35 925 XIX Vaststelling van de begrotingsstaat van het Nationaal Groeifonds (XIX) voor het jaar 2022

Nr. 9 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 18 januari 2022

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 12 oktober 2021 voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat. Bij brief van 28 oktober 2021 zijn ze door de Minister van Economische Zaken en Klimaat beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De fungerend voorzitter van de commissie, Azarkan

De griffier van de commissie, Nava

1

Wordt samen met de TU Delft gekeken naar een voorstel voor ondersteuning van laboratorium- en demonstratieprojecten ten behoeve van de ontwikkeling van een thorium-gesmoltenzoutreactor via het Groeifonds?

Antwoord

Een consortium waarvan de TU Delft deel uit maakt, deelde in mei het Groeiplan «Molten Salt Innovation Ecosystem (MOSAIEC)» als inspiratie voor een potentieel te ontwikkelen voorstel voor de tweede indieningsronde van het Nationaal Groeifonds (NGF). Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) is in gesprek gegaan met MOSAIEC om te bepalen of het Groeiplan kansrijk genoeg was om te ontwikkelen tot formeel departementaal voorstel voor ronde 2 van het NGF. De deadline voor indiening van departementale NGF-voorstellen voor ronde 2 is 31 oktober 2021. EZK heeft besloten dat het Groeiplan onvoldoende kansrijk was om te ontwikkelen tot formeel voorstel ronde 2.

Bij de tweede indieningsronde van het NGF kunnen alleen ministeries voorstellen indienen. Externe partijen konden hun Groeiplannen met ministeries delen in de maand mei van dit jaar. Deze Groeiplannen dienden als inspiratie voor ministeries om op te werken tot formele voorstellen. Er zijn 243 Groeiplannen gedeeld, waaronder circa 125 op het gebied van R&D&I, 60 op kennisontwikkeling en 60 op infrastructuur. Alle zijn in te zien op www.nationaalqroeifonds.nl. MOSAIEC was één van deze Groeiplannen, die dus niet is opgewerkt tot formeel voorstel.

2

Kan per project worden uitgelegd waarom deze vertraagd is ten opzichte van de begroting?

3

Werkt het nationaal groeifonds voldoende of is een heroverweging nodig nu de projecten vertraagd zijn?

4

Hoe wordt verdere vertraging op de gebudgetteerde projecten voorkomen?

Antwoord 2, 3 en 4

Bij de aankondiging van het NGF in september 20201 is de ambitie uitgesproken om vanaf 2021 te beginnen met investeringen. Enkele maanden later zijn op 1 december 2020 de eerste voorstellen ingediend en is de eerste beoordelingsronde van start gegaan. Dit heeft geleid tot een kabinetsbesluit op 9 april jl. waarbij voor een totaalbedrag van 4,1 miljard euro toegekend of gereserveerd is aan voorstellen.

Hiervan is 216 miljoen euro, na een onvoorwaardelijke toekenning op basis van het positieve advies van de beoordelingscommissie, klaar voor besteding. De bijbehorende middelen zijn overgeboekt naar het betreffende departement. De eerste spreekwoordelijke schop in de grond heeft dan ook al bij meerdere projecten plaatsgevonden, bijvoorbeeld bij het project RegmedXB met betrekking tot regeneratieve geneeskunde.

Voor een aantal projecten geldt dat er nog verbeteringen moeten worden doorgevoerd in de voorstellen op verzoek van de adviescommissie. Bij andere projecten wordt voor een deel van de financiering bewezen succes van een eerste, reeds gefinancierde, fase afgewacht. Voor doelmatige en doeltreffende besteding is het van belang dat projecten van een zeer grote omvang zorgvuldig worden voorbereid en waar mogelijk in fases worden uitgevoerd. Voor dergelijke meerjarige investeringsprojecten geldt in brede zin dat doorgaans het zwaartepunt van de uitgaven in de midden- en eindfase ligt, niet in de eerste maanden.

