35 808 Wijziging van de Wet publieke gezondheid vanwege de invoering van aanvullende tijdelijke maatregelen voor het internationaal personenverkeer in verband met de bestrijding van de epidemie van covid-19

B VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIES VOOR JUSTITIE EN VEILIGHEID1 VOOR VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT2, VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN DE HOGE COLLEGES VAN STAAT / ALGEMENE ZAKEN EN HUIS VAN DE KONING3 EN VOOR INFRASTRUCTUUR, WATERSTAAT EN OMGEVING4

Vastgesteld 20 mei 2021

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel geeft de commissies aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

1. Inleiding

Met interesse hebben de leden van VVD-fractie kennisgenomen van dit wetsvoorstel, het Tweede Kamerdebat en de besluitvorming op 11 mei 2021 in de Tweede Kamer. Naar aanleiding hiervan brengen zij een aantal vragen in. Zij danken de regering bij voorbaat voor alle inspanningen en zien uit naar de antwoorden.

De CDA-fractieleden hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben in dezen nog vragen over de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij onderschrijven het uitgangspunt dat internationaal reizen tijdens de covid-19-pandemie grote risico’s van verspreiding met zich meebrengt. Zij kunnen zich voorstellen dat een quarantaineplicht een maatregel is waarmee die risico’s verminderd kunnen worden. De leden zien ook dat een quarantaine een indringende inperking is die meerdere grondrechten raakt, waardoor extra zorgvuldigheid geboden is. Zij hebben nog enkele vragen.

De fractieleden van de Fractie-Nanninga hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben naar aanleiding daarvan een aantal vragen. Deze vragen worden ook gesteld in het verslag bij het wetsvoorstel Wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met het stellen van tijdelijke regels over de inzet van coronatoegangsbewijzen bij de bestrijding van het virus SARS-CoV-2 (Tijdelijke wet coronatoegangsbewijzen)5.

De leden van de fractie van de PvdA hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel over de quarantaineplicht voor inreizigers uit hoogrisicogebieden. Hoewel zij het eens zijn met de intentie van de regering, namelijk het zoveel mogelijk beperken van besmettingsgevaar, hebben zij toch enkele vragen over dit wetsvoorstel, voornamelijk met betrekking tot de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. Zij zien de beantwoording daarvan met belangstelling tegemoet.

De leden van de SP-fractie hebben over het voorliggende wetsvoorstel nog een aantal vragen en opmerkingen. Tevens hebben zij een algemene vraag, die ook gesteld wordt in het verslag bij het wetsvoorstel Wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met het stellen van tijdelijke regels over de inzet van coronatoegangsbewijzen bij de bestrijding van het virus SARS-CoV-2 (Tijdelijke wet coronatoegangsbewijzen)6.

De fractieleden van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel inzake quarantaineplicht voor inreizigers uit hoogrisicogebieden. Zij hebben daarover nog een enkele vraag en zien uit naar de antwoorden van de regering.

De leden van de fractie van de PvdD hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben een aantal vragen.

De leden van de 50PLUS-fractie hebben een aantal vragen over het wetsvoorstel. Zij hebben vragen over zowel de quarantaineplicht ten aanzien van arbeidsmigranten als de uitvoerbaarheid.

Met belangstelling hebben de leden van de SGP-fractie kennisgenomen van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met thuisquarantaine. Zij merken op dat de huidige quarantainemaatregel op grond van artikel 35 van de Wet publieke gezondheid (hierna: Wpg) nu wordt omgezet in een wettelijke regeling op basis waarvan vergaande bevoegdheden kunnen worden ingezet. De leden van de SGP-fractie hebben de nodige vragen.

2. Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

Reizigers met de verplichting tot thuisquarantaine moeten thuis telefonisch bereikbaar zijn voor een toezichthouder die in eerste instantie telefonisch contact opneemt. Hoe valt het in het kader van uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid te controleren of iemand daadwerkelijk thuis de telefoon opneemt als een contoleur belt (en niet de telefoon in een ander huis opneemt), zo vragen de VVD-fractieleden.

Naar schatting heeft 3 tot 5% van de Nederlanders geen telefoon: hoe wordt deze groep gecontroleerd? Door steekproefsgewijs controleurs huisbezoeken te laten afleggen?

Kan de regering aangeven of de in de Tweede Kamer aangenomen motie-Aukje de Vries/Palland7 over het uitzonderen van personen met een covid-19-vaccinatiebewijs voor verplichte thuisquarantaine direct zal worden geïmplementeerd als in week 20 blijkt dat de Gezondheidsraad en het Outbreak Management Team (hierna: OMT) in navolging van het European Centre for Disease Prevention and Control van mening zijn dat volledig gevaccineerde personen geen groot risico meer vormen voor virustransmissie?

3. Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

In artikel 58nb van het wetsvoorstel wordt bepaald dat een inreiziger uit een zeer hoogrisicogebied verplicht is maximaal 14 dagen dan wel tot aan een negatieve testuitslag in quarantaine te gaan en daarbij bereikbaar dient te zijn voor de toezichthouder. Wel mag men in een noodsituatie het huis verlaten. Kan de regering aangeven wie het oordeel hierover mag vellen? Hebben de CDA-fractieleden het goed begrepen dat dit besluit kan worden genomen door de burgemeester, in lijn met artikel 58nc, vierde lid, van het wetsvoorstel?

De CDA-fractieleden hebben vragen bij de handhaafbaarheid van dit wetsvoorstel. Bij het georganiseerd personenvervoer wordt een zogenaamd belteam ingezet om inreizigers uit zeer hoogrisicogebieden te monitoren of zij thuis zijn. Daarvoor zal in veel gevallen op de verklaring van de inreiziger zijn mobiele telefoon zijn opgegeven. Heel concreet: hoe zeker is een medewerker van het belteam of een inreiziger in zijn tuin zit of in het park loopt? Is er – gezien de inzet van tien medewerkers – sprake van een reële pakkans? Op basis waarvan is de omvang van het belteam bepaald? Een reële pakkans vergroot immers de impact van de handhaafbaarheid en daarmee het doel van dit wetsvoorstel. En bij welke percentages wordt bepaald of het belteam moet worden uitgebreid?

