nemen beslissing. Het is echter wel zo dat aan sommige belangen door het kabinet bij voorbaat zwaar gewicht wordt toegekend, bijvoorbeeld aan het belang van de nationale veiligheid. Indien informatie bekend is over berechting van de betrokkene in de regio, waarbij een reëel risico op de doodstraf bestaat, zal dit uiteraard ook worden meegewogen bij de belangenafweging.

Zoals reeds aangegeven, bestaat er geen rechtstreeks verband tussen intrekking van het Nederlanderschap en een buitenlandse vervolging en strafoplegging. Nu dit rechtstreekse verband ontbreekt, is dan ook niet uit te sluiten dat intrekking van het Nederlanderschap op grond van artikel 14, vierde lid, RWN in een individueel geval na afweging van alle relevante omstandigheden plaatsvindt, terwijl de kans bestaat dat de betrokkene vanwege het plegen van terroristische misdrijven in een ander land strafrechtelijk kan worden vervolgd waarbij oplegging van de doodstraf tot de eventuele strafmodaliteiten behoort.

Dit neemt niet weg dat het opleggen van de doodstraf niet binnen onze rechtsstaat en de Europese rechtsorde past. Zoals uw Kamer weet, is dit dan ook onderwerp van gesprek met landen in de regio.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius


X Noot
1

Samenstelling:

Croll (BBB) (ondervoorzitter), Marquart Scholtz (BBB), Heijnen (BBB), Griffioen (BBB), Veldhoen (GroenLinks-PvdA), Recourt (GroenLinks-PvdA), Kluit (GroenLinks-PvdA), Ramsodit (GroenLinks-PvdA), Martens (GroenLinks-PvdA), Vogels (VVD), Van den Berg (VVD), Meijer (VVD), Doornhof (CDA), Van Toorenburg (CDA), Dittrich (D66) (voorzitter), Belhirch (D66), Bezaan (PVV), Nicolaï (PvdD), Van Bijsterveld (Ja21), Janssen (SP), Talsma (CU), Van den Oetelaar (FVD), Van Dijk (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)

X Noot
2

Kamerstukken I 2022/23, 35 934 (R2158), F.

X Noot
3

Kamerstukken I 2022/23, 35 934 (R2158), F.

X Noot
4

Kamerstukken I, 2022/2023, 35 934 (R2158), F.

Naar boven