Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 35925-X nr. 75 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 35925-X nr. 75 |
Vastgesteld 29 april 2022
De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Defensie over de brief van 4 februari 2022 over het jaarplan 2022 Kustwacht voor het Koninkrijk der Nederlanden in het Caribisch gebied (Kamerstuk 35 925 X, nr. 56).
De vragen en opmerkingen zijn op 24 februari 2022 aan de Minister van Defensie voorgelegd. Bij brief van 22 april 2022 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, De Roon
De adjunct-griffier van de commissie, Mittendorff
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
1. De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de beoogde toename en afname van personeel in 2022 en verzoeken de Minister breder in te gaan op de vulling van de kustwacht, alsmede de werving van personeel in de overzeese gebieden en in Nederland.
Antwoord.
Conform het Lange Termijn Plan Personeel (LTP-P)1 zal de Kustwacht de komende jaren groeien naar een formatie die op termijn een 24/7 informatie-gestuurde taakuitvoering mogelijk maakt. Het LTP-P beschrijft in detail hoe de uitbreiding in formatie (binnen de domeinen staf/ondersteuning, executief personeel, informatie/opsporing) eruit gaat zien en is hiermee de kern van de ontwikkeling van de Kustwacht op personeel gebied. Inmiddels is het transitietraject aangevangen, waarbij de komende jaren een substantiële personele groei is voorzien. Het personeel zal zoveel als mogelijk worden geworven in het Caribische deel van het Koninkrijk.
2. De leden van de VVD-fractie vernemen dat er in 2021 gewerkt is met kleine drones voor zowel patrouilles op het land als op zee en verzoeken de Minister in te gaan of er ook in de toekomst taken zijn weggelegd voor de Reaper UAV’s bij de ondersteuning van de kustwacht ter bestrijding van drugssmokkel.
Antwoord.
De Kustwacht is een civiele rechtshandhavingsorganisatie van de vier landen in het Koninkrijk en met andere taken belast dan het Ministerie van Defensie (in het Caribische deel van het Koninkrijk). De Kustwacht beschikt over zes eigen drones voor ondersteuning van haar beeldopbouw. De Reaper MQ-9’s zijn militaire middelen die door Defensie in 2022 voor een gereedstellingstraject worden ontplooid op Curaçao. Voor de Kustwacht zijn deze MQ-9’s inzetbaar na een verzoek (aan Defensie) om militaire bijstand.
3. De leden van de VVD-fractie verzoeken de Minister in te gaan op de tekortkomingen van de Metal Shark en vragen of deze voortkomen uit een verkeerde behoeftestelling of fouten in de fabricage door de producent.
Antwoord.
De Metal Shark vaartuigen zijn, conform de eisen van de Kustwacht, via een Foreign Military Sales-proces verworven, waarbij is aangesloten bij een lopende acquisitie door de US Coast Guard.
De fabrikant heeft de boten geproduceerd op basis van de gestelde eisen, zoals geformuleerd door de Kustwacht. Bij de ingebruikname van de Metal Shark vaartuigen door de Kustwacht is een aantal tekortkomingen (hekaandrijving/balans in het water, stoelen) geconstateerd, die momenteel in samenwerking met de fabrikant worden opgelost. De eerste modificaties laten een bemoedigend beeld zien.
4. De leden van de VVD-fractie zien dat Curaçao vanaf 2023 gaat bijdragen aan de kustwachtbegroting en vragen de Minister in te gaan op de discrepantie met de reeds betalende eilanden Aruba en Sint Maarten.
Antwoord.
In het Lange Termijn Plan 2019–2028 worden de materieelvervangingen van de Kustwacht Caribisch gebied beschreven, inclusief de financiële lasten voor ieder land. Met Aruba, Curaçao en Sint Maarten zijn, met inachtneming van de verschillende financieel-economische situatie in de Landen, separate afspraken gemaakt over de aanvang van de betalingen. Sint Maarten heeft ervoor gekozen in 2021 met haar betalingen aan te vangen, Aruba in 2022 en Curaçao in 2023. Uiteindelijk betalen Aruba, Curaçao, Nederland en Sint Maarten gezamenlijk de bedragen die volgens de gehanteerde verdeelsleutel overeen zijn gekomen.
De Bestuursakkoorden, waarin de betalingsafspraken zijn vervat, zijn vastgesteld in de Rijksministerraad van mei 2021.
5. De VVD-leden leden hebben tevens opgemerkt dat blijkens het jaarplan de laatste twee van de in totaal acht waldetectieradarsystemen op de benedenwindse eilanden per 2022 zullen worden vervangen en dat daarmee de vervanging wordt afgerond. Zij lezen dat in de investeringsramingen echter nog steeds rekening wordt gehouden met een investering tot en met 2027 van 210.000 euro, terwijl de walradar op de bovenwindse eilanden apart is gespecificeerd. Deze leden vragen de Minister hier nader op in te gaan.