Het overgrote deel van inreizigers (meer dan 90%) komt met de auto Nederland binnen. Komende vanuit hoogrisicogebieden betekent dat een verplichte negatieve PCR-test en komende vanuit zeer hoogrisicogebieden geldt de quarantaineplicht. Hoewel Europa op dit moment gelukkig is gevrijwaard van zeer hoogrisicogebieden, is dat geen garantie voor de toekomst. Extra reden voor de vraag hoe de monitoring, de controle in dezen wordt uitgevoerd. Worden auto’s zomaar aangehouden en de reizigers gecheckt? Geldt dat voor heel Nederland of alleen de grensgebieden? Of worden met name auto’s met buitenlandse kentekens gecheckt?

Aangegeven is dat logischerwijze de verplichtingen van een negatieve testuitslag dan wel van quarantaine ook voor seizoenarbeiders en arbeidsmigranten gelden. En dat de werkgevers in dezen ook een zorgplicht hebben om bij quarantaine de werknemers ook te voorzien van eten en andere zaken. Uit meerdere onderzoeken van de afgelopen tijd blijkt dat vele seizoenarbeiders en arbeidsmigranten niet te traceren zijn. Kan de regering aangeven hoe zij juist voor deze groep, die in verhouding meer reisbewegingen maakt, de monitoring en handhaving organiseert? En hoe juist voor deze groepen, zoals toegezegd tijdens het overleg in de Tweede Kamer, speciale doelgroepgerichte communicatie zal worden ingezet? Dat geldt zowel voor de communicatie over de wet alsook om de communicatie en uitnodigingen voor vaccinatie.

4. Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

De regering verwijst voor de kwantitatieve onderbouwing van het wetsvoorstel naar verspreidingscijfers van vorig jaar, waaruit blijkt dat inreizigers vorige zomer tot 12% hebben bijgedragen aan de import van covid-19 en dat tussen de 25% en 36% van de reizigers vorig jaar de infectie mogelijk verder heeft verspreid. De GroenLinks-fractieleden constateren dat deze cijfers komen uit een periode waarin nog geen negatief covid-19-testresultaat werd vereist voor het inreizen, nu deze maatregel voor inreizigers via vliegtuig, boot, trein, en bus pas sinds 29 december 2020 geldt. Sindsdien is het testvereiste nog verder aangescherpt, met de keuze tussen een PCR-test die maximaal 24 uur oud is of een PCR-test en een sneltest. De cijfers van de zomer van 2020 zijn daarom naar het oordeel van voornoemde leden niet geschikt om de noodzaak en proportionaliteit van het voorliggende wetsvoorstel te onderbouwen, of om dit te beoordelen.

De leden verzoeken de regering daarom de volgende cijfermatige informatie te verstrekken:

  • het aantal nieuwe covid-19-besmettingen veroorzaakt door inreizigers uit hoogrisicogebieden via vliegtuig, boot, trein, en bus na het invoeren van de testverplichting, met een uitsplitsing van de cijfers voor en na het aanscherpen van de testverplichting bij wijze van een dubbele testverplichting en/of een recentere PCR-test;

  • het aantal nieuwe covid-19-besmettingen veroorzaakt door inreizigers uit hoogrisicogebieden in dezelfde periode met eigen vervoer, waarvoor geen testverplichting geldt;

  • het aantal en het percentage van de inreizigers die beschikten over een maximaal 72 uur oude PCR-test (uit de periode voor de aanscherping van de testverplichting) en die alsnog besmet bleken met covid-19.

Indien deze specifieke cijfers niet beschikbaar zijn, vragen de leden de regering om een onderbouwde inschatting te maken, bijvoorbeeld met behulp van algemene cijfers over het percentage personen dat na een negatieve PCR- en/of sneltest toch besmet blijkt te zijn met covid-19 en de onderzoeksresultaten over naleving van de quarantaineadviezen. Kan de regering de onderbouwing van de noodzaak van de quarantaineplicht aanpassen aan deze actuele cijfers?

De regering geeft in de beantwoording van de schriftelijke vragen van de Tweede Kamer en het wetgevingsoverleg aan dat het regelen van de quarantaineplicht in een aparte wet niet voor de hand ligt vanwege samenhang met andere maatregelen ter bestrijding van covid-19, en dat indien de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 komt te vervallen maar deelonderwerpen nog nodig worden geacht, de regering een nieuw voorstel zal doen. De Tijdelijke wet maatregelen covid-19 zal naar verwachting verlengd worden tot 1 september 2021. Is de regering het met de leden van de GroenLinks-fractie eens dat het streven moet zijn de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 – met daarin de basisregel van het afstand houden – na 1 september 2021 niet te verlengen, en is zij met het oog daarop ook al actief bezig met het voorbereiden van wetgeving voor de onderdelen die naar verwachting langer zullen moeten gelden, zoals wellicht de mogelijkheid van het opleggen van een quarantaineplicht? Is de regering het met de leden van de GroenLinks-fractie eens dat het wenselijk is een dergelijk paralleltraject niet pas op het laatste moment in te zetten, met het oog op zorgvuldige parlementaire besluitvorming, maar ook om te voorkomen dat de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 verlengd zal moeten worden, omdat de alternatieven niet op tijd gereed zijn?

Met betrekking tot de vraag of de quarantaineplicht voldoet aan de eisen die het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) in de zaak Enhorn 8 heeft geformuleerd, stelt de regering dat de formulering waarin wordt verwezen naar een «geïnfecteerde persoon», onvoldoende grond is om aan te nemen dat het EHRM daarmee uitdrukkelijk de personele reikwijdte van artikel 5, eerste lid, onderdeel e, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) in algemene zin heeft willen beperken tot geïnfecteerde personen. Ook stelt de regering dat het niet in de rede ligt om de toepasbaarheid van het betreffende artikelonderdeel met het oog op voorkoming van de verspreiding van besmettelijke ziekten, beperkt te achten tot personen van wie vaststaat dat zij geïnfecteerd zijn, en dat de tekst van voornoemd artikel derhalve volgens de regering in beginsel een grondslag biedt om een vrijheidsontnemende maatregel op te leggen aan mogelijk geïnfecteerde personen ter beperking van de verspreiding van besmettelijke ziekten. De leden van de GroenLinks-fractie kunnen het argument volgen dat de formulering van de uitspraak in de zaak Enhorn niet uitsluit dat artikel 5, eerste lid, onder e, van het EVRM breder gelezen zou kunnen worden. Artikel 5 van het EVRM heeft echter wel een uitputtende opsomming van situaties waarin een inbreuk is toegestaan, wat betekent dat de belangrijkste vraag is of de formulering van het artikel daadwerkelijk ruimte laat voor de interpretatie dat ook personen die mogelijk geïnfecteerd zijn, hieronder zijn begrepen. Dat de formulering in de zaak Enhorn dit niet uitsluit, betekent nog niet dat dit mogelijk is. Kan de regering dit onderschrijven?

