35 925 VII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2022

H VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 12 mei 2022

De leden van de vaste commissies voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving1, Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit2 en Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning3 hadden kennisgenomen van de brief4 van 14 februari 2022 waarmee aan de Kamer een afschrift werd aangeboden van de brief aan de Tweede Kamer betreffende de programmatische aanpak voor de portefeuille Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening voor de komende jaren. De leden van de fracties van de PVV en de PvdD hadden naar aanleiding hiervan een aantal vragen. De leden van de fractie van de FVD sloten zich bij de vragen van de fractieleden van de PVV aan.

Naar aanleiding hiervan is op 23 maart 2022 een brief gestuurd aan de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.

De Minister heeft op 12 mei 2022 gereageerd.

De commissies brengen bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier voor dit verslag, Dragstra

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN VASTE COMMISSIES VOOR INFRASTRUCTUUR, WATERSTAAT EN OMGEVING, ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT / LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT EN BINNENLANDSE ZAKEN EN DE HOGE COLLEGES VAN STAAT / ALGEMENE ZAKEN EN HUIS VAN DE KONING

Aan de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening

Den Haag, 23 maart 2022

De leden van de vaste commissies voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief5 van 14 februari 2022 waarin u – conform hetgeen u aangaf tijdens het informele kennismakingsgesprek met voornoemde commissies op 1 februari jongstleden – aan de Kamer een afschrift van uw brief aan de Tweede Kamer aanbiedt waarin wordt aangegeven hoe de programmatische aanpak voor de portefeuille Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening voor de komende jaren eruit komt te zien, inclusief een planning voor de komende tijd. De leden van de fracties van de PVV en de PvdD hebben naar aanleiding hiervan de volgende vragen. De leden van de fractie van de FVD sluiten zich graag bij de vragen van de fractieleden van de PVV aan.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV

De leden van de fractie van de PVV verwijzen naar onderstaande passage in bedoelde brief:

«Met het oog op het acute tekort aan woningen voor studenten, spoedzoekers, arbeidsmigranten en daklozen zet ik bovendien in op de bouw van woningen en de transformatie van kantoren tot woningen».6

De leden van de fractie van de PVV merken op dat momenteel onder andere hotels gebruikt worden om Oekraïense vluchtelingen op te vangen. Deze leden vragen de regering of er momenteel plannen zijn (of plannen in de maak zijn), al dan niet met relevante partners, om hotels beschikbaar te stellen voor het huisvesten van onder andere daklozen en spoedzoekers. Zo nee, waarom niet? Graag ontvangen deze leden een gemotiveerd antwoord van de regering.

De leden van de fractie van de PVV verwijzen verder naar de volgende passage in de brief:

«Sommige mensen hebben minder kans bij het vinden van passende woonruimte. Omdat ze zich in een kwetsbare situatie bevinden, afhankelijk zijn van extra zorg of begeleiding, of omdat zij hun leven (opnieuw) moeten opbouwen. Bijvoorbeeld dak- en thuisloze mensen, arbeidsmigranten, mensen met een sociale of medische urgentie, woonwagenbewoners en statushouders.»7

De leden van de fractie van de PVV vragen of de regering kan aangeven, met inachtneming van de gigantische woningcrisis, op welke wijze aan gemeenten tegemoet wordt gekomen die de taakstelling niet kunnen realiseren. Graag ontvangen deze leden een gemotiveerd antwoord van de regering.

De leden van de PVV-fractie verwijzen vervolgens naar de volgende passage in de brief:

«De ruimtelijke opgaven en transities vragen veel ruimte en leiden op tal van plekken tot ingrijpende veranderingen en aanpassingen. Daarbij is het van groot belang om oog te hebben voor ruimtelijke kwaliteit en Nederland mooi te houden».8.

Deze leden vragen de regering om aan te geven hoe te realiseren windturbines op land, in het kader van de energietransitie, bijdragen aan het behoud van de ruimtelijke kwaliteiten van Nederland en het oplossen van de grote woningcrisis. Graag ontvangen deze leden een gemotiveerd antwoord van de regering.

