35 788 Kabinetsformatie 2021

36 200 Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën

AC1 VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 14 februari 2023

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap2 had kennisgenomen van de brief3 van 6 december 2022, waarin de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap nadere vragen beantwoordde over de herinvoering van de basisbeurs en een tegemoetkoming voor huidige studenten zonder basisbeurs. Ook was de Minister in deze brief ingegaan op de uitvoering van de motie-Koffeman (PvdD) c.s.4 over de compensatie van studenten van de pechgeneratie voor de door hen betaalde of te betalen rentelasten. De fractieleden van de PvdD hadden naar aanleiding daarvan een aantal vervolgvragen. De fractieleden van de SP en 50PLUS sloten zich graag bij deze vragen aan.

Naar aanleiding hiervan is op 10 januari 2023 een brief gestuurd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

De Minister heeft op 13 februari 2023 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde nader schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dragstra

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Den Haag, 10 januari 2023

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft met belangstelling kennisgenomen van uw brief5 van 6 december 2022, waarin u nadere vragen beantwoordt over de herinvoering van de basisbeurs en een tegemoetkoming voor huidige studenten zonder basisbeurs. Ook bent u in deze brief ingegaan op de uitvoering van de motie-Koffeman (PvdD) c.s.6 over de compensatie van studenten van de pechgeneratie voor de door hen betaalde of te betalen rentelasten. De fractieleden van de PvdD hebben naar aanleiding daarvan nog een aantal vervolgvragen. De fractieleden van de SP en 50PLUS sluiten zich graag bij deze vragen aan.

U stelt in uw brief: «Nog dit jaar ontvangen huishoudens een vaste korting op de energierekening. Veel burgers in de samenleving – ook (oud-)studenten – worden hiermee geholpen. Het kabinet ziet geen aanleiding om voor specifiek (ex-)leenstelselstudenten tot een aanvullend pakket te komen.»7

1. Bent u het met de leden van de fractie van de PvdD eens dat de beantwoording van deze vraag onjuist is, omdat het kabinet heeft besloten studenten uit te sluiten van de energietoeslag, mede als gevolg van het advies8 van de landsadvocaat dat begin december 2022 naar de Tweede Kamer is gestuurd?

Op de website van Binnenlands Bestuur is het volgende te lezen: «De landsadvocaat concludeert dat het juridisch verdedigbaar is om studenten uit te sluiten van de energietoeslag. Daarbij speelt mee dat het toekennen van de energietoeslag aan studenten een te groot beroep zou doen op de uitvoeringscapaciteit van gemeenten. […] Daarom is het uitsluiten van de studenten als groep geoorloofd, ondanks het feit dat sommige studenten wel degelijk aan de voorwaarden van de regeling voldoen.»9

2. Bent u het met de fractieleden van de PvdD eens dat het oneerlijk is om studenten te benadelen ten opzichte van de rest van de maatschappij, terwijl velen van hen aan precies dezelfde eisen voldoen om een compensatie van € 1.300,- te ontvangen?

3. Bent u bereid om te onderzoeken of de uitvoeringscapaciteit van gemeenten anders ingericht kan worden, om toch de compensatie voor gedupeerde studenten uit te kunnen keren?

De landsadvocaat heeft expliciet benoemd dat gemeenten, als de uitvoeringscapaciteit niet groot genoeg is, vinden dat studenten alsnog gecompenseerd moeten worden, bijvoorbeeld via de uitvoeringsorganisatie Dienst Uitvoering Onderwijs (hierna: DUO).

4. Heeft u onderzocht of er een mogelijkheid is de energietoeslag voor studenten uit te keren via de uitvoeringsorganisatie DUO? Zo ja, wat kwam er uit dit onderzoek naar voren? Zo nee, waarom heeft dit onderzoek niet plaatsgevonden?

5. Bent u bereid dit advies van de landsadvocaat en gemeenten om studenten alsnog voor hun energierekening te compenseren via een andere uitvoeringsorganisatie zoals DUO, over te nemen? Zo nee, waarom niet?

