Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 35788 nr. AE |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 35788 nr. AE |
Vastgesteld 14 april 2023
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap2 had kennisgenomen van de brief3 van 13 februari 2023, waarin de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap nadere vragen beantwoordde over de herinvoering van de basisbeurs en een tegemoetkoming voor huidige studenten zonder basisbeurs. Ook was de Minister in deze brief ingegaan op vragen over de uitvoering van de motie-Koffeman (PvdD) c.s.4 over de compensatie van studenten van de zogenoemde pechgeneratie voor de door hen betaalde of te betalen rentelasten. De fractieleden van de PvdD hadden naar aanleiding daarvan nog een aantal vervolgvragen. De fractieleden van de SP en 50PLUS sloten zich bij deze vragen aan.
Naar aanleiding hiervan is op 21 maart 2023 een brief gestuurd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
De Minister heeft op 14 april 2023 gereageerd.
De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde nader schriftelijk overleg.
De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dragstra
Aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Den Haag, 21 maart 2023
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft met belangstelling kennisgenomen van uw brief5 van 13 februari 2023, waarin u nadere vragen beantwoordt over de herinvoering van de basisbeurs en een tegemoetkoming voor huidige studenten zonder basisbeurs. Ook bent u in deze brief ingegaan op vragen over de uitvoering van de motie-Koffeman (PvdD) c.s.6 over de compensatie van studenten van de zogenoemde pechgeneratie voor de door hen betaalde of te betalen rentelasten. De fractieleden van de PvdD hebben naar aanleiding daarvan nog een aantal vervolgvragen. De fractieleden van de SP en 50PLUS sluiten zich graag bij deze vragen aan.
U geeft aan dat betaling van rente altijd een onderdeel is geweest van het «sociaal leenstelsel». Bent u het met de PvdD-fractieleden eens dat de voorwaarden waaronder banken rentedragende leningen verstrekken aan een strengere documentatie gebonden zijn dan ooit aan studenten verstrekt is ten aanzien van de door hen aangegane verplichtingen?
Deelt u de opvatting van voornoemde leden dat de lange periode waarin de rente nul procent was, heeft uitgenodigd tot het mogelijk aangaan van leningen door studenten die onnodige lastenverzwaring op latere datum met zich zouden kunnen brengen, zonder dat daartoe een deugdelijke prospectus en waarschuwing zijn uitgegeven? Indien de studenten zo’n prospectus en waarschuwing hebben ontvangen, kunt u die dan met de Kamer delen? Indien dat niet het geval is, kunt u dan aangeven op welke wijze u deze kennelijke omissie jegens de studenten alsnog wilt rechtzetten?
Kunt u alle communicatie vanuit het departement die betrekking heeft op de communicatie over de rechtsgevolgen voor studenten van het aangaan van een financiële verplichting in het kader van het sociaal leenstelsel in relatie tot later vast te leggen BKR-registratie en/of daaruit voortvloeiende gevolgen voor het aangaan van een hypothecaire lening, met de Kamer delen?
Indien daaruit blijkt dat studenten naar objectieve maatstaven onvoldoende voorlichting hebben ontvangen met betrekking tot het aangaan van een studielening, welke compenserende maatregelen wilt u dan treffen?
Deelt de Minister de opvatting van de PvdD-fractieleden dat het feit dat een generatie studenten gedupeerd is door het «sociaal leenstelsel», afzonderlijke maatregelen rechtvaardigt voor juist die groep studenten, omdat de generaties die voor en na hen studeerden, een betere uitgangspositie hebben en dat dat gegeven als onrechtvaardig beschouwd dient te worden?
Waaruit leidt u af dat moties die in de Eerste Kamer aangenomen zijn, niet uitgevoerd zouden hoeven worden wanneer daarvoor geen dekking is aangegeven?
Indien u in het lopende begrotingsjaar geen mogelijkheden ziet om een compensatie te verstrekken, waarom zou dat dan niet in het komende begrotingsjaar uitgevoerd kunnen worden?
