Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 februari 2022
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft mij bij brief van 8 november 2021
verzocht om een reactie op een brief van het Huis voor klokkenluiders van 28 oktober
2021 met als onderwerp «stand van zaken en voortgang Huis voor klokkenluiders». In
mijn brief van 4 februari jl. in reactie op een verzoek van de vaste commissie voor
Binnenlandse Zaken over het wetsvoorstel ter implementatie van de EU-klokkenluidersrichtlijn,1 heb ik gemeld dat ik u spoedig mijn reactie op de brief van het Huis voor klokkenluiders
zou sturen. Met deze brief voldoe ik aan uw verzoek.
Het Huis voor klokkenluiders (hierna: het Huis) heeft uw Kamer geïnformeerd over de
stand van zaken bij het Huis in 2021 en heeft daarbij zijn opvattingen gedeeld over
de implementatie van de EU-klokkenluidersrichtlijn (hierna: de richtlijn).
Implementatie van de richtlijn
Het Huis is van mening dat de richtlijn ruimhartig geïmplementeerd zou moeten worden,
waarbij ook de uitkomsten van de evaluatie van de Wet Huis voor klokkenluiders uit
september 2020 moeten worden betrokken. Het Huis bepleit in zijn brief in het implementatiewetsvoorstel
ten minste drie onderwerpen te realiseren waarmee tevens recht wordt gedaan aan de
EU-richtlijn. Deze onderwerpen betreffen (1) een onafhankelijk fonds waar melders
van misstanden en inbreuken op het Unierecht een beroep op kunnen doen, (2) dwangmiddelen/
het toekennen van bestuursrechtelijke bevoegdheden aan het Huis en (3) wettelijke
verankering van de preventietaak van het Huis. Door mijn ambtsvoorganger is op 14 december
2021 (Kamerstuk 35 851, nr. 6) een nota naar aanleiding van het verslag uitgebracht waarin, naar aanleiding van
vragen van uw Kamer, ook op een aantal punten die het Huis naar voren brengt, is ingegaan.
In mijn brief van 4 februari jl. heb ik u laten weten dat ik graag met uw Kamer wil
bezien op welke punten uit de wetsevaluatie het implementatiewetsvoorstel kan worden
aangevuld met het oog op verdere versterking van de positie van klokkenluiders. Mijn
voorstel is om daarbij ook de onderwerpen die het Huis in zijn brief van 28 oktober
2021 heeft genoemd te betrekken.
Stand van zaken bij het Huis in 2021
Van de resultaten in 2021 bij het Huis heb ik met belangstelling kennisgenomen. In
het kader van de verdere professionalisering van de bedrijfsvoering heeft mijn ministerie
hier met het Huis over gesproken en daarbij gewezen op de lange doorlooptijden van
onderzoeken. Het Huis heeft hierop aangegeven dat de lange doorlooptijden terug te
voeren zijn op oude onderzoeken waarbij gewerkt wordt volgens het destijds vastgestelde
(verouderde) onderzoeksprotocol wat veel tijd vergt. In nieuwe zaken wordt gewerkt
met het in 2021 vernieuwde onderzoeksprotocol.2 Dat onderzoeksprotocol bevordert een snellere doorlooptijd van de onderzoeken.
Mijn ministerie zal met het Huis nadere afspraken maken over de monitoring van de
doorlooptijden van onderzoeken. Het is van belang dat het Huis de in behandeling zijnde
onderzoeken voortvarend afrondt, omdat het Huis daarmee, naast de adviestaak, zijn
toegevoegde waarde voor klokkenluiders laat zien.
In het binnenkort te verschijnen jaarverslag van het Huis zal het bestuur een beschrijving
geven van de taakuitoefening en het gevoerde beleid van het Huis over heel 2021. Dit
jaarverslag zal het Huis ook delen met beide Kamers.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot