35 934 (R2158) Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap en de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017, alsmede van de Rijkswet van 10 februari 2017, houdende wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap in verband met het intrekken van het Nederlanderschap in het belang van de nationale veiligheid (Stb. 2017, 52)

F VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 9 mei 2023

De leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid1 hebben in haar commissievergadering van 31 januari 2023 beraadslaagd over de brief de Minister van Justitie en Veiligheid van 13 december 20222 waarin de Minister ingaat op de toezegging aan de Eerste Kamer Bij berechting in regio landen ertoe bewegen dat zij afstand doen van doodstraf (T03383). De commissie wenst de Minister de volgende verduidelijking te geven op welk vlak de informatie nog niet toereikend is om de toezegging als voldaan aan te merken.3

Naar aanleiding hiervan is op 24 februari 2023 een brief gestuurd aan de Minister van Justitie en Veiligheid.

De Minister heeft op 8 mei 2023 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, Van Dooren

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Minister van Justitie en Veiligheid

Den Haag, 24 februari 2023

De leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid hebben in haar commissievergadering van 31 januari 2023 beraadslaagd over uw brief van 13 december 20224waarin u ingaat op de toezegging aan de Eerste Kamer Bij berechting in regio landen ertoe bewegen dat zij afstand doen van doodstraf (T03383). De commissie wenst u de volgende verduidelijking te geven op welk vlak de informatie nog niet toereikend is om de toezegging als voldaan aan te merken.5

In uw brief schrijft u ten aanzien van de toezegging het volgende: «Tijdens de eerste termijn van het genoemde debat heb ik met uw Kamer gesproken over berechting in de regio en het bewegen van landen om afstand te doen van de doodstraf. In de tweede termijn van het debat heb ik toegelicht dat alle beschikbare informatie wordt meegenomen in de afweging bij intrekking van het Nederlanderschap, waaronder het risico op de doodstraf. Ik beschouw de toezegging uit de eerste termijn hiermee als afgedaan.»

Tijdens de plenaire behandeling van het voorstel Verlengen mogelijkheid om Nederlanderschap in het belang van de nationale veiligheid in te trekken6heeft u aangegeven dat een eventueel risico op de doodstraf meegenomen wordt in de weging omtrent het intrekken van het Nederlanderschap. In reactie daarop heeft het lid Veldhoen (GroenLinks) tijdens de behandeling echter gespecificeerd dat de vraag zag op de uitkomst van die weging: «Is het zo dat intrekking niet plaatsvindt als er het risico is dat iemand in de regio de doodstraf opgelegd krijgt?» Aan de toezegging om dit na te gaan is met verwijzing naar de plenaire behandeling gezien het bovenstaande niet voldaan.

De leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid zien uw reactie – bij voorkeur binnen vier weken – met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, M.M. de Boer

BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 mei 2023

In de strijd tegen terrorisme is het belangrijk om te voorkomen dat personen, die zich in het buitenland hebben aangesloten bij een terroristische groepering, terug kunnen keren naar Nederland of een van de andere landen van ons Koninkrijk. Deze personen vormen immers een bedreiging voor de nationale veiligheid. Artikel 14, vierde lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap maakt het mogelijk om in het belang van de nationale veiligheid het Nederlanderschap in te trekken van (meerderjarige) personen die zich in het buitenland hebben aangesloten bij een terroristische organisatie. Door deze intrekking wordt legale terugkeer van deze personen naar Nederland onmogelijk gemaakt en illegale binnenkomst bemoeilijkt. Deze intrekking gaat altijd gepaard met een apart besluit tot het opleggen van een ongewenstverklaring. Conform de in juli 2021 door de Tweede Kamer aangenomen motie van het lid Van der Staaij c.s.7 om maximaal in te zetten op het intrekken van het Nederlanderschap van Syriëgangers, zet het kabinet deze aanpak onverminderd voort.

Het wetsvoorstel tot verlenging van de mogelijkheid om het Nederlanderschap in te trekken in het belang van de nationale veiligheid is door uw Kamer in februari 2022 behandeld en aangenomen. Tijdens de behandeling heb ik desgevraagd aangegeven dat een eventueel risico op de doodstraf wordt meegenomen bij de weging omtrent intrekking van het Nederlanderschap. In de brief van 24 februari jl. hebben de leden van uw vaste commissie voor Justitie en Veiligheid mij verzocht nader in te gaan op de vraag van het lid Veldhoen (GroenLinks) of intrekking van het Nederlanderschap op grond van artikel 14, vierde lid, RWN niet plaatsvindt als het risico bestaat dat de betrokkene bij berechting in de regio de doodstraf opgelegd kan krijgen. In deze brief zal ik, mede namens de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, hier inhoudelijk op ingaan.8