U stelt voorts in uw brief: «Uit dit onderzoek blijkt ook dat een hoge (verwachte) schuld – in vergelijking met een lage(re) (verwachte) studieschuld – gepaard kan gaan met minder mentaal welbevinden en het vaker voorkomen van psychische klachten.»10

6. Bent u het met de fractieleden van de PvdD eens dat, gezien het feit dat er dit jaar plotseling een stijging van de rente op de studieschuld is toegevoegd door DUO, dit leidt tot onverwacht hogere schulden? Bent u het met hen eens dat studenten hierdoor verhoogde psychische klachten kunnen ervaren? Wat bent u bereid hieraan te doen?

De fractieleden van de PvdD zijn blij te horen dat er een verdiepend vervolgonderzoek komt naar de achterliggende oorzaken van prestatiedruk en stress onder studenten.11

7. Zullen in dit onderzoek huidige studenten én (oud-)leenstelselstudenten mee worden genomen, zodat duidelijk zal worden welk effect het leenstelsel heeft (gehad) op het psychisch welbevinden van studenten?

8. Welke stappen gaat u zetten als uit het onderzoek medio juni 2023 naar voren komt dat de studieschuld van leenstelselstudenten stress en psychologische klachten veroorzaakt?

U stelt tevens in uw brief dat de voornoemde motie-Koffeman c.s. niet uitgevoerd kan worden. Er wordt een aantal argumenten gegeven.

Ten eerste stelt u: «Een aanvullende maatregel die compenseert voor de rentestijgingen raakt een fundamenteel punt. Het stelsel is ingericht zodat het altijd werkt, ongeacht de economische situatie.»12

9. U leest de motie mogelijk verkeerd. Deze is niet gericht op een wijziging van het stelsel. Het gaat om het compenseren van een onrechtvaardigheid die het gevolg is van het stelsel. Kunt u daarop reflecteren?

U stelt vervolgens: «Daarnaast, een dergelijke maatregel zou betekenen dat onderwijsmiddelen worden ingezet voor afgestudeerden.»13 Dit zou volgens u het economische stelsel in gevaar kunnen brengen.

10. Moet daaruit worden afgeleid dat u van oordeel bent dat dat nimmer toelaatbaar zou zijn?

11. Hoe rijmt u dat met uw opmerking dat er al een financiële tegemoetkoming beschikbaar is voor ex-leenstelselstudenten? Deze tegemoetkoming komt toch ook uit onderwijsmiddelen?

12. Bent u het met de fractieleden van de PvdD eens dat als het niet gaat om een wijziging van het stelsel of een politieke keuze, maar om het repareren van onrechtvaardigheden, het niet passend is om te verlangen van de indiener van de motie om daar een dekking voor aan te wijzen? Zo nee, waarom niet?

13. Bent u het met de fractieleden van de PvdD eens dat het alsnog goed te verantwoorden is om onderwijsmiddelen te gebruiken voor de compensatie voor (ex-)leenstelselstudenten, omdat deze studenten tijdens hun studie niet de onderwijsmiddelen hebben gekregen waar ze eigenlijk, in vergelijking met voorgaande studenten en na hen komende studenten, recht op hadden?

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ziet met belangstelling uit naar uw reactie en ontvangt deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.

Voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.J. Verkerk

BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 februari 2023

Hierbij stuur ik uw Kamer de antwoorden op de vragen van de vaste commissie voor OCW over mijn brief van 6 december 2022 inzake herinvoering basisbeurs en tegemoetkoming huidige studenten zonder basisbeurs.

De fractieleden van de Partij voor de Dieren (PvdD) hebben naar aanleiding van de brief van 6 december 2022 nog dertien vervolgvragen gesteld. De fractieleden van de SP en 50Plus sluiten zich bij deze vragen aan. Ik zal de dertien vragen hieronder beantwoorden.

U stelt in uw brief: «Nog dit jaar ontvangen huishoudens een vaste korting op de energierekening. Veel burgers in de samenleving – ook (oud-)studenten – worden hiermee geholpen. Het kabinet ziet geen aanleiding om voor specifiek (ex-)leenstelselstudenten tot een aanvullend pakket te komen.»

1. Bent u het met de leden van de fractie van de PvdD eens dat de beantwoording van deze vraag onjuist is, omdat het kabinet heeft besloten studenten uit te sluiten van de energietoeslag, mede als gevolg van het advies van de landsadvocaat dat begin december 2022 naar de Tweede Kamer is gestuurd?