Welke rechtvaardiging ziet u om een generatie van gedupeerde studenten slachtoffer te maken van het huidige begrotingsbeleid, wanneer niet voldaan is aan de reguliere informatieplicht die elke verstrekker van leningen heeft?
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ziet met belangstelling uit naar uw reactie en ontvangt deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.
Voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.J. Verkerk
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 april 2023
Hierbij stuur ik u de antwoorden op de vragen van de commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over mijn brief van 13 februari 2023 inzake Reactie op nadere vragen over de herinvoering basisbeurs en tegemoetkoming huidige studenten zonder basisbeurs.7
De fractieleden van de Partij voor de Dieren (PvdD) hebben naar aanleiding van de brief van 13 februari nadere vragen gesteld. De fractieleden van de SP en 50PLUS sluiten zich bij deze vragen aan. Hieronder geef ik antwoord op de gestelde vragen.
De leden vragen of het kabinet het met hen eens is dat de voorwaarden waaronder banken rentedragende leningen verstrekken strenger zijn ten aanzien van de vereiste documentatie dan de voorwaarden die gelden voor leningen die aan studenten zijn verstrekt. Het klopt dat de voorwaarden voor het verstrekken van consumptieve kredieten aan strenge eisen zijn gebonden. Een consumptief krediet vraagt altijd een vorm van risicomitigatie om te verzekeren dat de lening kan worden terugbetaald. Dat is bij een studielening niet het geval, zodat er voor iedereen de mogelijkheid ontstaat om een studie te volgen. Consumptieve kredieten en een studielening bij DUO verschillen daarnaast sterk in de voorwaarden voor terugbetalen. Zo wordt een studieschuld afgelost naar rato van het inkomen. Als iemand weinig verdient, zal hij/zij ook minder of helemaal niet hoeven af te lossen. De studieschuld die na de looptijd van de terugbetaaltermijn nog openstaat wordt bovendien kwijtgescholden.
De leden vragen of de periode waarin de rente nul procent was, heeft uitgenodigd tot het mogelijk aangaan van leningen door studenten die onnodige lastenverzwaring op een latere datum met zich mee zouden kunnen brengen, zonder dat daartoe een deugdelijke prospectus en waarschuwing zijn gegeven. Een studielening van DUO is niet aangemerkt als een financieel product in de zin van de Wet op het financieel toezicht (Wft). Consumptieve kredieten verschillen – zoals hierboven ook al benoemd – sterk in de vormgeving en de voorwaarden van een studielening bij DUO. De voorwaarden uit de Wft zijn daarom ook niet één op één toe te passen op DUO.
DUO informeert studenten over de voorwaarden van een studielening, waarbij wordt vermeld dat er sprake is van rente en dat deze kan wijzigen. Bij het aanvragen van een studielening staat vermeld dat de lening terugbetaald moet worden met rente. Vervolgens stuurt DUO in de eerste maand dat zij een lening ontvangen een mail met de belangrijkste informatie. In het jaarlijkse continueringsbericht dat (oud-)studenten ontvangen met informatie over hun studiefinanciering of aflossing voor het komende jaar worden zij ook geïnformeerd over de geldende rente voor het komende jaar.
De leden vragen tevens om alle communicatie vanuit het departement die betrekking heeft op de rechtsgevolgen voor studenten van het aangaan van een studielening. In de bijlagen vindt uw Kamer de hiervoor benoemde berichten die studenten ontvangen.
Daarnaast informeert DUO studenten via generieke communicatie, zoals de themapagina over bewust lenen8 en de webinars voor aankomend studenten in het mbo en hoger onderwijs. Ook heeft DUO samen met het Nibud een rekentool9 ontwikkeld, waarmee studenten inzicht kunnen krijgen in wat zij maandelijks aan financiële middelen nodig hebben. De tool geeft ook direct inzicht in de gevolgen van deze keuzes voor de toekomst als studenten gaan aflossen.