Concluderend: het NGF is zeer voortvarend van start gegaan met nog geen jaar tussen de aankondiging en de eerste schop in de grond bij een project. Echter, vanwege bovenstaande redenen is er dit jaar minder uitgegeven dan in eerste instantie voorzien. Belangrijk daarbij is dat de ramingen dateren van de kiemfase van het fonds en er destijds zodanig is geraamd dat financiële knelpunten bij de start van projecten in ieder geval voorkomen zouden worden. De verwachting is dat de verschoven middelen in de komende jaren alsnog verplicht en uitgegeven zullen worden.

5

Hoeveel nationale groei wordt er verwacht vanuit de geselecteerde projecten?

7

Kan in een tabel per beleidsartikel (kennisontwikkeling, R&D&I en infrastructuur) worden aangegeven wat de bijdrage aan de versterking van het verdienvermogen voor Nederland is? Kan dit worden gekwantificeerd?

Antwoord 5 en 7

De indieners van de voorstellen uit de eerste ronde hebben een inschatting gemaakt van de verwachte bijdrage aan de versterking van het verdienvermogen voor Nederland, waarbij experts (zoals CPB, SEO) kritisch hebben gekeken naar dit effect. Voor de R&D&I-voorstellen die een (voorwaardelijke) toekenning hebben gekregen, raamde SEO het effect op bbp in het steekjaar 2040 op 0,3–0,5% van het bbp in 2040, mits de projecten volledig worden uitgevoerd en alle individueel succesvol zijn. Hier moet worden aangetekend dat het effect op duurzaam verdienvermogen op lange termijn veel onzekerheid kent; dat is inherent aan het risicoprofiel van de ingediende projecten. De toekenningen en reserveringen binnen de Kennisontwikkelingspijler wijken dermate af van de originele voorstellen dat de bbp-schattingen daarvan niet meer gebruikt kunnen worden. Er is voor deze pijler geen nieuwe schatting meer gedaan. CPB heeft wel op kwalitatieve wijze aangegeven positieve effecten te verwachten van de projecten in deze pijler. Voor de projecten op het terrein van infrastructuur is vooralsnog alleen een reservering gemaakt, waardoor nog een aangepast voorstel inclusief nadere onderbouwing moet worden aangeleverd bij de adviescommissie. Het effect op het duurzaam verdienvermogen zal in de aangepaste plannen opnieuw worden geëvalueerd.

6

Hoe wordt uitvoering gegeven aan motie-Amhaouch/Romke de Jong (Kamerstuk 35 850-XIX, nr. 7) over aandacht voor het benutten van internationale kansen?

Antwoord

In het vernieuwde propositieformulier voor de tweede ronde2 van het NGF wordt onder het kopje voorgestelde oplossing concreet uitgevraagd wat de aansluiting is bij internationale ontwikkelingen, hoe het internationale speelveld eruit ziet, wat de Nederlandse positie is en waar comparatieve voordelen liggen. Ook dienen indieners binnen de R&D&I-pijler toe te lichten waar wordt ingezet op internationale samenwerking (vooral bilateraal/EU-verband) om kansen en dreigingen aan te pakken. Ook vraagt de commissie om een Engelstalige samenvatting om internationale experts te betrekken.

8

Welke mogelijkheden zijn er nog voor de Tweede Kamer om invloed uit te oefenen op de toekenning van de middelen uit het Nationaal Groeifonds, aangezien het volledig dichtgetimmerd lijkt te zijn door een commissie met experts en de Kamer niet over zulke expertise beschikt?

Antwoord

De Adviescommissie van het NGF adviseert over de haalbaarheid en doelmatigheid van de beoordeelde investeringsvoorstellen. Het kabinet besluit vervolgens welke investeringsvoorstellen middelen krijgen toegekend, het advies van de adviescommissie is hierbij zwaarwegend. Dit wordt verwerkt in begrotingswetsvoorstellen die ter autorisatie aan het parlement worden voorgelegd.