Belangenafweging

In elk individueel geval wordt beoordeeld of de intrekking van het Nederlanderschap opportuun is. Bij deze afweging is aandacht voor de proportionaliteit van de maatregel in het concrete geval, mede gelet op de mate van dreiging voor de nationale veiligheid. Ook wordt acht geslagen op het belang van opsporing, vervolging en berechting van betrokkene, de mogelijkheid van tenuitvoerlegging van een eventuele vrijheidsstraf en of de intrekking van het Nederlanderschap tot verlies van het Unieburgerschap leidt. Dit is echter geen limitatieve opsomming; alle informatie die bekend is, wordt meegewogen.9

Intrekken Nederlanderschap en vervolging in het buitenland

Of een ander land een strafrechtelijke vervolging start tegen een persoon die wordt verdacht van het in dat land plegen van terroristische misdrijven, is aan het betreffende land zelf om te bepalen. Een besluit van de Nederlandse Staat tot intrekking van de Nederlandse nationaliteit – of om af te zien van een dergelijke intrekking – maakt niet dat Nederland op die manier invloed kan uitoefenen op een door buitenlandse autoriteiten te maken vervolgingsbeslissing dan wel op de strafmodaliteit die door een buitenlandse rechter in een strafzaak kan worden opgelegd.

Wel is het zo dat, indien informatie bekend is over eventuele berechting van de betrokkene in de regio en een reëel risico op de doodstraf, dit zal worden meegenomen in de belangenafweging. Veelal is deze informatie echter niet bekend. Deze situatie heeft zich tot op heden dan ook nog niet voorgedaan.

Vanwege het feit dat bij intrekking van het Nederlanderschap alle belangen, die in de specifieke casus spelen, in onderling verband en samenhang worden gewogen, valt de vraag of intrekking van het Nederlanderschap niet plaatsvindt als het risico bestaat dat de betrokkene bij berechting in de regio de doodstraf opgelegd kan krijgen, op voorhand niet te beantwoorden.

Tot slot wil ik de leden meegeven dat ik voor dit onderwerp aandacht heb gevraagd tijdens mijn reis naar Irak in mei 2022, en dat ik dat bij toekomstige bezoeken aan landen in die regio ook zal blijven doen.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius


X Noot
1

Samenstelling:

Backer (D66), De Boer (GL) (voorzitter), Van Dijk (SGP), Van Hattem (PVV), Rombouts (CDA), Baay-Timmerman (50PLUS), Van den Berg (VVD), Arbouw (VVD), Bezaan (PVV), De Blécourt-Wouterse (VVD), Dittrich (D66), Doornhof (CDA), Janssen (SP), Karimi (GL), Meijer (VVD), Nicolaï (PvdD), Otten (Fractie-Otten) (ondervoorzitter), Recourt (PvdA), Rietkerk (CDA), Veldhoen (GL), Van Wely (Fractie-Nanninga), Nanninga (Fractie-Nanninga), Raven (OSF), Karakus (PvdA), Talsma (CU), Hiddema (Fractie-Frentrop) en Krijnen (GL).

X Noot
2

Kamerstukken I 2022/23, 35 934 (R2158), E.

X Noot
3

De leden van de fracties VVD, Fractie-Nanninga, PVV en SGP sluiten zich niet aan bij de inhoud van deze brief.

X Noot
4

Kamerstukken I 2022/23, 35 934 (R2158), E.

X Noot
5

De leden van de fracties VVD, Fractie-Nanninga, PVV en SGP sluiten zich niet aan bij de inhoud van deze brief.

X Noot
6

Kamerstukken I 2022/23, 35 934 (R2158).

X Noot
7

Kamerstukken II, 2020/21, 29 754, nr. 603.

X Noot
8

Toezegging aan de Eerste Kamer om bij berechting van uitreizigers in de regio landen ertoe te bewegen geen doodstraf op te leggen (T03383).

X Noot
9

De belangen die in ieder geval moeten worden betrokken zijn neergelegd in artikel 68c van het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap (Besluit van 10 februari 2017 tot wijziging van het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap met het oog op het vaststellen van de elementen die betrokken worden bij de belangenafweging inzake een besluit omtrent intrekking van het Nederlanderschap en tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen I en IB van de Rijkswet van 10 februari 2017 tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap in verband met het intrekken van het Nederlanderschap in het belang van de nationale veiligheid (Stb. 2017, 52)).

Naar boven