Antwoord
Over de financiën van de waldetectieradarsystemen op de Benedenwinden en Bovenwinden merk ik het volgende op: de genoemde reserveringen zijn bestemd voor het eventuele verschil tussen geraamde en daadwerkelijke exploitatie voor de walradar op de Benedenwinden. De eventuele extra kosten van die walradar zullen uit de investeringen worden betaald. De investeringen in een walradar op de Bovenwinden zijn apart vermeld omdat dit een separaat materieelproject is, met een separate investeringsreeks.
De leden van de Volt-fractie hebben kennisgenomen van het Jaarplan 2022 voor de Kustwacht voor het Koninkrijk der Nederlanden in het Caribische gebied (hierna ook: «Jaarplan»). Deze leden stelden eerder vragen over de Nederlandse rol in de activiteiten van de Kustwacht met betrekking tot de onderscheppingen bij Curaçao en de vermeende mensenrechtenschendingen die daar plaatsvinden.
In een schriftelijke reactie op de motie van het lid Koekkoek c.s. van 14 oktober 2021 (Kamerstuk 35 925 IV, nr. 22) schreef het toenmalige kabinet dat voorop staat dat mensenrechten te allen tijde gerespecteerd en beschermd moeten worden binnen het Koninkrijk.
Omdat de vragen van de Volt-fractie zien op de inhoudelijke portefeuille van de Staatsecretaris van BZK, beantwoord ik deze vragen mede namens de Staatssecretaris van BZK (Kamerstuk 35 925 IV, nrs. 38 en 39).
6. De Volt-fractie vraagt het kabinet hoe het staat met:
(i) de gesprekken tussen Nederland en Curaçao over de wijze waarop de Nederlandse steun rondom de migratie naar Curaçao vanuit Venezuela kan worden voortgezet, en de concrete resultaten en verbeteringen;
Antwoord (i).
Einde 2021 werd door de Staatssecretaris van BZK geconstateerd dat Curaçao nog onvoldoende voortgang had geboekt op het waarborgen van humane omstandigheden voor vreemdelingen in de uitgebreide en aangepaste vreemdelingen-detentiefaciliteit.2 Hoewel de materiële capaciteitsuitbreiding van de vreemdelingenbewaring met ondersteuning van Nederland gestalte krijgt, is het van belang dat Curaçao zich onverminderd in blijft zetten om zaken als werving en opleiding van personeel, zinvolle dagbesteding en toegang tot juridische bijstand te waarborgen om de omstandigheden in de vreemdelingenbewaring wezenlijk te verbeteren.3
Hier is tijdens de kennismakingsreis van de Staatssecretaris van BZK met de Minister-President van Curaçao over gesproken.4 Nederland en Curaçao zijn momenteel in gesprek over de stappen die Curaçao voornemens is te nemen om tot verbetering van de situatie inzake vreemdelingenbewaring te komen. Vervolgens zal worden bekeken hoe Nederland hierin kan ondersteunen, met als voorwaarde dat mensenrechtenstandaarden wordt geborgd.
(ii) de monitoring en evaluatie van de doeltreffendheid en doelmatigheid van de Nederlandse steun;
Antwoord (ii).
Zoals aangegeven in de brief over uitvoering motie Koekkoek c.s.5, zal de evaluatie van de doeltreffendheid en doelmatigheid van de verschillende onderdelen van de Nederlandse steun worden geëvalueerd in de beleidsdoorlichtingen bij de betreffende Nederlandse departementen (Kamerstuk 35 925 IV, nrs. 38 en 39).
De monitoring vindt per departement plaats.
(iii) de agendering van het thema mensenrechten in de werkgroep motie van het lid Van Raak c.s.
Antwoord (iii).
De motie Van Raak (Kamerstuk 35 099 (R2114), nr. 23) roept de regeringen van de landen op – tegen de achtergrond van toenemende geschillen over de interpretatie van het Statuut – om tot een nadere invulling te komen van de verantwoordelijkheden van de landen afzonderlijk en het Koninkrijk als geheel. Op 18 november jl. vond tijdens het Ambtelijk Wetgevingsoverleg Koninkrijksrelaties (AWOK) een eerste bijeenkomst plaats van de ambtelijke werkgroep ter uitvoering van motie Van Raak. Tijdens de gesprekken over de motie kwam naar voren dat het belangrijk is om eerst een analyse van de motie te verrichten, alvorens in te zoomen op concrete thema’s. Afgesproken is om te werken aan een gezamenlijk visiedocument, dat de basis zal vormen voor een uit te voeren onderzoek. De Staatssecretaris van Koninkrijksrelaties en Digitalisering zal uw Kamer informeren wanneer er meer bekend is over de richting van dit onderzoek.