Uw Kamer heeft conform het budgetrecht invloed door de (suppletoire) begrotingswetsvoorstellen te autoriseren. Voor overboeking van het budget voor toegekende projecten van de NGF-begroting naar de departementale begrotingen is namelijk eerst uw autorisatie nodig. Vóór de autorisatie door het parlement is er dan ook geen sprake van het aangaan van juridische verplichtingen en/of het betalen van middelen uit het NGF. Pas na autorisatie van het parlement worden er juridische verplichtingen voor uitgaven richting derden aangegaan en betaald. Er is dus niets dichtgetimmerd.

9

Welke projecten worden vanuit het Nationaal Groeifonds gefinancierd die een negatief effect hebben op het klimaat en/of de biodiversiteit?

Antwoord

In de analyse van de projecten uit de eerste ronde van het NGF zijn maatschappelijke kosten-baten nadrukkelijk meegenomen in de beoordeling, waarbij het saldo positief dient te zijn voor honorering. Effecten op klimaat en biodiversiteit horen hier, waar dat relevant is, ook bij. Er zijn dus geen voorstellen gehonoreerd die per saldo een negatief maatschappelijk effect hebben.

10

Welke mogelijkheden zijn er om projecten ten behoeve van de energietransitie en biodiversiteit voorrang te geven?

Antwoord

Er zijn geen mogelijkheden om dergelijke projecten voorrang te geven. Het primaire doel van het fonds is het versterken van het duurzaam verdienvermogen. Projecten die daaraan bijdragen en voldoen aan de overige criteria komen in aanmerking voor het NGF. Vervolgens is het aan de adviescommissie om te prioriteren. Dat doet zij op basis van haar analysekader. Daarbij kijkt de commissie naar bijvoorbeeld de kwaliteit van het voorstel en de strategische onderbouwing. Projecten ten behoeve van de energietransitie en biodiversiteit kunnen – mits deze bijdragen aan het verdienvermogen en voldoen aan de overige criteria – zeker in aanmerking komen. Temeer omdat de adviescommissie de potentiële bijdrage aan maatschappelijke transities meeweegt in de beoordeling.

11

Welk mogelijkheid zouden makkelijk gecreëerd kunnen worden om projecten ten behoeve van de energietransitie en biodiversiteit voorrang te geven?

Antwoord

Die mogelijkheid kan binnen de huidige opzet van het fonds niet gecreëerd worden. Dat zou een wijziging van de doelstelling betekenen. Zie ook het antwoord op vraag 10.

12

Wanneer zal de Instellingswet voor het Groeifonds naar de Kamer gestuurd worden?

Antwoord

De Minister van Financiën en ikzelf verwachten de instellingswet in de maand november aan uw Kamer te kunnen toezenden.

13

Is er bij de toediening van de projecten rekening gehouden met de regionale spreiding van de gelden over de provincies / overzeese gebiedsdelen?

Antwoord

Projecten worden beoordeeld op basis van het analysekader3 waarbij de vier criteria effect op nationaal inkomen, strategische onderbouwing, kwaliteit van het plan en samenwerking en governance leidend zijn. Conform de brief d.d. 7 september 20204 kan de commissie een redelijke spreiding van investeringen in de verschillende regio’s in haar advies meenemen. Het doel van het NGF is immers het verdienvermogen van heel Nederland te verbeteren. Dit betekent overigens niet dat alle regio’s evenveel geld zullen ontvangen. De kwaliteit van de ingediende voorstellen staat voorop. Investeringen in infrastructuur en onderzoeks- en innovatie ecosystemen met meer massa en groei leveren naar verwachting sneller een positieve bijdrage aan het groeivermogen van Nederland. Deze ecosystemen en infrastructuur zijn niet gelijkmatig over Nederlandse regio’s verdeeld.

14

Hoe ziet de regionale spreiding van de gelden over de provincies / overzeese gebiedsdelen er uit?

15

Kan worden aangegeven hoe de regionale spreiding van de budgetten is, bijvoorbeeld door middel van een kaart van Nederland? Kan dit per beleidsartikel (kennisontwikkeling, R&D&I en infrastructuur) worden gedaan?