Voor de volledigheid merk ik op dat de energietoeslag valt onder het beleidsterrein van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen.

Specifiek voor het citaat is relevant dat hier niet gesproken wordt over de energietoeslag, maar over de korting op de energierekening. Ook studenten met een energiecontract op naam ontvingen deze korting in de maanden november en december 2022.

In de passage, waarvan het citaat onderdeel uitmaakt, werd benoemd dat het kabinet een breed koopkrachtpakket getroffen heeft. Van sommige maatregelen profiteren studenten, van andere maatregelen profiteren oud-studenten. Ook leenstelselstudenten profiteren dus van deze maatregelen, en mede in dat licht gaf het kabinet in de passage aan geen aanleiding te zien om specifiek voor hen met een aanvullend pakket te komen.

2. Bent u het met de fractieleden van de PvdD eens dat het oneerlijk is om studenten te benadelen ten opzichte van de rest van de maatschappij, terwijl velen van hen aan precies dezelfde eisen voldoen om een compensatie van € 1.300,- te ontvangen?

Voor de uitvoering van de energietoeslag is gekozen voor het juridisch kader van de categoriale bijzondere bijstand. Dit biedt de mogelijkheid om snel, dus zonder bewijsstukken ten aanzien van sterk gestegen energiekosten, de energietoeslag te verstrekken. Het uitkeren van de energietoeslag aan studenten zou wel een controle vereisen vanwege de diversiteit aan woonsituaties en daarmee een te grote belasting voor gemeenten betekenen, met name studentensteden. Het breed toekennen van de energietoeslag aan studenten zou bovendien, gezien de diversiteit in woonsituatie en bijbehorende energielasten, een te grote mate van overcompensatie tot gevolg hebben.

Studenten die in de financiële problemen komen als gevolg van de stijgende energieprijzen kunnen een beroep doen op de individuele bijzondere bijstand. Dit acht het kabinet een afdoende vangnet. Het kabinet heeft hiervoor in 2022 € 35 miljoen vrijgemaakt voor de studentensteden.

In 2023 profiteren studenten verder van het brede koopkrachtpakket en, in het geval van studenten met een eigen energiecontract, van het prijsplafond. Tevens is voor uitwonende studenten voor het studiejaar 2023–2024 een ophoging voorzien van de basisbeurs met bijna 165 euro per maand, wanneer het wetsvoorstel per 1 september 2023 in werking treedt.

3. Bent u bereid om te onderzoeken of de uitvoeringscapaciteit van gemeenten anders ingericht kan worden, om toch de compensatie voor gedupeerde studenten uit te kunnen keren?

Gemeenten hebben verschillende uitdagingen op te pakken, die allen vragen om uitvoeringscapaciteit die in de huidige krappe arbeidsmarkt niet ruim voorhanden is. Prioriteit geven aan de energietoeslag zou praktisch betekenen dat andere zaken gedeprioriteerd moet worden. Of gemeenten dat doen, met de consequenties die daarbij horen, valt binnen de verantwoordelijkheid van gemeenten zelf. Daarbij is de uitvoeringscapaciteit niet de enige reden om studenten niet in aanmerking te laten komen voor de energietoeslag. Gezien de diversiteit in woonsituatie en bijbehorende energielasten is de individuele bijzondere bijstand een beter passend instrument.

4. Heeft u onderzocht of er een mogelijkheid is de energietoeslag voor studenten uit te keren via de uitvoeringsorganisatie DUO? Zo ja, wat kwam er uit dit onderzoek naar voren? Zo nee, waarom heeft dit onderzoek niet plaatsgevonden?

In overleg met DUO is gekeken welke mogelijkheden er zijn om een energietoeslag uit te keren. Hieruit bleek dat de energietoeslag als zodanig niet past in de bestaande systemen van DUO voor de studiefinanciering, omdat DUO studiefinanciering in de vorm van een prestatiebeurs uitkeert en niet in de vorm van een gift. Het uitvoeren van de energietoeslag door DUO vergt het opzetten van nieuwe processen en systemen. Ook beschikt DUO niet over de juiste gegevens, zoals gegevens over het inkomen van de student en de vraag of de ho-student uitwonend is. Dit alles maakte dat uitvoering van de energietoeslag door DUO niet mogelijk was. Om dit op termijn wel mogelijk te maken, had flink moeten worden geprioriteerd waarbij andere grote opdrachten, zoals de herinvoering van de basisbeurs, in het gedrang zouden zijn gekomen.