De leden van de fractie van de PVV verwijzen verder naar de volgende passage in de brief:

«Stimuleren snelle woningbouw: wegnemen van belemmeringen door gemeenten financieel te ondersteunen om zodoende 100.000 (grotendeels betaalbare) woningen per jaar te kunnen ontwikkelen; incl. flexen transformatiewoningen.»9.

De leden van de PVV-fractie wensen de volgende passage uit het artikel van 10 maart 2022 uit het FD «Stijgende kosten zetten bouwprojecten onder hoogspanning»10 aan te halen:

«De bouwproductie gaat zeker lijden onder de gestegen prijzen. Bovendien gaat de prijsstijging zo snel dat er alleen dagprijzen zijn: het risico op verdere prijsstijgingen van bouwmaterialen is amper af te dekken. Dat zeggen verschillende experts.

Gestokte houtleveranties uit Rusland, Wit-Rusland en Oekraïne, een stilgelegde staalfabriek van ArcelorMittal en explosief gestegen brandstof- en energieprijzen. De oorlog in Oekraïne is de derde prijsschok die de bouwindustrie treft in korte tijd.».

Voorts verwijzen de leden van de fractie van de PVV naar de volgende passage uit een bericht van de NOS van 11 maart jongstleden:

«In het regeerakkoord hebben de vier coalitiepartijen al afgesproken om de woningbouw te versnellen tot 100.000 woningen per jaar. In De Bouwagenda staat nu dat dit aantal vanaf 2024 gehaald moet worden. Er staat in een voetnoot wel bij dat het gaat om een «bruto toevoeging, exclusief sloop». Het Ministerie van Binnenlandse Zaken, waar volkshuisvesting onder valt, kan desgevraagd geen cijfers geven over het aantal woningen dat de komende twee jaar nog tegen de vlakte gaat»11.

Deze leden vragen de regering naar aanleiding van bovenstaande passages of en hoeveel woningen de komende twee jaar worden gesloopt. In het geval er geen woningen worden gesloopt, waarom niet? Graag ontvangen de leden van de fractie van de PVV een gemotiveerd antwoord van de regering.

Kan de regering de leden van de PVV-fractie tevens aangeven in hoeverre deze ontwikkelingen een negatieve invloed hebben op de te behalen doelstellingen, alsmede op hetgeen de regering kan en wil doen om eventuele negatieve invloeden tegen te gaan? Graag ontvangen deze leden een gemotiveerd antwoord van de regering.

Ten aanzien van de volgende passage uit de brief, hebben de leden van de fractie van de PVV eveneens een vraag:

«Verder is ten aanzien van het programma Verduurzaming gebouwde omgeving nu al voorzien dat wijziging van de bouwregelgeving (Besluit bouwwerken leefomgeving) noodzakelijk is. Dit in verband met de implementatie van het «Fit for 55» -pakket van de Europese Commissie om 55 procent minder CO2-uitstoot te bewerkstelligen in 2030 én in verband met de implementatie van de herziene EPBD-richtlijn. Daarnaast wordt ter uitvoering van het klimaatakkoord de wijkgerichte aanpak om de energietransitie mogelijk te maken verder vormgegeven met het wetsvoorstel «Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie».

Ook wordt Besluit bouwwerken leefomgeving verbeterd om belemmeringen voor de woningbouw weg te nemen.»12.

Deze leden vragen de regering of zij kan aangeven op welke wijze «Fit for 55»-pakket invloed van invloed zal zijn op de te behalen woningbouwdoelstellingen, alsmede wat de regering kan en wil doen om eventuele negatieve effecten tegen te gaan. Graag ontvangen deze leden een gemotiveerd antwoord van de regering.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdD

De leden van de fractie van de PvdD zijn verheugd dat de regering aankondigt dat de opgaven waarvoor Nederland zich gesteld ziet met betrekking tot de klimaatcrisis en het oplossen van het tekort aan woningen vereist dat de rijksoverheid meer regie zal moeten gaan voeren.