Antwoord 14 en 15

De Minister van Financiën en ikzelf hebben uw Kamer in eerdere beantwoording van Kamervragen5 een globaal beeld gegeven van de spreiding over de regio’s. Dat beeld was destijds echter nog niet compleet en dat geldt nog steeds.

Veel van de projecten (met name R&D&I en kennisontwikkeling) zijn namelijk moeilijk aan één locatie toe te wijzen omdat er veel regio-overstijgende samenwerkingsverbanden zijn. RegmedXB is een voorbeeld van een gehonoreerd voorstel dat vier topclusters inclusief hun regionale infrastructuur met elkaar verbindt in Nederland, namelijk Leiden, Eindhoven, Maastricht en Utrecht.

Daarnaast is bij onderdelen van voorstellen nu nog niet duidelijk naar welke partij en dus naar welke regio de middelen zullen gaan. Van sommige voorstellen wordt namelijk een deel van de middelen namelijk verdeeld op basis van calls, openbare aanbestedingen of subsidieregelingen. Partijen door heel Nederland kunnen nog meedingen naar deze middelen, mits ze voldoen aan de gestelde criteria en doelstellingen van het desbetreffende onderdeel. In de loop van projecten zal het beeld dus duidelijker worden, dit zal dan ook in de monitoring door de adviescommissie meegenomen worden.

Tot slot, voor alle projecten geldt dat er significante spillover-effecten zullen zijn over heel Nederland. Dus ook al is een project niet direct in een bepaalde regio gelokaliseerd, alsnog kan deze regio er indirect van meeprofiteren.

Voor de volgende rondes worden departementen wederom aangemoedigd de regionale spreiding in aanmerking te nemen bij de selectie van de in te dienen voorstellen. Ook geldt dat hoe langer het NGF loopt, hoe meer voorstellen beoordeeld zullen worden. Hierdoor wordt het voor de adviescommissie steeds beter mogelijk om in haar advies rekening te houden met een redelijke spreiding van investeringen over de verschillende regio’s.

16

Hoe hoog is het bedrag dat vanwege de co-financieringseis als financiële claim komt te liggen bij I&W? Is de verwachting dat er als gevolg van het groeifonds en de daarbij horende co-financieringseis meer financiële claims bij andere ministeries komen te liggen?

Antwoord

In de eerste ronde van het NGF zijn binnen de infrapijler drie reserveringen getroffen voor 50% van de geschatte kosten, tezamen goed voor ca 2,53 miljard euro. Deze reserveringen beslaan onderdelen van de ingediende NGF-investeringsvoorstellen. De commissie heeft aan het kabinet geadviseerd hiervoor «in de reguliere begroting voldoende middelen uit te trekken, en te bezien in welke mate deze projecten door medeoverheden, en/of door andere middelen (zoals gebruikersvergoedingen of private cofinanciering) bekostigd kunnen worden.» Naar aanleiding van dit advies werkt het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) samen met betrokken partijen om opties tot cofinanciering van derden te verkennen. Wanneer dit geen mogelijkheid biedt wordt gekeken of andere bronnen, zoals de reguliere begroting, een uitkomst kunnen bieden. Uiterlijk 9 januari 2022 wordt hierover duidelijkheid verwacht, waarna de Commissie een advies over de reserveringen kan uitbrengen. De commissie is onafhankelijk, het staat hen daarom vrij om bij toekomstige voorstellen al dan niet opnieuw cofinanciering te adviseren.

17

Kunnen er wel tijdige cofinancieringsafspraken over de infra projecten worden gemaakt als de BO MIRT overleggen worden uitgesteld?

Antwoord

De commissie heeft reserveringen getroffen voor delen van de ingediende NGF-investeringsvoorstellen ter grootte van 50% van de geschatte kosten. Het gaat om de uitbreiding Oude Lijn (1 miljard euro, doortrekken Noord-zuidlijn (1,5 miljard euro) en innovatieprogramma Brainport Eindhoven (30 miljoen euro). Daarbij heeft de commissie een aantal voorwaarden meegegeven die op dit moment worden uitgewerkt. Dit traject wordt los van de bestuurlijke overleggen MIRT besproken met de decentrale overheden. De planning daarvan heeft daarmee geen invloed op te maken cofinancieringsafspraken.