Een andere mogelijkheid die is verkend, is het verhogen van studiefinancieringsbedragen. Voor studiefinanciering in het hoger onderwijs bestaat de basisbeurs echter niet tot de herinvoering daarvan en de beoogde inwerkingtreding van het wetsvoorstel is 1 september 2023. Daarnaast is relevant dat DUO de basisbeurs in het mbo in prestatiebeurzen (mbo 1 en 2 uitgezonderd) verstrekt. Dat zijn in principe leningen totdat men binnen de diplomatermijn (tijdig) afstudeert. Wetswijzigingen met terugwerkende kracht zijn alleen mogelijk voor maatregelen die louter begunstigend zijn, en het verhogen van prestatiebeurzen is dat niet in alle gevallen.

5. Bent u bereid dit advies van de landsadvocaat en gemeenten om studenten alsnog voor hun energierekening te compenseren via een andere uitvoeringsorganisatie zoals DUO, over te nemen? Zo nee, waarom niet?

De landsadvocaat is in het uitgebrachte advies niet in gegaan op compensatie van studenten via DUO. De landsadvocaat heeft enkel geadviseerd over waarom het uitsluiten van studenten van de energietoeslag naar zijn mening goed te rechtvaardigen is. Ook studenten profiteren van de maatregelen uit het koopkrachtpakket, waaronder een verhoging van de basisbeurs van bijna € 165 per maand voor uitwonende studenten die recht hebben op een basisbeurs.

6. Bent u het met de fractieleden van de PvdD eens dat, gezien het feit dat er dit jaar plotseling een stijging van de rente op de studieschuld is toegevoegd door DUO, dit leidt tot onverwacht hogere schulden?

Bent u het met hen eens dat studenten hierdoor verhoogde psychische klachten kunnen ervaren?

Wat bent u bereid hieraan te doen?

Elk jaar wordt de rente op de studieschuld vastgesteld, dat is wettelijk zo geregeld en daarover worden studenten door DUO geïnformeerd. Tegenover de studieleningen die de overheid uitgeeft aan studenten, staan staatsobligaties waarmee de overheid deze leningen voor studenten financiert. Wettelijk is daarmee vastgelegd dat enkel wanneer de rente op staatsobligaties 0% of negatief is, zoals tussen 2017 en 2022 het geval was, er sprake kan zijn van een rente op studieleningen van 0%. Ook ten tijde van invoering van het leenstelsel was de rente positief (0,12% in 2015).

Ook andere geldverstrekkers hebben met deze ontwikkeling te maken. De aflosvoorwaarden voor de studieschuld zijn nog altijd gunstiger dan de aflosvoorwaarden voor een consumptief krediet.

Er spelen altijd meerdere factoren mee bij stress en prestatiedruk. In november 2022 is een onderzoek gestart naar de oorzaken van stress en prestatiedruk bij studenten in het hoger onderwijs. In het onderzoek wordt gekeken naar verschillende factoren die mogelijk stress en prestatiedruk veroorzaken, de financiële situatie van studenten wordt ook meegenomen. Het onderzoek bevat daarnaast handelingsperspectieven voor de overheid, instellingen en studenten zelf. De resultaten worden voor de zomer 2023 verwacht. Daarnaast werk ik met de koepels en studentenorganisaties aan een kader voor een integrale aanpak studentenwelzijn. In dit kader zal ook aandacht worden besteed aan preventie en de bespreekbaarheid van financiële problemen van studenten binnen de instellingen.

7. Zullen in dit onderzoek huidige studenten én (oud-)leenstelselstudenten mee worden genomen, zodat duidelijk zal worden welk effect het leenstelsel heeft (gehad) op het psychisch welbevinden van studenten?

Nee, er wordt niet specifiek gekeken naar het effect van het leenstelsel op het welbevinden van studenten. In het verdiepende onderzoek naar stress en prestatiedruk ligt de focus op de oorzaken van stress en prestatiedruk bij studenten in het hoger onderwijs. De respondenten van het onderzoek bestaan uit zittende studenten, deskundigen en onderwijsprofessionals. De financiële situatie van studenten wordt wel als een van de mogelijke factoren meegenomen in het onderzoek.

