De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
De departementale begrotingsstaat wordt als volgt gewijzigd:
I
In artikel 4 Beroepsonderwijs en volwassenenonderwijs worden het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verhoogd met € 3.000 (x € 1.000).
II
In artikel 6 Hoger beroepsonderwijs worden het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verlaagd met € 3.000 (x € 1.000).
Toelichting
Op dit moment zijn 2,5 miljoen mensen in Nederland laaggeletterd. Een kwart van de
15-jarigen heeft onvoldoende taalvaardigheid om mee te doen aan de maatschappij in
al haar facetten, terwijl het beschikken over voldoende basisvaardigheden een voorwaarde
is om mee te kunnen komen op bijvoorbeeld de arbeidsmarkt en de samenleving. Ook veel
overheidscommunicatie gaat uit van een bepaald niveau van taalvaardigheid waar momenteel
niet iedereen aan kan voldoen. De situatie is schrijnend, en toch is de trend dat
het aantal laaggeletterde Nederlanders toe- in plaats van afneemt.
Met dit amendement wordt beoogd een extra impuls van € 3 miljoen te creëren waarmee
meer kan worden ingezet op voorkomen van laaggeletterdheid bij de jeugd, en daarmee
het bevorderen van de kansengelijkheid in het onderwijs. Op de huidige opzet van de
begroting wordt het grootste deel van de uitgaven voor de aanpak van laaggeletterdheid
gefinancierd via de MBO-begroting, die onderdeel is van artikel 4 Beroepsonderwijs
en volwasseneneducatie. Om die reden stelt dit amendement voor om de inzet op het
voorkomen van laaggeletterdheid via dit artikel te intensiveren.
Er zijn specifieke groepen, zoals kinderen van minder kapitaalkrachtige ouders, die
vaker aan de basisschool beginnen met een taalachterstand en dat beïnvloedt hun onderwijsprestaties.
Tevens gebeurt het dat, op basis van dezelfde leerprestaties, lagere onderwijsuitkomsten
optreden in de latere onderwijsloopbaan van leerlingen. Onderadvisering en een schoolsysteem
dat moeilijk te navigeren is voor laagtaalvaardige gezinnen spelen hierbij een grote
rol. Refererend aan de inbreng van de experts bij de recente Rondetafel Segregatie
en Kansengelijkheid (o.a. Thijs Bol, Associate Professor Sociologie aan de Universiteit
van Amsterdam), is het van belang dat beleid en de hiervoor ingezette interventies
structureel van aard zijn, wetenschappelijk onderbouwd en landelijk dekkend zijn.
Om echter ook op korte termijn hierin voortgang te boeken, is een impuls in vroegtijdige
taalontwikkeling van jonge kinderen nodig. Dat behoeft enerzijds een intensivering
van de inzet voor laagtaalvaardige gezinnen, en taalontwikkeling door middel van leesbevordering
en leesplezier (maatregel 6a t/m 6e, Kamerbrief 18 maart 2019, Kamerstukken 28 760, nr. 84). Anderzijds behoeft het verbeterde voorlichting aan ouders zodat zij zich makkelijker
door het onderwijssysteem kunnen navigeren. Hierbij is ook het noodzakelijk om een
programma te ontwikkelen om de informatiepositie van ouders bij de middelbare schoolkeuze
te verbeteren.
De dekking van dit amendement wordt gevonden in de onderuitputting van de voor de
coronabanen in het hoger onderwijs beschikbare middelen, onder artikel 6 Hoger onderwijs
(zie p. 22, punt 12 in de memorie van toelichting).
Simons