Met belangstelling zien deze leden uit naar de plannen op dit punt voor zover deze betrekking hebben op het terugdringen van (intensieve)veeteelt- en pluimveebedrijven en het benutten van grond voor natuur en woningbouw. Reeds op voorhand hebben de leden van de fractie van de PvdD de volgende vragen.

  • 1. Kan de regering in de aangekondigde brieven ingaan op de vraag via welke instrumenten bereikt kan worden dat (intensieve)veeteelt- en pluimveebedrijven in het landelijk gebied worden teruggedrongen en deze gebieden benut zullen kunnen worden voor het creëren van natuurgebieden en woningbouw?

  • 2. Hoe verhoudt zich tot de wens en noodzaak van Rijksregie het gegeven dat de regering heeft aangekondigd dat op 1 januari 2023 de Omgevingswet zal gaan gelden, welke wet juist uitgaat van het terugdringen van Rijksregie en het prioriteren van planvorming op decentraal niveau? De regering schrijft in de brief: «voor meer regie vanuit het Rijk verwacht ik dat het huidige instrumentarium echter onvoldoende is»13. Kan de regering aangeven in hoeverre de invoering van de Omgevingswet zal leiden tot een verder terugdringen van Rijksregie in plaats van versterking van de Rijksregie?

  • 3. Deelt de regering de opvatting van de fractieleden van de PvdD dat het uitgangspunt van de Omgevingswet inhoudende dat planvorming op decentraal niveau de voorkeur verdient en Rijksregie geen prioriteit mag krijgen, door de ontwikkelingen achterhaald is? Ook de regering acht het immers noodzakelijk dat de klimaatcrisis adequaat wordt aangepakt en dat «een visie van de verschillende bewindspersonen in het fysieke domein» aan de orde dient te komen.

De leden van de vaste commissies voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning zien met belangstelling uit naar uw reactie en ontvangen deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.

De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, H.J. Meijer

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, L.P. van der Linden MSc.

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis der Koning, B.O. Dittrich

BRIEF VAN DE MINISTER VOOR VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 mei 2022

Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de schriftelijke vragen die zijn gesteld door de fracties van de PVV en PvdD naar aanleiding van mijn brief van 14 februari 2022. Daarin wordt aangegeven hoe de programmatische aanpak voor de portefeuille Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening voor de komende jaren eruit komt te zien. De vragen zijn ingezonden per brief op 23 maart 2022 met kenmerk 170956U.

De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge

Vragen van de leden van de fractie van de PVV

Vraag 1

De leden van de fractie van de PVV vragen de regering of er momenteel plannen zijn (of plannen in de maak zijn), al dan niet met relevante partners, om hotels beschikbaar te stellen voor het huisvesten van onder andere daklozen en spoedzoekers. Zo nee, waarom niet? Graag ontvangen deze leden een gemotiveerd antwoord van de regering.

Antwoord

Het klopt dat op dit moment verschillende locaties door het land worden ingezet voor de opvang van Vluchtelingen uit Oekraïne. De veiligheidsregio’s zijn hiervoor aan zet en bepalen hoe en waar de opvanglocaties worden ingericht. De inzet van deze locaties voor vluchtelingen uit Oekraïne moet gezien worden als opvang en vormen tijdelijke oplossingen voor noodsituaties. Voor studenten, spoedzoekers, arbeidsmigranten en daklozen zet het kabinet en in het bijzonder de Minister voor VRO, in op het zo snel mogelijk realiseren van betaalbare huisvesting. Doelstelling is het realiseren van 900.000 woningen tot en met 2030. Dat betekent 100.000 woningen per jaar waarvan twee derde betaalbaar voor mensen met een laag- of middeninkomen. Het streven is om bij de realisatie van 100.000 woningen per jaar, 15.000 woningen door transformatie te realiseren.

Vraag 2

De leden van de fractie van de PVV vragen of de regering kan aangeven, met inachtneming van de gigantische woningcrisis, op welke wijze aan gemeenten tegemoet wordt gekomen die de taakstelling niet kunnen realiseren. Graag ontvangen deze leden een gemotiveerd antwoord van de regering.

