35 868 Wijziging van het voorstel van wet houdende algemene regels inzake het elektronisch verkeer in het publieke domein en inzake de generieke digitale infrastructuur (Wet digitale overheid)

C/ Nr. 18 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 28 augustus 2023.

De wens dat het in het ontwerp van de maatregel geregelde onderwerp bij wet wordt geregeld kan door of namens een van beide Kamers te kennen worden gegeven uiterlijk op 25 september 2023.

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 augustus 2023

Hierbij bied ik u aan het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit digitale overheid in verband met regels over directe bevraging van de gezagsmodule. Dit besluit regelt de werking van een module die het voor bepaalde organisaties (zoals Veilig Thuis, de Koninklijke Marechaussee, Belastingdienst) voor hun taakuitoefening mogelijk maakt om snel en betrouwbaar na te gaan welke personen gezag hebben over een minderjarige. Voor de inhoud van het ontwerpbesluit verwijs ik u naar de ontwerpnota van toelichting.

De voorlegging geschiedt in het kader van de voorgeschreven voorhangprocedure (artikel 25, leden 1 en 2) van Wet digitale overheid en biedt uw Kamer de mogelijkheid zich uit te spreken over het ontwerpbesluit voordat het aan de Afdeling advisering van de Raad van State zal worden voorgelegd en vervolgens zal worden vastgesteld.

Op grond van de aangehaalde bepalingen geschiedt de voordracht aan de Koning ter verkrijging van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State over het ontwerpbesluit niet eerder dan vier weken nadat het ontwerpbesluit aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd. Gelet op het feit dat dit besluit is aangeboden tijdens het zomerreces volgt uit aanwijzing 2.38 van de Aanwijzingen voor de regelgeving dat een advies over het conceptbesluit niet eerder dan op 25 september 2023 zal worden gevraagd.

Een gelijkluidende brief heb ik gezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, A.C. van Huffelen

Naar boven