8. Welke stappen gaat u zetten als uit het onderzoek medio juni 2023 naar voren komt dat de studieschuld van leenstelselstudenten stress en psychologische klachten veroorzaakt?

Het is belangrijk om de oorzaken van stress en prestatiedruk te kennen, daarom zijn we gestart met een verdiepend onderzoek. De financiële situatie van studenten is mogelijk een van de oorzaken van stress bij studenten. Het onderzoek biedt mogelijk nieuwe handelingsperspectieven boven op al bestaande interventies vanuit de overheid en hoger onderwijsinstellingen. Sinds 2018 werk ik samen met de onderwijskoepels en studentenorganisaties aan het verbeteren van studentenwelzijn in de landelijke werkgroep studentenwelzijn. Een van de aandachtsgebieden van de werkgroep is het verbeteren van de informatievoorziening binnen instellingen, bijvoorbeeld over de mogelijkheden en hulp voor studenten die stress ervaren door financiële problemen. Op landelijk niveau is de website hogeronderwijstoegankelijk.nl ontwikkeld. Deze website biedt informatie over ondersteuningsmogelijkheden en biedt ook inzicht in gemeentelijke voorzieningen en regelingen. Daarnaast is het belangrijk om het thema financiën uit de taboesfeer te halen en dit bespreekbaar te maken in het licht van een positieve mentale gezondheid. Ik kijk uit naar de resultaten en de handvatten die uit het onderzoek naar voren zullen komen.

U stelt tevens in uw brief dat de voornoemde motie-Koffeman c.s. niet uitgevoerd kan worden. Er wordt een aantal argumenten gegeven. Ten eerste stelt u: «Een aanvullende maatregel die compenseert voor de rentestijgingen raakt een fundamenteel punt. Het stelsel is ingericht zodat het altijd werkt, ongeacht de economische situatie.»

9. U leest de motie mogelijk verkeerd. Deze is niet gericht op een wijziging van het stelsel. Het gaat om het compenseren van een onrechtvaardigheid die het gevolg is van het stelsel. Kunt u daarop reflecteren?

Net zoals voor andere leningen, zoals een hypotheek, geldt dat over een lening rente moet worden betaald. Ik verwijs hiervoor naar mijn brief over de rente op studieschulden14.

Voor studieleningen is de renteberekening bepaald in de Wet studiefinanciering 2000. Daarin is ook vastgelegd dat de hoogte van de rente is gekoppeld aan obligaties van de Nederlandse staat. Dat betekent dat de rente laag is als de Nederlandse staat goedkoop geld leent – iets waarvan veel (oud-)studenten de laatste jaren hebben geprofiteerd – maar ook dat de rente stijgt als dat duurder wordt. Dat is niet een onrechtvaardigheid van het stelsel, maar iets waarvoor bewust gekozen is toen de wet werd opgesteld. Dat de rentes stijgen acht het kabinet dus geen grond voor compensatie.

Voor de volledigheid zij vermeld dat in de voornoemde brief ook benoemd is dat in de motie dekking ontbreekt om tot een aanvullende tegemoetkoming te komen. Ook daarom kan het kabinet de motie niet uitvoeren.

U stelt vervolgens: «Daarnaast, een dergelijke maatregel zou betekenen dat onderwijsmiddelen worden ingezet voor afgestudeerden.» Dit zou volgens u het economische stelsel in gevaar kunnen brengen.

10. Moet daaruit worden afgeleid dat u van oordeel bent dat dat nimmer toelaatbaar zou zijn?

Volgens de begrotingsregels moeten extra uitgaven worden gedekt binnen de eigen begroting. Een extra uitgave op de OCW-begroting zal dus moeten worden gedekt vanaf de OCW-begroting, tenzij uw Kamer daarvoor een passende alternatieve dekking aandraagt. Op dit moment acht ik het niet wenselijk om elders op de OCW-begroting een bezuiniging door te voeren.