Antwoord

Wonen is een grondrecht; het vormt de basis van ieders bestaan. Het is dan ook belangrijk dat iedereen een kans maakt op een passende woning. De afgelopen jaren werd geloofd dat de markt dat alleen zou kunnen oplossen, maar inmiddels is duidelijk dat de regie op de volkshuisvesting hernomen moet worden als we meer en sneller willen bouwen. In het bijzonder waar het om huishoudens in een kwetsbare situatie gaat.

In de Nationale Woon- en Bouwagenda14en mijn brief van 14 februari15 heb ik uiteengezet hoe ik dat wil bereiken. Hiermee werken we aan de structurele oplossingen. Voor de korte termijn zet ik ten aanzien van de vergunninghouders in op zogeheten tussenvoorzieningen. Dit geeft gemeenten de mogelijkheid om vergunninghouders en andere spoedzoekers te huisvesten zonder dat dit de druk op de lokale volkshuisvesting vergroot. Het Rijksvastgoedbedrijf kan gemeenten ondersteunen bij deze opgaven. Vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid wordt daarnaast de HAR (hotel- en accommodatie regeling) aangeboden, waarmee gemeenten vergunninghouders tijdelijk kunnen onderbrengen in bijvoorbeeld een hostel. Tot slot wordt een brede ondersteuningsstructuur voor gemeenten ingericht waar zij door experts worden bijgestaan met al hun vragen over de opvang van asielzoekers en de huisvesting en integratie van vergunninghouders.

Vraag 3

De leden van de PVV-fractie vragen de regering om aan te geven hoe te realiseren windturbines op land, in het kader van de energietransitie, bijdragen aan het behoud van de ruimtelijke kwaliteiten van Nederland en het oplossen van de grote woningcrisis. Graag ontvangen deze leden een gemotiveerd antwoord van de regering.

Antwoord

Zoals aangegeven zijn er meerdere grote transities die om ruimte vragen. Eén van deze transities is de energietransitie. Energietransitie is nodig om de CO2-uitstoot drastisch te verlagen en klimaatverandering tegen te gaan. Een groot deel van de CO2-uitstoot wordt veroorzaakt door de elektriciteitscentrales en dan vooral kolencentrales. Om blijvend te kunnen voorzien in de behoefte aan energie, in dit geval elektriciteit, zijn andere vormen van duurzame energie nodig. Windenergie is momenteel een van de technieken die het verst ontwikkeld is, dat wil zeggen per eenheid een hoge opbrengst kent. De opbrengst van zonnepanelen is aanzienlijk lager. En als de zonnepanelen deze «in de wei» gelegd worden, gaat dit ten koste van ruimte voor andere doeleinden zoals woningbouw.

Vraag 4

De leden van de fractie van de PVV vragen de regering of en hoeveel woningen de komende twee jaar worden gesloopt. In het geval er geen woningen worden gesloopt, waarom niet? Graag ontvangen de leden van de fractie van de PVV een gemotiveerd antwoord van de regering.

Antwoord

Het ABF maakt ramingen hoeveel woningen de komende twee jaren (naar verwachting) worden gesloopt. Het aantal gesloopte woningen per jaar is te vinden in tabel 1.

Tabel 1: Cijfers sloop Bron: ABF, Primos 2021

Sloop – Nederland

     
 

2022

2023

2024

Sloop

11.390

11.480

11.590

* Het betreft een schatting, cijfers sloop zijn inclusief functieverandering en samenvoeging van woningen.

Vraag 5

Kan de regering de leden van de PVV-fractie aangeven in hoeverre prijsstijgingen van bouwmaterialen een negatieve invloed hebben op de te behalen doelstellingen, alsmede op hetgeen de regering kan en wil doen om eventuele negatieve invloeden tegen te gaan? Graag ontvangen deze leden een gemotiveerd antwoord van de regering.