De leden van de GroenLinks-fractie achten het, met de Raad van State, bij een zo ingrijpende inperking als vrijheidsontneming belangrijk dat de rechtmatigheid in het licht van het EVRM buiten twijfel is. Dat de formulering in de zaak Enhorn een bredere interpretatie niet uitsluit, achten zij hiervoor niet voldoende. Kan de regering haar standpunt dat het niet in de rede ligt om de toepasbaarheid van artikel 5, eerste lid, onder e, van het EVRM met het oog op voorkoming van de verspreiding van besmettelijke ziekten beperkt te achten tot personen van wie vaststaat dat zij geïnfecteerd zijn, verder onderbouwen met inhoudelijke argumenten, data, en waar mogelijk nationale of internationale jurisprudentie gerelateerd aan dit onderwerp?

5. Vragen en opmerkingen van de fractieleden van de Fractie-Nanninga

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport geeft, zo merken de fractieleden van de Fractie-Nanninga op, middels een stand van zakenbrief van 13 april 2021 naar eigen zeggen invulling aan de bepalingen van artikel 58s van de Wpg. Hij meent daarnaast te voldoen aan een hele rits van moties, waarvan een aantal van ruim 3 maanden geleden dateert. Daarmee neemt hij ruim de tijd om aan zijn plicht te voldoen. Hoe weegt de regering in dat kader het feit dat de Staten-Generaal nauwelijks een week de tijd krijgen om de informatievoorziening van de Minister te beoordelen? Is dit hoe de regering een nieuwe bestuurscultuur van macht en tegenmacht voor zich ziet? Vindt de regering het ook niet onhandig om juist in de week voor het voorjaarsreces de Staten-Generaal met de gewenste spoedbehandeling van de twee wetsvoorstellen – het wetsvoorstel Wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met het stellen van tijdelijke regels over de inzet van coronatoegangsbewijzen bij de bestrijding van het virus SARS-CoV-2 (Tijdelijke wet coronatoegangsbewijzen)9 en het onderhavige wetsvoorstel – onder druk te zetten en daarmee een kwalitatief goede afweging onmogelijk te maken?

Kan de regering de modellen waarop de prognoses van onder andere het OMT en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (hierna: RIVM) zijn gebaseerd, openbaar maken? Zo nee, waarom niet?

Is de regering van mening dat een in de Nederlands gezondheidszorg gebruikelijke figuur van «second opinion» bijdraagt aan de verhoging van de kwaliteit van de zorg? Indien het voorgaande instemmend wordt beantwoord, waarom wordt voor zoiets fundamenteels als de modellen en berekeningen van het OMT en het RIVM, die de grondslag zijn voor het extreem ingrijpende beleid van de regering, niet onafhankelijk en openbaar aan controle onderworpen? Worden deze modellen en berekeningen met regelmaat getoetst en bijgesteld indien de verwachte cijfers niet overeenkomen met de realiteit?

Hoe denkt de regering een tweedeling in de maatschappij te voorkomen tussen mensen die gevaccineerd zijn en vanwege overheidsbeleid vrij toegang hebben tot deelname aan de maatschappij, en mensen die dat niet zijn? Wat is het concrete perspectief voor jongeren, die gegeven het beleid, het langst coronabeperkende maatregelen opgelegd krijgen? Hoe realistisch acht de regering het naleven van de coronabeperkende maatregelen door gezonde jongeren met dit tempo van vaccineren?

6. Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

Er zijn in het wetsvoorstel veel uitzonderingen gemaakt op de quarantaineplicht, bijvoorbeeld voor personen die een aantal uren in Nederland zullen verblijven, mantelzorgers, grenswerkers, grensscholieren, geboorte van een kind, personen die een familielid bezoeken dat op korte termijn zal overlijden, personen die een uitvaart bijwonen, journalisten, gevaccineerden, et cetera. De burgemeester kan met het oog op bijzondere omstandigheden in een individueel geval ontheffing verlenen.

De leden van de PvdA-fractie vragen zich, deze uitzonderingen lezende, af wie er nog wel onder de reikwijdte van de quarantaineverplichting valt. Deze leden hebben begrip voor de gekozen uitzonderingen, maar vragen of de grote hoeveelheid uitzonderingen geen afbreuk doet aan het te verwachten effect van de maatregel. Kan de regering een schatting geven van het aantal mensen dat onder de reikwijdte van de maatregel zal gaan vallen en daarbij onderscheid maken naar reisdoel?

Voorts vragen de leden van de PvdA-fractie of een vliegverbod niet een efficiënter middel is om de genoemde doelstellingen te bereiken. Is de regering bereid, naast of in plaats van de quarantaineplicht, het vliegverbod te blijven gebruiken als instrument voor gebieden met de duiding «zeer hoog risico»?

Dit wetsvoorstel maakt net als veel andere maatregelen onderdeel uit van Tijdelijke wet maatregelen covid-19. Deze tijdelijke wet kent inmiddels vele vertakkingen. Is het risico aanwezig dat één of meerdere onderdelen van deze wet gehandhaafd blijven en dat het tijdelijke karakter van de tijdelijke wet hiermee in het geding is?

De leden van de PvdA-fractie zouden van de regering een doorkijk willen ontvangen van de periode na september 2021. Wat zijn de verwachtingen van de regering ten aanzien van het instrumentarium dat de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 biedt? Welke onderdelen van de tijdelijke wet zullen ook dan nog nodig zijn en welke onderwerpen kunnen (definitief) komen te vervallen? Op welke manier sorteert de regering voor op afschaffing van (onderdelen) van de tijdelijke wet?

Daarnaast hebben de leden van de PvdA-fractie ook vragen over de bewijslast op het moment dat iemand een sanctie krijgt. Er kunnen zich namelijk situaties voordoen waarbij mensen zich aan de regels houden (dus in verplichte quarantaine zitten), maar waarbij de deur niet wordt opengedaan en de telefoon niet wordt opgenomen. De leden vragen hoe hiermee omgegaan zal worden. Bij wie ligt de bewijslast in dit soort concrete gevallen?