Ik vind het van groot belang dat het studiefinancieringsstelsel stabiel en duurzaam is voor de huidige en toekomstige studenten. Het stelsel is daarom zo ingericht dat het in elke economische situatie werkt, wat ook betekent dat het mee en tegen kan zitten. Bij zo’n stelsel geldt ook dat het studiefinancieringsstelsel dus niet steeds meebeweegt met de economische omstandigheden.

Rente is altijd een onderdeel geweest van het stelsel en ook bij invoering van het leenstelsel was de rente positief. Dat deze de afgelopen jaren op nul uitkwam is een uitzonderlijke situatie, maar daarmee voor het kabinet geen reden om oud-studenten te compenseren nu het economisch tij aan het keren is.

11. Hoe rijmt u dat met uw opmerking dat er al een financiële tegemoetkoming beschikbaar is voor ex-leenstelselstudenten? Deze tegemoetkoming komt toch ook uit onderwijsmiddelen?

In het geval van de tegemoetkoming is er tijdens de kabinetsformatie voor gekozen om extra middelen van buiten de OCW-begroting aan te trekken. Indien deze middelen niet gebruikt zouden worden voor de tegemoetkoming, dan zouden de middelen niet automatisch beschikbaar zijn gekomen elders binnen de OCW-begroting.

12. Bent u het met de fractieleden van de PvdD eens dat als het niet gaat om een wijziging van het stelsel of een politieke keuze, maar om het repareren van onrechtvaardigheden, het niet passend is om te verlangen van de indiener van de motie om daar een dekking voor aan te wijzen? Zo nee, waarom niet?

Zoals aangegeven ben ik van mening dat er geen sprake is van een onrechtvaardigheid. Indien er voor beleidswijzigingen wordt gekozen en daar financiële middelen voor nodig zijn, dan zal daar de benodigde financiële dekking voor moeten worden gegeven. Daarbij geldt tevens dat het uitgeven van middelen zonder dat daar dekking voor is, betekent dat ik op andere gebieden moet bezuinigen.

13. Bent u het met de fractieleden van de PvdD eens dat het alsnog goed te verantwoorden is om onderwijsmiddelen te gebruiken voor de compensatie voor (ex-)leenstelselstudenten, omdat deze studenten tijdens hun studie niet de onderwijsmiddelen hebben gekregen waar ze eigenlijk, in vergelijking met voorgaande studenten en na hen komende studenten, recht op hadden?

Onderwijs bepaalt de toekomst van Nederland. Ik zou het dus bijzonder onverstandig achten om te bezuinigen op het onderwijs van de huidige en toekomstige studenten.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf


X Noot
1

De letters AC hebben alleen betrekking op 35 788.

X Noot
2

Samenstelling:

Essers (CDA), Ganzevoort (GL), Van Strien (PVV), Van Apeldoorn (SP), Atsma (CDA), Pijlman (D66) (ondervoorzitter), Schalk (SGP), Klip-Martin (VVD), De Bruijn-Wezeman(VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), Beukering (Fractie-Nanninga). A.J.M. van Kesteren (PVV), De Blécourt-Wouterse (VVD), Vos (PvdA), Van den Berg (VVD), Dessing (FVD), Doornhof (CDA), Veldhoen (GL), Krijnen (GL), Van der Voort (D66), De Vries (Fractie-Otten), Nanninga (Fractie-Nanninga), Raven (OSF) Verkerk (CU) (voorzitter), Prast (PvdD) en Fiers (PvdA).

X Noot
3

Kamerstukken I 2022/23, 35 788/36 200, AB.

X Noot
4

Kamerstukken I 2022/23, 36 200, P.

X Noot
5

Kamerstukken I 2022/23, 35 788/36 200, AB.

X Noot
6

Kamerstukken I 2022/23, 36 200, P.

X Noot
7

Kamerstukken I 2022/23, 35 788/36 200, AB, p. 6.

X Noot
8

Kamerstukken II 2022/23, 36 057, nr. 19.

X Noot
10

Kamerstukken I 2022/23, 35 788/36 200, AB, p. 6.

X Noot
11

Kamerstukken I 2022/23, 35 788/36 200, AB, p. 6.

X Noot
12

Kamerstukken I 2022/23, 35 788/36 200, AB, p. 7.

X Noot
13

Kamerstukken I 2022/23, 35 788/36 200, AB, p. 7.

X Noot
14

Kamerstukken II 2022/2023, 32847–981.

Naar boven