18

Kunnen projecten (bijvoorbeeld door vertraging van het BO MIRT) ook na de deadline 9 januari worden ingediend?

Antwoord

Zowel de fondsbeheerders als de commissie en haar ondersteuning staat in nauw overleg met de indieners over de bekostigde voorstellen uit de eerste ronde. Het Ministerie van IenW geeft aan in nauwe samenwerking met betrokken partijen te werken aan de aangepaste voorstellen zoals in het advies van de beoordelingscommissie is benoemd.

Het Ministerie van IenW heeft aangegeven dat het zich erop richt deze onderbouwing eind 2021 af te ronden, zodat voorstellen voor de deadline van 9 januari a.s. kunnen worden ingediend. Mocht dat niet lukken, zal er door de commissie, in samenspraak met de fondsbeheerders, bezien worden of het opportuun is om de indiener meer tijd te geven. Het traject van indiening van voorstellen staat los van het BO MIRT.

19

Heeft het Ministerie van I&W voldoende ambtelijke capaciteit om mogelijk kansrijke projecten aan te melden voor de 2e tranche en 3e tranche van het groeifonds?

Antwoord

Ja, het huidige beeld is dat er bij het Ministerie van IenW voor het – gezamenlijk met initiatiefnemers – uitwerken van een select aantal voorstellen voldoende capaciteit is. Het Ministerie van IenW kijkt bij het uitwerken van de voorstellen naar de aansluiting bij de beleidsdoelen en kansrijkheid in het kader van het advies van de beoordelingscommissie NGF voor de eerste ronde.

20

Heeft de kabinetsformatie gevolgen voor (het proces of de termijnen van) de tweede ronde van het Nationaal Groeifonds (NGF)? Zo ja, welke?

Antwoord

Nee, dat is niet de bedoeling. Het proces loopt gewoon door. Departementen kunnen tot 31 oktober voorstellen indienen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Daarna voert RVO de toegangspoorttoets uit. Vervolgens zal de Adviescommissie in het voorjaar een advies aan het kabinet uitbrengen over die voorstellen die voldoen aan de toegangspoortcriteria.

21

Waar kunnen projecten die wel zijn ingediend maar niet gehonoreerd te vinden?

22

Welke projecten zijn wel ingediend maar niet gehonoreerd en wat is hierbij de argumentatie?

Antwoord 21 en 22

Er zijn twee momenten waarbij een voorstel af kan vallen: bij de toegangspoorttoets en bij het kabinetsbesluit op basis van de beoordeling door de adviescommissie. Na beide momenten informeert het kabinet de Kamer over de uitkomsten, waarbij ook benoemd wordt welke voorstellen de toegangspoorttoets niet hebben doorstaan of over welke voorstellen de adviescommissie negatief heeft geadviseerd. Voor de eerste ronde is betreffende de toegangspoorttoets de Kamer op 14 januari jl.6 geïnformeerd en betreffende het kabinetsbesluit op basis van het advies van de beoordelingscommissie op 9 april jl.7 Het advies van de beoordelingscommissie en de onderbouwing daarvan zijn bijgevoegd bij de Kamerbrief van 9 april jl.


X Noot
1

Kamerstuk 35 300, nr. 83

X Noot
3

Zie pagina 16 en 121 van het Rapport beoordelingsadviescommissie NGF eerste ronde: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/publicaties/2021/04/9/rapport-beoordelingsadviescommissie-ngf-eerste-ronde

X Noot
4

Kamerstuk 35 300, nr. 83

X Noot
5

Aanhangsel Handelingen II 2020–2021, nr. 3004

X Noot
6

Kamerstuk 35 570 XIX, nr. 27

X Noot
7

Kamerstuk 35 570-XIX, nr. 28

Naar boven