Graag zouden de leden van de PvdA-fractie een stappenplan ontvangen met daarin per stap uiteengezet hoe de oplegging en afwikkeling van een boete verloopt, te beginnen bij het moment dat iemand wordt gesanctioneerd.

Ook hebben de leden van de PvdA-fractie nog vragen over de uitvoering van de handhaving van de quarantaineplicht. Er zal gewerkt gaan worden met belteams. Graag zouden de leden een stappenplan ontvangen met daarin het protocol van handhaving. Is er ruimte voor maatwerk voor de uitvoerders van de belteams en de handhavers? Graag vragen de leden van de PvdA-fractie de regering ook om te reflecteren op uitvoerbaarheid van dit systeem.

De leden van de PvdA-fractie willen enkele vragen stellen met betrekking tot de privacy van burgers en hun persoonlijke gegevens. Graag zouden zij vragen aan de regering hoe zij ervoor gaat zorgen dat persoonlijke gegevens goed beschermd zullen worden. Daarnaast zouden deze leden willen horen welke stappen de regering tot nu toe heeft genomen/voornemens is om te nemen om de bescherming van persoonsgegevens te waarborgen.

Aansluitend hebben de leden van de PvdA-fractie nog een aantal specifiekere vragen als het gaat om de privacy. Er wordt van burgers gevraagd om een formulier in te vullen met persoonlijke gegevens. Wat gebeurt er met deze formulieren en op welke manier wordt er toezicht gehouden op de gegevens? Vindt er vernietiging plaats na verloop van tijd? Wie krijgt deze informatie te zien? En ten slotte, zijn er voldoende checks and balances om de privacy en het toezicht daarop te handhaven?

7. Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

In zijn algemeenheid vragen de SP-fractieleden een bespiegeling van de regering in hoeverre beperkingen van grondrechten juridisch kunnen worden gestaafd door andere argumenten dan het bestrijden van de gezondheidsrisico’s van een pandemie. Is de regering van mening dat bijvoorbeeld ook economische belangenafwegingen het beperken van grondrechten rechtvaardigen? Graag een duidelijke analyse, zo vragen de leden.

De leden van de SP fractie vragen voorts voor hoe lang naar verwachting van de regering deze tijdelijke wet van toepassing zal zijn gelet op de ontwikkelingen wat betreft de afname van het aantal besmettingen en de stijgende vaccinatiegraad.

De leden van de SP-fractie hebben grote twijfel bij dit wetsvoorstel met betrekking tot effectiviteit, proportionaliteit, handhaafbaarheid en privacy, gelet op de ontwikkelingen binnen Europa. Welke overwegingen heeft de regering gemaakt om te komen tot de, in de woorden van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat in de Tweede Kamer, politieke keuze om een vanuit gezondheidsbescherming effectief non-discriminatoir vliegverbod in te willen ruilen voor een discriminatoire slecht handhaafbare en uit oogpunt van gezondheidsbescherming minder effectieve quarantaineplicht? Hebben economische afwegingen van bijvoorbeeld de luchtvaartindustrie een rol gespeeld bij deze politieke keuze, zo vragen de leden.

Deelt de regering de mening van de leden van de SP-fractie dat de voortschrijdende ontwikkelingen wat betreft afname van het aantal besmettingen en de stijgende vaccinatiegraad een algemene quarantaineplicht minder effectief maken dan een specifiek op bronnen gericht vliegverbod? Kan de regering aangeven wat er is gewijzigd in de opvattingen van de regering, nu bij de behandeling van andere wetsvoorstellen in de Eerste Kamer in januari 2021 en februari 2021 een geopperde quarantaineplicht, onder verwijzing naar bijvoorbeeld Duitsland, door de regering werd opzijgeschoven als nauwelijks effectief en daarom ongewenst?

De leden van de SP-fractie hebben over de praktische uitvoering en handhaafbaarheid nog enige concrete vragen. Kan de regering aangeven waarom er is gekozen voor een in vergelijking met omliggende landen zeer beperkte boete? Waarop baseert de regering de aanname dat hier een afschrikkende werking van uit zal gaan? Is het juist dat de handhaving door boa’s10 zal dienen plaats te vinden die dit moeten doen als aanvulling op hun huidige taken? Deelt de regering de mening van de fractieleden van de SP dat boa’s op dit moment al overvraagd worden, omdat zij verantwoordelijk zijn voor de handhaving van een groot aantal coronamaatregelen?

Op welke wijze zal worden omgegaan met inreizigers die niet beschikken over een volledig en volledig juist ingevuld formulier? Zullen zij na betaling van de hiervoor vastgestelde boete ongehinderd in kunnen reizen? Deelt de regering de mening van de SP-fractieleden dat met name reizigers zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland hiermee een groot gezondheidsrisico kunnen vormen, omdat zij niet traceerbaar blijken te zijn?

Bij de behandeling in de Tweede Kamer gaf de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan dat als het aantal reizigers groeit, er meer mensen aan het belteam van de GGD zullen worden toegevoegd. Maar is er ook extra capaciteit beschikbaar bij de gemeenten die via de boa’s voor opvolging van signalen vanuit het belteam verantwoordelijk zijn?

In de memorie van toelichting wordt aangegeven dat met dit wetsvoorstel schrijnende gevallen, zoals het bijwonen van een begrafenis, kunnen worden opgelost. Het is de leden niet duidelijk hoe een quarantaineplicht tot een oplossing leidt. Worden deze inreizigers dan vervolgens vrijgesteld van de quarantaineplicht, zo vragen de leden. Zo niet, dan is niet duidelijk waar dan de oplossing voor schrijnende gevallen wordt gevonden en daarom vragen de leden een nadere uitleg.

De leden vragen hoe zal worden omgegaan met gevaccineerde reizigers die door hun eigen land vrijgesteld zijn van quarantaineverplichtingen en testverplichtingen. Zij wijzen in dit verband bijvoorbeeld op reizigers die vanuit Duitsland inreizen. Deelt de regering de mening van de leden dat de ontwikkelingen in Europa nu zo snel gaan, dat de quarantaineplicht ingehaald dreigt te worden door deze ontwikkelingen? Hoe ziet de regering in dit verband de ontwikkeling dat in andere landen nu ook één vaccinatie met AstraZeneca gelijkgesteld wordt met een vaccinatie met het Janssen-vaccin, omdat na een aantal weken de beschermingsgraad gelijk is? Wat is de reactie van de regering op het plan om reeds na de eerste vaccinatie reizen mogelijk te maken? Op welke wijze gaat de regering voorkomen dat hierdoor willekeur ontstaat en wanneer zal er duidelijkheid op dit punt komen, zodat de mensen die belast zijn met toezicht en handhaving, hier ook daadwerkelijk mee kunnen werken?

Indien sprake is van een verplichte negatieve test in combinatie met een quarantaineplicht vragen de leden de regering inzicht te geven in welk percentage van de negatief geteste inreizigers na het inreizen alsnog naar verwachting positief zal testen. Is deze maatregel bij een laag te verwachten percentage in de proportionaliteit nog verdedigbaar en juridisch houdbaar, zo vragen de leden.

De leden van de SP-fractie hebben zorgen over de situatie van asielzoekers en vluchtelingen. Zijn er voldoende capaciteit en mogelijkheden om asielzoekers en vluchtelingen in afwachting van woonruimte bij corona-infecties en quarantaine te laten verblijven in een zelfstandige wooneenheid met eigen voorzieningen? De leden wijzen er op dat bij het COA11 veelal sprake is van gedeelde woonruimte en gedeelde voorzieningen.

Tevens hebben de leden van de SP-fractie grote zorgen over de situatie voor arbeidsmigranten. Op welke wijze wordt voorzien in een sluitende aanpak die ervoor zorgt dat arbeidsmigranten die in quarantaine geacht worden te gaan, ook daadwerkelijk daartoe in staat worden gesteld in een afzonderlijke wooneenheid met eigen voorzieningen?

8. Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

In reactie op de kritische vragen van de Raad van State stelt de regering dat het wetsvoorstel effectief zal zijn en handhaafbaar. Uit het geheel van de tekst blijkt dat de argumenten een kwalitatief karakter dragen. De fractieleden van de ChristenUnie vragen de regering of zij een en ander ook kan kwantificeren om de argumentatie met betrekking tot effectiviteit en handhaafbaarheid verder te onderbouwen.

Het gaat om het volgende. Stel dat het betreffende wetsvoorstel wordt aangenomen en dat het vliegverbod voor een (groot) aantal landen met een hoogrisicoprofiel wordt opgeheven. Hoeveel reizigers verwacht de regering dat per openbaar vervoer of per auto Nederland binnen zullen gaan en in quarantaine zouden moeten gaan? Hoeveel medewerkers moeten voor de belteams aangenomen worden en hoeveel medewerkers voor de regionale controleteams? Kunnen deze teams qua omvang gemakkelijk meebewegen met een toename van het aantal reizigers? Waar «haalt» de regering deze medewerkers vandaan? Kan zij een inschatting maken van de «pakkans»?

9. Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

1. De leden van de PvdD-fractie merken op dat de Raad van State betwijfelt of het wetsvoorstel in overeenstemming is met artikel 5 van het EVRM. In het nader rapport wijst de regering erop dat er een noodzaak kan bestaan om met betrekking tot personen «bij wie (nog) niet zeker is dat zij geïnfecteerd zijn» een vrijheidsontnemende maatregel toe te passen. Daarbij wordt overwogen: «De mogelijkheid om een maatregel van quarantaine op te leggen aan mogelijk geïnfecteerde personen is ook reeds vervat in artikel 35 van de Wet publieke gezondheid».12

Inderdaad wordt daarin quarantaine mogelijk geacht, maar uitsluitend indien «er redenen zijn om aan te nemen dat die persoon recentelijk een dusdanig contact met een lijder of een vermoedelijke lijder aan een infectieziekte behorend tot groep A heeft gehad, dat deze persoon mogelijk met dezelfde ziekte is geïnfecteerd».

1.1 Omdat wordt verwezen naar artikel 35 van de Wpg, is de vraag van belang of ingevolge artikel 58nb van het wetsvoorstel een quarantaineplicht ook uitsluitend in het leven mag worden geroepen voor degene die inreist indien er redenen zijn om aan te nemen dat die persoon recentelijk een dusdanig contact met een lijder of een vermoedelijke lijder aan Sars-CoV-2 heeft gehad, dat deze persoon mogelijk met dezelfde ziekte is geïnfecteerd. Is dat zo?

1.2 Zo ja, uit welke bepaling blijkt dat?

1.3 Zo nee, moet de regering dan erkennen dat de quarantaineverplichting die uit het voorstel voortvloeit, veel verder gaat dan die welke op grond van artikel 35 van de Wpg kan worden opgelegd?

1.4 Als dat laatste het geval is, waarom is dan een strenger regime nodig in het kader van het voorkomen van verspreiding van covid-19 dan in gevallen waarin mogelijke besmetting met een andere infectieziekte behorend tot groep A aan de orde kan zijn?

  • 2. Er doen zich de volgende situaties voor:

    • A. Een persoon die Nederland inreist uit een zeer hoogrisicogebied, wordt bij binnenkomst in Nederland gevraagd of hij verschijnselen van covid-19 heeft of recentelijk in contact is geweest met iemand die met covid-19 besmet was. Hij verklaart dat dit niet het geval is en degene die de vraag gesteld heeft, neemt zelf geen verschijnselen waar.

    • B. Een persoon die een locatie in Nederland heeft bezocht waar sprake is van een uitbraak van covid-19 en terugkeert naar zijn woonplaats elders, wordt gevraagd of hij verschijnselen van covid-19 heeft of recentelijk in contact is geweest met iemand die met covid-19 besmet was. Hij verklaart dat dit niet het geval is en degene die de vraag gesteld heeft, neemt zelf geen verschijnselen waar.

    • C. Een willekeurige persoon wordt op een willekeurige locatie in Nederland gevraagd of hij verschijnselen van covid-19 heeft of recentelijk in contact is geweest met iemand die met covid-19 besmet was. Hij verklaart dat dit niet het geval is en degene die de vraag gesteld heeft, neemt zelf geen verschijnselen waar.

2.1 Kan de regering aangeven of er met betrekking tot de persoon in situatie C zekerheid bestaat dat hij niet geïnfecteerd is met covid-19?