Antwoord

Het kabinet houdt de prijzen van bouwmaterialen nauwlettend in de gaten en kijkt daarbij ook naar de gevolgen voor woningbouw. Hierbij is er ook contact met de sector. Er is sprake van tekorten en prijsstijgingen van materialen, echter op dit moment zijn er nog geen aanwijzingen dat deze een substantiële impact hebben op de te behalen doelstellingen. Mocht de situatie aanblijven of verergeren kan dit wel het geval zijn. Op dat moment zal bezien worden welke acties het kabinet kan inzetten.

Vraag 6

De leden van de PVV-fractie vragen de regering of zij kan aangeven op welke wijze «Fit for 55»-pakket invloed van invloed zal zijn op de te behalen woningbouwdoelstellingen, alsmede wat de regering kan en wil doen om eventuele negatieve effecten tegen te gaan. Graag ontvangen deze leden een gemotiveerd antwoord van de regering.

Antwoord

De komende jaren zijn er geen consequenties als gevolg van het EPBD-voorstel te verwachten voor de nieuwbouwplannen. De energieprestatie gerelateerde nieuwbouw-eisen zullen conform het voorstel vanaf 2027 van kracht zijn voor overheidsgebouwen en vanaf 2030 voor de overige utiliteitsgebouwen en woningbouw.

Voor de periode vanaf de inwerkingtreding van de EPBD is het Nederlandse standpunt in Brussel dat – net als nu het geval is – de lidstaten voldoende maatwerk en flexibiliteit behouden. Het betreft de energieprestatiemethodiek en de vormgeving van de energieprestatie-eisen. Hierbij is aandacht voor onder andere de waardering van hernieuwbare energie in collectieve netten, het vaststellen van primaire energiefactoren en het formuleren van uitzonderingsgronden. Hierdoor is Nederland op het moment dat de nieuwbouwnorm uitgevoerd moet worden, dan goed op voorbereid.

Vragen van de leden van de fractie van de PvdD

Vraag 1

Kan de regering in de aangekondigde brieven ingaan op de vraag via welke instrumenten bereikt kan worden dat (intensieve)veeteelt- en pluimveebedrijven in het landelijk gebied worden teruggedrongen en deze gebieden benut zullen kunnen worden voor het creëren van natuurgebieden en woningbouw?

Antwoord

Krimp van de veehouderij is geen doel op zich, maar zal in bepaalde gebieden wel een resultante zijn van de aanpak van opgaven in het landelijk gebied. In de huidige aanpak stikstof wordt er bijvoorbeeld ingezet op het stoppen van boeren met de Landelijke Beëindigingsmaatregel Veehouderijlocaties (LBV) en de maatregel Gerichte Aankoop (MGA). Ook in de integrale gebiedsgerichte aanpak zal er ondersteuning zijn voor boeren die stoppen, en ook voor boeren die blijven. De Hoofdlijnenbrief van de Minister voor Natuur en Stikstof geeft de richting van de aanpak aan. In het kader van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) wil het Rijk met de 12 provincies afspraken maken over hoe te werken aan de grote opgaven met een (directe of indirecte) fysieke impact in het landelijk gebied, samen met de medeoverheden. Rijk en provincies kunnen afspreken om bepaalde nationale beleidsopgaven mee te wegen in de gebiedsuitwerkingen, zoals ruimte voor wonen. Eind mei zal de Startnotitie NPLG gereed zijn en aan de Kamer worden gezonden. Ook zal het thema worden benoemd in de ruimtelijke ordeningsbrief. Nog voor de zomer zal de Minister van LNV een brief naar de Kamer verzenden over hoe het kabinet het perspectief voor de landbouw ziet en wil versterken. Daarbij zal oog zijn voor de variatie aan sectoren, gebieden en ontwikkelperspectieven waarmee rekening moet worden gehouden.

Vraag 2

Hoe verhoudt zich tot de wens en noodzaak van Rijksregie het gegeven dat de regering heeft aangekondigd dat op 1 januari 2023 de Omgevingswet zal gaan gelden, welke wet juist uitgaat van het terugdringen van Rijksregie en het prioriteren van planvorming op decentraal niveau? De regering schrijft in de brief: «voor meer regie vanuit het Rijk verwacht ik dat het huidige instrumentarium echter onvoldoende is». Kan de regering aangeven in hoeverre de invoering van de Omgevingswet zal leiden tot een verder terugdringen van Rijksregie in plaats van versterking van de Rijksregie?

Antwoord

De invoering van de Omgevingswet leidt niet tot verder terugdringen van de mogelijkheden om rijksregie uit te oefenen. Het terugdringen van rijksregie is ook geen uitgangspunt geweest van Omgevingswet. In de Omgevingswet zijn de bestaande instrumenten en regels uit de bestaande sectorale wetgeving samengebracht, waarbij bewust geen afbreuk is gedaan aan de op dat moment bestaande regiemogelijkheden voor Rijk en provincies. De wetgever was zich er indertijd van bewust dat er een tijd zou aanbreken dat er meer regie nodig zou zijn, zoals blijkt uit de memorie van toelichting bij de Omgevingswet:

«Ook nu nog kunnen provinciebesturen of het Rijk besluiten om de zorg voor aspecten van de fysieke leefomgeving naar zich toe te trekken of voorwaarden te stellen aan de taak- of bevoegdheidsuitoefening door gemeenten of provincies. In de loop van de tijd is er sprake van een continu proces van oppakken en loslaten, afhankelijk van de opgaven waar de maatschappij voor gesteld staat en de mogelijkheden voor verschillende bestuursorganen om bij te dragen aan de oplossing daarvan.» (Kamerstukken II 2013/14, 33 962, nr. 3, p. 76)

De instrumenten om regie te nemen zoals die zijn opgenomen in bijvoorbeeld de Wet ruimtelijke ordening komen daarom herkenbaar terug in de Omgevingswet en zijn zelfs op punten breder toepasbaar, omdat in het bestemmingsplan slechts ruimtelijk relevante regels opgenomen kunnen worden, terwijl in het omgevingsplan ook andere regels opgenomen kunnen worden, bijvoorbeeld op het gebied van klimaat.

Waar het gaat om de regie op de volkshuisvesting lijkt wel instrumentarium te ontbreken, dat er overigens onder het huidig recht ook niet is. Bijvoorbeeld een mogelijkheid voor het Rijk om te sturen op het percentage sociale verhuur bij woningbouwlocaties. Daartoe is de Wet versterken regie volkshuisvesting in voorbereiding, zoals aangekondigd in de Nationale Woon- en Bouwagenda (Kamerstukken II 2021/22, 32 847, nr. 878).

Vraag 3

Deelt de regering de opvatting van de fractieleden van de PvdD dat het uitgangspunt van de Omgevingswet inhoudende dat planvorming op decentraal niveau de voorkeur verdient en Rijksregie geen prioriteit mag krijgen, door de ontwikkelingen achterhaald is? Ook de regering acht het immers noodzakelijk dat de klimaatcrisis adequaat wordt aangepakt en dat «een visie van de verschillende bewindspersonen in het fysieke domein» aan de orde dient te komen.

Antwoord

Het uitgangspunt «decentraal, tenzij» laat, zoals beschreven in het antwoord op de vorige vraag, ruimte voor sturing door het Rijk. Het blijft zo dat inrichting van de woon- en leefomgeving een gezamenlijke opgave van alle overheden gezamenlijk is. Het kabinet ziet daarbij een grotere rol voor het Rijk bij het nemen van regie. Regie vanuit het Rijk betekent immers niet het centraliseren van taken en verantwoordelijkheden, maar het geven van richting op grote opgaven en het regisseren van een goed samenspel. Begin mei ontvangt uw Kamer een brief, mede namens alle bewindspersonen uit het fysieke domein, waarin we beschrijven hoe we gezamenlijk invulling geven aan de regie in de ruimtelijke ordening. Dit begint met duidelijk maken wat de opgaven zijn en hoe de deze samen hangen. Op de acute vraagstukken die het kabinet ziet aankomen wordt bepaald hoe en wanneer het kabinet daarin keuzes gaat maken en dit samen met de medeoverheden tot uitvoering gaat brengen. De kaders voor die samenwerking op Rijksniveau en met de andere overheden zijn opgenomen in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) en worden nu verder uitgewerkt in de aanscherping van de NOVI. Daarmee geeft het een aangescherpte visie weer over de toekomstige ontwikkeling van de fysieke leefomgeving en waar we steviger op kunnen sturen. Met inzet van juridische instrumenten zoals instructieregels of omgevingswaarden kan het Rijk de regierol waar nodig dwingender vormgeven. Het kabinet zal bij de aanscherping bezien welke keuzes juridisch vastgelegd moeten worden in wet- en regelgeving.


X Noot
1

Samenstelling:

Atsma (CDA), De Boer (GL), Van Dijk (SGP), Pijlman (D66), Klip-Martin (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV), arbouw (VVD), Bezaan (PVV), Fiers (PvdA), Dessing (FVD), Geerdink (VVD), Janssen (SP), Kluit (GL), Van der Linden (Fractie-Nanninga), Meijer (VVD) (voorzitter), Moonen (D66), Nicolaï (PvdD), Prins (CDA), Recourt (PvdA), Rietkerk (CDA), Vendrik (GL), Verkerk (CU), De Vries (Fractie-Otten), Van Pareren (Fractie-Nanninga), Raven (OSF) en Karakus (PvdA) (ondervoorzitter).

X Noot
2

Samenstelling:

Koffeman (PvdD), Faber-Van de Klashorst (PVV), Van Strien (PVV), Gerkens (SP), Atsma (CDA) (ondervoorzitter), Pijlman (D66), Schalk (SGP), Klip-Martin (VVD), Van Rooijen (50PLUS), Van Ballekom (VVD), Vos (VVD), Crone (PvdA), Dessing (FVD), Van Gurp (GL), Huizinga-Heringa (CU), Kluit (GL), Van der Linden (Fractie-Nanninga) (voorzitter), Meijer (VVD), Otten (Fractie-Otten), Prins (CDA), Vendrik (GL), Van der Voort (D66), Berkhout (Fractie-Nanninga), Raven (OSF), Karakus (PvdA) en N.J.J. van Kesteren (CDA).

X Noot
3

Samenstelling:

Kox (SP), Ganzevoort (GL), De Boer (GL), Van Hattem (PVV), Pijlman (D66), Rombouts (CDA), Schalk (SGP), Koole (PvdA), Klip-Martin (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), Bezaan (VVD), Van den Berg (VVD), Crone (PvdA), Dittrich (D66) (voorzitter), Doornhof (CDA), Frentrop (Fractie-Frentrop), Meijer (VVD), Nicolaï (PvdD) (ondervoorzitter), Rietkerk (CDA), Rosenmöller (GL), De Vries (Fractie-Otten), Keunen (VVD), Van der Linden (Fractie-Nanninga), Van Pareren (Fractie-Nanninga), Raven (OSF), Talsma (CU) en Dessing (FVD).

X Noot
4

Kamerstukken I 2021/22, 35 925 VII, D.

X Noot
5

Kamerstukken I 2021/22, 35 925 VII, D.

X Noot
6

Kamerstukken I 2021/22, 35 925 VII, D, p. 3–4.

X Noot
7

Kamerstukken I 2021/22, 35 925 VII, D, p. 4.

X Noot
8

Kamerstukken I 2021/22, 35 925 VII, D, p. 10.

X Noot
9

Kamerstukken I 2021/22, 35 925 VII, D, p. 4.

X Noot
10

Clahsen, A. (2022, 10 maart) Stijgende kosten zetten bouwproject onder hoogspanning. FD. Geraadpleegd van https://fd.nl/bedrijfsleven/1432702/stijgende-kosten-zetten-bouwprojecten-onder-hoogspanning.

X Noot
12

Kamerstukken I 2021/22, 35 925 VII, D, p. 12.

X Noot
13

Kamerstukken I 2021/22, 35 925 VII, D, p. 12.

X Noot
14

Kamerstuk 32 847, nummer 878.

X Noot
15

Kamerstuk 35 925 VII, nummer 137.

Naar boven