7. Deze leden merken op dat een vergelijkbare passage over het beschermen van mensenrechten in het Jaarplan is opgenomen en dat de Minister daarin aangeeft dat de Kustwacht bij haar taakuitoefening de fundamentele mensenrechten eerbiedigt. Het blijft deze leden echter onduidelijk hoe de Kustwacht voornemens is dit voor elkaar te krijgen. Met betrekking tot het mensenrechtenvraagstuk, hebben de leden van de Volt-fractie daarom enkele vragen. Zij vragen op welke manier mensenrechten worden besproken in de samenwerking van de Kustwacht met de partners waarmee wordt samengewerkt. Deze leden vragen op welke wijze gaat de Nederlandse regering ervoor zorgen dat de mensenrechten beschermd worden in de bijdrage aan de Kustwacht en welke rechtsmiddelen en procedures er bijvoorbeeld beschikbaar zijn voor de mensen die worden onderschept door de Kustwacht en of zij over het bestaan van deze middelen op de hoogte worden gebracht.
Antwoord.
De Kustwacht Caribisch gebied is een samenwerkingsverband dat inhoud geeft aan het gezamenlijke belang van de landen van het Koninkrijk bij
een slagvaardig en effectief optreden op zee in het kader van de maritieme
rechtshandhaving in het Caribisch gebied. De Kustwacht voert binnen de prioriteiten van het Justitieel Beleidsplan opsporings-, toezichthoudende en dienstverlenende taken uit ten behoeve van de landen. Het gezag over de Kustwacht berust wat betreft de opsporingstaken bij de procureurs-generaal van Aruba en Curaçao/Sint Maarten/BES. Aangehouden migranten worden door de Kustwacht bij één van de drie maritieme steunpunten op Curaçao, Aruba en Sint Maarten aan land gebracht. Daar worden de migranten overgedragen aan de politieorganisatie van het desbetreffende Land. Het Land is vervolgens conform de afspraken binnen het Koninkrijk verantwoordelijk voor de verdere toelatingsprocedure. In die procedure moet de verblijfsstatus van de betrokken mensen worden vastgesteld en of ze recht hebben op asielbescherming.
Binnen de Kustwacht worden de kernwaarden integriteit, professionaliteit, transparantie, non-discriminatie en rechtmatigheid van optreden zeer actief uitgedragen en nageleefd. De bestaande rechtsmiddelen, procedures en verplichtingen bij de taakuitoefening op zee zijn bekend bij het executief personeel van de Kustwacht. Twee Kustwachtmedewerkers zijn tezamen met afgevaardigden van de partners van de immigratieketen door de IND opgeleid tot hostmanship trainer. Deze trainers instrueren regelmatig de Kustwacht-bemanningen, alsook de partners in de immigratieketen, over de benadering van migranten. Hierbij staat de houding die de kustwachtbemanning aanneemt centraal en wordt geleerd om de benadering te bezien vanuit het perspectief van de migrant. Inlevingsvermogen en begrip voor de overwegingen van de migrant staan daarbij centraal.
8. Zij vragen of de Minister bereid is om een onafhankelijk onderzoek te laten doen naar de mensenrechtelijke verplichtingen van de Kustwacht. Zo nee, dan vragen zij waarom niet.
Antwoord.
Ik zie, onder verwijzing naar mijn uitleg onder antwoord 7, geen aanleiding om de mensenrechtelijke verplichtingen van de Kustwacht aan een onafhankelijk onderzoek te onderwerpen
9. Deze leden vragen of de Minister dan kan aangeven welk mensenrechtelijk kader volgens haar geldt en in hoeverre de procedures en handelwijzen aan dit kader voldoen, in het bijzonder met betrekking tot de mogelijkheid voor mensen die bescherming zoeken om hun rechten uit te oefenen.
Antwoord.
Het richtinggevende juridische kader in dezen wordt gegeven door internationaalrechtelijke verdragen (zoals het EVRM), de Rijkswet Kustwacht en de van toepassing zijnde landswetgeving. De procedures en handelwijzen voldoen aan dit kader.
10. De leden van de Volt-fractie lezen dat het Jaarplan irreguliere Venezolanen als illegalen omschrijft, maar volgens Richtlijn 1.4 van de OHCHR’s Recommended Principles and Guidelines on Human Rights at International Borders moet die term vermeden worden in wetgeving, beleid en praktijk. Deze leden vragen of de Minister de mening deelt dat de term illegalen voor de Venezolaanse migranten in het Caribisch gebied vermeden zou moeten worden. Zo ja, dan vragen de leden van de Volt-fractie of de Minister bereid is om die term te veranderen in het beleid en de praktijk van de Kustwacht.
Antwoord.
Ja. Het kabinet deelt de mening dat de term illegalen voor Venezolaanse migranten die de grens van het Caribisch gebied passeren, vermeden dient te worden. In toekomstige stukken van de Kustwacht zal hier extra op worden gelet.
Zo ook door de Staatssecretaris gecommuniceerd tijdens het commissiedebat «Landspakketten en hervormingen CAS» d.d. 10 maart jl.: Kamerstukken 35 420 en 35 295 IV, nr. 476.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35925-X-75.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.