2.2 Als er niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat die persoon niet geïnfecteerd is, moet er dan rekening worden gehouden met een mogelijke verspreiding door die persoon van covid-19?

2.3 Kan de quarantainemaatregel als bedoeld in artikel 35 van de Wpg worden toegepast op de persoon in situatie C?

2.4 Kan de regering aangeven of er met betrekking tot de persoon in situatie B zekerheid bestaat dat hij mogelijk geïnfecteerd is met covid-19?

2.5 Kan de quarantainemaatregel als bedoeld in artikel 35 van de Wpg worden toegepast op de persoon in situatie B? Zo ja, wordt in de praktijk artikel 35 van de Wpg in zulke situaties toegepast? Als dat niet het geval is, waarom blijft die toepassing achterwege?

2.6 Kan de regering aangeven of er met betrekking tot de persoon in situatie A zekerheid bestaat dat hij mogelijk geïnfecteerd is met covid-19?

2.7 Kan de quarantainemaatregel als bedoeld in artikel 35 van de Wpg worden toegepast op de persoon in situatie A?

2.8 Als er in geen van de drie situaties (C, B en A) redenen zijn om aan te nemen dat de persoon recentelijk een dusdanig contact met een lijder of een vermoedelijke lijder aan Sars-CoV-2 heeft gehad, dat deze persoon mogelijk met dezelfde ziekte is geïnfecteerd, verschillen de personen bedoeld in situatie C, B en A dan zodanig dat de één wel en de ander niet aan maatregelen kan worden onderworpen die gericht zijn op het tegengaan van verspreiding van covid-19? Welke criteria worden bij beantwoording van die vraag gehanteerd?

3. Is de regering uit een oogpunt van gelijke behandeling bereid om de bevoegdheid tot het opleggen van een quarantaineplicht uit te breiden tot personen die verbleven hebben op een locatie in Nederland die op grond van de indicatoren genoemd in het tweede lid van artikel 58ea van het wetsvoorstel, als een hoog, zeer hoog of uitzonderlijk hoogrisicogebied dient te worden aangemerkt?

4. Zo nee, hoe verdraagt zich dan de toepassing van het wetsvoorstel met het beginsel van non-discriminatie indien iemand die in Nederland woonachtig is en inreist, zich erop beroept dat hij aan quarantaineverplichtingen wordt onderworpen in verband met een kans op besmetting van anderen die even groot is als die bij personen die in Nederland hebben verbleven op een locatie in Nederland die op grond van de indicatoren genoemd in het tweede lid van artikel 58ea van het wetsvoorstel, als een hoog, zeer hoog of uitzonderlijk hoogrisicogebied dient te worden aangemerkt?

5. Kan de regering aangeven op grond waarvan de inbreuk op de grondrechten die voortvloeit uit het opleggen van quarantaineverplichtingen bij toepassing van het voorstel, als minder ingrijpend moet worden aangemerkt dan het invoeren van een verbod van niet-noodzakelijke vliegreizen uit een hoog, zeer hoog of uitzonderlijk hoogrisicogebied?

6. Staat vast dat een persoon die tegen covid-19 gevaccineerd is, geen gevaar kan opleveren voor verspreiding van die ziekte?

7. Staat vast dat de tot op heden bekende vaccins bescherming bieden tegen alle zorgwekkende varianten van het virus SARS-CoV-2? Zo ja van welk vaccin staat dat vast en op grond van welke onderzoeksresultaten komt de regering tot dat oordeel?

8. Indien niet vaststaat dat degene die gevaccineerd is, niet aan de verspreiding van het virus kan bijdragen, wat is dan de grondslag voor de bevoegdheid die in artikel 58nc van het wetsvoorstel aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wordt toegekend om te bepalen dat een quarantaineverplichting niet geldt voor personen die een bewijs van vaccinatie kunnen tonen.

9. Onderschrijft de regering het oordeel van de leden van de fractie van de PvdD dat personen die inreizen en die over een bewijs van vaccinatie beschikken, in het voordeel zijn in verhouding tot personen die daarover niet kunnen beschikken? Zo nee, waarop baseert de regering die mening? Zo ja, onderschrijft de regering dan het standpunt dat op zo’n manier een systeem wordt ingevoerd waarbij sluipenderwijs het effect optreedt dat – zonder nadere discussie – het maatschappelijk steeds meer aanvaardbaar wordt geoordeeld dat niet-gevaccineerden worden achtergesteld bij gevaccineerden?

10. De Raad van State vraagt aandacht voor een ontheffingsmogelijkheid voor bijzondere gevallen.

10.1 Onderschrijft de regering het oordeel dat de zware inbreuk op de grondrechten die voortvloeit uit de quarantaineverplichting, vereist dat voor bijzondere gevallen een ontheffingsmogelijkheid dient te bestaan?

10.2 Vloeit uit artikel 58nc, vierde lid, van het wetsvoorstel een wettelijke plicht voort om een ontheffingsmogelijkheid voor individuele bijzondere gevallen in het leven te roepen?

10.3 Als de regering vraag 10.1 bevestigend beantwoordt en vraag 10.2 ontkennend, waarom is de ontheffingsmogelijkheid dan niet in het wetsvoorstel opgenomen?

10. Vragen en opmerkingen van de leden van de 50PLUS-fractie

De 50PLUS-fractieleden merken op dat werkgevers van arbeidsmigranten een verantwoordelijkheid hebben om huisvesting voor hun werknemers te regelen. Naar nu blijkt is er geen zicht op het totale aantal arbeidsmigranten, de sectoren waar ze werken en door welke organisatie ze zijn ingeleend. Wat algemeen bekend is, is dat deze arbeidsmigranten vaak op kamers wonen waar het geen uitzondering is dat meerdere mensen gehuisvest zijn in een kamer van minder dan 20 m2. Uit gegevens van de GGD is gebleken dat deze arbeidsmigranten vaak een cluster van besmetting zijn juist omdat ze dicht op elkaar wonen en verblijven. Voor deze groep bestaat vrijwel geen mogelijkheid om in thuisisolatie te gaan, zoals de nieuwe quarantaineplicht vereist. Hoe gaat de regering dit probleem oplossen? Betekent dit dat alle andere arbeidsmigranten in hetzelfde huis ook in quarantaine moeten? Is dat een realistische verwachting?