De leden vragen vervolgens welke compenserende maatregelen worden getroffen, indien blijkt dat studenten onvoldoende voorlichting hebben ontvangen. Het kabinet is van mening dat studenten goed zijn geïnformeerd over de gevolgen van het aangaan van een lening en dat er ook voldoende informatie beschikbaar is voor studenten om hier een weloverwogen keuze in te maken. DUO kijkt uiteraard altijd – ook samen met studenten – naar mogelijkheden om deze informatievoorziening verder te verbeteren. In het kader daarvan zullen ook de aanvraagschermen voor een studielening aangepast worden, zodat het voor studenten inzichtelijker wordt wat een studielening voor gevolgen heeft.
Verder vragen de leden of de studenten die onder het sociaal leenstelsel hebben gestudeerd recht hebben op afzonderlijke maatregelen vanwege het mislopen van de basisbeurs. Ik begrijp dat het wrang is voor studenten dat zij de basisbeurs nu terug zien komen, terwijl zij daar zelf geen aanspraak op hebben kunnen maken. Daarom stelt het kabinet een financiële tegemoetkoming beschikbaar voor deze groep studenten. Deze is ook beschikbaar voor de studenten die geen gebruik hebben gemaakt van studiefinanciering.10 De tegemoetkoming voor een studie met een nominale duur van vier jaar onder het leenstelsel bedraagt circa € 1.436.
De leden van de PvdD-fractie vragen waaruit het kabinet afleidt dat moties, die in de Eerste Kamer aangenomen zijn, niet uitgevoerd hoeven te worden wanneer daarvoor geen dekking is meegegeven. De fractie vraagt tevens waarom de motie niet in het komende begrotingsjaar uitgevoerd kan worden, indien het kabinet in het lopende begrotingsjaar geen mogelijkheden ziet om een compensatie te verstrekken. Het kabinet neemt aangenomen moties – uiteraard – altijd zeer serieus en heeft ook bij de bedoelde motie (Koffeman c.s.) een grondige afweging gemaakt.11 Het kabinet verantwoordt aan de Kamer wat met aangenomen moties wordt gedaan. Het uitvoeren van deze motie veronderstelt, in afwezigheid van geboden dekking, dat onderwijsmiddelen gebruikt zouden moeten worden om tot een compensatie te komen. Daartoe is het kabinet niet bereid, ook niet in latere begrotingsjaren, mede gezien de overige argumenten tegen een compensatie voor rentelasten die ik heb benoemd in de brief van 6 december jl.12
Tot slot vraagt de fractie welke rechtvaardiging het kabinet ziet om studenten, in de woorden van de fractie, slachtoffer te maken van het huidige begrotingsbeleid wanneer niet is voldaan aan de reguliere informatieplicht die elke verstrekker van leningen heeft. Zoals eerder in deze brief aangegeven is het kabinet van mening dat studenten – ook studenten die onder het leenstelsel hebben gestudeerd – voldoende geïnformeerd zijn over de voorwaarden van een studielening. Het kabinet begrijpt dat een studieschuld op oud-studenten drukt, maar wijst ook op de waarborgen die het stelsel kent en het maatwerk dat DUO in voorkomende gevallen kan verlenen.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf
Samenstelling:
Essers (CDA), Ganzevoort (GL), Van Strien (PVV), Van Apeldoorn (SP), Atsma (CDA), Pijlman (D66) (ondervoorzitter), Schalk (SGP), Klip-Martin (VVD), De Bruijn-Wezeman(VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), Beukering (Fractie-Nanninga). A.J.M. van Kesteren (PVV), De Blécourt-Wouterse (VVD), Vos (PvdA), Van den Berg (VVD), Dessing (FVD), Doornhof (CDA), Veldhoen (GL), Krijnen (GL), Van der Voort (D66), De Vries (Fractie-Otten), Nanninga (Fractie-Nanninga), Raven (OSF) Verkerk (CU) (voorzitter), Prast (PvdD) en Fiers (PvdA).
Hiervoor geldt dat studenten moeten voldoen aan de voorwaarden voor het ontvangen van studiefinanciering.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35788-AE.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.