Hoe gaat de regering arbeidsmigranten opsporen die niet geregistreerd staan in de Basisregistratie Personen? De wel geregistreerde arbeidsmigranten staan inmiddels op de rol voor vaccinatie, maar uit cijfers blijkt dat de helft zoek is. Is de regering het eens met de conclusie dat naleving van de quarantaineplicht en controle daarop voor arbeidsmigranten feitelijk ondoenlijk is of heeft de regering hiervoor een oplossing?

Naleving van de quarantaineplicht zou gecontroleerd moeten worden door belteams, die op basis van achtergrondgeluiden een boa kunnen inschakelen om langs het huisadres te gaan om te controleren of iemand daadwerkelijk thuis in quarantaine zit. De leden van de 50PLUS-fractie vinden het criterium van achtergrondgeluiden uiterst vaag, veel te vaag om op grond daarvan een boa langs te sturen ter controle. Als een raam openstaat in je eigen huis kan dat al achtergrondgeluiden opleveren waardoor een zogenaamd gegrond vermoeden ontstaat om nadere stappen te gaan ondernemen en daardoor inbreuk te maken op iemands persoonlijke levenssfeer. Kan de regering uitleggen hoe je bewijst dat je wel in de voorgeschreven quarantaine zit? Is dit een soort omgekeerde bewijslast?

Ook gemeenten geven al aan dat de handhaafbaarheid van de quarantaineplicht niet gaat lukken. In met name de grote steden zijn veel te weinig boa’s om de vereiste controles uit te oefenen. Hoe denkt de regering dit tekort aan boa’s op zo’n korte termijn op te lossen? Of wordt dit probleem zoals steeds vaker, afgewenteld op de lagere overheden? Krijgen deze lagere overheden daarvoor extra budget van de regering? En, zo ja, aan welk budget denkt zij dan?

De regering geeft aan dat er geen quarantaine-inkomensvoorziening komt, omdat zij niet zou weten hoe deze in te richten. De leden van de 50PLUS-fractie zijn daarover enigszins verbaasd. Aan de ene kant komt er volgens de regering een systeem ter handhaving op de quarantaineplicht – zodat bekend is wie op welk moment in quarantaine zit – maar aan de andere kant kan daar geen geldelijke compensatie tegenover staan. Juist voor bepaalde groepen, zoals de zelfstandigen, zou toch enige compensatie op zijn plaats zijn als zij in verplichte quarantaine zitten. Kan de regering nog eens aangeven hoe het systeem van controle en naleving van de quarantaineplicht werkt ten opzichte van het niet geldelijk kunnen compenseren van degenen die daardoor inkomsten missen?

In de beantwoording van vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie, tijdens het wetgevingsoverleg op 28 april 2021 in de Tweede Kamer, over de quarantaineplicht voor asielzoekers heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport het volgende aangegeven: »Voor asielzoekers zal binnen de migratieketen een aparte quarantainevoorziening moeten worden getroffen».13 Graag ontvangen de 50PLUS-fractieleden een toelichting van de regering hierop. Wie gaat dit doen? En hoe zit het met de illegale asielzoekers? Is de regering bekend of er juist onder illegale asielzoekers grote aantallen covid-19-besmettingen zijn geweest of nog zijn?

De thuisquarantaineplicht is immers een vrijheidsontnemende maatregel en beperkt het recht op bewegingsvrijheid en het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De effectiviteit van de quarantaineplicht is onvoldoende duidelijk en de inbreuk op de grondrechten is vooralsnog niet gerechtvaardigd.14 Zo luidt het oordeel in een notendop van het advies van de Raad van State. Om zulke verregaande beperkingen op diverse grondrechten te rechtvaardigen, geldt een zware bewijslast waarbij de proportionaliteit en de noodzaak goed moeten worden gemotiveerd.

Graag horen de leden van de 50PLUS-fractie alsnog van de regering waarom zij de effectiviteit van de quarantaineplicht wel duidelijk genoeg vindt om de grondrechten in te perken, dit in het licht bezien dat gemeenten nu al waarschuwen dat zij niet in staat zijn om tot deugdelijke handhaving en controle over te kunnen gaan. Hoe verhoudt zich dit dan ten aanzien van de effectiviteit?

11. Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie constateren dat het wetsvoorstel ingrijpt op diverse grondrechten. Deze leden onderschrijven de noodzaak van bescherming van de volksgezondheid, maar achten de door de regering gevolgde lijn niet op voorhand proportioneel met het te dienen doel. Waarom zoekt de regering de proportionaliteit niet veel meer in het maken van onderscheid tussen verschillende groepen inreizigers? Deze leden merken op dat het voor het voeren van proportioneel beleid relevant kan zijn om te weten of en welke specifieke groepen mogelijk sterk nadelig presteren. De leden constateren dat alle inreizigers op dezelfde manier worden behandeld, terwijl de regering kennelijk geen gegevens heeft over het aandeel van verschillende groepen inreizigers in de besmettingen en hun nalevingsbereidheid. Waarom volstaat de regering met de opmerking dat de nalevingsbereidheid van de hele groep reizigers 21% is, terwijl het zo kan zijn dat die voor verschillende groepen reizigers sterk verschilt?

De leden van de SGP-fractie constateren dat een meerderheid in de Tweede Kamer heeft ingestemd met het amendement15 om kaders op te nemen ten aanzien van de verschillende hoogrisicogebieden en een expliciet wettelijke grondslag creëert op basis waarvan bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat personen die volledig gevaccineerd zijn, binnen afzienbare tijd worden uitgezonderd van de test- én quarantaineplicht. Hoe leest de regering de bij amendering ingevoegde mogelijkheid om binnen afzienbare termijn voordelen te verbinden aan vaccinatie? Hoe is de veronderstelling van de regering dat er met vaccinatiebewijzen gewerkt gaat worden te verenigen met de stelling dat zij zelfs geen indirecte vaccinatieplicht zou willen? Komen we hier niet in de sfeer van indirecte verplichting indien de verschillen tussen gevaccineerden en niet-gevaccineerden fors zijn en laatstgenoemden te maken krijgen met inbreuken op belangrijke vrijheidsrechten, bijvoorbeeld doordat gevaccineerden zich vrijelijk overal mogen bewegen terwijl niet-gevaccineerden telkens een periode hun huis niet uit mogen?

De leden van de SGP-fractie lezen dat de mogelijkheid om tegen de lamp te lopen volgens de regering gaat helpen. Er zou zelfs sprake zijn van een gerede kans om tegen de lamp te lopen. Deze leden lezen echter in de consultatie van de VNG16 dat er grote bezwaren rijzen wat betreft de uitvoering. Hoe zijn de inschattingen van de regering te verenigen met de constatering van de Werkgroep handhaving en de bevindingen van de VNG dat effectieve handhaving eigenlijk alleen mogelijk is in de situatie dat men betrokkene op straat tegenkomt? Schuilt hier niet een grote discrepantie in de beoordeling?

De regering spreekt over een enorme verbetering als het gaat om het reizen met de auto. De leden van de SGP-fractie constateren dat dat zeker het geval is voor zover het gaat over het al dan niet bestaan van een wettelijk systeem inzake quarantaine. De kernvraag is echter wat de effectiviteit van dat systeem is. Kan de regering bevestigen dat toezichthouders in beginsel volledig zullen moeten afgaan op het getuigenis van de inreiziger en dat het zeker bij verblijf in specifieke regio’s in beginsel onmogelijk zal zijn de quarantaineplicht als toezichthouder eigenstandig vast te stellen?

De leden van de SGP-fractie constateren dat de regering tijdens de plenaire behandeling in de Tweede Kamer gezegd heeft dat het erom gaat dat de inreizigers per auto op een bepaalde manier duidelijk kunnen maken waar ze vandaan komen. Deze leden vragen om een nadere duiding van deze opmerking. Er is toch geen bewijslast bij de inreiziger om op basis van bepaalde bewijsstukken zijn plaats van verblijf in het buitenland inzichtelijk te maken?

12. Tot slot

De leden van de commissies voor Justitie en Veiligheid, voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning en voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving zien de antwoorden van de regering met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk vrijdag 21 mei 2021. Onder voorbehoud van tijdige ontvangst van de nota naar aanleiding van het verslag kan het wetsvoorstel, gezamenlijk met het wetsvoorstel Wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met het stellen van tijdelijke regels over de inzet van coronatoegangsbewijzen bij de bestrijding van het virus SARS-CoV-2 (Tijdelijke wet coronatoegangsbewijzen)17, op 25 mei 2021 plenair worden behandeld, waarbij overigens ook de verlenging van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 wordt betrokken.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, De Boer

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Adriaansens

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning, Dittrich

De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, Meijer

De griffier voor dit verslag, Van Dooren


X Noot
1

Samenstelling Justitie en Veiligheid:

Backer (D66), De Boer (GL) (voorzitter), Van Dijk (SGP), Van Hattem (PVV), Rombouts (CDA), vac. (CU), Baay-Timmerman (50PLUS), Adriaansens (VVD), arbouw (VVD), Bezaan (PVV), De Blécourt-Wouterse (VVD), Dittrich (D66), Doornhof (CDA), Janssen (SP), Karimi (GL), Meijer (VVD), Nicolaï (PvdD), Otten (Fractie-Otten) (ondervoorzitter), Recourt (PvdA), Rietkerk (CDA), Veldhoen (GL), Van Wely (Fractie-Nanninga), Nanninga (Fractie-Nanninga). Raven (OSF), Karakus (PvdA), Talsma (CU), Hiddema (FVD)

X Noot
2

SamenstellingVolksgezondheid, Welzijn en Sport: Ganzevoort (GL), Gerkens (SP), Van Dijk (SGP), Van Hattem (PVV), Oomen-Ruijten (CDA), Rombouts (CDA), Bredenoord (D66), Koole (PvdA), De Bruijn-Wezeman (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV), Adriaansens (VVD) (voorzitter), Van der Burg (VVD), Dessing (FVD), Van Gurp (GL), Prast (PvdD), Van Pareren (Fractie-Nanninga) (ondervoorzitter), Prins (CDA), Vendrik (GL), Verkerk (CU), De Vries (Fractie-Otten), Van der Voort (D66), Keunen (VVD), Hermans (Fractie-Nanninga), Raven (OSF), Karakus (PvdA)

X Noot
3

Samenstelling Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis van de Koning: Kox (SP), vac. (PvdD), Ganzevoort (GL), De Boer (GL), Van Hattem (PVV), Pijlman (D66), Rombouts (CDA), Schalk (SGP), Koole (PvdA). Klip-Martin (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), Bezaan (VVD), Van der Burg (VVD), Crone (PvdA), Dittrich (D66) (voorzitter), Doornhof (CDA), Frentrop (FVD), Meijer (VVD), Nicolaï (PvdD) (ondervoorzitter), Rietkerk (CDA), Rosenmöller (GL), De Vries (Fractie-Otten), Keunen (VVD), Van der Linden (Fractie-Nanninga), Van Pareren (Fractie-Nanninga), Raven (OSF), Talsma (CU)

X Noot
4

Samenstelling Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving:

Atsma (CDA), De Boer (GL), Van Dijk (SGP), Pijlman (D66), Klip-Martin (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV), arbouw (VVD), Bezaan (PVV), Crone (PvdA), Dessing (FVD), Geerdink (VVD), Janssen (SP), Kluit (GL), Van der Linden (Fractie-Nanninga). Meijer (VVD) (voorzitter), Moonen (D66), Nicolaï (PvdD), Prins (CDA), Recourt (PvdA), Rietkerk (CDA), Vendrik (GL), Verkerk (CU), De Vries (Fractie-Otten), Van Pareren (Fractie-Nanninga), Raven (OSF), Karakus (PvdA) (ondervoorzitter)

X Noot
5

Kamerstukken 35 807.

X Noot
6

Kamerstukken 35 807.

X Noot
7

Kamerstukken II 2020/21, 35 808, nr. 24.

X Noot
8

EHRM 25 januari 2005, Enhorn/Zweden (56529/00).

X Noot
9

Kamerstukken 35 807.

X Noot
10

Buitengewoon opsporingsambtenaren.

X Noot
11

Centraal Orgaan opvang asielzoekers.

X Noot
12

Kamerstukken II 2020/21, 35 808, nr. 4, p. 4.

X Noot
13

Kamerstukken II 2020/21, 35 808, nr. 34, p. 93.

X Noot
15

Kamerstukken II 2020/21, 35 808, nr. 32.

X Noot
16

Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

X Noot
17

Kamerstukken 35 807.

Naar boven